Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Hanny Michaelis, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Jean-Patrick Manchette, Tristan Egolf, Italo Svevo

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: De hemel verslinden (Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd)

“Op een ochtend ging ik, nog in mijn boxer en hemdje, naar het terras voor het ontbijt en zag ik Bern. Hij joeg op de rand van het zwembad met een schepnet op de kikkers. Als hij er een te pakken kreeg, sleepte hij hem naar de rand en gooide hem in een emmer.
Ik wist niet meteen wat ik doen moest, zijn aandacht trekken of weer naar boven gaan om me aan te kleden, maar uiteindelijk liep ik naar hem toe en vroeg of mijn vader hem voor dat werk betaalde.
‘Cesare wil niet dat we onze handen vuilmaken aan geld,’ zei hij terwijl hij zijn gezicht maar een beetje naar me toe draaide. Na een korte stilte voegde hij eraan toe: ‘“Hierop ging een van de twaalf naar de hogepriester en zei: wat wilt ge mij geven als ik Hem u in handen speel? Zij betaalden hem dertig zilverlingen uit.’”
Ik kon er geen touw aan vastknopen, aan dat antwoord, maar ik had geen zin om te vragen of hij het wilde uitleggen. Ik keek in de emmer: de kikkers probeerden eruit te klimmen, maar de plastic wanden waren te steil.
‘Wat wil je ermee doen?’
‘Ik ga ze vrijlaten.’
‘Als je ze vrijlaat, komen ze vanavond weer terug. Cosimo maakt ze dood met caustische soda.’
Bern keek op, als door de bliksem getroffen. ‘Ik ga ze een heel eind hiervandaan loslaten, hoor.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Maar ik snap toch niet waarom je dit rotwerk doet, als je er niet eens geld voor krijgt.’
‘Het is mijn straf voor het feit dat ik zonder toestemming in jullie zwembad heb gezwommen.’
‘Jullie hadden toch al je excuus aangeboden?’
‘Cesare vond dat we het goed moesten maken. Alleen konden we dat tot nu toe niet doen, omdat het zo regende.’
In het water schoten de kikkers alle kanten op. Hij ging er geduldig met zijn net achteraan.
‘Wie is Cesare?’
‘De vader van Nicola.’
‘Is hij niet ook jouw vader?’
Bern schudde zijn hoofd. ‘Hij is mijn oom.’
‘En Tommaso? Die is toch wel jouw broer?’
Weer schudde hij zijn hoofd. Toen ze voor onze deur stonden, had Nicola het over ‘onze ouders’ gehad. Maar waarschijnlijk wilde Bern me op het verkeerde been zetten, en die lol gunde ik hem niet. ‘Hoe gaat het met zijn blauwe plek?’ vroeg ik.”

 

 
Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

 

