Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, Kees Torn, Eriek Verpale

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit: Oeroeg

““Hij had, op het zadel tussen twee bergtoppen in, een oude hut ontdekt, en die tot jachthuis gepromoveerd. Dit verblijf dankte zijn fantastisch uiterlijk aan de door Gerard aangebrachte reparaties. Deksels van koekjesblikken, stukken hout in de meest verschillende kleuren en vormen, en primitief vlechtwerk van uit het bos gekapte luchtwortels, stopten de gaten in dak en muren. Een wand die dreigde te verzakken, werd door zorgvuldig opgestapelde stenen gesteund. Het inwendige van de hut bestond uit twee ingebouwde slaapkooien, door Gerard de ‘konijnehokken’ genoemd, een wankele tafel en een paar stompjes van boomstammen, die tot zitplaatsen moesten dienen. Een rij spijkers, in het stevigste gedeelte van de wand geslagen, vervulde de functie van kast. Hier hingen wij kroezen, kledingstukken en wapens aan op. Onder een der kooien haalde Gerard een enigszins beschadigd houtskoolkomfoor, dat kwam te staan op de zwartgeblakerde plek grond onder het afdak voor de hut. Een pan en een leeg margarineblik vormden ons kookgerei. Ali, de koelie die Gerard altijd vergezelde, zocht droog hout bij elkaar, terwijl Oeroeg en ik water gingen tappen in de beek achter de hut.

 
Scene uit de Nederlands-Belgisch-Indonesische film uit 1993

Met behulp van een kunstmatige waterval en een stuk uitgeholde bamboe had Gerard een leiding gefabriceerd, die bij allerlei voorkomende huishoudelijke bezigheden van groot nut bleek. Onveranderlijk verbonden met de bittere rooklucht van brandend hout blijft voor mij het beeld van deze maaltijden voor de hut: Gerard, die, gezeten op een stuk boomstam, de inhoud van een blik cornedbeef roert door de rijst; Ali, hurkend, met zijn armen neerhangend over zijn wijd uit elkaar gespreide knieën; Oeroeg en ik, nauwelijks in staat tot stilzitten van opwinding en honger; en voor ons, voorbij de kale, steenachtige helling van het bergzadel, over de boomtoppen van het daar beneden gelegen oerwoud heen zichtbaar, het afdalende bergland, in alle schakeringen van blauw, grijs en groen, met scherp getekende schaduwplekken in de kloven en ravijnen, en nog dieper omlaag, rondom, naar de horizon toe verdwijnend in nevels van hitte, de vlakte, waarover de voortdrijvende wolken grote schaduwen wierpen.”

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, Kees Torn, Eriek Verpale”

Herinnering aan Hella Haasse

Herinnering aan Hella Haasse

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hella Haasse is vandaag precies drie jaar geleden overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

 

In deze zeeën die ik mij verkoos

In deze zeeën die ik mij verkoos,
lig ik verdronken, eindeloos
diep op den bodem, zonder wil.
Het water boven mij staat stil.

Zo ben ik in een transparanten doos
geklonken, ver van storm en hoos
stortzee en vloed – mijn hart doet pijn,
het wil een snelle zeemeeuw zijn,

een zil’vren vis, beweeg’lijk in den stroom.
Maar als een anemoon, die loom
om donker water wiegt en deint
en aan het eigen spel verkwijnt,

sta ik geworteld in vervloekte rust,
van tij noch keertij mij bewust,
diep op den bodem zonder wil.
Het water boven mij staat stil.

