Kerstmis (Gerrit Achterberg)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 
Luca Giordano, De aanbidding door de herders, rond 1688

 

Kerstmis

Klokken haalden mij uit de slaap vandaan:
Kerstmis over Den Haag om middernacht.
Hij, die ik dagelijks te wezen dacht,
trok uit mij weg en kwam alleen te staan.

Ik keek tegen mijn eigen leven aan,
alsof een ander het had doorgebracht.
Een lege helderheid betrok de wacht
tussen mij en het opgeschoven raam.

De stad verstomde. Mijn verbeelding ging
over de torens heen naar Bethlehem.
2000 jaren her is daar een kind
zojuist geboren en de moeder windt
het in een doek. De ezel en de man
maken het nuchter mee. Een engel zingt.

 

 
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)
Nederlands Hervormde Kerk in Langenbroek. Gerrit Achterberg werd geboren in Langenbroek.

 

Zie voor de schrijvers van de 25e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

Gebed

Als kluisdeuren schuiven vingers in elkaar,
rust boven de schoot een dubbele vuist.
Nog steeds is je hart groter dan de knokenkluwen

die je zachtjes tegen je voorhoofd perst.
Wat je vroeger gebruikte om te weren, ligt
nu geklonken neer. Zo van: ik lok je god,
het is okay.

 

Kaarsje

De lont verkoolt in het vlamhart en ervoor
staat de wapenbroeder van Jeanne d’Arc. Hij zag
machteloos toe hoe ze terecht werd gesteld.

Iedere keer wanneer hij een licht opsteekt,
ziet hij een geblakerde, terugstaren
vanuit het vuur. Neemt waar dat hij toekijkt en
wat hij ook lijkt, het is niet voldoende.

 

Liedje

Laat me je oproepen in de geest
van degene die dit jaren later leest.
Ook al stellen ze zich je blond voor,

je ogen grijs en je mond grover
dan ik bedoelde. Laat me uitbeelden
voor wanneer niemand je meer wil,
voor als niemand nog de pen uit

mijn handen rukt, verwacht ik je
tong en hef je mijn gezicht alsof
het een kelk is.

 

 
Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

Lees verder “Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert”

Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

ONZE MOEDER I

Onze moeder kan een voetstuk op (één teug),
ze drinkt al jaren onder de tafel. Van flessenbodems
schrapen we gedachtenis af. We zetten ze bij,

de vaasjes waarop blank fluiteschuim bloesemt
en soms druipt het, soms knipoogt de fles soms

kruipen er wolken voor de zin. Slokken die
de dag van het gelaat vijlen. Wat doet iemand als wij
op een plek als enfin.

Onze moeder dus
die kan een voetstuk op.
Nu hop,

straks ziet ze dat we het aankunnen. Klappen we
voor ouders die niet willen dat er over hen wordt
gedroomd,

knip zegt het glas en de kamer gaat uit.

 

ONZE MOEDER II

Op een dag werden we uit onze moeder gepeld
en ik vergat dat ze botten dealde.

Je raakt ook zo snel afgeleid
door de eerderen die maar om elkaar krommen
om maar in elkaar te stollen

terwijl je slonk. Er is grond
waarop ik palmen plant, getuigen
dat ik geen wortel meer schiet.
Mezelf niet als een kalenderblad
scheuren kan.

De aarde slurpt regenwormen op en ik gok
dat we allemaal lief willen worden
(gevonden), men zich op de bodem
in een midden bevindt. Dat voor ons niets
ooit aanbreekt.

 

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

Lees verder “Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert”

Dolce far niente 9, Madison Cawein, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt

Romenu heeft even vrij vandaag. Morgen weer de gebruikelijke berichten.

De Amerikaanse dichter Madison Julius Cawein werd geboren in Louisville, Kentucky, op 23 maart 1865. Zie ook mijn blog van 23 maart 2012.

Dolce Far Niente

I

Over the bay as our boat went sailing
Under the skies of Augustine,
Far to the East lay the ocean paling
Under the skies of Augustine.–
There, in the boat as we sat together,
Soft in the glow of the turquoise weather,
Light as the foam or a seagull’s feather,
Fair of form and of face serene,
Sweet at my side I felt you lean,
As over the bay our boat went sailing
Under the skies of Augustine.