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean Genet op mijn blog

Uit: Notre-Dame-des-Fleurs

« Cette merveilleuse éclosion de belles et sombres fleurs, je ne l’appris que par fragments : l’un m’était livré par un bout de journal, l’autre cité négligemment par mon avocat, un autre dit, presque chanté, par les détenus, – leur chant devenait fantastique et funèbre (un De Profundis), autant que les complaintes qu’ils chantent le soir, que la voix qui traverse les cellules, et m’arrive troublée, désespérée, altérée. A la fin des phrases, elle se casse, et cette fêlure la rend si suave qu’elle semble soutenue par la musique des anges, ce dont j’éprouve de l’horreur, car les anges me font horreur, étant, je l’imagine, composés de cette sorte : ni esprit ni matière, blancs, vaporeux et effrayants comme le corps translucide des fantômes.
Ces assassins maintenant morts sont pourtant arrivés jusqu’à moi et chaque fois qu’un de ces astres de deuil tombe dans ma cellule, mon cœur bat fort, mon cœur bat la chamade, si la chamade est le roulement de tambour qui annonce qu’une ville capitule. Et s’ensuit une ferveur comparable à celle qui me tordit, et me laissa quelques minutes grotesquement crispé, quand j’entendis au-dessus de la prison l’avion allemand passer et l’éclatement de la bombe qu’il lâcha tout près. En un clin d’œil je vis un enfant isolé, porté par son oiseau de fer, semant la mort en riant. Pour lui seul se déchaînèrent les sirènes, les cloches, les cent et un coups de canon réservés au Dauphin, les cris de haine et de peur. Toutes les cellules étaient tremblantes, grelottantes, folles d’épouvante, les détenus cognaient aux portes, se roulaient sur le plancher, vociféraient, pleuraient, blasphémaient et priaient Dieu. Je vis, dis-je, ou crus voir un enfant de dix-huit ans dans l’avion, et du fond de ma 426 je lui souris d’amour.
Je ne sais pas si c’est leur visage, le vrai, qui éclabousse le mur de ma cellule d’une boue diamantée, mais ce ne peut être par hasard que j’ai découpé dans des magazines ces belles têtes aux yeux vides.”

 

 
Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver en radiopresentator Michelangelo Signorile werd geboren op 19 december 1960 in Jersey Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Michelangelo Signorile op dit blog.

Uit: Queer in America

“I had no idea where that came from. A horrible moan rippled across the room, and suddenly a pair of handcuffs was clamped on my wrists and I was pulled down. I was shoved against a wall and frisked along with some other protestors. I was mortified. What had I done? I cani go to jail, I thought to myself I have a dinner party tonight. While we were standing with our faces against the wall and our hands cuffed, one of my fellow protestors introduced himself, as if this were a routine occurrence. “Hi, I’m Joe,” he said. He smiled. I thought he must be nuts, but I introduced myself in return. I smiled too. They took us outside, where a huge crowd of supporters and reporters and photographers was waiting as we were taken to the paddy wagon. My only frame of reference was a film premiere: There were flashbulbs popping and we were being cheered as we were rushed to a waiting car. My hands were cuffed behind my back so I couldn’t wave to my fans, but I smiled. A cop’s shove brought me out of my reverie. That night, after we were released from jail, I ran to the dinner party I was now very late for. It was at a restaurant on the West Side. Musto was at the table, having saved me a seat. I sat across from Don Munroe, a videomaker who used to work with Andy Warhol, and Jill Selsman from Interview magazine. I was bubbling over with enthusi-asm. As I told my story, I could sense that the somewhat uncomfort-able crowd, except, of course, for Musto, thought I had lost it. I had, in a way. I’d lost the desire to sit through boring dinner parties. I’d lost the desire to attend affairs where talking about being queer was considered gauche. And, somehow, I’d gained the desire to scream at the top of my lungs that I was homosexual. For the first time, too, I was excited to see something in the New York Post the next day besides the gossip columns: a headline—GAYs RATTLE POPE’S ENVOY—next to a photo of an anguished Cardinal Ratzinger. I joined the ACT UP media committee. The meetings were held at Vito Russo’s apartment. I had been aware of him but had never read his book, The Celluloid Closet. Now I bought it and started to read it, as well as books by Larry Kramer and Martin Duberman and other writers on lesbian and gay history, politics, and activism. At my first meeting, I realized that ACT UP members were mas-ters of manipulation who knew how to get attention through their actions. Everything was planned, from the kinds of actions they chose to do, down to the costumes, props, graphics, and slogans. I realized that with such sensational material to work with, the media commit-tee could get ACT UP’s not-so-popular message out to a more widespread audience. David Corkery, the former Good MorningAmerica producer who’d helped whip this media committee into shape and put together its mailing lists, sensed that I had some ideas.”

 

 
Michelangelo Signorile (New York, 19 december 1960)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Hanny Michaelis werd geboren in Amsterdam op 19 december 1922. Zie ook alle tags voor Hanny Michaelis op dit blog.