 

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, William Rose Benét

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit: Het woud der verwachting

“Dicht tegen elkaar aangedrukt naderden de paarden trappelend en struikelend door de diepe modder in het laagste gedeelte van de vallei. Maar nu stormden uit de bossen op de helling voor Maisoncelles méér boogschutters te voorschijn, die daar tot dit doel in hinderlaag gelegen hadden. De ruiterij, door een regen van pijlen in de flank getroffen, leed zware verliezen; van meer dan duizend ruiters bereikten maar enkele honderden de smalle terreinstrook tussen de beide legers. De gewonde, dodelijk verschrikte paarden gehoorzaamden hun berijders niet meer. Zij steigerden briesend zijwaarts op de rijen geharnaste ridders in en stichtten daar meer onheil dan de Engelsen teweeggebracht hadden. Mannen en dieren tuimelden over elkaar heen, tussen staal en staal werden lichamen vermorzeld.
(…)

Het kostte Charles, nu hij Boucicauts gezelschap moest missen, grote moeite de lange dagen zonder aanvallen van zwaarmoedigheid en wanhoop door te komen. Te Westminster en Windsor had men hem en zijn lotgenoten nog wat vertier toegestaan, een valkenjacht, wandelingen in nevelige, bladerloze parken, ritten te paard. Maar de Tower was een doolhof van dikke, stenen muren; er groeide wat gras op de binnenplaats, er stond een enkele boom. Hij had horen vertellen dat op die plek terechtstellingen plaatsvonden. ‘Daarom blijft het gras hier kort en bruinachtig,’ zei Richmont. ‘De grond is verzadigd van bloed.’
Charles kwam overigens niet veel op de binnenplaats. Het lopen in de kille, vochtige lucht stemde hem zo mogelijk nog somberder dan het verblijf in zijn kamer.”

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)
Borstbeeld door Ellen Wolff voor de Openbare Bibliotheek, Amsterdam

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, William Rose Benét”

Herinnering aan Hella Haasse

Herinnering aan Hella Haasse

 

 De Nederlandse schrijfster Hella Haasse is vandaag precies twee jaar geleden overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

 

Uit: Oeroeg

 

“Oeroeg en ik, spelend en op speurtocht in de wildernis – Oeroeg en ik, gebogen over ons huiswerk, over postzegelverzamelingen en verboden boeken – Oeroeg en ik, onveranderlijk samen, in alle ontwikkelingsstadia van kind tot jonge man.

(…)      

 

…maar hoe kon ik in weinig woorden uitleggen wie en wat Oeroeg was? Oeroeg was mijn vriend, vrijwel sinds mijn geboorte het enige levende wezen in mijn omgeving met wie ik iedere fase in mijn bestaan, iedere gedachte, iedere gewaarwording gedeeld had. En dat niet alleen. Oeroeg was meer. Oeroeg betekende – hoewel ik dat toen niet onder woorden kon brengen – het leven op en om Kebon Djati, de bergtochten, het spelen in de tuinen en op de stenen in de rivier, het reizen met de trein, het schoolgaan – het abc van mijn kinderleven.”

(…)

 

“Ik had bij deze mensen nooit het gevoel een buitenstaander te zijn, integendeel. Zelfs in die vervallen desawoning, op een modderig stuk erf, voelde ik mij meer op mijn gemak dan in de holle, schemerdonkere kamers van ons huis. Als ik, na afloop van zo’n bezoek, met Oeroeg de steenachtige weg naar de onderneming afdaalde, scheen het me toe, als had ik afscheid genomen van mijn eigen familie.”

(…)

 

“Ik zei dat ik niet naar school wilde, indachtig aan het stilzitten en ondervragen. Mijn moeder somde de geneugten van mijn toekomstige staat op, maar het vooruitzicht van te leren lezen, rekenen en schrijven had voor mij weinig aantrekkelijks. ‘Gaat Oeroeg mee?’ vroeg ik, toen zij uitgesproken was. Mijn moeder zuchtte. (…) ‘Wees toch niet zo dom. Oeroeg is immers een inlandse jongen.’ ‘Hoeft hij niet naar school?’ hield ik vol. Mijn moeder stond op en kuste mij vluchtig op de wang. ‘Misschien wel,’ zei ze vaag. ‘Naar een ander soort van school, natuurlijk. Ga nu slapen. (…) Je moet nu niet meer in de kampong gaan spelen,’ zei ze, op de wat geprikkelde nerveuze toon die naderende hoofdpijn aankondigde. ‘Je vader heeft het niet graag. Laat Oeroeg hier komen, als je dat prettig vindt. Slaap wel.’”