II

Over the bay as our boat went sailing
Under the skies of Augustine,
Pine and palm, to the West, hung, trailing
Under the skies of Augustine.–
Was it the wind that sighed above you?
Was it the wave that whispered of you?
Was it my soul that said “I love you”?
Was it your heart that murmured between,
Answering, shy as a bird unseen?
As over the bay our boat went sailing
Under the skies of Augustine.


III


Over the bay as our boat went sailing
Under the skies of Augustine,
Gray and low flew the heron wailing
Under the skies of Augustine.–
Naught was spoken. We watched the simple
Gulls wing past. Your hat’s white wimple
Shadowed your eyes. And your lips, a-dimple,
Smiled and seemed from your soul to wean
An inner beauty, an added sheen,
As over the bay our boat went sailing
Under the skies of Augustine.

CarolineBell_Gloucester

‚Gloucester Scene’ door Caroline M Bell (1874 – 1970)

IV

Over the bay as our boat went sailing
Under the skies of Augustine,
Red on the marshes the day flared, failing
Under the skies of Augustine.–
Was it your thought, or the transitory
Gold of the West, like a dreamy story,
Bright on your brow, that I read? the glory
And grace of love, like a rose-crowned queen
Pictured pensive in mind and mien?
As over the bay our boat went sailing
Under the skies of Augustine.


V

Over the bay as our boat went sailing
Under the skies of Augustine,
Wan on the waters the mist lay veiling
Under the skies of Augustine.–
Was it the joy that begot the sorrow?–
Joy that was filled with the dreams that borrow
Prescience sad of a far To-morrow,–
There in the Now that was all too keen,
That shadowed the fate that might intervene?
As over the bay our boat went sailing
Under the skies of Augustine.


VI

Over the bay as our boat went sailing
Under the skies of Augustine,
The marsh-hen cried and the tide was ailing
Under the skies of Augustine.–
And so we parted. No vows were spoken.
No faith was plighted that might be broken.
But deep in our hearts each bore a token
Of life and of love and of all they mean,
Beautiful, thornless and ever green,
As over the bay our boat went sailing
Under the skies of Augustine.

cawein
Madison Cawein (23 maart 1865 – 8 december 1914)

 

De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook alle tags voor Gerrit Achterberg op dit blog.

Bekering

Gij hebt het hoog geheim doorbroken, Heere Jezus
Tussen ons en den Vader, naar Uw Woord
mogen wij zonder zonde zijn en nieuwe wezens
wat er ook in ons leven is gebeurd.

Ik deed van alles wat gedaan kan worden,
het meest misdadige – en was verdoemd.
Maar Gij hebt God een witte naam genoemd
met die van mij. Nu is het stil geworden,
zoals een zomer om de dorpen bloeit.

En moeten ook de bloemen weer verdorren:
mijn lendenen zijn omgord, mijn voeten staan geschoeid.
Uit Uwe Hand ten tweede maal geboren,
schrijd ik U uit het donker tegemoet.

 

Deïsme

De mens is voor een tijd een plaats van God.
Houdt geen gelijkteken nog iets bijeen,
dan wordt hij afgeschreven op een steen.
De overeenkomst lijkt te lopen tot
deze voleinding, dit abrupte slot.

Want God gaat verder, zwenkend van hem heen
in zijn miljoenen. God is nooit alleen.
Voor gene kwam een ander weer aan bod.

We zijn voor hem een vol benzinevat,
dat hij leeg achterlaat. Hij moet het kwijt,
al de afval, met zijn wezen in strijd.

Sinds hij zich van de schepping onderscheidt,
gingen wij dood en liggen langs het pad,

wanneer niet Christus, koopman in oudroest,
ons juist in zo’n conditie vinden moest;
alsof hij met de Vader had gesmoesd.