 

Het Kind

Sedert de droomspin mij omspon
met duizend parelende webben,
zie ik hem spelen in de zon,-
het kind dat wij nooit zullen hebben.

Zijn ogen die het zonlicht vangen,
zijn klaar en helder als kristal
en onvertroebeld door verlangen:
ogen van voor de zondeval.

Hij glimlacht schuldeloos en wijs.
Zijn vogelstem streelt licht mijn oren.
Zijn wereld is het paradijs,
want hij is rein en ongeboren.

Ik mag mijn armen niet uitstrekken,
hem smekend met ons mee te gaan.
Waarom ook zouden wij hem wekken
tot een ontluisterd, aards bestaan?

Nimmer zal hij behoren bij
de uitgebloeiden, de verdorden
en nimmer lijden zoals wij
die nooit zijn ouders zullen worden.

 

Ook al wacht ik

Ook al wacht ik
allang niet meer op een wonder
en kan ik de telefoon
horen rinkelen zonder
maar aan je te denken, toch
blijven geheimzinnige barricaden
opdoemen uit het niets zodra
mijn geest tracht door te dringen
tot de nachtzijde van je bestaan.
ten teken dat ik nog altijd
niet geleerd heb je te zien
als een uit het oog verloren kennis.

 

 
Hanny Michaelis (19 december 1922 – 11 juni 2007)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

Ägyptische Götter

Ich bin in einem Saal
Voller Ägyptischer Götter
Einige sperren den Ausgang
Denn es ist nach Ladenschluss
Und die Götter verstecken sich
In einem Schlaf von schwarzem Marmor

So oft ich versuche
Mich durch die Nacht zu schlafen
Erwache ich von den Schritten
Von denen die vergaßen
Mich zu entlassen
Bevor die Nacht hereinkroch.

 

Oder ist’s der Wind

Deine Augen – so feucht
Oder ist’s der Wind
Hier wo wir steh’n
In Worten – so ernst
Und schauen umher
Über das weite Land

Ich sag – vergiss die Weite
Denk an die Reise
Abschied ist auch Ankunft
Sehnsucht ist auch Liebe
Sag mir – weinst du
Oder ist’s der Wind

Mir wäre als
Härten wir einander
Durch die unendliche Weite
Diese bekannten Stimmen
Diese beruhigenden Beschwörungen
Oder ist’s der Wind.

 

Vertaald door Christian A. Christiansen

 

 
Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Alexander Gumz werd geboren op 19 december 1974 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Alexander Gunz op dit blog.

 

Wieder nur sehr wenig Zeit

warum diese basics: gibt es keine andern rätsel
die grundrisse von altstädten zu entziffern etwa
einen überblick zu geben (die ziele der musik)

an ähnlicher stelle könnte man auch eine pause setzen
die instrumente luftholen lassen (finger rutschen
über die tasten der fernmelder)

ein bisschen dürftig heißts beim amt (diese stimme
in der leitung: bitte angaben zur dringlichkeit
jemand muss das alles lösen)

mit welchen versprechen kann man dann noch leben
(wie die mauern hinterm friedhof
zu einer anderen kulisse werden

man selbst zum glaubensbruder) ausgerüstet nur
mit vornamen und himmelsrichtungen
(ganz schön schmierige geräte)

um am ende die erbschaft dieser gänge abzulehnen
(ein blauäugiges verlangen: zu wissen wohin
jedes taxi fährt)

 

Dauernder strategiewechsel

ist keine lösung, sagst du. deine fleckigen hände
halten eine teetasse in den jubel der regenfälle.
hinter unseren rücken hupen staatsanleihen.

vor dem nicht endenden schrillen dieser sicherheit
versuchen wir was anderes. lassen es gleich wieder
bleiben. tut ähnlich weh. wir lachen.

wie selten wir einander antwort geben. die gebäude
drücken auf unsere nerven. ich sag: verstehst du
was ich meine? der tanz der fahrer

unter unseren blicken geht weiter.