 

 

 

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit: Doodijs en hemelsteen (Over W. F. Hermans)

“De kracht van De donkere kamer van Damocles (1958) schuilt in de geraffineerde wijze waarop Hermans speelt met de mogelijkheden van de verhouding Osewoudt-Dorbeck. Osewoudt wórdt zijn tegenvoeter, maakt zichzelf tot de zowel bewonderde en benijde, als heimelijk gevreesde en zelfs gehate Dorbeck, het handelende, indrukwekkende negatief van hemzelf. Hij kan dat omdat het imago van de zelfbewuste officier, die in oorlogstijd het recht en de plicht heeft te doden, al in hem bestond als wensdroom, gevoed door zijn eigen gevoel van onmacht en zijn minderwaardigheidsbesef. Osewoudt is de moordenaar die door de omstandigheden de kans krijgt misdaden te plegen welke men eventueel als heldenfeiten zou kunnen interpreteren. Naïef ervaart hij, na de bevrijding, dat hij verdacht wordt van verraad. Door Dorbeck te worden dacht hij de mislukkeling Osewoudt in zichzelf te verstikken. Als hij later inziet dat hij Dorbecks bestaan – onafhankelijk van hemzelf – niet bewijzen kan, vlucht hij in paniek, wordt neergeschoten. De ingewikkelde, illegale acties waarbij Osewoudt/Dorbeck betrokken is, doen denken aan een vergroting van de ondoorzichtige situatie aan het einde van ‘Een ontvoogding’, die Bahloul de kans biedt zich van Mohammed te ontdoen, en dan zelf de plaats van Mohammed in te nemen.

Wat een man van zichzelf verwerkelijkt, schijnt ten nauwste samen te hangen met de rol die de vrouwen in zijn leven vervullen. Arthur in De tranen der acacia’s leeft, zoals zijn oorspronkelijke achternaam Muttah al suggereert, in de ban van dominerende vrouwen als zijn grootmoeder en zuster, tot hij zich in de verhouding met Andrea voor het eerst bewust wordt van zijn mannelijkheid en zijn ambities. De vrouwen die het bestaan van Osewoudt bepalen, zijn krankzinnige moeder en de oudere nicht met wie hij getrouwd is, moet hij kwijt om Dorbeck te kunnen zijn. Marianne, de uit zelfbehoud geblondeerde joodse geliefde van Osewoudt in zijn donkere Dorbeck-gedaante (zij is het ook die hem in haar rol van kapster letterlijk ‘zwart maakt’, en hem in haar omarming een ongekende gewaarwording van viriliteit schenkt), verdwijnt uit zijn leven wanneer hij weer zijn Osewoudt-gedaante aanneemt.”


Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce”

Herinnering aan Hella Haasse

Herinnering aan Hella Haasse

 

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse is vandaag precies een jaar gelden overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

 