 

Arbeidsvermogen van plaats

Gij zijt aan mij gebonden met het al.
Elke steen bezit uw val
en ieder cijfer uw getal;
de mededeling uw verhaal;
tong uw taal;
de veelheid uw geval.
Gij hoopt u in mij op
met doodgewicht aan regendrop.
Iedere vleugel heft u op.

achterberg2
Gerrit Achterberg
(20 mei 1905 – 17 januari 1962)

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd op 20 mei 1911 geboren in Kapelle. Zie ook mijn blog van 20 mei 2011 en eveneens alle tags voor Annie M.G. Schmidt op dit blog.

Een dichter

Piet Pluimers wou het liefste verzen schrijven
over wat late rozen in de zon.
Hij was een dichter en hij wou het blijven.
Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.

Het rijmde ook. Maar and’re dichters zeiden:
je mag niet rijmen joh, ’t is geen gezicht!
Je moet zorgvuldig alle rijm vermijden,
want een gedicht dat rijmt is geen gedicht.

En dan dat metrum! Dat is uit de mode.
’t Mag niet van rál de ral de rál de ral.
Punten en komma’s, jongen, zijn verboden.
En denk erom: geen hoofdletters vooral.

En nooit een hele zin. Alleen maar brokken.
En rozen mógen wel een keer, maar dan
slechts in verband met baarmoeders en sokken
en zó dat niemand het begrijpen kan.

’t Is maar een weet, we zeggen ’t je maar even.
Piet had het spoedig door en hij zei: o.
Hij heeft diezelfde dag een vers geschreven,
zijn eerste echte vers. En dat ging zo:

‘ik drijf spelden van wanhoop
in de huid van je
grutten wezenloos
woezie woezie 17 en
klaan uit je klukhaar versuikeren
bleke bliezen in schedels met spuigaten
vol blauw gehakt.’

En toen zei iedereen: dat is reusachtig!
En Paul Rodenko schreef een heel lang stuk
in ‘Maatstaf’ om te laten zien hoe prachtig
het was. Vooral dat ‘woezie’ en dat ‘kluk’.

Alleen Piet Pluimers zelf was niet tevreden.
Hij wou zo graag eens rijmen, want helaas,
hij heeft nu eenmaal ’t rijm onder z’n leden.
Maar nee, hij mag alleen met Sinterklaas.

En hij wou graag één keer een komma zetten.
Ach Piet! Over tien jaren slaat het om!
Dan rijmt men weer. Dan maakt men weer sonnetten.
Dan gaat het weer van póm de róm de róm.

Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)

100 Jaar Annie M.G. Schmidt, Gerrit Achterberg, William Michaelian, Wolfgang Borchert

100 Jaar Annie M.G. Schmidt

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd, vandaag precies 100 jaar geleden, op 20 mei 1911 geboren in Kapelle. Zie ook mijn blog van 20 mei 2010 en eveneens alle tags voor Annie M.G. Schmidt op dit blog.

Moeder dicht

‘Mijn bladerloze schaduw mijdt het water’
Ziezo hè hè, de eerste regel staat er.
‘en speurt de witte angst van eeuwen later’
Ga weg! Ga spelen met je transformator!
Je ziet toch dat je moeder zit te dichten.
‘ik wend mij af en doof mijn vale lichten
ik heb ’tedúm tedúm’ geweten’
Dat vul ik later in. Na ’t middageten.
‘mijn weemoed maakt de koele vlinder wakker
van mij getooide zelf’.Daar is de bakker!
Zeg maar: ’n halfje bruin en ’n heel wit.
‘o grijze schim die daar zo heilloos zit
ik zie mijn grijze droefheid aan de kim’
Da’s tweemaal grijs. Dat kan niet. ‘naakte schim
aan wie ik zal mijn zachte treurnis zeg’
En nog een rol beschuit! O is ie weg?
‘als dauw die druppelt van de trage bomen’
Als jij nog één keer binnen durft te komen,
dan krijg je geen vanille-vla vanavond!
‘zo druppelt in dit hart tezeer gehavend’
Je moeder dicht. Ze heeft geen tijd, totaal niet.
Als vader thuiskomt gaat het helemaal niet.
Je moeder zou een Shakespeare kunnen zijn.
Ze is het niet. Dat komt door jouw gedrein.
Daar gaat ie weer. ‘O humtum klaar en koel
in ’t land van late regen en ik voel
mijn schamelheid.’ ’n Heer met een kwitantie?
Zeg maar: m’n moeder is met kerstvakantie.
‘mijn schamelheid.’ Wat is dat? Hoofdje zeer?
M’n schatje toch… Gevallen met je beer?
Je moeder komt… na na… daar is ze al.
Wees nou maar zoet – ’t genie staat weer op stal.