 

 
Alexander Gumz (Berlijn, 19 december 1974)

 

De Franse schrijver en journalist Jean-Patrick Manchette werd geboren op 19 december 1942 in Marseille. Zie ook alle tags voor Jean-Patrick Manchette op dit blog.

Uit: Journal: (1966-1974)

“Mardi 5 juin 1973
Repos. Je m’apprête à deux jours de travail pour fournir vendredi, à Grimblat, un ours sur le feuilleton Gainsbourg; à Chabrol une scène modifiée de rupture entre Buenaventura et Treuffais, ainsi que, si possible, le texte du manifeste nada.
László Szabó a téléphoné. Berri aimerait que nous travaillions ensemble sur une adaptation de LA CHAMBRE DU HAUT de Mildred Davis. On va voir ça. Il faudrait de toute façon que nous fassions une bouffe avec Bernadette Lafont et László notamment.
J’étais fatigué, je n’avais pas envie ce soir de sortir avec Vera. Nous sommes donc restés à la maison et nous avons regardé à la télévision la première partie de SI VERSAILLES M’ÉTAIT CONTÉ (Sacha Guitry).
Lecture de TRIPLANÉTAIRE (E. E. Doc Smith). Reprise de la lecture d’EN ROUTE POUR LA GLOIRE (Woody Guthrie). Fini la lecture de MARIONNETTES HUMAINES (Heinlein).
D’autre part je lis des textes antipsychiatriques pour préparer mon polar d’août. Les antipsychiatres, qu’ils soient de la tendance Laing ou gauchistes (Guattari/Arrieux), tombent dans l’idéologie comme des fous, et singulièrement commettent une erreur comparable à la classique idéologie de l’interaction, laquelle prétend de loin en loin dépasser le marxisme. Il y a dans le détraquement primat de la répression du désir. Cette répression est au mental ce que l’économie est au physique: l’aliénation de l’individu au principe de rendement, à la raison du Capital. Guattari, rejetant l’OEdipe au profit de l’ensemble des répressions sociales (concept auberge espagnole), refuse le primat de l’OEdipe dans le système de médiations répressives. Et tombe dans l’idéologie de l’interaction. Il y a le désir (le besoin); il y a en face la foule indifférenciée des médiations répressives. Il rejette l’OEdipe comme imaginaire constitué socialement. Mais évidemment, l’imaginaire constitué socialement EST la répression première. Dire qu’il faut annuler dans la pensée le primat de l’OEdipe, c’est jouer les Feuerbach psychiatriques. L’OEdipe est à Guattari un peu ce que la religion est pour Feuerbach.”

 

 
Jean-Patrick Manchette (19 december 1942 – 3 juni 1995)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver en musicus Tristan Egolf werd geboren op 19 december 1971 in San Lorenzo del Escorial in Spanje. Zie ook alle tags voor Tristan Egolf op dit blog.

Uit: Kornwolf

“For years, had it been suggested that Owen might ever again reside in Stepford, he would have endeavored to let it slide, but not without having been vaguely insulted. In over a decade away from the town of his birth, he had always defined it outright as the ‘source of his lasting discontent,” the one place on earth he could never live ” Weekends “home” were bad enough: fraught, as they were, with urges to seize on the nearest suburban dolt in passing and pummel him into renunciation. In time, the farther he strayed abroad, the brighter such impulses flared on return. By early adulthood, more than an evening in town was a field-tested nonpossibility. He wouldn’t have lasted a week as an actual resident. Stepford County. Jesus ” Better off dead than a prodigal son. The mere idea would have left him reeling.
In youth, on many an afternoon, he had climbed the neighborhood water tower, and, from thirty rungs over the treetops, regarded the rolling, unbroken expanse of forest (three thousand years of native prosperity, two extended colonial wars, an influx of German and Swiss migration and a meltdown at Three Mile Island, upriver, gone by and still, by appearances, Penn’s Woods, in the actual lay of the treaty) set to emerge from a decade of semi-privileged suburban honky conquest with all but scattered clumps of fauna lost in a maze of development housing–the “gingerbread eyesore modules,” he called them–and overlapped highways and treeless lawns, to the mall, and beyond: to the outskirts of town, hazily gray with industrial smoke, and nary a cropping of overgrowth fit to sustain the groundhogs in between: where once this valley had thrived with game, now it was crawling with Astro Vans. Regarding it thus, Owen felt odd, if ill-suited, in knowing that he, at the age of thirty, remembered the good old days.”