Uit: De ingewijden

“Tussen akkers en een paar wijngaarden door, kwam hij in het dorp waar hij schoolging, een groep wltgekalkte huizen rondom een plein met een kerk, een kapheneion, een slachthal en een winkel waar levensmiddelen en huisraad werden verkocht. Er was daar ook een halte van de autobus die eenmaal per dag heen en weer reed van Iraklion naar Timbaki aan de baai. ’s Zomers, wanneer er in de kerk les gegeven werd, kon Niko door de openstaande deur aankomst en vertrek van de bus omstreeks het middaguur zien. Al geruime tijd van te voren verzamelden zich mensen die mee wilden rijden op het plein, met manden en zakken en bundels. Zodra de rammelende verveloze bus in een stofwolk door de dorpsstraat naderde, stoof alles naar de kant van de weg; uit het kapheneion werd de post aangedragen, passagiers stapten in en uit, zij die boodschappen mee te geven hadden verdrongen zich om de bestuurder. Niko zat tussen de andere kinderen in de kerk, op voor het begin van de lessen her en der in het dorp geleende stoelen, of bij gebrek aan voldoende zitplaatsen, op de grond, in de hoek die voor de school was vrijgemaakt, zo ver mogelijk van het ikonostasion verwijderd. De versierselen aan het hekwerk en de koperen en zilveren lampen aan lange kettingen, blonken in het halfdonker. Mensen, meest vrouwen, liepen in en uit, soms kwam de pappas even binnen door een zijdeur. De kinderen zaten dicht op elkaar, zij die geen tafeltje of bankje voor zich hadden, schreven op hun knieën of legden het papier vóór zich op de grond. Wie een stoel had kunnen bemachtigen keek neer op de geschoren ronde hoofden van de anderen, die op hun beurt uitzicht hadden op blote vuile voeten op de stoelsporten. De onderwijzeres, een verlegen meisje uit Athene, dat in het dorp met gemengde gevoelens werd beschouwd – kon men lesgeven eigenlijk met een gerust hart toevertrouwen aan een vrouw? – hield toezicht, verbeterde fouten, verdeelde de handvol leesboeken die de school bezat, zei urenlang geduldig regel voor regel de gedichten en prozastukken op die de kinderen uit het hoofd moesten leren. Het rook in de kerk naar wierook en takjes basilicum en naar langgedragen kleren”

.

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, Kees Torn, James Joyce, Eriek Verpale

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

 

Uit: Inkijk

“De hoofdpersoon van Het martyrium (Die Blendung), dr. Peter Kien, ‘geleerde en bibliothecaris’, een sinoloog van wereldreputatie, dwangmatig ordelievend en punctueel, een mensenhater, altijd op zijn hoede ten opzichte van hen die hij ‘de mensen der menigte’ noemt, de massa, die hij gevaarlijk acht omdat zij geen ontwikkeling en geen verstand heeft, leeft letterlijk verschanst binnen de Chinese muur van zijn boeken, zijn prive-bibliotheek. Zijn blindzijn voor de werkelijkheid is de zwakke plek waardoor duivelse hardnekkige domheid zijn wereld binnen dringt in de gedaante van Therese, de huishoudster, belichaming van de materie, de grove zinnelijkheid, de gevreesde massa. Kien loopt te pletter op de Chinese muur van haar cirkelvormig gesteven rok. Haar hebzucht en nieuwsgierigheid en zijn volstrekt subjectieve interpretatie van het begrip ‘leren’ brengen hen tot elkaar. Voor Therese is leren identiek aan ‘mores leren’ volgens fatsoens. en gezagsnormen die de domme massa regeren, en voor Kien is ‘leren’ alleen kennis vergaren uit boeken. Hij geeft aan deze beginnelinge in de cultuur, de draagster van de voor hem zo angstwekkende rok, het enige boek te leen waarvoor hij zich heimelijk schaamt, De broek van Herr von Bredow. Voor Therese is de broek echter symbool van het heiligste, van hem die de broek aanheeft, de door de hysterische oude juffrouw zo vurig begeerde man. Als een priesteres aan een altaar legt zij de beduimelde roman op een fluwelen leeskussen, trekt zij witte handschoenen aan voor zij de bladzijden omslaat. Deze magie-rondom-de-broek legt Kien uit als uitzonderlijke eerbied-voor-het-boek, met verschrikkelijke gevolgen. Het huwelijk met Therese zal regelrecht leiden tot zijn ondergang en die van zijn geliefde bibliotheek. Kien, de eenling, die geen contact, geen aanraking duldt, wil noch kan overgaan tot ‘gemeenschap hebben’. Het is hem niet om een vrouw te doen, maar om een moeder voor zijn boeken. Therese kent nu zijn zwakke plek, zij gaat zijn angst voor hem letterlijk te gelde maken. Kien roept de bescherming in van de conciërge van het flatgebouw, de ex-politieman Benedikt Pfaff, een sentimentele sadistische bruut die zijn vrouw en dochter misbruikt en doodgeranseld heeft, en zich nu uitleeft op bedelaars en op huurders die in gebreke blijven.”

