Kees ‘t Hart, Carla Bogaards, Anousha Nzume, Elias Khoury, Stefan George, Pablo Neruda, Driek van Wissen, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: Zwembad

“Ongeveer acht jaar geleden vertelde mijn broer, terwijl we op weg waren naar het zwembad, dat hij een optocht had gezien van een grote groep jonge mannen en vrouwen, vermoedelijk eerstejaars studenten. We liepen tijdens zijn verhaal vlak bij huis, het begon donker te worden. Aan de overkant van de straat duwden een paar jongens een boodschappenwagentje voor zich uit waarin kartonnen dozen waren opgestapeld. Ze hadden met pollepels gezwaaid, vertelde mijn broer, en ze droegen een koksmuts op hun hoofd. Er waren ook een paar niet-verklede studenten bij geweest die waarschijnlijk toezicht hielden. Volgens mijn broer was het een ontgroeningsoptocht, je zag dat de laatste tijd steeds meer, haast alle opleidingen deden aan ontgroeningen. ‘Het valt me mee,’ zei hij, ‘dat ík nog niet ontgroend ben, maar dat komt misschien nog.’
Ik vroeg me af waarom hij dit verhaal vertelde. Er viel op straat niets te zien dat ermee samenhing, er waren een paar jongens met een wagentje, er waren verlichte etalages waarlangs mensen haastig en met afgewende gezichten voortliepen en er klonk nauwelijks aantoonbaar stadsgeluid, dat uit buizen onder het trottoir leek op te stijgen. Misschien hoopte hij dat ik zijn verhaal een geruststellende draai zou geven. Dat het wel meeviel, zo’n ontgroening, dat het minder erg was wanneer iederéén ontgroend werd, dat je bij ontgroeningen in het zwembad hoogstwaarschijnlijk alleen onder luid geschreeuw het water in moest springen. Het zou de andere zwemmers niet eens opvallen. Even overwoog ik van de gelegenheid gebruik te maken over mijn vertrek te beginnen, maar er schoot me niets te binnen. Ik ga er volgende week weer eens vandoor, kon ik zeggen, maar het verband met zijn ontgroeningsverhaal zou onduidelijk zijn. Ik besloot een beter moment af te wachten.
Mijn broer liep in deze tijd stage in het overdekte zwembad van onze stad. Ik hielp hem daarbij. Volgens hem overheersten in het zwembad liederlijkheid en stompzinnigheid. Het geschreeuw van de zwemmers, hoofdzakelijk middelbare scholieren, eerstejaars studenten en asociale bejaarden, schreef hij toe aan opgekropt verdriet, jeugdtrauma’s en ongebreidelde kwaadaardigheid die nergens vandaan leek te komen en nog versterkt werd door het zwembadpersoneel, dat niet alleen te stom was om voor de duvel te dansen, maar ook onophoudelijk het plezier van anderen, voor zover dat er nog was, probeerde te bederven. Hij vertelde graag over het in zijn oren mensonterende gedreun van de duikplank, het gejammer van kinderen die hun ouders kwijt waren en de halve en hele vechtpartijen die om de haverklap, meestal tegelijkertijd op verschillende plaatsen, in het zwembad uitbraken. Hij liep in het zwembad rond in een wolk van afgrijzen, die ik probeerde weg te redeneren met het risico dat zijn afgrijzen zich op mij zou richten.”

 

Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)


De Nederlandse dichteres en schrijfster Carla Bogaards werd geboren in Voorburg op 12 juli 1947. Zie ook alle tags voor Carla Boogaards op dit blog.

Uit: Roes

“Petra is dood. ‘Petra is dood’, ik zeg het hardop tegen iedereen die het horen wil, een nogal vreemde actie omdat ik op mijn hond na alleen thuis ben. Ik ga op mijn hurken zitten, het is een klein ras, om dit verlies, dat gestapeld wordt op het verlies van mijn zoon, tenminste met één levend wezen te kunnen delen. ‘Je kent Petra toch, weet je wel, mijn vriendin, als ze haar hoofd schudde, zo van, nee Isabel, absoluut niet mee eens, dan waaierde haar haar uit, blond, naturel blond, en ze had zachte blanke handen, met sproetjes, daar aaide ze je mee, ze gaat je nooit meer aaien, ze is dood.’
Ik zie haar opeens heel duidelijk voor me, ik bedoel hoe ze op het laatst kon zijn, heftig nee schuddend, haar ronde blauwe ogen kijken boos, ze zegt dat ik een egoïst ben, ze tóétert het gewoon in mijn oren. De eerste keer dat ze het zei, deed het me niks, incasseren is één van mijn sterkste kanten, en verder mag iemand die je je hartsvriendin noemt, rustig dit soort dingen tegen je roepen, je blijft toch wel van haar houden.
Of ze er vaker mee geschermd heeft weet ik niet meer, het heeft blijkbaar niet veel indruk op me gemaakt, anders had ik het wel onthouden, alleen van de laatste keer ik herinner het me, ik gedroeg me als een verdomde egoïst, volgens haar, met dat gedrag riep ik het onheil over me af. Ze zei niet wat, of wanneer, hoezo, dacht ik, welk onheil, alsof ze er meer van wist. Tamelijk abrupt plakte ze er een zinnetje aan vast, namelijk dat dat onheil ook háár zou treffen.
‘ Zou Petra dit bedoeld hebben, wat denk jij, weet jij het’, vraag ik mijn hond, honden hebben bovennatuurlijke gaven, dat heb ik ergens gelezen, ze kunnen in de toekomst kijken; als er al een mysterie school in Petra’s woorden, dan zou mijn hond het kunnen ontsluieren. Tevergeefs wacht ik op het kleinste signaal dat ze af zal geven. Omdat ze van die hangende oren heeft, net als Vlaamse reuzen, kan ze, al zou ze willen, nog geen eens haar oren spitsen bij de naam Petra.
Toen ik het bericht kreeg, wilde ik het niet geloven, als er iemand van wie je houdt is gestorven, ontken je het glashard, gewoon blijven ontkennen, dan is het niet waar, al uren zeg ik de mantra op:Petra is dood, maar dat is een leugen.´

 

Carla Bogaards (Voorburg, 12 juli 1947)

 

De Nederlands schrijfster, actrice, columniste, programmamaakster Anna Senga “Anousha” Nzume werd geboren in Moskou op 12 juli 1969. Zie ook alle tags voor Anousha Nzume op dit blog.

Uit: Hallo witte mensen

“Kenmerken die ook nog eens een pijnlijke geschiedenis meedragen en niet ‘algemeen’ of groepgebonden zijn. Bruine en zwarte mensen hebben niet allemaal dezelfde kleur. Niet hetzelfde haar. Niet dezelfde uitstraling en ook niet hetzelfde lichaam. Daarnaast hoop ik ook echt dat je valt op een persoonlijkheid en niet op een levende paspop. Het is alsof je tegen een vrouw zegt: ‘Ik val op je, want je hebt een vagina.’ Oké, ehh… bedankt? Ik snap dat het wellicht zo werkt, er is een hele industrie omheen gebouwd, maar het is geen compliment als je op een (fysiek) aspect van een vrouw valt en dat is dat. Dus, mocht dat zo zijn, hou dan je mond erover tegen vrouwen (en ga in therapie!). Zo heb ik ook weleens ruzie gehad met een collega-muzikant die zei dat hij niet op zwarte vrouwen viel. Misschien wil je nu uit ergernis je hoofd tegen je bureau aan bonken, maar blijf er nog even bij. Als je sowieso NIET/NOOIT op ‘zwart’ valt, scheer je ‘ons’ allemaal over een (racistische) kam. Kennelijk doet persoonlijkheid, karakter en inhoud er niet toe, of je gelooft niet dat wij die eigenschappen bezitten. Of we bezitten ze wel, maar alleen in clichévorm. Scary… Ik heb ook weleens meegemaakt dat iemand zei dat ik ‘de eerste zwarte vrouw’ voor diegene was. Heel problematisch en eigenlijk het startsein om zo snel mogelijk weg te rennen van die persoon. Helaas zag ik het vroeger ook als een compliment. Omdat ik zelf ook de beelden, waar ik van kleins af aan mee ben gebombardeerd over mooie zachte blonde haren en onschuldige blauwe ogen had geïnternaliseerd. Alle maatschappelijke vooroordelen over ‘het West-Afrikaanse ras’ die klakkeloos werden overgenomen door onderwijsinstellingen oftewel belangrijke instituties (ziehier een voorbeeld van institutioneel racisme) had ik ook overgenomen. Ik zie de plaatjes nog voor me uit m’n schoolboek Volkenkunde: vooruitstekende lippen, de onderlip nog meer dan de bovenlip. Vragende uitstraling, lege ogen en kokosmat-achtig haar.
Conclusie
Naast de LINDA. kennen we natuurlijk allemaal het bekende voorbeeld van het tijdschrift Jackie. In het decembernummer van 2011 werden vier modetypes afgebeeld ter inspiratie voor het shoppen voor kinderen: het prinsje, de rockster, de IT-girl, en de ‘niggabitch’. ‘Ze heb street cred, ze heb een ghetto ass, en ze heb een gouden keeltje. Rihanna, the Bood girl gone bad, is de ultieme niggabitch (…). Maar de Hollandse winters zijn de Jamaicaanse niet, dus kies een kledingstijl waarin je dochter min tien kan weerstaan. Niet de grote zonnebril en de pornohakken, wel de tijgerprint, roze shizzle en alles dat glimt. Nu maar hopen dat ze niemand in mekaar slaat op de crèche.’ Ook al regende het meteen kritiek,”

 

Anousha Nzume (Moskou, 12 juli 1969)

 

De Libanese schrijver en criticus Elias Khoury werd geboren op 12 juli 1948 in een Grieks-orthodoxe middle-class familie in de overwegend christelijke wijk Ashrafiyye van Beiroet. Zie ook alle tags voor Elias Khoury op dit blog.

Uit: My name is Adam – Children of the ghetto 1 (Vertaald door Humphrey Davies)

“Six days were enough for my life to turn upside down and put paid to the novel that I’d begun writing.
I’d
long dreamed of writing a novel. One novel would be enough to say
something no-one had ever said before. I’m the son of a story that has
no tongue, and I want to be the one to make it speak; when I found the
story, and took up residence in Waddah al-Yaman’s coffer, that damned
movie came along and expelled me from the coffer of metaphor which I’d
hoped would be the grave of my story and the cave from which it could
once more shine forth. The scales fell from my eyes and I saw that I was
alone, looking for my shadow, which I had lost. My shadow had
disappeared and been erased, and it became my task, before I could
write, to find it again, so that I could lean upon it.

The
fever was devouring me and I was trying to explain to my young friend,
in stumbling English, who I was. I told her everything and watched my
life forming into a story before me, and my story was long. Was she
listening to me, or could her eyes not see the story because she
couldn’t understand what I was saying? She told me my speech had been
slurred and that I’d talked without stopping and would jump from one
subject to another, beginning in English, then switching into Arabic or
into a mixture of Arabic and Hebrew, and drinking a lot of water. She
spoke of tears she’d seen in my eyes and said she’d tried the whole time
to calm me down.

Odd.
I remember things differently. I remember seeing everything clearly and
being amazed at what I saw. I could recall everything. I saw the
remnants of the people of Lydda living in a ghetto fenced off with wire
by the Israelis, and I smelled death. I even saw before me the words in
which my mother recounted to me the story of my birth, as though I were
remembering them. I recalled everything, and today I sit down to write
what I remembered and saw, convinced that memory is too heavy a burden
for any to carry and that forgetfulness was brought into being to
liberate us from it. From that moment, the weight of my memory began to
exhaust me, and I decided to write it, so that I could forget it.