 

 
Tristan Egolf (19 december 1971 – 7 mei 2005)
Cover Franse uitgave

 

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook alle tags voor Italo Svevo op mijn blog

Uit: Confessions of Zeno (Vertaald door Beryl de Zoete)

“But there is no lack of dates in the calendar, and with a little imagination each of them might be adapted to a good resolution. I remember the following, for instance, because it seemed to me to contain an undeniable categorical imperative: ‘Third day of the sixth month, in the year 1912, at 24 o’clock.’ It sounds as if each number doubled the one before. The year 1913 gave me a moment’s pause. The thirteenth month, which ought to have matched the year, was missing. But of course such exact mathematical correspondence is hardly necessary to set off a last cigarette. Some dates that I have put down in books or on the backs of favourite pictures arrest one’s attention by their very inconsequence. For example, the third day of the second month of the year 1905 at six o’clock! It had its own rhythm, if you come to think of it, for each figure in turn contradicts the one that went before. Many events too, in fact all from the death of Pius IX to the birth of my son, I thought deserved to be celebrated by the customary iron resolution. All my family marvel at my memory for anniversaries, grave or gay, and they attribute it to my nice sympathetic nature! In order to make it seem a little less foolish I tried to give a philosophic content to the malady of ’the last cigarette’. You strike a noble attitude, and say: ‘Never again!’ But what becomes of the attitude if you keep your word? You can only preserve it if you keep on renewing your resolution. And then Time, for me, is not that unimaginable thing that never stops. For me, but only for me, it comes again. Ill-health is a conviction, and I was born with that conviction. I should not remember much about the illness I had when I was twenty if I had not described it to a doctor at the time. It is curious how much easier it is to remember what one has put into words than feelings that never vibrated on the air.
I went to that doctor because I had been told that he cured nervous diseases by electricity. I thought I might derive from electricity the strength necessary to give up smoking. The doctor was a stout man and his asthmatic breathing accompanied the clicking of the electrical machine that he set in motion at my very first visit. This was rather a disappointment, for I thought the doctor would make an examination of me and discover what poison it was which was polluting my blood. But he only said that my constitution was sound, and that since I complained of bad digestion and sleeplessness he supposed my stomach lacked acids and that the peristaltic action was weak; he repeated that word so many times that I have never forgotten it. He prescribed me an acid that ruined my inside, for I have suffered ever since from overacidity. When I saw that he would never discover the nicotine in my blood himself, I thought I would help him, and suggested that my ill-health was probably due to that.”

 

 
Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)
Portret door Bruno Chersicla in het Italo Svevo museum in Triëst

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e december ook mijn blog van 19 december 2015 deel 2.