 

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, Kees Torn, James Joyce, Eriek Verpale”

In Memoriam Hella Haasse

In Memoriam Hella Haasse

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse is gisteravond in haar woonplaats Amsterdam na een kort ziekbed overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie het bericht op Trouw.nl ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

Uit: De scharlaken stad

“Soms dreef onhoudbaar verlangen naar frisse lucht hem naar buiten. Hij liep rond door de straten van Florence zonder te weten waar hij zich bevond of wat er om hem heen gebeurde. Hij hoorde klokken luiden, merkte de gloed van avond- of ochtendhemel op, hij had het koud of warm, hij herkende de vertrouwde omtrekken van bepaalde gebouwen. Een enkele maal ging hij welbewust naar een plek buiten de stadsmuren, in de richting van Fiesole, of voorbij San Miniato, om de brede golvende lijnen van het landschap in zich op te nemen. Zijn lichaam, zijn handen vonden een ogenblik rust. Maar nooit en nergens rust voor zijn gedachten. Zijn lichaam, zijn handen, slaven in dienst van de slaven die Julius’ mausoleum zouden schragen. Zijn geest vluchtte in visioenen van het werk waar hij nu naar verlangde als naar de eeuwige gelukzaligheid zelf.- het Medici-monument in San Lorenzo. Wat hij niet had kunnen vinden vóór hij naar Rome ging, de zin en dus de uiteindelijke vorm van die compositie, zag hij nu voor zich met bovenaardse helderheid. Een antwoord op de roep die jaren lang in hem weergalmd had, Adam sta op. Uit het leven over het geheim van de dood heen opstaan naar de eeuwige waarheid. Opstaan uit de kerker die het lichaam is, opstaan uit de macht van het onverbiddelijke lot, opstaan uit de dwang van ruimte en tijd, naar het waarachtige leven van de ziel. Het bestaan op aarde, een droom. Daarna, het verwonderd wakker worden in de dag, in de helderheid van de wereld der ideeën.”

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Monica Camuglia, Michel Marc Bouchard

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009 en ook mijn blog van 2 februari 2010.

Uit: De scharlaken stad

„Hij wist nauwelijks hoeveel maanden er waren voorbijgegaan sinds zijn terugkeer in Florence. Hij had zich ingegraven in het werk, zoals een mol zich ingraaft in zijn onderaardse koker. Hij was blind en doof voor de buitenwereld. Toen hij, in Rome, onder het vaderlijk knikken en aanmoedigend gesticuleren van paus Clemens, tenslotte zijn handtekening zette onder het nieuwe contract met de heren Della Rovere, had hij beseft dat hij zichzelf onherroepelijk veroordeelde tot dwangarbeid. Hij was bereid slaaf te zijn, niets dan slaaf, verbeten te zwoegen aan zijn taak. Hij wist wel dat hij zich nooit bevrijd zou voelen van schuld vóór die taak beëindigd was. Maar waarom werd hem niet de genade gegund ongestoord te volbrengen wat hij zijn plicht achtte, ongestoord te boeten voor een oud verzuim? In een slotwoord, vóór de audiëntie beëindigd werd, had de paus het vonnis over hem uitgesproken, luid: ‘Het grafmonument wordt voltooid, heren, dat staat nu vast, onze waarde kunstenaar hier heeft het zojuist zwart op wit bevestigd, nu is deze onaangename kwestie wel uit de wereld hopen wij,’ en, fluisterend, alleen voor hém verstaanbaar: ‘maar vergeet intussen het werk aan de Medici-kapel niet, ik reken erop dat u zich ook houdt aan het contract dat u met mij gesloten hebt.’