People
think that writing is a cure for forgetfulness and the vessel of
memory, but they’re wrong. Writing is the form appropriate to
forgetfulness, which is why I’ve decided to review my entire project
and, instead of killing memory with metaphor as I tried to through my
aborted work on a novel about Waddah al-Yaman, I shall transform it, as I
write it, into a corpse made out of words. I am not Waddah al-Yaman, I
will not die in the coffer, and my beloved is neither Rawda nor Umm
al-Banin. True, I did love two women: the first died and my love for the
second died in my heart.”

 

Elias Khoury (Beiroet, 12 juli 1948)

 

De Duitse dichter en schrijver Stefan George werd geboren op 12 juli 1868 in Büdesheim. Zie ook alle tags voor Stefan George op dit blog.

Die blume die ich mir…

Die blume die ich mir am fenster hege
Verwahrt vorm froste in der grauen scherbe
Betrübt mich nur trotz meiner guten pflege
Und hängt das haupt als ob sie langsam sterbe.

Um ihrer frühern blühenden geschicke
Erinnerung aus meinem sinn zu merzen
Erwähl ich scharfe waffen und ich knicke
Die blasse blume mit dem kranken herzen.

Was soll sie nur zur bitternis mir taugen?
Ich wünschte dass vom fenster sie verschwände . .
Nun heb ich wieder meine leeren augen
Und in die leere nacht die leeren hände.

 

Mein garten bedarf nicht luft und nicht wärme

Mein garten bedarf nicht luft und nicht wärme.
Der garten den ich mir selber erbaut
und seiner vögel leblose schwärme
Haben noch nie einen frühling geschaut.

Von kohle die stämme. von kohle die äste
Und düstere felder am düsteren rain.
Der früchte nimmer gebrochene läste
Glänzen wie lava im pinien-hain.

Ein grauer schein aus verborgener höhle
Verrät nicht wann morgen wann abend naht
Und staubige dünste der mandel-öle
Schweben auf beeten und anger und saat.

Wie zeug ich dich aber im heiligtume
– So fragt ich wenn ich es sinnend durchmaß
In kühnen gespinsten der sorge vergaß –
Dunkle große schwarze blume?

 

Im Park

Rubinen perlen schmücken die fontänen ·
Zu boden streut sie fürstlich jeder strahl ·
In eines teppichs seidengrünen strähnen

Verbirgt sich ihre unbegrenzte zahl.
Der dichter dem die vögel angstlos nahen
Träumt einsam in dem weiten schattensaal ..

Die jenen wonnetag erwachen sahen
Empfinden heiss von weichem klag berauscht ·
Es schmachtet leib und leib sich zu umfahen.

Der dichter auch der töne lockung lauscht.
Doch heut darf ihre weisung nicht ihn rühren
Weil er mit seinen geistern rede tauscht:

Er hat den griffel der sich sträubt zu führen.

 

Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)


De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

 

Uit: Honderd liefdessonnetten

XVI

Ik hou van het beetje aarde dat jij bent,
omdat ik in alle melkwegweiden
geen andere ster heb. Jij weerspiegelt
en verveelvoudigt het heelal

Je grote ogen zijn het licht dat ik bewaar
uit de verslagen sterrenstelsels,
Je huid huivert net als de wegen
die de meteoor bereist in de regen.

Van zoveel maan waren voor mij je heupen,
van alle zon je diepe mond en zijn genot,
van zoveel gloeiend licht, als honing in de schaduw,

je hart geschroeid door lange rode stralen,
en zo bereis ik het vuur van je vorm,
en kus je, kleintje en planeet, duif en geografie.

 

XX

Mijn lelijkerd, kastanje ongekamd,
mijn schoonheid, jij bent prachtig als de wind,
mijn lelijkerd, jouw mond telt voor twee monden,
mijn schoonheid, met je kussen fris als vruchten.

Mijn lelijkerd, met je verborgen borsten
die minuscuul zijn als twee bekers graan.
Ik zag je graag met op de borst twee manen
als torens van jouw soevereiniteit.

Mijn lelijkerd, geen zee levert jouw nagels,
mijn schoonheid, bloem voor bloem en ster voor ster
en golf voor golf, lief, telde ik jouw lichaam:

mijn lelijkerd, want om jouw gouden taille,
mijn schoonheid, om een rimpel in je voorhoofd,
mijn lief, om licht, om donker houd ik van je.

 

LXXXIX

‘k Wil als ik sterf jouw handen op mijn ogen:
het licht en ’t graan van jouw geliefde handen,
hun frisheid nog eens langs mij voelen strijken:
de zachtheid voelen die mijn leven wendde.

‘k Wil dat jij leeft terwijl ik, slapend, wacht,
dat je de wind blijft horen in je oren,
de zee blijft ruiken die ons beiden lief is,
het zand dat wij betraden blijft betreden.

‘k Wil dat al wat ik liefheb voort blijft leven,
jou had ik lief, bezong ik boven alles,
blijf jij daarom in bloei, mijn bloeiende,

opdat je wat mijn liefde wil, bereikt,
opdat mijn schaduw door je haren wandelt,
opdat men zo de grond kent van mijn zang.

 

Vertaald door Catharina Blaauwendraad

 

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)
Hier met zijn derde vrouw, Matilde Urrutia


De Nederlandse dichter Driek van Wissen werd geboren in Groningen op 12 juli 1943. Zie ook alle tags voor Driek van Wissen op dit blog.

 

Vakantiebericht

Wij dronken onderweg in Portugal,
per dag tenminste één fles Vinho Verde,
maar meestal twee en doorgaans nog een derde,
want drie is toch zo’n heerlijk rond getal.

En daar wij dan pas werk’lijk dronken werden
werd nummer vier besteld als spoedgeval –
‘of is dit nu ons vijfde flesje al?’
bracht een van ons, de tel kwijt, dan te berde.

U raadt het al – daarna kwam nummer zes
en dikwijls is het daarbij niet gebleven;
wij meden bijgelovig nummer zeven
en namen maar meteen een achtste fles.

Ja die vakantie was een groot succes:
in Portugal valt heel wat te beleven.

 

Joris

Ik heb vanavond, met de poes op schoot
De onrust uit het beestje weggestreken
Waarbij de goedzak mij heeft aangekeken
Met ogen zo onpeilbaar diep en groot
Dat het mij een moment heeft toegeleken
Als was hij eeuwenlang al deelgenoot
Van het geheim van leven en van dood
En nu dan op het punt stond om te spreken.

Een aandrang, waar hij niet voor is bezweken
Omdat hij langzaamaan de ogen sloot
en nog een lome haal gaf met zijn poot
Als halve aai en onzachtzinnig teken
Dat men hem ooit nadrukkelijk verbood
Het zwijgen rond die zaken te verbreken.

 

Europese gedachte

Ons land is rijk, wij hebben niks te klagen.
Dus helpen wij de Griek ook met plezier,
De Portugees, de Spanjaard en de Ier
En wie ons maar om noodhulp komen vragen.

En als wij daarna arm zijn, niet getreurd:
Dan helpen zij ons graag weer op hun beurt.

 

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 21 mei 2010)


De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië. Zie ook alle tags voor Bruno Schulz op dit blog.

Uit: The street of crocodiles

“A tangled thicket of grasses, weeds, and thistles crackled in the fire of the afternoon. The sleeping garden was resonant with flies. The golden field of stubble shouted in the sun like a tawny cloud of locusts; in the thick rain of fire the crickets screamed; seeds pods exploded softly like grasshoppers.
And over by the fence the sheepskin of grass lifted in a hump, as if the garden had turned over in its sleep, its broad, peasant back rising and falling as it breathed on the stillness of the earth. There the untidy feminine ripeness of August had expanded into enormous, impenetrable clumps of burdocks spreading their sheets of leafy tin, their luxuriant tongues of fleshy greenery. There, those protuberant bur clumps spread themselves, like resting peasant women, half-enveloped in their own swirling skirts. There, the garden offered free of charge the cheapest fruits of wild lilac, the heady aquavit of mint and all kinds of August trash. But on the other side of the fence, behind that jungle of summer in which the stupidity of weeds reigned unchecked, there was a rubbish heap on which thistles grew in wild profusion. No one knew that there, on the refuse dump, the month of August had chosen to hold that year its pagan orgies. There, pushed against the fence and hidden by the elders, stood the bed of the half-wit girl, Touya, as we all called her. On a heap of discarded junk, of old saucepans, abandoned single shoes, and chunks of plaster, stood a bed, painted green, propped up on two bricks where one leg was missing.
The air over the midden, wild with heat, cut through by the lightning of shiny horseflies, driven mad by the sun, crackled as if filled with invisible rattles, exciting one to frenzy.
Touya sits hunched up among the yellow bedding and odd rags, her large head covered by a mop of tangled black hair. Her face works like the bellows of an accordion. Every now and then a sorrowful grimace folds it into a thousand vertical pleats, but astonishment soon straightens it out again, ironing out the folds, revealing the chinks of small eyes and damp gums with yellow teeth under snoutlike, fleshy lips.“

 

Bruno Schulz (12 juli 1892 – 19 november 1942)
Cover van een theaterversie


De Amerikaanse dichter, schrijver en filosoof Henry David Thoreau werd geboren in Concord, Massachusetts op 12 juli 1817. Zie ook alle tags voor Henry David Thoreau op dit blog.

 

The Fisher’s Boy

MY life is like a stroll upon the beach,
As near the ocean’s edge as I can go;
My tardy steps its waves sometimes o’erreach,
Sometimes I stay to let them overflow.

My sole employment is, and scrupulous care,
To place my gains beyond the reach of tides,—
Each smoother pebble, and each shell more rare,
Which Ocean kindly to my hand confides.

I have but few companions on the shore:
They scorn the strand who sail upon the sea;
Yet oft I think the ocean they’ve sailed o’er
Is deeper known upon the strand to me.

The middle sea contains no crimson dulse,
Its deeper waves cast up no pearls to view;
Along the shore my hand is on its pulse,
And I converse with many a shipwrecked crew.

 

Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)
Het geboortehuis van Henry David Thoreau in Concord, Massachusetts


Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn blog van 12 juli 2016 en ook mijn blog van 12 juli 2015 deel 2.