 

Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Jean-Patrick Manchette, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: Het menselijk lichaam (Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd)

`Misschien kunt u eens naar me kijken. Naar mijn pupillen en zo.’ `Ik ben orthopeed, kolonel.’ `Maar u zult toch wel wat meer geleerd hebben?’ `Ik kan u de naam van een collega geven, als u wilt.’ Ballesio bromt. Hij heeft twee diepe groeven rond zijn mond, die zijn snufferd omlijnen als bij een vis. Toen Egitto hem leerde kennen, zag hij er niet zo oud uit. `Ik word ziek van die pietluttigheid van u, luitenant, heb ik dat al eens gezegd? Die is er vast de oorzaak van dat u er zo beroerd uitziet. Ontspan eens een beetje, neem de dingen zoals ze komen. Of neem een hobby. Ooit aan kinderen gedacht?’ `Pardon?’ `Kinderen, luitenant. Kinderen.’ `Nee, kolonel.’ `Nou, ik weet niet waar u op wacht. Met een kind vergeet je bepaalde dingen gewoon. Ik zie wel wat u doet, hoor. Altijd maar herkauwen. Kijk toch eens hoe die compagnie erbij staat, het lijken wel een stelletje bokken!’ Egitto volgt Ballesio’s blik naar de paar man van het muziekkorps en daar voorbij, waar het gras begint. Een man die in het publiek staat trekt zijn aandacht. Hij draagt een kind op zijn schouders en staat met zijn borst vooruit, stram, in een merkwaardig krijgshaftige houding. De luitenant voelt altijd een vage angst als hij iets vertrouwds waarneemt, en plotseling is Egitto geagiteerd. Als de man een gesloten vuist voor zijn mond houdt om te hoesten, herkent hij adjudant René. ‘Maar is dat niet…’ Hij breekt zijn zin af. Wie? Wat?’ vraagt de kolonel. `Niks. Sorry.’ Antonio René. De laatste dag, op het vliegveld, hebben ze met een formele handdruk afscheid genomen en vanaf dat moment heeft Egitto niet meer aan hem gedacht — althans, niet aan hem alleen. Zijn herinneringen aan de missie hebben voornamelijk een collectief karakter. Hij verliest zijn belangstelling voor de parade en tuurt nu vanuit de verte aandachtig naar de adjudant. Hij is niet ver genoeg door de menigte heen gedrongen om op de voorste rijen te komen, waarschijnlijk ziet hij niet veel vanaf de plek waar hij staat. Hoog op zijn schouders wijst het kind naar de soldaten en de vaandels, de mannen met de instrumenten, en hij houdt het haar van René vast als een stel teugels. Dat is het: zijn haar. In de vallei droeg de adjudant het kortgeschoren, terwijl het nu bijna over zijn oren valt, donkerbruin en golvend. Ook René is zijn verleden ontvlucht, ook hij heeft zijn gezicht veranderd om zichzelf niet meer te herkennen.
Ballesio zegt iets over tachycardie, die hij vast niet heeft. Egitto antwoordt verstrooid: ‘Komt u vanmiddag maar even langs. Ik zal u een tranquillizer voorschrijven.”

 

 
Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

Lees verder “Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Jean-Patrick Manchette, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: De eenzaamheid van de priemgetallen (Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd)