Sindsdien weer die innerlijke verscheurdheid waarbij ieder ander leed in het niet verzonk. In zijn dromen rees Julius’ mausoleum voor hem op, gezwollen tot geweldige afmetingen, een groep van gestalten reikend tot in de wolken, Mozes, Paulus, Rachel en Lea, giganten van marmer, omhoog gestoten door de aarde zelf, zoals gebergten ontstaan. Langs de plooien van hun gewaden, reusachtige stenen riffen, trachtte hij omhoog te klimmen. een mier, een pover zwak wezen op trillende poten, hoger, hoger, tot waar de personificaties van hemel en aarde de sarcofaag hieven waarin zijn kwelgeest sliep, Julius, wiens hoogmoed hem dit had aangedaan. De macht van die paus-veroveraar verheerlijken, meer dan tien jaren na diens dood, op een tijdstip dat het pauselijk gezag een aanfluiting was en de veroverde gebieden beefden voor de komst van een nog gevreesder vijand – dat scheen hem méér dan dwaasheid, een smaad, een leugen.“

 


Hella Haasse (Batavia, 2 februari 1918)

 

Lees verder “Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Monica Camuglia, Michel Marc Bouchard”

Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Michel Marc Bouchard

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009.

Uit: Heren van de thee

„Verborgen in de diepten van het woud ruiste een waterval. Zij gingen op het geluid af en kwamen bij een stroom die breder en woester was dan de andere riviertjes. Hij begreep dat dit de Tjisondari moest zijn; de steile oever aan de overkant leek hem de natuurlijke grens van de plantage. Maar Djengot, die de omgeving kende, hield vol dat dit niet zo was. Zij liepen langs de Tjisondari totdat zij een plek vonden waar zij wadend en springend van steen op steen konden oversteken. Inderdaad ontdekte hij nog oude tuinen waarvan hij het bestaan niet had vermoed, en enkele min of meer open plekken die geschikt leken voor nieuwe veldjes.
Het liefst was hij dadelijk naar de top van de Goenoeng Tiloe geklommen, om vandaar de omvang van zijn gebied te kunnen schatten – nog had hij geen flauw idee hoe hij de grenzen van de her en der over de berghelling verspreide koffietuinen in kaart moest brengen. Landmeten zou zijn eerste taak zijn. Hij had daar echter deskundige hulp bij nodig. De talloze ravijnen, onbruikbaar voor aanplant, vormden moeilijk te becijferen enclaves.

(…)

Er trok een wolk voor de zon, de eerste van de gestaag rijzende wal die later in de middag in een stortbui uiteen zou breken. Dat het op Gamboeng zo vaak en zo hevig zou regenen, had hij niet voorzien. Die regen en de eenzaamheid (hij had nu in bijna drie maanden geen woord Nederlands gehoord of gesproken) waren de schaduwzijden van zijn Eldorado. Hij dacht soms met een vleug zelfspot aan de grenzeloze verrukking die hem had bevangen toen hij voor de eerste maal op de bergkam stond. Nog beleefde hij dergelijke ogenblikken van puur geluk, wanneer na noodweer bij de uitgang van het druipende oerwoud, of ’s ochtends als hij zijn deur opendeed, het grandioze panorama van de Pantjoer, de Patoeha en de Tambagroejoeng zich voor hem ontvouwde, de Gedeh op de achtergrond, in schakeringen van blauw en violet zichtbaar was, terwijl vlakbij de drietoppige Goenoeng Tiloe zich machtig verhief. Hij ervoer telkens weer dat dit landschap – al meende hij het nu beter te kennen omdat hij het in alle richtingen doorkruist had – zich als het ware terugtrok in een niet te doorgronden eigen bestaan. Hij begreep ook waarom voor de mensen die hier woonden elke boom, steen en bergstroom bezield was, een wezen met een naam, een bijzondere macht.“

Hella_Haasse

Hella Haasse (Batavia, 2 februari 1918)

 

De Ierse schrijver James Joyce werd geboren in Dublin op 2 februari 1882. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en mijn blog van 16 juni 2006 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009.