Kees ‘t Hart, Carla Bogaards, Anousha Nzume, Elias Khoury, Stefan George, Pablo Neruda, Bruno Schulz, Henry David Thoreau, Max Jacob

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: De wolken (Over Martinus Nijhoff)

“De Wolken is vergelijkbaar met een scène uit de film “Circus” van Charley Chaplin. In deze scène stelt Charley Chaplin per ongeluk de goocheltafel van de goochelaar in werking. Aan alle kanten kruipen de konijnen en duiven tevoorschijn. Chaplin doet vergeefse pogingen de dieren terug te stoppen en de goocheltafel in de oude toestand terug te brengen.’
Nijhoff schreef De Wolken tijdens zijn eerste Italiaanse reis. Hij bezocht Umbrië en was diep onder de indruk van het aldaar in de natuur aanwezige landschap. Zijn aardappelhoofd was in Assisi een ware bezienswaardigheid.
Nijhoff verliet regelmatig de oudste stadspoort van Assisi en wandelde door de uitbundige omgeving. In een brief aan zijn moeder die hij later nog een keer overschreef, vertelde hij over zijn ervaringen. Hij wilde niet al te lovend over Franciscus schrijven, omdat zijn moeder nu eenmaal niet dol was op van die roomskatholieke heiligen. Het zou haar verdrietig kunnen stemmen. Dus beschreef hij een aantal klassieke herinneringen en een leuke examenangst-droom: ‘Moeder, ik droomde dat alleen de andere kandidaten de examenopgaven kregen en ik niet.’
De tweede regel van De Wolken was hij wel eens tegengekomen in een artikel over schilderkunst, maar het idee over de wolkenuitleg kreeg hij in Italië.
Hij begon zich voor Franciscus te interesseren.
Ik voelde me een echte onderzoeker, die op eigen terrein lekker bezig was.
In het volgende fragment verkeerde ik nog in een voorwetenschappelijke fase. Ik wilde nog steeds alleen bewijzen leveren. Later leek alleen de verwarring nog wel te gebruiken:
‘De eerste zin bevat al veel van de latere verwarring. “Ik droeg nog kleine kleeren.” Kijk, die jongen draagt nog kleine kleren: zijn broek is te kort, zijn overhemdje te klein en daar komt het wit van de piepkleine onderbroek te voorschijn.’
In De Wolken verwerkte Nijhoff veel materiaal over het leven van Franciscus: het dragen van kleren, de blik naar de wolken en de onweerstaanbare vergelijkingen.
De verwarring tussen bekentenis en betekenis speelde in die tijd een grote rol in de hele Europese lyriek. Mijn onderzoek gebruikte De Wolken als metafoor van deze problematiek.”

 

Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Carla Bogaards werd geboren in Voorburg op 12 juli 1947. Zie ook alle tags voor Carla Boogaards op dit blog.

 

Liefde

De onvervulde liefde springt uit mijn keel,
ach het lijkt wel een kangoeroe met een jong in haar buidel
of een eekhoorn.

Aan deze ongeduldige liefde kan ik kapotgaan
aan flarden gescheurd,
het kangoeroejong wordt met zijn kop tegen de muur gesmeten.

Overal bloedspatten op de muren van het huis,
in de koele kamers stijgt de temperatuur
zo veel koortsige adem wordt uitgeblazen.

 

Boten

Velimir Chlebnikov schrijft in een van zijn verzen:
vergrauwde.
Leefde hij nog, ik zou met hem langs de Rijn wandelen,
hem de rijnaken wijzen in het rossige heldere licht van de
juni-avond.
Vreedzaam kabbelen de golfjes, rossig in het licht van de
ondergaande zon.
Gemoedelijk liggen de boten aangemeerd aan de kade,
verliefde paartjes slenteren hand in hand langs het water,
wijzen elkaar op een speedbootje,
wat een snelheid, lachen ze,
hun pas vertragend wenden ze de ogen naar elkaar,
ik zie een bootje in je ogen, zeggen ze,
laten we zij aan zij een race houden,
snelheidsrecords verbreken, een haven binnenlopen.

Een vrouw vraagt, wil je met me slapen
in een havenhotel,
mag ik zien hoe bruin je tepelhof is.
Zoals de hof van Eden?
Zo bruin als gembergelei?
Als we uit het raam kijken zien we boten,
zal ik je daar voorlezen, gedichten van Velimir Chlebnikov.

Deze vrouw is de verafgode minnares van de man,
liefste, zegt hij, kijk, zwaluwen.

Zwaluwen brengen geluk, antwoordt de vrouw lachend,
bootjes in je ogen, fluistert ze,
snel, snel, laten we ons haasten.

‘Met een vangbijl sloeg ik vrede’ leest ze hem hardop voor.
Vrede? vraagt de man.
Vrede, lacht de vrouw, rozig haar konen,
van de liefde rozig, vrede ook vannacht,
morgen weet ik het niet liefste, als God het wil,
God schiep hemel en aarde, de vissen, de vogels,

ik hoor zwaluwen kwetteren in je oorschelp,
zwaluwen brengen geluk.
Geluk? vraagt de man.
Geluk en vrede, lacht de vrouw,
je gelooft toch wel in de waarheid van de woorden van de Heilige
Schrift
en in de woorden van de dichter,
je gelooft toch wel dat God de zeeën heeft geschapen?

 

Carla Bogaards (Voorburg, 12 juli 1947)

 

De Nederlands schrijfster, actrice, columniste, programmamaakster Anna Senga “Anousha” Nzume werd geboren in Moskou op 12 juli 1969. Zie ook alle tags voor Anousha Nzume op dit blog.

Uit: Hallo witte mensen

“Op m’n zestiende was ik in de kerst- en zomervakantie bij mijn vader in Kameroen. Die periodes hebben mijn leven veranderd. De stad waar mijn vader woonde was allesbehalve toeristisch. Kumba was toen nog een kleine rurale stad, circa 75 kilometer van de kust en lastig bereikbaar vanwege de slechte wegen. Er kwamen ook geen backpackers en/of goede-doelen-toeristen naar Kumba. Voor het eerst van m’n leven werd ik omringd door alleen maar ‘West-Afrikanen bezuiden de Sahara’. Het was een absolutie revelatie. Ik had me nog nooit zo vrij gevoeld. Voor het eerst bewoog ik me in een redelijk racismevrije samenleving. De burgemeester was zwart, de politieagent, de bakker, de slager, de taxichauffeur. En ook alle vrouwen! Voor het eerst zag ik niet twee à drie types zwarte vrouwen, maar wel honderden. Zwarte vrouwen die ondanks hun gemeenschappelijkheid qua afkomst, totaal niet op elkaar leken. Hier vroeg niemand aan me als ik met een vriendinnetje over straat liep of we zusjes waren. Hier vond niemand dat ik op Randy Crawford leek. Ik zag zwarte vrouwen voor het eerst in al hun facetten. Niet meer die paar archetypes waar bekende zwarte vrouwen aan leken te moeten voldoen. In zoog werkte ik samen met Irma Accord, die trainingen aan jongens en meisjes geeft in achterstandsgroepen in Amsterdam-Zuidoost met jonge zwarte meisjes op de middelbare school. We gaven empowerment-trainingen. Daar zag ik de ernst van de maatschappelijke consequenties van hedendaags racisme. Ik heb het hier niet over alle vrouwen in Zuidoost, absoluut niet. Ik heb het over de groep die wordt geridiculiseerd in de maatschappij, waar juryrapporten over boeken als die van Robert Vuijsje aan bijdragen. Vrouwen waar veel óver wordt gesproken. Vrouwen die worden nagedaan door komieken en presentatrices. Vrouwen aan wie wordt verdiend door bedrijven. Vrouwen die door de overheid worden gezien als economisch zelfstandig omdat ze looi) euro netto overhouden per maand, maar die veelal alleen, naast hun baan, verantwoordelijk zijn voor een of meer kinderen. Deze vrouwen heb ik leren kennen als heldinnen. Deze vrouwen verdienen dat er naar hen geluisterd wordt. Goed. Terug naar: waarom is het racistisch als ik op donkere vrouwen en/of mannen val? Wat is er mis mee als ik hun kleur, hun haar, hun uitstraling, hun lichamen prachtig vind? Waarom is het exotiserend? Wat er ‘mis’ gaat, is dat je daarmee een persoon van vlees en bloed, een mens met een unieke persoonlijkheid, reduceert tot een aantal kenmerken waar jij al dan niet op valt.”

 

Anousha Nzume (Moskou, 12 juli 1969)

 

De Libanese schrijver en criticus Elias Khoury werd geboren op 12 juli 1948 in een Grieks-orthodoxe middle-class familie in de overwegend christelijke wijk Ashrafiyye van Beiroet. Zie ook alle tags voor Elias Khoury op dit blog.

Uit: Gate of the Sun (Vertaald door Humphrey Davies)

“Hey, you! How am I supposed to talk to you or with you or about you? Should I tell you stories you already know, or be silent and let you go wherever it is you go? I come close to you, walking on tiptoe so as not to wake you, and then I laugh at myself because all I want is to wake you. I need one thing — one thing, dear God: that this man drowning in his own eyes should get up, open his eyes and say something. But I’m lying. Did you know you’ve turned me into a liar? I say I want one thing, but I want thousands of things. I lie, God take pity on you, on me and on your poor mother. Yes, we forgot your mother. You told me all your stories, and you never told me how your mother died. You told about the death of your blind father and how you slipped into Galilee and attended his funeral. You stood on the hill above the village of Deir al-Mad, seeing but unseen, weeping but not weeping. At the time I believed you. I believed that intuition had led you there to your house, hours before he died. But now I don’t. At the time I was bewitched by your story. Now the spell is broken, and I no longer believe you. But your mother? Why didn’t you say anything about her death? Is your mother dead? Do you remember the story of the icon of the Virgin Mary? We were living through the civil war in Lebanon, and you were saying that war shouldn’t be like that. You even advised me, when I came back from Beijing as a doctor, not to take part in the war and asked me to go with you to Palestine. “But Yunes, you don’t go to fight. You go because of your wife.” You gave me a long lecture about the meaning of war and then said some-thing about the picture of the Virgin Mary in your house, and that was when I asked you if your mother was Christian and how the sheikh of the village of Ain al-Zaitoun could have married a Christian woman. You explained that she wasn’t a Christian but loved the Virgin and used to put her picture under her pillow. She’d made you love the Virgin, too, because she was the mistress of all the world’s women and because her picture was beautiful — a woman bending her head over her son, born swaddled in his shroud. “And what did the sheikh think?” I asked you. »

 

Elias Khoury (Beiroet, 12 juli 1948)

 

De Duitse dichter en schrijver Stefan George werd geboren op 12 juli 1868 in Büdesheim. Zie ook alle tags voor Stefan George op dit blog.

 

Fenster wo ich einst mit dir

Fenster wo ich einst mit dir
Abends in die landschaft sah
Sind nun hell mit fremdem licht.

Pfad noch läuft vom tor wo du
Standest ohne umzuschaun
Dann ins tal hinunterbogst.

Bei der kehr warf nochmals auf
Mond dein bleiches angesicht . . .
Doch es war zu spät zum ruf.

Dunkel – schweigen – starre luft
Sinkt wie damals um das haus.
Alle freude nahmst du mit.

 

Mein kind kam heim

Mein kind kam heim.
Ihm weht der seewind noch im haar.
Noch wiegt sein tritt
Bestandne furcht und junge lust der fahrt.

Vom salzigen sprühn
Entflammt noch seiner wange brauner schmelz:
Frucht schnell gereift
In fremder sonnen wildem duft und brand.

Sein blick ist schwer
Schon vom geheimnis das ich niemals weiss
Und leicht umflort
Da er vom lenz in unsern winter traf.

So offen quoll
Die knospe auf dass ich fast scheu sie sah
Und mir verbot
Den mund der einen mund zum kuss schon kor.

Mein arm umschliesst
Was unbewegt von mir zu andrer welt
Erblüht und wuchs –
Mein eigentum und mir unendlich fern.

 

Deine stirne verborgen…

Deine stirne verborgen halb durch ein wölkchen von haaren
(sie sind blond und seiden)
deine stirne spricht mir von jugendlichem leiden
Deine lippen sie sind stumm erzählen die geschichte
der seelen die der herr gerichtet
Erregender spiegel deine augen
spiel nicht damit da er leicht zerbricht!
Auch wenn du lächelst (endlich flog über dir der schlummer her)
dein lächeln gleicht dem weinen sehr
und du neigst ein wenig dein haupt von kummer schwer.

 

Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)
Beeld bij het Stefan George Haus in Bingen

 

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

 

Your Laughter

Take bread away from me, if you wish,
take air away, but
do not take from me your laughter.

Do not take away the rose,
the lance flower that you pluck,
the water that suddenly
bursts forth in joy,
the sudden wave
of silver born in you.