“Alice Della Rocca haatte de skilessen. Ze haatte de wekker die ook in de kerstvakantie om half acht ’s morgens afging en haar vader die haar tijdens het ontbijt aanstaarde en onder tafel zenuwachtig met zijn been op en neer wipte, alsof hij wilde zeggen vooruit, schiet op. Ze haatte de wollen maillot die in haar dijen prikte, de skiwanten waarin ze haar vingers niet kon bewegen, de helm die haar wangen platdrukte en het gespje dat in haar kaak stak, en dan die skischoenen die altijd te strak zaten en waarmee ze liep als een gorilla.
‘Nou, drink je die melk nog op of niet?’ zei haar vader voor de zoveelste keer.
Alice werkte een paar slokken gloeiend hete melk weg, waaraan ze eerst haar tong en toen haar slokdarm en maag brandde.
‘Zo, en vandaag laat je zien wie je bent,’ zei hij. Wie ben ik dan? dacht ze.
Daarna duwde hij haar, als een mummie ingepakt in haar groene skipak vol vaantjes en lichtgevende sponsorop-schriften, de deur uit. Het was op dat uur tien graden on-der nul en de zon was niet meer dan een schijf van net iets grijzer grijs dan de mist die alles omhulde. Alice voelde de melk in haar maag klotsen, terwijl ze met haar ski’s over haar schouder in de sneeuw wegzakte, want totdat je zo goed bent dat iemand anders ze voor je draagt, moet je je ski’s zelf dragen.
‘Hou de achterkant naar voren, anders vermoord je nog iemand,’ zei haar vader.
Aan het eind van het seizoen kreeg je van de skiclub een speld met sterretjes erop. Elk jaar een sterretje meer, vanaf dat je vier was en groot genoeg om het zitje van de sleeplift tussen je benen te laten duwen, tot je negen was en je er zelf op kon gaan zitten. Drie zilveren sterren en daarna nog drie gouden. Elk jaar een speld om je duidelijk te maken dat je weer wat verder was en een stap dichter bij de wedstrijden, die Alice de stuipen op het lijf joegen. Ze was er nu al mee bezig, terwijl ze nog maar drie sterren had.
Om precies half negen, als de skistations opengingen, moest ze bij de stoeltjeslift zijn. De rest van het klasje stond er al, in een soort kring, als een regiment soldaatjes ingepakt in hun uniform en stram van de kou en de slaap. Ze prikten hun skistokken in de sneeuw en leunden erop, het uiteinde onder hun oksels geklemd. Met die naar beneden bungelende armen leken het net vogelverschrikkers. Niemand had zin om te praten, Alice al helemaal niet.
Haar vader gaf twee veel te harde tikken op haar helm, alsof hij haar stevig in de sneeuw wilde planten.
‘Geef ze van katoen. En denk eraan: gewicht naar voren, begrepen? Ge-wicht-naar-vo-ren,’ zei hij.”

 

 
Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

Lees verder “Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: Het zwart en het zilver (Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd)

“Op mijn vijfendertigste verjaardag liet Signora A. plotseling de onverzettelijkheid varen die haar in mijn ogen meer dan elke andere karaktereigenschap kenmerkte, en verliet, reeds opgebaard in een bed dat veel te groot leek voor haar lichaam, de wereld die wij kennen.
Die ochtend was ik naar het vliegveld gereden om Nora op te halen, die even was weg geweest voor haar werk. Hoewel het al laat in december was, liet de winter nog op zich wachten, en over de eentonige velden aan weerszijden van de autoweg lag een witte mistsluier, bijna een imitatie van de sneeuw die nog steeds niet viel. Nora nam haar telefoon op en zei daarna niet veel, ze luisterde vooral. Ze zei goh, oké, dinsdag dus, en daarna zei ze een van die zinnetjes die we paraat hebben voor als we iets moeten zeggen maar niet de juiste woorden kunnen vinden: ‘Misschien is het beter zo.’
Ik ben bij het eerste tankstation afgeslagen om haar de gelegenheid te geven uit te stappen en in haar eentje naar een plek ergens op de parkeerplaats te lopen. Ze huilde zachtjes, haar rechterhand in een kommetje over haar neus en mond. Een van de ontelbare dingen die ik in tien jaar huwelijk over mijn vrouw heb geleerd, is dat ze de hebbelijkheid heeft om zich op momenten van verdriet af te sluiten. Ze is dan opeens onbenaderbaar, niemand mag haar troosten, ze dwingt me op afstand te blijven en machteloos toe te zien hoe verdrietig ze is – ik heb die terughoudendheid wel eens verward met het onvermogen om te delen.
De rest van de weg heb ik een lagere snelheid aangehouden, dat leek me een rationele manier om respect te betuigen. We praatten over Signora A., haalden een paar anekdotes op, al waren de meeste geen echte anekdotes – die hadden we niet over haar – het waren eerder gewoontes, gewoontes die zo bij ons gezinsleven waren gaan horen dat ze voor ons bijna traditie waren geworden: hoe ze ons elke ochtend verslag deed van de horoscoop die ze op de radio had gehoord terwijl wij nog lagen te slapen; hoe ze zich sommige delen van het huis, vooral de keuken, zo toe-eigende dat we zelfs toestemming vroegen om onze eigen koelkast open te doen; de gevleugelde uitspraken waarmee ze ons tot de orde riep als wij, jongelui, de dingen onnodig ingewikkeld maakten volgens haar; haar mannelijke, krijgshaftige pas, en ook haar onverbeterlijke krenterigheid – weet je nog die keer dat we vergeten waren geld voor haar klaar te leggen voor de boodschappen? Ze haalde de pot met kleingeld leeg, tot de laatste cent aan toe.”