Uit: A Portrait of the Artist as a Young Man

“Et ignotas animum dimittit in artes.”
ovid, metamorphoses, viii., 18.

ONCE UPON a time and a very good time it was there was a moocow coming down along the road and this moocow that was down along the road met a nicens little boy named baby tuckoo. . . .
His father told him that story: his father looked at him through a glass: he had a hairy face.
He was baby tuckoo. The moocow came down the road where Betty Byrne lived: she sold lemon platt.
O, the wild rose blossoms
On the little green place.
He sang that song. That was his song.
O, the green wothe botheth.
When you wet the bed, first it is warm then it gets cold. His mother put on the oilsheet. That had the queer smell.
His mother had a nicer smell than his father. She played on the piano the sailor’s hornpipe for him to dance. He danced:

Tralala lala,
Tralala tralaladdy,
Tralala lala,
Tralala lala.

Uncle Charles and Dante clapped. They were older than his father and mother but Uncle Charles was older than Dante.
Dante had two brushes in her press. The brush with the maroon velvet back was for Michael Davitt and the brush with the green velvet back was for Parnell. Dante gave him a cachou every time he brought her a piece of tissue paper.
The Vances lived in number seven. They had a different father and mother. They were Eileen’s father and mother. When they were grown up he was going to marry Eileen. He hid under the table.
His mother said:
—O, Stephen will apologise.
Dante said:
—O, if not, the eagles will come and pull out his eyes—

Pull out his eyes,
Apologise,
Apologise,
Pull out his eyes.

Apologise,
Pull out his eyes,
Pull out his eyes,
Apologise.

The wide playgrounds were swarming with boys. All were shouting and the prefects urged them on with strong cries. The evening air was pale and chilly and after every charge and thud of the foot-ballers the greasy leather orb flew like a heavy bird through the grey light. He kept on the fringe of his line, out of sight of his prefect, out of the reach of the rude feet, feigning to run now and then. He felt his body small and weak amid the throng of players and his eyes were weak and watery. Rody Kickham was not like that: he would be captain of the third line all the fellows said.“

James_Joyce_Statue

James Joyce (2 februari 1882 – 13 januari 1941)
Standbeeld in Zürich, Zwitserland

 

De Vlaamse dichter en schrijver Eriek Verpale werd geboren op 2 februari 1952 te Zelzate. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009.

 

Uit: Katse nachten

 

„Ik leg de hoorn neer, neem mijn sigaretten en begeef mij naar een aangrenzend vertrek (’t drukkerskot) alwaar ik haastig in De Standaard begin te bladeren. En daar staat het. In de nacht van eergisteren op gisteren is in de Brugse St-Lucaskliniek op 21-jarige leeftijd de veelbelovende Vlaamse dichter Jotie T’Hooft overleden. Een overdosis. Ik vouw de krant dicht en ga voor het raam staan: achter mijn rug hoor ik de Marchands ratelen, telefoons rinkelen en buiten worden lege goederenwagons gerangeerd. T’Hooft is dood.
Ik heb weinig van hem gelezen en ontmoet heb ik Jotie eigenlijk maar één keer: op een donkere namiddag in december, in Gent, op een of andere redactievergadering. Buiten was het al zo donker dat het wel leek alsof al het nacht was. Het redactielokaal was niet veel meer dan een krottig hok en ook daar was alles duister, zó duister dat ik bij de begroeting “Dag juffrouw” tegen Jotie zei. Ik hield hem voor een meisje. Maanden later stuurde hij nog een briefje waarin hij me in het Zwarte Huis uitnodigde om eens over de Baal Sjem Tov te spreken maar ik moest wel mijn eigen bokes meebrengen.
Ik ben nooit gegaan.“

 

Verpale

Eriek Verpale (Zelzate, 2 februari 1952)

 

De Zwitserse schrijfster Monica Camuglia werd geboren op 2 februari 1960 in St. Gallen. Zie ook mijn blog van 11 januari 2010.