My struggle is harsh and I come back
with eyes tired
at times from having seen
the unchanging earth,
but when your laughter enters
it rises to the sky seeking me
and it opens for me all
the doors of life.

My love, in the darkest
hour your laughter
opens, and if suddenly
you see my blood staining
the stones of the street,
laugh, because your laughter
will be for my hands
like a fresh sword.

Next to the sea in the autumn,
your laughter must raise
its foamy cascade,
and in the spring, love,
I want your laughter like
the flower I was waiting for,
the blue flower, the rose
of my echoing country.

Laugh at the night,
at the day, at the moon,
laugh at the twisted
streets of the island,
laugh at this clumsy
boy who loves you,
but when I open
my eyes and close them,
when my steps go,
when my steps return,
deny me bread, air,
light, spring,
but never your laughter
for I would die.

 

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)
Cover


De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië. Zie ook alle tags voor Bruno Schulz op dit blog.

Uit: Sanatorium Under the Sign of the Hourglass (Vertaald door Celina Wieniewska)

“On a dark wintry morning I woke up early (under the banks of darkness a grim dawn shone in the depths below) and while a multitude of misty figures and signs still crowded under my eyelids, I began to dream confusedly, tormented by various regrets about the old, forgotten Book.
No one could understand me and, vexed be their obtuseness, I began to nag more urgently, molesting my parents with angry impatience.
Barefoot, wearing only my nightshirt and trembling with excitement, I riffled the books on Father’s bookshelves, and, angry and disappointed, I tried to describe to a stunned audience that indescribable thing, which no words, no pictures drawn with a trembling and elongated finger, could evoke. I exhausted myself in endless explanations, complicated and contradictory, and cried in helpless despair.
My parents towered over me, perplexed, ashamed of their helplessness. They could not help feeling uneasy. My vehemence, the impatient and feverish urgency of my tone, made me appear to be in the right, to have a well-founded grievance. They came up to me with various books and pressed them into my hands. I threw them away indignantly.
One of them, a thick and heavy tome, was again and again pushed toward me by my father. I opened it. It was the Bible. I saw in its pages a great wandering of animals, filling the roads, branching off into processions heading for distant lands. I saw a sky filled with flocks of birds in flight, and an enormous, upturned pyramid on whose flat top rested the Ark.
I raised my reproachful eyes to Father.
“You must know, Father,” I cried, “you must. Don’t pretend, don’t quibble! This book has given you away.
Why do you give me that fake copy, that reproduction, a clumsy falsification? What have you done with The Book?”

 

Bruno Schulz (12 juli 1892 – 19 november 1942)
Cover

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en filosoof Henry David Thoreau werd geboren in Concord, Massachusetts op 12 juli 1817. Zie ook alle tags voor Henry David Thoreau op dit blog.

 

The Moon

Time wears her not; she doth his chariot guide;
Mortality below her orb is placed.
–Raleigh
The full-orbed moon with unchanged ray
Mounts up the eastern sky,
Not doomed to these short nights for aye,
But shining steadily.

She does not wane, but my fortune,
Which her rays do not bless,
My wayward path declineth soon,
But she shines not the less.

And if she faintly glimmers here,
And paled is her light,
Yet alway in her proper sphere
She’s mistress of the night.

 

Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver Max Jacob werd op 12 juli 1876 geboren in Quimper. Zie ook alle tags voor Max Jacob op dit blog.

 

Enfantines Bretonnes

le p’tit chat est mort …e il – e – vit encore …e
Allez voir dans le fossé si on peut le repêcher allez voir dans le grenier… s’il est dans le sac de blé
Vous lui ferez faire par la femm’ du garde
Un grand lit en fer …e un bain d’pied à la moutarde avec de la graine de lin et du sucre de plantain
Le p’tit chat est mort …e il – e- vit encore …e
Allez voir dans le grenier si on peut l’ressusciter.

 

Vacances

L’autocar est à midi et demi.
Ils sont tous couchés.
Cloisons à cloisons, chambre à chambre.
Le grand est si long qu’on se demande comment il se relève.
Quand il est couché dans le jardin c’est comme une ligne d’écriture au travers d’un tableau.
On déjeune dans le garage.
II semble qu’on soit fâché avec moi.
Le regard courroucé de la dame au-dessus des arbustes et l’humidité de la porte cochère quand je vais prendre l’autocar tout seul avec ma valise trop lourde.

 

Max Jacob (12 juli 1876 – 5 maart 1944)
Portret door Christopher Wood, 1929

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juli ook mijn blog van 12 juli 2016 en ook mijn blog van 12 juli 2015 deel 2.

Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: Teatro Olimpico

“Ruim twee jaar geleden, op 20 augustus, maakte ik na onze Rousseau-voorstelling in het Theater aan het Spui in Den Haag kennis met Jim Staborowsky. Hij stelde zich in het Engels een beetje lacherig voor als een Rousseau-kenner en vertelde dat hij contacten had met theatermakers in Italië. Zijn vriendin was ‘intendante’ van een belangrijk theater in Vicenza, het Teatro Olimpico. Hij vond onze voorstelling interessant en ontroerend, de slotscène indrukwekkend en de mise-en-scène origineel. Hij complimenteerde ons vooral met het beeld van Rousseau dat we gaven. Dat sloot volgens hem aan bij actuele theateropvattingen in Italië.
Ik bood hem een biertje aan.
We zouden meer van hem horen, zei hij, hij moest eerst zijn contacten raadplegen. Volgens hem was de connectie van Rousseau met Italië erg interessant, daar was nog weinig aandacht aan besteed. Hij zou later in het jaar contact met ons opnemen, het kon nog even duren. Ik had zijn voornaam niet goed verstaan, die was niet wat je noemt Italiaans, net zomin als zijn achternaam. Ik vroeg hem zijn volledige naam op een bierviltje te schrijven.
Zijn voornaam sprak hij uit als Dzjiem.
Veel later hoorde ik dat zijn moeder uit Vicenza kwam en zijn vader een nazaat was van oude Poolse landadel die al meer dan tweehonderd jaar in Italië woont. Hij vertelde me dat een van zijn voorvaders Casanova heeft gekend en in diens autobiografie voorkomt.
Misschien interesseert u zich niet erg voor dit soort details, maar ze zijn van belang om de context van onze wederwaardigheden in Italië te begrijpen. Bovendien verzocht u enkele weken geleden in uw brief om een ‘gedetailleerd verslag, zodat de beoordelingscommissie een gedegen beeld kan krijgen van de situatie’.
Ik wist dat Rousseau in Venetië als secretaris had gediend bij een Franse diplomaat. Dit was niet een van de gunstigste episodes uit zijn leven, om het maar voorzichtig te zeggen. Hij zet zichzelf in Bekentenissen neer als een soort spion in Franse dienst, maar u moet zich hier niet te veel van voorstellen. Rousseau had de neiging zijn leven mooier en interessanter voor te stellen dan het was. Waarschijnlijk was hij in werkelijkheid een loopjongen van de tweede secretaris en mocht hij weleens brieven rondbrengen. Zie over feit en fictie bij Rousseau onder andere de biografie van Leo Damrosch (2005). Rousseau liet zich snel meeslepen door zijn ongebreidelde fantasie. Secretaris! Spionage! Belangrijke berichten!“

 

 
Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)

Lees verder “Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau”

Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Nederlandse dichter en schrijver Kees ’t Hart werd op 12 juli 1944 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Kees ’t Hart op dit blog.

Uit: Voor de afgrond

       Poetry in motion… always by my side Johnny Tillotson

“Het in veel opzichten duizelingwekkende, voor beginnende en lerende dichters en dichteressen verplichte en verplichtende boek The White Goddess van Robert Graves begint als volgt: ‘Since the age of fifteen poetry has been my ruling passion and I have never intentionally undertaken any task or formed any relationship that seemed inconsistent with poetic principles; which has sometimes won me the reputation of an eccentric.’ Ik doe er al jaren over, misschien wel mijn hele leven, om te proberen te begrijpen, te grijpen, bij mezelf vast te grijpen, wat dit voor mezelf, in mezelf zou kunnen betekenen. Want het is ook, en misschien zelfs vooral, een aanstellerige zin, een geposeerde zin waar je je voor schaamt als je hem zelf zou uitspreken, maar die tegelijkertijd alleen daarom, juist omdat het een pose is, begrepen kan worden en die Graves overigens in de rest van zijn ongeveer vijfhonderd pagina’s tellende boek volstrekt ongegeneerd uitwerkt. Poëzie als levensbeginsel.
Het verlangen poëzie te schrijven of te leren schrijven, kan niet zonder de vraag naar de wenselijkheid daarvan. Waarom zou poëzie belangrijk kunnen zijn? Wat heeft poëzie te betekenen, voor mijzelf, als schrijver, als verlangend schrijver, maar ook voor de lezer in mijzelf, de lezer die ikzelf ook ben en voor de lezer die ik niet ben, maar die ik me voorstel? Wat hebben dichters te betekenen? Behalve hun vanzelfsprekende aanwezigheid op straat die voor iedereen geldt, tijdens vakanties, als willekeurige man of vrouw, als gevoelige en zintuigelijke man of vrouw, die ook mijn gevoeligheid en zintuigelijkheid is, mijn aanwezigheid, mijn presentie, behalve dat is er ook hun minder vanzelfsprekende aanwezigheid op de televisie, als vehikel in allerlei programma’s, bij cursussen, bij voorleessessies, met een aanwezigheid daar die blijkbaar volmaakt vanzelfsprekend is, volkomen op zijn plaats, omdat ze niet meer toegelicht hoeft te worden, ze is er, niets meer of minder, deze aanwezigheid hoeft zich niet meer te verontschuldigen, ze hoort er bij, dichters verschijnen zoals komieken verschijnen, muzikanten, milieudeskundigen, politici.”

 

 
Kees ’t Hart (Den Haag, 12 juli 1944)

Bewaren

Lees verder “Kees ‘t Hart, Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Bruno Schulz, Henry David Thoreau”

The Summer Rain (Henry David Thoreau), Hans Lodeizen

Dolce far niente

 

 
Landschap bij Auvers in de regen door Vincent van Gogh, 1890

 

The Summer Rain

My books I’d fain cast off, I cannot read,
’Twixt every page my thoughts go stray at large
Down in the meadow, where is richer feed,
And will not mind to hit their proper targe.

Plutarch was good, and so was Homer too,
Our Shakespeare’s life were rich to live again,
What Plutarch read, that was not good nor true,
Nor Shakespeare’s books, unless his books were men.

Here while I lie beneath this walnut bough,
What care I for the Greeks or for Troy town,
If juster battles are enacted now
Between the ants upon this hummock’s crown?

Bid Homer wait till I the issue learn,
If red or black the gods will favor most,
Or yonder Ajax will the phalanx turn,
Struggling to heave some rock against the host.

Tell Shakespeare to attend some leisure hour,
For now I’ve business with this drop of dew,
And see you not, the clouds prepare a shower—
I’ll meet him shortly when the sky is blue.

This bed of herd’s grass and wild oats was spread
Last year with nicer skill than monarchs use.
A clover tuft is pillow for my head,
And violets quite overtop my shoes.

And now the cordial clouds have shut all in,
And gently swells the wind to say all’s well;
The scattered drops are falling fast and thin,
Some in the pool, some in the flower-bell.

I am well drenched upon my bed of oats;
But see that globe come rolling down its stem,
Now like a lonely planet there it floats,
And now it sinks into my garment’s hem.

Drip drip the trees for all the country round,
And richness rare distills from every bough;
The wind alone it is makes every sound,
Shaking down crystals on the leaves below.