 

Op een mooie Pinksterdag

Op een mooie Pinksterdag,
Als het even kon
Liep ik met mijn dochter aan het handje in het parrekie
te kuieren in de zon
Gingen madeliefjes plukken
Eendjes voeren
Eindeloos
Kijk nou toch, je jurk wordt nat
Je handjes vuil
En papa boos

Vader was een mooie held
Vader was de baas
Vader was een duidelijke mengeling
van Onze Lieve Heer en Sinterklaas
Ben je bang voor ’t hondje
Hondje bijt niet
Papa zegt dat ie niet bijt
Op een mooie Pinksterdag
Met de kleine meid

Als het kindje groter wordt
Roossie in de knop
Zou je tegen alle jongens willen zeggen:
handen thuis en lazer op
Hebbu dat nou ook meneer?
Jawel, meneer
Precies als iedereen
Op een mooie Pinksterdag
Laat ze je alleen

Morgen kan ze zwanger zijn
’t Kan ook nog vandaag
’t Kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of iemand uit Den Haag
Vader kan gaan smeken
En gaan preken
Tot hij purper ziet
Vader zegt: pas op, m’n kind
Dat hondje bijt
Ze luistert niet

Vader is een hypocriet
Vader is een nul
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen
en de rest is flauwekul
Ik wou dat ik nog één keer
Met mijn dochter
Aan het handje lopen kon
Op een mooie Pinksterdag
Samen in de zon.



Annie M.G. Schmidt
(20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

Lees verder “100 Jaar Annie M.G. Schmidt, Gerrit Achterberg, William Michaelian, Wolfgang Borchert”

Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert

De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook mijn blog van 20 mei 2009 en ook mijn blog van 20 mei 2008 en ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2006.

Komaf

Vertoeven in familie voor een keer.
Wij zitten om de tafel bij elkaar.
Hetzelfde woordgebruik en handgebaar
komen nog altijd op hetzelfde neer.

Ik mag wel oppassen of ben alweer
geworteld en voortdurend in gevaar
dupe te worden van de evenaar
die alles afweegt op een vast weleer.

Ik wil niet meer. Het is te veel verzuurd.
De wereld schoof zich tussen toen en nu.
Zo luchtig mogelijk ga ik vertrekken.

Om niet voortijdig argwaan op te wekken
zeg ik in ’t dode idioom aju
en fiets hermetisch door de strenge buurt.

 

Hoonte

Vlak voor de ramen staat het boomtheater.
Insecten trekken strepen langs de ruit
en vlinders buit’len om elkanders buit.
Een dikke duif vliegt in de groene krater

van bladeren, een duiker onder water,
en komt er later even oud weer uit.
Het leven, tegen dit decor gestuit,
wordt speeltoneel terwijl ik kijk en staat er.

Ik heb van de natuur nog nooit genoten
als hier op Hoonte in de Achterhoek.
Mariahoeve heet het hoge huis.

Hier krijgt het ogenblik voldoende grootte
en achtergrond, een eeuwig open doek
voor de verbeelding van het paradijs.

 

Zwarte lente

In de zon is de dood begonnen.
Hij heeft het zoete vreten aangevangen.
De warme velden worden donker overronnen.

Wij lopen nu met vrome voeten over naakte wegen
en zijn van zijne majesteit doorzegen.
Ergens is er een onderspit gedolven.

En iedere vrouw is ons genegen
haar bloed te mengen met de zwarte zonnen,
die van de zomen van ons bloed zijn opgestegen.

O lente, zon-bedronken en van donker overrompeld.

deventer

Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)

 

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd geboren in Kapelle op 20 mei 1911. Zie ook mijn blog van 20 mei 2009 en ook mijn blog van 20 mei 2008 en ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2006.