 

Uit: IRRTUM 2012

 

Eine Stunde vor Mitternacht, das Jahr 2013 beginnt in 59 Minuten und 20 Sekunden. Steht dieses eine Jahr tatsächlich für den Beginn einer neuen Epoche?

Ein Glas Limoncello in der einen, eine Zigarette in der anderen Hand wiege ich in der Hängematte, die zwischen zwei weiß verputzten Säulen aufgespannt ist. Die beiden Säulen stützen auch das Dach der kleinen, liebevoll eingerichteten und fürsorglich gepflegten Veranda vor unseren beiden Schlafzimmern. Das Bistro und die acht Schlafräume der schmucken Pension sind auf vier verschiedene Terrassen verteilt und fügen sich so perfekt in die Wölbungen des Hanges, sodass ihre

Größe von außen betrachtet unterschätzt wird. Der steile Hang reicht vom
vulkanischen Grat bis hinab zum pechschwarzen Meer nach Filicudi Porto. Aus dieser etwas erhobenen Perspektive wirken die Schiffe auf dem Meer wie Spielzeug; und doch erreichen wir über den Fußpfad durch den Kakteenwald den Badestrand in zwanzig Minuten. Mein Blick schweift am Dach vorbei nach oben; der Himmel ist übersät mit funkelnden Punkten, nur der Mond versteckt sich noch hinter dem Krater. Sobald er zum Vorschein kommt, verwandelt sich das dunkle Wasser in einen Teppich goldener

Plättchen. Eines von der Sorte Wunder, die nur in der Poesie angemessen gewürdigt werden.

So wie es aussieht, muss ich um Mitternacht alleine auf das neue Jahr anstoßen. Nathan ist erschöpft und vor einer Stunde in einen tiefen Schlaf gefallen. Das ist völlig in Ordnung. Außerdem habe ich so ein fantastisches inneres Gefühl, das ich auch gut alleine auskosten kann. Morgen um elf werde ich das Schiff nach Hause nehmen und zu Lia, meiner Tochter zurück- kehren. Sie ist bei ihrem Vater in Zürich. Nathan bleibt noch ein paar Tage.”

 

 

Camuglia

Monica Camuglia (St. Gallen, 2 februari 1960)

 

De Canadese toneelschrijver Michel Marc Bouchard werd geboren op 2 februari 1958 in Saint Coeur-de-Marie, Quebec. Zie ook mijn blog van 2 februari 2009.

 

Uit: La Contre-Nature de Chrysippe Tanguay, écologiste

 

“Encore au lit? Debout! Il y a une heure que vous devriez être dans la grande salle en train d’y laver les planchers. Laïos, debout! Qui a couché avec vous? Qui a couché avec vous? Mon dieu! Quelle puanteur!v Quelle orgie! J’aurais les mains en sang que vous ne comprenderiez rien encore. Savez-vous ce que la Bible raconte à ce sujet? Diane/La Religieuse.

(…)

 

:”Quand la police est arrivée, y t’ont trouvé caché dans le placard. Y ont dessiné le profil d’Alice, ta femme, avec un craie. T’as pris la craie pis sur le profil, t’as dessiné les yeux, la bouche, les seins, le ventre d’Alice. T’as rajouté un pénis, des testicules, pis t’a écrit sur le ventre “Sébastien”. Après tu t’es mis à brailler devant ton chef d’oeuvre. Y a un photographe du journal où tu travaillais qu’y a mis sa main sur ton épaule pis y t’a dit; Braille pas chum, à c’t’heure, t’es une vedette!” LAÏOS.“

 

Michel_Marc_Bouchard

Michel Marc Bouchard (Saint Coeur-de-Marie, 2 februari 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.