For shame the sun will never show himself,
Who could not with his beams e’er melt me so;
My dripping locks—they would become an elf,
Who in a beaded coat does gayly go.

 

 
Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)
Standbeeld in Walden Pond

Lees verder “The Summer Rain (Henry David Thoreau), Hans Lodeizen”

Pablo Neruda, Carla Bogaards, Stefan George, Driek van Wissen, Bruno Schulz, Henry David Thoreau

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook alle tags voor Pablo Neruda op dit blog.

Uit: Honderd liefdessonnetten

XI

Ik honger naar je mond, je stem, je haren
En vasten en stom loop ik door de straten,
Het brood voedt me niet, de ochtend ontwricht me,
Ik zoek je voetgeklater in de dagen.

Ik honger naar je losgeslagen lach,
Je handen, als het razend graan gekleurd,
Ik honger naar je bleke stenen nagels
En wil je huid, gave amandel, eten.

Ik wil eten de straal door je schoonheid verbrand,
Je neus, de vorstin van je trotse gezicht,
Ik wil eten de vluchtige schaduw van je wimpers

En hongerig besnuffel ik de schemer
Jou zoekend, zoekend naar je bloedwarm hart
Als poema in ’t verlaten Quitratùe.

 

Vertaald door Catharina Blaauwendraad

 

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven.

Bijvoorbeeld schrijven: ‘De nacht ligt aan stukken,
en blauw huiveren de sterren, in de verte.’

De nachtwind roert zich zingend in de hemel.

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven.
Ik hield van haar en soms hield zij ook van mij.

In nachten als deze hield ik haar in mijn armen.
Zo vaak heb ik haar onder het eindeloze firmament gekust.

Zij hield van mij, soms hield ik ook van haar.
Hoe zou ik niet gehouden hebben van haar grote, stille ogen.

Vannacht kan ik de treurigste verzen schrijven.
Bedenken dat ik haar niet meer heb. Betreuren dat ik haar verloor.

Luisteren naar de onmetelijke nacht, onmetelijker zonder haar.
En het vers valt in de ziel als op het weiland dauw.

Wat geeft het dat mijn liefde haar niet kon behouden.
De nacht ligt aan stukken, en zij is niet bij mij.

Dat is alles. In de verte zingt een mens. In de verte.
Mijn ziel heeft met het verlies van haar geen vrede.

Alsof hij naar toe wil, zoekt mijn blik.
Mijn hart zoekt haar, maar zij is niet bij mij.

Dezelfde nacht maakt wit dezelfde bomen.
Wij, die van toen, zijn niet dezelfden meer.

Ik houd niet langer van haar, nee, maar wat hield ik van haar.
Mijn stem zocht naar de wind om aan haar oor te komen.

Een ander. Een ander zal ze toebehoren. Zoals ooit mijn lippen.
Haar stem, haar duidelijke lichaam. Haar oneindige blik.

Ik houd niet langer van haar, nee, maar misschien houd ik van haar.
De liefde duurt zo kort en zo lang duurt vergetelheid.

Omdat in nachten zoals deze ik haar in mijn armen hield,
heeft mijn ziel met het verlies van haar geen vrede.

Al is dit de laatste pijn die zij mij doet,
en al zijn dit de laatste verzen die ik voor haar schrijf.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)
Lees verder “Pablo Neruda, Carla Bogaards, Stefan George, Driek van Wissen, Bruno Schulz, Henry David Thoreau”

Max Jacob, Henry David Thoreau, Hermann Conradi, Hans Koning, Willem Abma

De Franse dichter en schrijver Max Jacob werd op 12 juli 1876 geboren in Quimper. Zie ook alle tags voor Max Jacob op dit blog.

Poème

Quand le bateau fut arrivé aux îles de l’Océan Indien, on s’aperçut qu’on n’avait pas de cartes. Il fallut descendre. Ce fut alors qu’on connut qui était à bord: il y avait cet homme sanguinaire qui donne du tabac à sa femme et le lui reprend. Les îles étaient semées partout. En haut de la falaise, on aperçut à de petits nègres avec des chapeaux melon: “Ils auront peut-être des cartes.” Nous prîmes le chemin de la falaise: c’était une échelle de corde; le long de l’échelle, il y avait peut-être des cartes! des cartes même japonaises! Nous montions toujours. Enfin, quand il n’y eut plus d’échelons (des cancres en ivoire quelque part), il fallut monter avec les poignets. Mon frère l’Africain s’en acquitta très bien, quant à moi, je découvris des échelons où il n’y en avait pas. Arrivés en haut, nous sommes sur un mur; mon frère saute. Moi, je suis à la fenêtre! Jamais je ne pourrai me décider à sauter: c’est un mur de planches rouges. “Fais le tour”, me crie mon frère l’Africain. Il n’y a plus ni étages, ni passagers, ni bateau, ni petit nègre: il y a le tour qu’il faut faire. Quel tour! c’est décourageant.

Die Bettlerin von Neapel

Als ich in Neapel lebte, stand an der Tür meines Palastes eine Bettlerin, der ich stets vor dem Einsteigen in den Wagen Kleingeld zuwarf. Erstaunt, weil nie ein Dank kam, schaute ich die Bettlerin eines Tages an. Als ich sie so betrachtete, sah ich, daß das, was ich für eine Bettlerin gehalten hatte, ein grün angestrichener Holzkasten war, der rote Erde und einige halb verfaulte Bananen enthielt.


Vertaald door
Johannes Beilharz

 

Max Jacob (12 juli 1876 – 5 maart 1944)
Portret door Picasso, 1907
Lees verder “Max Jacob, Henry David Thoreau, Hermann Conradi, Hans Koning, Willem Abma”

Ludwig Rubiner, Max Jacob, Henry David Thoreau, Bruno Schulz, Hermann Conradi, Hans Koning, Gerben Willem Abma

De Duitse dichter, essayist en criticus Ludwig Rubiner werd geboren op 12 juli 1881 in Berlijn.

Dieser Nachmittag (Fragment)

 An diesem Nachmittag standen alle Kellerfenster offen, das faule Stroh wurde hinter den Polizeitritten auf die Straße geschmissen und zersank.

 Die Fabriken stießen spinnwebene Fenster auf, Sauseluft um eiligen Ölgestank.

 Unter den dumpfen Brückenbögen räkelten sich Geschwüre und blaßnacktes Fleisch, Fetzen, Lauslöcher, Wunden mit Maden.

 Hinter den Bänken in grell dürren Parks, aus bestaubten Büschen krochen Beine hervor auf die feinen Promenaden.

 In Paris, rauschend in Hell, in dem Hammerschlag New York, in Frisco voll Straßenbahndampf, dem harten, schattenlosen Madrid, London, dem gasflammengelben,

 Im Leierkastengeklirr Berlins unter Springbrunnen sonnenstaub geklopfter Teppiche, im Neuen Heil Berlin, vorbei an den fetten Riesenbrotreihen der Straßen

 Brachen bleiche Köpfe empor, Aufbruch unterirdischer Riesenpusteln,

 Faserhaare dünn über gequetschten Wurmmäulern; brauenlos runde Augen wie von ertränktem Aas messen die Straßen ab, Fliegen steigen klebrig auf vom Geruch,

 Die Erde erhebt das Haupt der Bleichen,

 O unsichrer Marsch der Halbtoten, Nächtigen, ewig Versteckten. Blaßweiße Wurzelmienen, o Letzte, Unterste, Sarglose, ewig Halbeingegraben in kalten saugenden Dreck, tastender Zug in spähender Unsicherheit, die Nacht ist nicht da, sie dürfen sehen. Sie sehen.

 Sie sehen.

 Der Himmel lief ihnen wie ein dünner Faden blau über die Erde hin. Aber in der Straße sahen sie den langen aufschießend flammenden Finger des Lichts.

 O gab es noch Häuser, schwere Straßen, Schutzleute mit halten Stiefeln? Das himmlische Licht bergan schmolz mild zur rötlichen Kugel halb hinter Dächern auf.

Ludwig Rubiner (12 juli 1881 – 28 februari 1920)

 

De Franse dichter en schrijver Max Jacob werd op 12 juli 1876 geboren in Quimper. Zie ook mijn blog van 13 juli 2006. en ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

GÉNÉROSITÉ ESPAGNOLE

Par un Espagnol de mes amis, le roi d’Espagne m’a fait donner trois gros diamants sur une chemise, une collerette de dentelle sur une veste de toréador, un portefeuille contenant des recommandations sur la conduite de la vie. Voitures ! boulevards, visites chez des amis: la bonne couchera-t-elle avec moi ? M. S. L. a tendu la main à G. A. qui la lui a refusée sans motifs. Je suis raccommodé avec les Y… Or, voici qu’à la Bibliothèque nationale je m’aperçois que je suis surveillé. Quatre employés s’avancent vers moi avec une épée de poupée chaque fois que je cherche à lire certains livres. Enfin un tout jeune groom s’avance: ” Venez! ” me dit-i1. Il me montre un puits caché derrière les livres; il me montre une roue de planches qui a l’air d’un instrument de supplices : ” Vous lisez des livres sur l’Inquisition, vous êtes condamné à mort! ” et je vis que sur ma manche on avait brodé une tête de mort: ” Combien? dis-je. Combien pouvez-vous donner ? – Quinze francs. C’est trop, dit le groom. – Je vous les donnerai lundi. ” La générosité du roi d’Espagne avait attiré l’attention de l’Inquisition.

Max Jacob (12 juli 1876 – 5 maart 1944)

 

De Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau werd geboren in Concord, Massachusetts op 12 juli 1817. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007..

Uit: Walden

This is a delicious evening, when the whole body is one sense, and imbibes delight through every pore. I go and come with a strange liberty in Nature, one with herself. As I walk along the stony shore of the pond in my shirt sleeves, though it is cool as well as cloudy and windy, and I see nothing special to attract me, all the elements are unusually congenial to me. The bull-frogs trump to usher in the night, and the note from the whipporwill is borne on the rippling wind from over the water. Sympathy with the fluttering alder and poplar leaves almost takes away my breath; yet, like the lake, my serenity is rippled, but not ruffled. These small waves raised by the evening wind are as remote from storm as the smooth reflecting surface. Though it is now dark, the wind still blows and roars in the wood. The waves still dash, and some creatures lull the rest with their notes. The repose is never complete.”

Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)


De Duitse dichter en schrijver Hermann Conradi werd op 12 juli 1862 in Jeßnitz geboren.

Triumph der Sehnsucht

Das sind die Wogen der Sehnsucht,
Die fluten mir durch das Herz –
Der Sehnsucht, köstlich berückend,
Wie Knospenbotschaft im März …

Das sind die Wogen der Sehnsucht,
Die in mir branden und blühn –
Die mich berauschen, wie schwüles
Düften von weißem Jasmin.

Wie im Traume war ich gewandelt,
Von engem Genügen erfüllt –
Vor mir ein kleines, banales
Farbloses Werkeltagsbild …

Sie nahm so ganz mich gefangen,
Die winzige Werkeltagspflicht –
Zerschmolz mein stolzes Verlangen,
Verhing mein suchend Gesicht …

Still war es – freudlos und leidlos
Rann Stunde um Stunde dahin –
Und keine war drängende Sehnsucht –
Und keine Empörerin …

Nun strömen und rollen wieder
Die Schauer der Sehnsucht wild –
Zerbrochen liegt das Bildnis –
Mein Auge ist unverhüllt …

Ich fühle unendliche Schmerzen
Und Wonnen namenlos –
Ich kreise mit den Gestirnen,
Bin klein und doch riesengroß …

Bin Staub und doch die Achse –
Ein Punkt und doch alles zugleich …
Ich verzehre mich in Sehnsucht –
Und bin an Erfüllung so reich! …

Hermann Conradi (12 juli 1862 – 8 maart 1890)
Jeßnitz, Raadhuis (Geen portret beschikbaar)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 12 juli 2007.