Ik ben lekker stout 

Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen bandjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
jawel mevrouw, jawel meneer…
nee, nooit meer in m’n leven!
Ik hou m’n handen op m’n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
‘k Wil lekker knoeien met het zout
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!

En heel hard stampen in een plas
en dan m’n tong uitsteken
en morsen op m’n nieuwe jas
en ik wil OVERMORGEN pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: NEE!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: BIL

 

Coctailparty

Daar zit de vrouw van de fabrikant
met veel briljanten van voren
en ook briljanten aan haar hand
en in haar oren.

En om haar hals een parelcollier
en om haar mond verdriet.
Hij zal wel weer op reis zijn want
hij is er niet.

En al die echte stenen zijn
de schuldgevoelens van haar man,
allemaal stukjes schuldgevoel
heeft zij an.

En als hij thuiskomt krijgt ze weer
een bloedrobijn, of iets van bont,
nog meer briljanten om haar hals
meer verdriet om haar mond.

Anie_Schmidt_Carmiggelt

Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)
Jaren vijftig, met Simon Carmiggelt

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, California. Zie ook mijn blog van 20 mei 2009

Friends

On the sidewalk
the old woman sits
at a small table
talking to her dog.
She sips coffee,
offers him crumbs
from her paper plate.
Croissant, she says,
and the dog answers
with a sneezy little bark
that sounds exactly
like the word flaky.
They smile at each other,
then pause for a moment
to scratch at their fleas.
The morning sun rises
above the brick building
across the street.
It is a good sun,
full of understanding
and ancient wisdom.

 

Early Morning Haiku

My dear one asleep
Gives pause to the rising sun
How still is our room!

The morning traffic
Sounds like the roar of the sur

I long for wet sand

Good morning scrub jay
What new joy do you proclaim?
A mate or the wind?

William_Michaelian

William Michaelian (Dinuba,  20 mei 1956)

 

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Borchert werd geboren op 20 mei 1921 in Hamburg. Zie voor ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 200

Warum, ach sag, warum

 

Warum, ach sag, warum
geht nun die Sonne fort?
Schlaf ein, mein Kind, und träume sacht,
das kommt wohl von der dunklen Nacht,
da geht die Sonne fort.

Warum, ach sag, warum
wird unsere Stadt so still?
Schlaf ein, mein Kind, und träume sacht,
das kommt wohl von der dunklen Nacht,
weil sie dann schlafen will.

Warum, ach sag, warum
brennt die Laterne so?
Schlaf ein, mein Kind, und träume sacht,
das kommt wohl von der dunklen Nacht,
da brennt sie lichterloh!

Warum, ach sag, warum
gehn manche Hand in Hand?
Schlaf ein, mein Kind, und träume sacht,
das kommt wohl von der dunklen Nacht,
da geht man Hand in Hand.

Warum, ach sag, warum
ist unser Herz so klein?
Schlaf ein, mein Kind, und träume sacht,
das kommt wohl von der dunklen Nacht,
da sind wir ganz allein. 

 

 

Gedicht

 

Blume Anmut blüht so rot,
Blume Huldvoll blaut daneben.
Blume Anmut ist das Leben,
Blume Huldvoll ist der Tod.

Süß und herbe ist das Leben,
herb die Lust und süß die Not.
Blume Leben blüht so rot –
Blume Tod blüht blau daneben.

 

borchert

Wolfgang Borchert (20 mei 1921 – 20 november 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Schmidt, Achterberg, Balzac, Malot

Een rijke oogst aan literaire verjaardagen vandaag.

Wie kent haar niet, Annie M.G. Schmidt?

 

De snob

Ik dank de hemel voor het woord niveau,
want met dat woord kan ik me distantiëren.
Ik kan mij niet … dat is nu eenmaal zo …
met Jan en Piet en Klaas gaan occuperen,

want mijn niveau is steeds omhoog gegaan,
het is nu zoetjesaan zó hoog geworden:
Ik kan er zelf niet bij. Ik hang er áán!
Van uit die hoogte kijk ik op de horde.