De Nederlands-Amerikaanse journalist en schrijver Hans Koning (pseudoniem van Hans Köningsberger) werd geboren in Amsterdam op 12 juli 1921.

De Friese schrijver Gerben Willem Abma werd op 12 juli 1942  geboren in Folsgare.

Pablo Neruda, Carla Bogaards, Stefan George, Driek van Wissen, Peter Edel, Ludwig Rubiner, Max Jacob, Henry David Thoreau, Bruno Schulz, Hermann Conradi, Hans Koning, Gerben Willem Abma

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

 

Testament (II)

 

Mijn oude boeken, verzameld

in uithoeken van de wereld, vereerd

in hun statige typografie, laat ik

na aan de nieuwe dichters van Amerika,

aan hen die op een dag

de betekenissen van morgen

zullen spinnen op het schorre, onderbroken weefgetouw.

 

Zij zullen geboren zijn wanneer de woeste vuist

van dode houthakkers en mijnwerkers

een ontelbaar leven zal gegeven hebben

om de verwrongen kathedraal te reinigen,

de dolle korrel, de vezel

die onze gretige vlakten strikte

Dat zij de hel raken, dit verleden

dat de diamanten verpletterde, en dat ze

de graanwereld verdedigen met hun lied,

geboren in de boom van het martelaarschap.

 

Over de beenderen van de stamhoofden, ver

van ons verraden erfgoed, in volle

lucht van volkeren die alleen hun weg gaan,

gaan zij het standbeeld bevolken

van een lang, zegevierend lijden.

 

Dat ze zoals ik mijn Manrique, mijn Góngora,

mijn Garcilaso, mijn Quevedo beminnen:

ze waren titanische wachters, wapentuigen

van platina en besneeuwde doorzichtigheid,

die me strengheid leerden, en dat ze in

mijn Lautréamont de oude klachten zoeken

tussen verderfelijke doodsstrijd.

Dat ze in Majakovski zien hoe de ster oprees

en hoe uit haar stralen aren ontstonden.

 

 

Vertaald door Bart Vonck

 

 

Uit: Honderd liefdessonnetten

 

VIII

 

Hadden de ogen niet de kleur van de maan,

niet die van de dag met klei, arbeid, vuur,

en hield je de lenigheid van de lucht niet vast,

was je niet een week van amber,

 

was je niet het gele moment,

waarop de herfst in de wilde wingerd klimt

en ook niet het brood dat de glanzende maan

kneedt, terwijl ze haar meel in de lucht strooit,

 

mijn liefste, ik zou niet van je houden!

Door jou te omhelzen, omhels ik het bestaan,

het zand, de tijd, de boom van de regen

 

en alles leeft om mij te laten leven:

zonder ver weg te gaan kan ik alles zien:

ik zie in jou leven al wat leeft.

 

Vertaald door Willy Spillebeen

 

 

Pablo_Neruda

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Carla Bogaards werd geboren in Voorburg op 12 juli 1947. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

 

Berlijn

‘Alles soll grün werden’

Keimzeit

 

Breng het ooilam naar de ram.

 

Is de stad Berlijn schuldig aan de breedte van zijn dooraderde wegen,

de hoogte van zijn gebouwen,

zijn homosexuele mannen die getrouwd en wel

in zwartleren broeken rondlopen

dodelijk verlegen onder de blikken van een buitenlandse vrouw,

herkend te worden, de gepolitoerde glans van het geïnfecteerde leer,

en de Pruisische paleisjes, de Oranjerie in Charlottenburg,

de fonteinen, mollige luchtspiegelingen, onze liefde.

Is de stad Berlijn scvhuldig aan mijn angst

jou als mijn minnaar te verliezen,

de afdruk van zwart-rottend berkeblad op je oogleden te moeten verliezen.

Verzet de stad zich knarsetandend

tegen mijn aanklacht.

 

Vruchtbaar was de stad

toen je er woonde, wir uns wiedersahen,

na elke scheiding, nooit meer te loochenen,

ik werd binnengelaten door poortwachters,

wij elkaar ‘Liebchen’ noemden, huiverend lachend

in de gebombardeerde, opgebouwde stad van West.

 

Is de stad Berlijn schuldig aan zijn sentimentele rust,

o zo
kalm. De brandschone rust.

Eerst werden de ruiten ingeslagen bij het KDW

door jongeren, van links, van rechts, Duitsers,

en geparkeerde auto’s in brand gestoken, alles soll brennen,

links, rechts, Duitsers, het is geen lolletje

Berliner zu sein, de rust is weergekeerd.

 

Ongedeerd, ongeboren waren wij in 1940,

spelen we leeuwtje in de roestbruine stadsparkjes,

eigenmachtig eis ik je lichaam op,

graaien mijn handen in de mist die over Berlijn hangt,

zoek ik je, je woonde toch in Berlijn,

ik reisde toch naar je toe? Zeg stad, zeg ook eens wat,

laten we krijgsraad houden stad!

 

Ik wil mijn vloot wel sturen, maar er is geen haven.

Is de stad Berlijn eraan schuldig?.

Die geen schuitje heeft moet in zijn hoedje varen.

Wij ook, en de Perzische leatherboys en de dames en heren van de Treuhand

en de kalfslederen handschoenen met bontrandjes

en de braadworsten en de currysauzen

en de obers in de Paris Bar

en de in cognac geflambeerde kreeften en wij ook.

Is de stad schuldig, Berlijn?

 

bogaards

Carla Bogaards (Voorburg, 12 juli 1947)

 

De Duitse dichter en schrijver Stefan George werd geboren op 12 juli 1868 in Büdesheim. Zie ook mijn blog van 13 juli 2006. en ook mijn blog van 12 juli 2007  en ook mijn blog van 12 juli 2008.

 

 

Sieg des Sommers (Fragment)

 

Der lüfte schaukeln wie von neuen dingen
Aus grauem himmel brechend milde feuer
Und rauschen heimatwärts gewandter schwingen
Entbietet mir ein neues abenteuer.

 

Du all die jahre hin mir glanz und glaube
Bei dir · und wo die stummen zeugen waren
Von hoffen und von angst · bei diesem laube.
Denn wird das glück sich je uns offenbaren

 

Wenn jezt die nacht die lockende besternte
In grüner garten-au es nicht erspäht ·
Wenn es die bunte volle blumen-ernte
Wenn es der glutwind nicht verrät ?

 

Den blauen raden und dem blutigen mohne
Entgeht dem lispelnden und lichten korn !
Durchwandert diese waldung Sinnens ohne
Und jeden vielverschlungnen pfad von vorn ·

 

Verharrt nicht vor den zeichen in den birken ·
Geschwunden sei die hand die einst sie schnitt
Nun fühlt wie andre namen wunder wirken ·
Zu jungen frischen stammen lenkt den schritt ·

 

Vergesst der schmerzen und des alten blutes
Gerissen am verfallnen dorngesträuch
Und blätter dürrer zeiten leichten mutes
Betretet sie und lasst sie hinter euch !

 

Du willst mit mir ein reich der sonne stiften
Darinnen uns allein die freude ziere ·
Sie heilige die haine und die triften
Eh unsre pracht und ihre sich verliere.

 

Dass dieses süsse leben uns genüge ·
Dass wir hier wohnen dankbereite gäste !
Und wort und lied ersinnst du dass gefüge
Die klagen flattern in die höchsten äste.

 

Du singst das lied der summenden gemarken
Das sanfte lied vor einer tür am abend
Und lehrest dulden wie die einfach starken ·
In lächeln jede träne scheu begrabend :

 

Die vögel fliehen vor den herben schlehen ·
Die falter bergen sich in sturmes-toben
Sie funkeln wieder auf so er verstoben –
Und wer hat jemals blumen weinen sehen ?

 

geor_por

Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)

 

 

De Nederlandse dichter Driek van Wissen werd geboren in Groningen op12 juli 1943. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

 

 

Nachtwacht

 

De kap buigt koud over beton
En tijd hangt ingeblikt in klokken
Verkrampt bewegend soms met schokken;
Dit barre eiland heet station

Achter een zwarte horizon
Zijn alle treinen nu vertrokken
Ofwel ze liggen tegen blokken
Hier languit naast een leeg perron.

Geen mens te zien. Het lijkt verdomd
Of nooit meer iemand komen zal
Nu ook het licht dooft in de hal
En alle leven hier verstomt.

Ik wacht op niets en niemandal:
Er is geen kijk op dat ze komt.

 

DRIEK+VAN+WISSEN

Driek van Wissen (Groningen, 12 juli 1943)

 

De Duitse schrijver en graficus Peter Edel (eig. Peter Hirschweh) werd geboren op 12 juli 1921 in Berlijn. Wegens de rassenwetten van de nazi’s moest hij zijn gymnasiumopleiding afbreken. Hij volgde tot 1940 een opleiding tot schilder en graficus, o.a. bij Käthe Kollwitz. Tot 1943 verrichtte hij dwangarbeid. Later kwam hij terecht in de concentratiekampen Auschwitz, Sachsenhausen en Mauthausen, waar talrijke tekeningen ontstonden. In 1949 ging hij vanuit West-Berlijn naar Oost-Berlijn. Hij werd redacteur en medewerker van de tijdschriften „Die Weltbühne“ en „BZ am Abend“.Vanaf 1964 was hij zelfstandig schrijver.

 

Uit: Wenn es ans Leben geht

 

„Zu Hause angekommen, legte ich das Reclambändchen auf den Tisch. Wie eine greifbare Mahnung lag es dort. Esther riß mich aus meinen Gedanken. “Was ist das?” fragte sie. “Diese Striche da?” Sie zeigte mir die aufgeschlagenen Blätter. Es standen dort einige Verse, Zeilen, die mein Vater mit dicken Rotstiftlinien eingerahmt und unterstrichen hatte. Ob er es für sich tat, für andere oder für uns – gleichviel, in der Nacht, die wir schlaflos durchgrübelten, schien es mir nahezu unglaublich, daß diese Worte vor weit über hundert Jahren geschrieben sein sollten. Immer wieder mußte ich lesen, was in den roten Rahmen stand:

Anfangs wollt’ ich fast verzagen,

Und ich glaubt’, ich trüg es nie;

Und ich hab es doch getragen –

Aber fragt mich nur nicht, wie?

Ja, das kannte ich. Hatte es vor langem gelesen und aus Vaters Mund gehört, es war berührend, aber nicht sehr erschütternd gewesen, war nur das traurig-tapfere Geständnis eines großen toten Dichters. Und plötzlich sprach der zu mir an Vaters Stelle. Jetzt las ich es anders. Jetzt ging es mich selbst an, alles, was da auf dem ersten Blatt stand, auf dem zweiten, de
m dritten, von flatternden Fingern flammig umrandet:

Wir dürfen nicht Viktoria trompeten,

Solang’ noch Säbel tragen unsre Sbirren;

Mich ängstet, wenn die Vipern Liebe girren,

Und Wolf und Esel Freiheitslieder flöten –

Seite um Seite, sich steigernd in bestürzender Aktualität, folgten die Sätze einander, welche Sätze!

Wir begreifen die Ruinen nicht eher,

als bis wir selbst Ruinen sind.

Und dies prophetisch Ungeheure:

Ich sah einen Wolf, der leckte an einem

gelben Stern, bis seine Zunge blutete.

Und schließlich:

Dort, wo man Bücher verbrennt,

verbrennt man auch am Ende Menschen!

 

Edel

Peter Edel (12 juli 1921 – 7 mei 1983)

 

De Duitse dichter, essayist en criticus Ludwig Rubiner werd geboren op 12 juli 1881 in Berlijn. Daar studeerde hij tot 1906 kunstgeschiedenis, filosofie en lieratuur. Hij bewoog zich al snel in het milieu van de avantgarde, waarin hij tot de radikaalsten behoorde. Hij leerde er schrijvers kennen als Erich Mühsam, Paul Scheerbart, René Schickele, Ferdinand Hardekopf, Wilhelm Herzog en Herwarth Walden die tot de belangrijkste vertegenwoordigers van het expressionisme gerekend werden. Als criticus schreef hij over het werk van de schrijvers Else Lasker-Schüler, Max Brod, Ernst Blass, Arthur Holitscher, Peter Hille en Heinrich Mann en van componisten als Debussy, Pfitzner, Schönberg, Strauss, Busoni en Puccini. Tot zijn belangrijkste werk behoren „Der Dichter greift in die Politik“ (1912) en het drama „Die Gewaltlosen“ (1919).

 

 

Das Himmlische Licht

 

Kamerad, Sie sitzen in Ihrem Zimmer allein, unter Men-

schen schweigen Sie still.

Aber ich weiß meine stummen Kameraden hunderttausend

auf der Welt, zu denen ich reden will.

Wir warten noch klein, da erhob zu uns die Erde ihr

bergiges Schmerzensgesicht,

In unsere Zehen bette ferne Geländ, von Sturz und Strudel

ums Licht.

Die Menschen in schlaffer Geilheit und träg liebten die

Erde nicht mehr,

Aber die Erde schrie, wir hörten Sie nicht, und sie donnerte

Zeichen her.

O mein Freund, glauben Sie nicht, was ich Ihnen sagen

werde, sei neu oder interessant.

Alles, was ich Ihnen zurufe, wissen Sie selbst, aber Sie

haben es nie aus tundem Mund laut bekannt.

Sie haben es zugedeckt. Ich will Sie erinnern.

Ich will Sie aufrufen.

Denn Gott rief die Erde für uns alle auf.

Seine Stimme hauchte aus dem Untermeer Vulkan,

der in der Südsee in die Luft flog.

Die kleine Kraterinsel Krakatao stieß den brennenden

Atem Gottes aus der Erde.

Explosion. Der Ozean spritzte über die Erde, unvergessen

in dreißig Menschenjahren.

Neues Menschengeschlecht, und das Jahrhundert war lang

zu Ende.

Aber aus dem Pacific brannte der Feuerwind des Krakatao

in unsere Herzen.

 

rubiner

Ludwig Rubiner (12 juli 1881 – 28 februari 1920)

 

De Franse dichter en schrijver Max Jacob werd op 12 juli 1876 geboren in Quimper. Zie ook mijn blog van 13 juli 2006. en ook mijn blog van 12 juli 2007 en ook mijn blog van 12 juli 2008.

 

 

POÈME DÉCLAMATOIRE

 

Ce n’est ni l’horreur du crépuscule blanc, ni l’aube blafarde que la lune refuse d’éclairer, c’est la lumière triste des rêves où vous flottez coiffées de paillettes, Républiques, Défaites, Gloires! Quelles sont ces parques ? quelles sont ces Furies ? est-ce la France en bonnet phrygien ? est-ce toi, Angleterre ? est-ce l’Europe ? est-ce la Terre sur le Taureau-nuage de Minos ? Il y a un grand calme dans l’air et Napoléon écoute la musique du silence sur le plateau de Waterloo. Ô Lune, que tes cornes le protègent! il y a une larme sur ses joues pâles! si intéressant est le défilé des fantômes. ” Salut à toi! salut! nos chevaux ont les crinières mouillées de rosée, nous sommes les cuirassiers! nos casques brillent comme des étoiles et, dans l’ombre, nos bataillons poudreux sont comme la main divine du destin. Napoléon! Napoléon! nous sommes nés et nous sommes morts. Chargez! chargez! fantômes! j’ordonne qu’on charge! ” La lumière ricane: les cuirassiers saluent de l’épée et ricanent ; ils n’ont plus ni os, ni chair. Alors, Napoléon écoute la musique du silence et se repent, car où sont les forces que Dieu lui avait données ? Mais voici un tambour! C’est un enfant qui joue du tambour: sur son haut bonnet à poils, il y a un drap rouge et cet enfant là est bien vivant: c’est la France! Ce n’est ici maintenant autour du plateau de Waterloo, dans la lumière triste des rêves où vous flottez, coiffées de paillettes, Républiques, Défaites, Gloires, ni l’horreur du crépuscule blanc, ni l’aube blafarde que la lune refuse d’éclairer.

 

 

max-jacob

Max Jacob (12 juli 1876 – 5 maart 1944)
Portret door Amedeo Modigliani

 

De Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau werd geboren in Concord, Massachusetts op 12 juli 1817. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007.

 

Uit: Walden

 

I had three chairs in my house; one for solitude, two for friendship, three for society. When visitors came in larger and unexpected numbers there was but the third chair for them all, but they generally economised the room by standing up. It is surprising how many great men and women a small house will contain. I have had twenty-five or thirty souls, with their bodies, at once under my roof, and yet we often parted without being aware that we had come very near to one another…One inconvenience I sometimes experienced in so small a house, the difficulty of getting to a sufficient distance from my guest when we began to utter the big thoughts in big words. You want room for your thoughts to get into sailing trim, and run a course or two before they make their port. The bullet of your thought must have overcome its lateral and ricochet motion, and fallen into its last and steady course, before it reaches the ear of the hearer, else it may plough out again through the side of his head. Also, our sentences wanted room to unfold and form their columns in the interval. Individuals, like nations, must have broad and natural boundaries, even a neutral ground, between them. I have found it a singular luxury to talk across the pond to a companion on the opposite side. In my house we were so near that we could not begin to hear–we could not speak low enough to be heard, as when you throw two stones into calm water so near that they break each other’s undulations…As the conversation began to assume a loftier and grander tone, we gradually shoved our chairs further apart till they touched the wall in opposite corners, and then commonly there was not room enough…My “best” room, however–my withdrawing room–always ready for company, on whose carpet the sun rarely fell, was the pine woods behind my house.

 

Thoreau

Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)
Standbeeld in Walden Pond State Reservation

 

 

De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië.Zie ook mijn blog van 12 juli 2007.

 

Uit: A July Night

 

„I BECAME acquainted with summer nights for the first time in the year of my Matura, during the holiday. Our house — through which the breezes, rustles and sparkles of the hot summer days blew all day through the open windows — h
ad taken in a new occupant, a tiny, sulking, puling little thing — my sister’s baby son. He brought to our house a certain return to primitive relations; he set sociological development back to the nomadic and harem atmosphere of matriarchy, in an encampment of bedclothes, nappies and linen, perpetually washed and dried, in the abandon of the female toilet, determined upon abundant denudings of the vegetatively innocent character, in the sour smell of infancy and breasts swollen with milk.

    My sister, after her difficult confinement, had retired to a health spa; my brother-in-law appeared only at mealtimes; my parents remained in the shop late into the night. The baby’s wet-nurse, whose expansive womanliness grew ever more multifarious and drew its sanction from her role as mother-provider, imposed her rule on the house. In the majesty of this eminence, with her broad and weighty being, she impressed the stamp of gynocracy on the whole house, being moreover the advantage of her replete and luxuriant corporality, distributed in cunning gradation between herself and two servant girls, who spread like a peacock’s tail the whole gamut of self-sufficient femininity in everything they did. Our house replied to the quiet efflorescence and ripening of the garden, full of leafy rustles, silvery glints and shadowy musings, with the aroma of femininity and maternity, rising up over the white washing and blossoming flesh; and when, at a terribly bright hour of morning, all the curtains rose up in terror, at windows open at opposite sides of the room, and all the unbuttoned nappies on the clothes-lines were standing in a gleaming lane — then feathery seeds, flecks and shed petals flowed straight through that white alarum of foulards and linen, and the garden, together with its stream of lights and shades, in a migration of sounds and musings, moved slowly through the room as if at this hour of Pan all barriers and walls had been taken away, and in the outflow of thoughts and feelings a shudder of all-embracing oneness was passing throughout the whole world.“

 

schulz

Bruno Schulz (12 juli 1892 – 19 november 1942)

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Conradi werd op 12 juli 1862 in Jeßnitz geboren. Vanaf 1884 studeerde hij in Berlijn filosofie en literatuur. Vanuit Berlijn trok hij later naar Leipzig waar hij tot de kringen rond Adolf Bartels en Otto Erich Hartleben behoorde. In 1997 verscheen hier zijn dichtbundel „Lieder eines Sünders“ en zijn eerste roman „Phrasen”. In 1889 verscheen zijn roman „Adam Mensch“ waartegen de officier van justitie meteen een onderzoek begon wegens onzedelijkheid en godslastering. Conradi trok hierop naar Würzburg. Waar hij aan een proefschrift en aan een nieuwe roman begon te werken. Hij stierf echter onverwacht aan een longontsteking op 27-jarige leeftijd. Zijn werk wordt tot het vroege naturalisme gerekend.

 

 

Das Ende vom Liede

 

Vergessen können  ja! Das ist die Kunst,

Von allen Künsten dieser Welt die erste

Von allen Künsten dieser Welt die schwerste,

Und bist du ihrer Herr, ist alles Dunst.

 

Ist alles Wurst, was jemals du gewesen,

Was du geliebt, gehaßt, getan, gefehlt, gewollt,

Ob sich dein Leben prunkvoll aufgerollt,

Ob du für andre warst bequemer Besen.

 

Ob Sklave oder Herr  dann ist’s egal,

Vergessen können  und nicht dran ersticken,

Hinunterschlucken, lachen, weiterkrücken,

Ins Leben weiter noch ein dutzendmal.

 

Dann tut’s ja nichts!  Nun gut! Ich will’s probieren,

Den letzten Lorbeerkranz will ich entblättern,

Das letzte Amulett will ich zerschmettern,

Wie man vergißt, will ich genau studieren.

 

Und eines Tages dann  ist mir’s geglückt,

Ich atme auf in grenzenloser Leere

Und breche in die Knie und bete: Kehre,

O kehre wieder, die du mich entzückt:

 

Geliebte Sünde, die ich froh beging

Geliebte Reue, die ich kühn genossen.

Gemach, mein Freund! Dein Schicksal ist beschlossen

Und um dich schürzt sich des Vergessens Ring.

 

conradi_jessnitz

Hermann Conradi (12 juli 1862 – 8 maart 1890)
Jeßnitz (Geen portret beschikbaar)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 12 juli 2007.

 

De Nederlands-Amerikaanse journalist en schrijver Hans Koning (pseudoniem van Hans Köningsberger) werd geboren in Amsterdam op 12 juli 1921.

 

De Friese schrijver Gerben Willem Abma werd op 12 juli 1942  geboren in Folsgare.

 

 

 

 

 

 

Pablo Neruda, Stefan George, Driek van Wissen, Carla Bogaards, Max Jacob, Henry David Thoreau, Hans Koning, Bruno Schulz, Gerben Willem Abma

De Chileense dichter Pablo Neruda (eig. Ricardo Eliecer Neftalí Reyes Basoalto) werd geboren in Parral op 12 juli 1904. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007.