En voor mijn naaste buurman voel ik niets,
mijn buurman mag dan nog zo’n nobel mens zijn,
mijn buurman heeft nog nooit gehoord van Keats,
ik ben geen snob, maar ergens moet een grens zijn.

Dat ik de dichter Piet persoonlijk ken
en zelfs twee worstjes met hem heb gegeten,
dat maakt dat ik iets heel bijzonders ben,
dat moet de wereld dan ook maar eens weten.

Voor ik iets mooi vind, kijk ik om me heen,
ik laat me niet ontroeren, voor het safe is.
Vindt Simon Vestdijk het ook mooi? O, neen?
Dan weet ik dus al zeker dat het scheef is.

Ik hang hier al zo lang. Ik word wèl moe.
Ik zou zo graag eens Hollands Glorie lezen…
maar mijn niveau laat dat volstrekt niet toe,
dus moet het maar weer Joyce of Huxley wezen.

Annie M.G. Schmidt

uit: Invers, poëzie moet uit haar boeken treden, Erik Heyman, Koen Stassijns , Ivo van Strijtem, NV Standaard Uitgeverij 1994   

 

Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

Er zijn van die dichtregels die je voorgoed anders naar de werkelijkheid doen kijken:

“Den Haag, je tikt er tegen en het zingt” is er zo een van Gerrit Achterberg.

 

Passage

Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.

Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden in ene teug.

Den Haag, je tikt er tegen en het zingt
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.  

Achterberg
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 –  17 januari 1962)

 

Een prozaschrijver is niet gemakkelijk in een paar regels te representeren. Van Honoré de Balzac blijven talloze citaten voortleven:

  

« Oublier est le grand secret des existences fortes et créatrices. »

 

« L’amour est la poésie des sens »       

 

« Ce qui rend les amitiés indissolubles et double leur charme est un sentiment qui manque à l’amour : la certitude.»

   

 

“Entre la poire et le fromage Bianchon arriva, par d’habilles préparations, à parler de la messe, en la qualifiant de momerie et de farce.
– Une farce, dit Desplein, qui a coûté plus de sang à la chrétienté que toutes les batailles de Napoléon et que toutes les sangsues de Broussais !
La messe est une invention papale qui ne remonte pas plus haut que le VIe siècle, et que l’on a basé sur Hoc est corpus. Combien de sang n’a-t-il pas fallu établir la Fête-Dieu par l’institution de laquelle la cour de Rome a voulu constater sa victoire dans l’affaire de la Présence Réelle, schisme qui pendant trois siècles a troublé l’Eglise ! Les guerres du conte de Toulouse et des Albigeois sont la queue de cette affaire. Les Vaudois et les Albigeois se refusaient à reconnaître cette innovation.”

 

Honoré de Balzac / La Messe de l’Athée / 1836   

 

 
Honoré de Balzac (20 mei 1799 – 18 augustus 1850)    

 

 

Net als met Robinson op zijn verlaten eiland kon ik als kind helemaal opgaan in de wereld van Remi uit “Alleen op de wereld” van Hector Malot.

Toch maar een fragment uit “Alleen op de wereld”:

“We gingen terug, tegen de scherpe wind in en ik begreep, dat we verdwaald waren. Vreselijk! verdwaald in ’n stikdonkere, koude nacht…..
Onwillekeurig bleef ik staan, doch Vitalis trok me mee. “Kom,” zei hij, “volhouden!”
We liepen een eind de weg terug, die we pas waren langs gekomen.
“Zie je nu een bosje bomen?”
“Ja, daar links van de weg, zie ik ze.”
“En lopen er wagensporen door de weg?”
“Nee, wagensporen kan ik niet ontdekken!”
“’t Schijnt wel, dat ik blind ben,” mompelde Vitalis, terwijl hij zich over de ogen streek. “Kom Remi, laten we dan recht op die bomen aanlopen!”
Zo deden we en toen riep ik opeens: “Ik zie een muur!”
“Je zult een hoop stenen zien,” meende Vitalis.
Maar ik hield vol, dat het een muur was en toen hij met de handen langs de muur had getast, moest hij toegeven, dat ik gelijk had.
“Zoek nu eens naar de wagensporen.”
Ik kroop over de grond en zocht naar de sporen, maar te vergeefs.
“Dan is de toegang tot de steengroeve dichtgemetseld!” stelde Vitalis vast, “houd maar op met zoeken, we komen er niet in.”
“Maar wat moeten we dan beginnen?” vroeg ik angstig.
“Ik denk, dat we hier moeten sterven, Remi….”
“Sterven?”
“Ja, jongen, dat is vreselijk voor jou, want je bent nog zo jong. Kom, laten we proberen Parijs weer te bereiken, dan gaan we naar het politiebureau. Ik had ons dat willen besparen, maar het moet.”
We sloften verder, maar al spoedig kon hij niet meer.
Ons pad liep nu langs een schutting en in die schutting was een deur, die openstond. Daar achter lag een hoge mestvaalt met veel stro, zoals tuinders die ’s winters op hun land hebben liggen.
“Laten we daar gaan zitten,” hijgde Vitalis.
“Maar ’t is zo koud en…”
“De mesthoop beschut ons tegen de wind en de sneeuw en we kunnen onder het stro kruipen”.
Ik haalde het stro zoveel mogelijk op een hoop en we gingen er in zitten, dicht tegen elkaar aan.
“Neem Capi bij je, Remi, het dier zal je verwarmen,” zei Vitalis nog. Ik legde wat stro over ons beiden heen en kroop vlak tegen hem aan. Daarop boog hij zich over mij heen en gaf mij een kus. Het was de tweede maal, dat hij dit deed en het was helaas ook de laatste maal…”   


Hector Malot
(20 mei 1830- 17 juli 1907)

Moederdag

Lang niet alle dichters schrijven of schreven over hun moeder. Willem Elsschot en Gerrit Achterberg deden het wel.

 

Aan mijn moeder

Ik heb gedroomd, o moeder,
dat gij op sterven laagt,
en voor het al te sluiten
mij lang in d’oogen zaagt.

Gij spraakt van eerlijk blijven,
van recht door ’t leven gaan;
hebt toen nog eens geglimlacht,
en alles was gedaan.

‘k Wou om vergeving smeken,
waarvoor, ik wist het niet,
en bij u nederknielen;
mijn knieën bogen niet.

Toen wist ik dat ‘k u nimmer
nog iets vergelden kon.
Uw stem deed mij ontwaken
in ’t klare licht der zon.

Daar blonken groote tranen
van heil en droefenis.
En ‘k voelde diep in ’t harte
wat een moeder is.

 

Willem Elsschot

Willem Elsschot

 

Moeder

Mijn moeder is een grijze vrijdagmorgen:

zij moet de kamer doen; stof beeft;

dan dweilen, voor het eten zorgen,

zien wat van gisteren overbleef.

 

Ik ben in haar liefde geborgen,

die elk verraad der wereld overleefd:

wie ik ook werd, wij eten overmorgen

de koek die zij gebakken heeft.

 

Wanneer de zondagmorgen is ontloken

staat heel haar wezen in de blijde bloei,

waarin mijn wezen moet zijn aangebroken,

 

omdat ik dan niet meer gevoel

hoe door de dood is aangestoken,

wat bij een andere vrouw begon.

 

 

Gerrit Achterberg         

 

Gerrit Achterberg

Reiziger “doet” Golgotha

Reiziger “doet” Golgotha

1

Zij hebben Hem, zonder zich af te vragen,
of Hij het kon verdragen,
met nagels aan het kruis geslagen.

En toen Hij daar te lijden hing,
– een spijker is een lelijk ding –
zei Hij: Vader vergeef het hun.

Zei Hij: ze weten niet wat ze doen.
Het was hun er immers om te doen,
om eens te zien, wat of Hij nu zou doen!

Zo heeft Hij nog voor hen gebeden,
en in Zijn sterven aan hen meegegeven
een alibi voor hun geweten.

En ik stond in de verte quasi wat te praten
met ’n paar onnodige, onnozele soldaten.
Ze deden immers tóch, wat ze niet konden laten.

Maar Hij beriep zich op het allerlaatste:
de handen van Zijn Vader; – nog vóór Pasen
moest ik me naar mijn schip in Jaffa haasten.

 

Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)