And because Love battles

And because love battles
not only in its burning agricultures
but also in the mouth of men and women,
I will finish off by taking the path away
to those who between my chest and your fragrance
want to interpose their obscure plant.

About me, nothing worse
they will tell you, my love,
than what I told you.

I lived in the prairies
before I got to know you
and I did not wait love but I was
laying in wait for and I jumped on the rose.

What more can they tell you?
I am neither good nor bad but a man,
and they will then associate the danger
of my life, which you know
and which with your passion you shared.

And good, this danger
is danger of love, of complete love
for all life,
for all lives,
and if this love brings us
the death and the prisons,
I am sure that your big eyes,
as when I kiss them,
will then close with pride,
into double pride, love,
with your pride and my pride.

But to my ears they will come before
to wear down the tour
of the sweet and hard love which binds us,
and they will say: “The one
you love,
is not a woman for you,
Why do you love her? I think
you could find one more beautiful,
more serious, more deep,
more other, you understand me, look how she’s light,
and what a head she has,
and look at how she dresses,
and etcetera and etcetera”.

And I in these lines say:
Like this I want you, love,
love, Like this I love you,
as you dress
and how your hair lifts up
and how your mouth smiles,
light as the water
of the spring upon the pure stones,
Like this I love you, beloved.

To bread I do not ask to teach me
but only not to lack during every day of life.
I don’t know anything about light, from where
it comes nor where it goes,
I only want the light to light up,
I do not ask to the night
explanations,
I wait for it and it envelops me,
And so you, bread and light
And shadow are.

You came to my life
with what you were bringing,
made
of light and bread and shadow I expected you,
and Like this I need you,
Like this I love you,
and to those who want to hear tomorrow
that which I will not tell them, let them read it here,
and let them back off today because it is early
for these arguments.

Tomorrow we will only give them
a leaf of the tree of our love, a leaf
which will fall on the earth
like if it had been made by our lips
like a kiss which falls
from our invincible heights
to show the fire and the tenderness
of a true love.

 

I Do Not Love You Except Because I Love You

I do not love you except because I love you;
I go from loving to not loving you,
From waiting to not waiting for you
My heart moves from cold to fire.

I love you only because it’s you the one I love;
I hate you deeply, and hating you
Bend to you, and the measure of my changing love for you
Is that I do not see you but love you blindly.

Maybe January light will consume
My heart with its cruel
Ray, stealing my key to true calm.

In this part of the story I am the one who
Dies, the only one, and I will die of love because I love you,
Because I love you, Love, in fire and blood.

 

Sonnet XXV

Before I loved you, love, nothing was my own:
I wavered through the streets, among
Objects:
Nothing mattered or had a name:
The world was made of air, which waited.

I knew rooms full of ashes,
Tunnels where the moon lived,
Rough warehouses that growled ‘get lost’,
Questions that insisted in the sand.

Everything was empty, dead, mute,
Fallen abandoned, and decayed:
Inconceivably alien, it all

Belonged to someone else – to no one:
Till your beauty and your poverty
Filled the autumn plentiful with gift.

Neruda

Pablo Neruda (12 juli 1904 – 23 september 1973)

 

De Duitse dichter en schrijver Stefan George werd geboren op 12 juli 1868 in Büdesheim. Zie ook mijn blog van 13 juli 2006. en ook mijn blog van 12 juli 2007.

Nacht-Gesang I

Mild und trüb
Ist mir fern
Saum und fahrt
Mein geschick.

Sturm und herbst
Mit dem tod
Glanz und mai
Mit dem glück.

Was ich tat
Was ich litt
Was ich sann
Was ich bin:

Wie ein brand
Der verraucht
Wie ein sang
Der verklingt.

 

Der Erkorene

Sie grüssen dich laut zur schönern geburt
Den dunkel umfing verherrlicht ein schein.
Was schwer sich erwirbt ward früh dir bestimmt
Dir gaben den preis die meister im lied.

Was huldigt erhöht du nahmest es zag
Die stirne geneigt doch froh dir bewusst
Wie jeglichem ding in ehrfurcht genaht –
So zogest du gern dem leben entlang

Mit prüfendem blick und liebend allein
Und griffest nur zu mit lauterer hand
In frommer beschau mit rühmlicher scheu:
Dem reicheren trieb des edleren tiers.

Was heute dich krönt wird dornige last
Dem jemals es welkt. der selbst sich nicht wahrt.
Nur wenn du noch ehrst bist du dir noch treu
Dann bleibt wie du dir o jüngling der kranz!

 

Du trugst in holder scham die stirn gesenkt

Du trugst in holder scham die stirn gesenkt
Ich ahnte wo dein buch im dunkeln liess:
Wann geist wann leib bestimmt der Sinn .. dir weist
Allein was achse ist was rollend rad ·
Wandelnd und bleibend heil · lebendige hand.
Damals beim mahl griff dich des mahles herr:
In seiner lohenden entzückung schwall
Und in der inbrunst lang gestauten glücks
Versank nicht nur der geist – es schwieg der leib
Als spät du auf mein lager kamst geschlichen.

George

Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)

 

De Nederlandse dichter Driek van Wissen werd geboren in Groningen op12 juli 1943. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007.

MIDDELBAAR ONDERWIJS

Het mooiste meisje van de klas

V
erschikt onwennig bij haar schouder
Een bandje van haar bustehouder;
Ze draagt dat rare ding maar pas.

De meester, achter brillenglas
Ziet toe, ontroerd, en denkt: Wat zou d’r
Gebeuren als zij tien jaar ouder
En ik eens tien jaar jonger was?

Ach, hij vergeet hoe hij verdorde
En hoe haar leven net begint.
In stilte wordt door hem bemind

De schone vrouw, die zij zal worden.
Dan praat ze wat, het lieve kind
En streng roept hij haar tot de orde.

 

MOEDER EN KIND

Mijn moeder leefde voor zichzelf te lang;
Vandaar dat zij haar laatste grijze dagen
Veelal verdeed met mopperen en klagen,
Een vruchteloze, zure zwanenzang.

Toch schepte zij een kinderlijk behagen
In onze dagelijkse ommegang
Als ik weg uit het huis, uit haar gevang
Haar rondreed in haar invalidenwagen.

De vreugde was niet altijd onverdeeld:
Ik deed het half uit liefde, half verveeld,

Maar ik kwam in het park soms halverwege
Een moeder met een kinderwagen tegen
En zag dan het verdraaide spiegelbeeld
Hoe ik ooit in haar wagen had gelegen.

driek_van_wissen

Driek van Wissen (Groningen, 12 juli 1943)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Carla Bogaards werd geboren in Voorburg op 12 juli 1947. Zie ook mijn blog van 12 juli 2007.

Jonge koninginnen

Grieten waren we, blond, met blauwe ogen, we reden op ezels langs
de vloedlijn, en de golven leken op palmtakken, zo groen, en de
branding bruiste als bronwater, zo licht als de dag.

We waren niet blond, we waren donker met donkere ogen.
We waren niet wat jij zegt …het is een schilderij van Isaac Israëls,
kijk de ezeltjesoren, de oren in de nek.

Je brengt me in verwarring, ik zou liever willen dat het leven zich voegt, alsnog,
wassende maan, eb en vloed.
Nee, ik weet het al, het zijn mijn dochtertjes, ze dragen
zonnehoedjes. Zie je hun ogen schitteren.

Je hebt alleen zoons, misschien zijn het jouw onvoldragen baby’s,
je huilde, en je bent de weg overgestoken, expres, roekeloos, het
speelde zich af in een koninginnesprookje.

God schiep de wateren onder het uitspansel, mijn broer nam me op
zijn schouders, hij liep de zee in, de branding was rood van liefde
en de vissen sprongen tegen zijn buik, ik schreeuwde van angst en
spanning, niet toen ik de weg overstak. Werd ik behoed door een
engel? Of baande God een pad voor me.

God maakte een scheiding van de wateren die onder het uitspansel
waren en de wateren die boven het uitspansel waren. Later was er
een pad door de Rode Zee en nog later een pad tussen de idiotie van
hels verkeer. Of viel de wereld stil?

En het was alzo, en God noemde het uitspansel hemel. Rustte Hij
zoals op de zevende dag.
Moe van jou, de verzoeking, de bekoring die je zocht in de dood.

We hadden schouderlang haar, je leek op een zangeresje uit Parijs,
we liepen modieus en aanstellerig op blote voeten door Den Haag.
Je ontmoette je broer daar, jullie lachten, omhelsden elkaar. Zijn jullie
naar zee gegaan.

Nee, we zaten op een bankje bij de Hofvijver, een nieuwe zomer, we
waren gelukkig,
ik was nog nooit zwanger geweest, zo jong zo jong.
En het schilderij toonde mijn dochtertjes en de dood reed mee,
de dood rijdt altijd mee op de ezel,
elke scheppingsdag, dag na dag, de nachten onder de zwarte hemel,
het uitspansel met het maantje weerspiegeld in die vijver waarop
bootjes varen bedolven onder bloemen.

Langs het schelpenpad de bomen in het vijverwater, licht dat van zee
waait,
de hoefjes van de ezels in het zeewater.

carla_bogaards

Carla Bogaards (Voorburg, 12 juli 1947)

 

De Franse dichter en schrijver Max Jacob werd op 12 juli 1876 geboren in Quimper. Zie ook mijn blog van 13 juli 2006. en ook mijn blog van 12 juli 2007.

GENRE BIOGRAPHIQUE

Déjà, à l’âge de trois ans, l’auteur de ces lignes était
remarquable : il avait fait le portrait de sa concierge en
passe-boule, couleur terre-cuite, au moment où celle-ci,
les yeux pleins de larmes, plumait un poulet. Le poulet
projetait un cou platonique. Or, ce n’était ce passe-boule,
qu’un passe-temps. En somme, il est remarquable qu’il
n’eut pas été remarqué: remarquable, mais non regret-
table, car s’il a e.vait été remarqué, il ne serait pas devenu
remarquable; il aurait été arrêté dans sa carrière, ce qui
eût été regrettable. Il est remarquable qu’il eût été
regretté et regrettable qu’il eût été remarqué. Le poulet
du passe-boule était une oie.

 

UNE DE MES JOURNÉES

Avoir voulu puiser de l’eau à la pompe avec deux pots bleus, avoir été pris de vertige à cause de la hauteur de l’échelle ; être revenu parce que j’avais un pot de trop et n’être pas retourné à la pompe à cause du vertige ; être sorti pour acheter un plateau pour ma lampe parce qu’elle laisse le pétrole l’abandonner ; n’avoir pas trouvé d’autres plateaux que des plateaux à thé, carrés, peu convenables pour des lampes et être sorti sans plateau. M’être dirigé vers la bibliothèque publique et m’être aperçu en chemin que j’avais deux faux cols et pas de cravate; être rentré à la maison ; être allé chez M. Vildrac pour lui demander une Revue et n’avoir pas pris cette Revue parce que M. Jules Romains y dit du mal de moi. N’avoir pas dormi à cause d’un remords, à cause des remords et du désespoir.

maxjacob

Max Jacob (12 juli 1876 – 5 maart 1944)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 12 juli 2007.

De Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau werd geboren in Concord, Massachusetts op 12 juli 1817.

De Nederlands-Amerikaanse journalist en schrijver Hans Koning (pseudoniem van Hans Köningsberger) werd geboren in Amsterdam op 12 juli 1921.

De Poolse schrijver, schilder en graficus Bruno Schulz werd geboren op12 juli 1892 in Drohobycz, in Galicië.

De Friese schrijver Gerben Willem Abma werd op 12 juli 1942  geboren in Folsgare.