 

 
Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

Lees verder “Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: The Solitude of Prime Numbers (Vertaald door Shaun Whiteside)

“Alice Della Rocca hated ski school. She hated getting up at seven-thirty, even during Christmas vacation. She hated her father staring at her over breakfast, his leg dancing nervously under the table as if to say hurry up, get a move on. She hated the woolen tights that made her thighs itch, the mittens that kept her from moving her fingers, the helmet that squashed her cheeks, and the big, too tight boots that made her walk like a gorilla.
“Are you going to drink that milk or not?” her father insisted again.
Alice gulped down three inches of boiling milk, burning her tongue, throat, and stomach.
“Good, today you can show us what you’re really made of.”
What’s that? Alice wondered.
He shoved her out the door, mummified in a green ski suit dotted with badges and the fluorescent logos of the sponsors. It was 14 degrees and a gray fog enveloped everything. Alice felt the milk swirling around in her stomach as she sank into the snow. Her skis were over her shoulder, because you had to carry your skis yourself until you got good enough for someone to carry them for you.
“Keep the tips facing forward or you’ll kill someone,” her father said.
At the end of the season the Ski Club gave you a pin with little stars on it. A star a year, from when you were four years old and just tall enough to slip the little disk of the ski lift between your legs until you were nine and you managed to grab the disk all by yourself. Three silver stars and then another three in gold: a pin a year, a way of saying you’d gotten a little better, a little closer to the races that terrified Alice. She was already worried about them even though she had only three stars.
They were to meet at the ski lift at eight-thirty sharp, right when it opened. The other kids were already there, standing like little soldiers in a loose circle, bundled up in their uniforms, numb with sleep and cold.”

 

 
Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

Lees verder “Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean Genet op mijn blog.

Uit: Querelle de Brest

“C’est donc sous le signe d’un mouvement intérieur très singulier que nous voulons présenter le drame qui se déroulera ici. Nous voulons encore dire qu’il s’adresse aux invertis. A l’idée de mer et de meurtre, s’ajoute naturellement l’idée d’amour ou de voluptés – et plutôt, d’amour contre nature. Sans doute les marins transportés (animé..; nous semble plus exact, nous le verrons plus loin) du désir et du besoin de meurtre appartiennent-ils d’abord à la Marine Marchande, sont-ils les navigateurs au long cours, nourris de biscuits et de coups de fouets, mis aux fers pour une erreur, débarqués dans un port inconnu, rembarqués sur un cargo pour un trafic douteux, pourtant il est difficile de frôler dans une ville de brouillard et de granit ces costauds de la Flotte de Guerre, balancés, bousculés par et pour des manoeuvres que nous voulons dangereuses, ces épaules, ces profùs, ces boucles, ces croupes houleuses, coléreuses, ces garçons souples et forts, sans qu’on les imagine capables d’un meurtre qui se justifie par leur intervention puisqu’ils sont dignes d’en accomplir avec noblesse tous les mouvements.

 

 
Scene uit de film Querelle van R. W. Fassbinder, 1982

 

Qu’ils descendent du ciel, ou remontent d’un domaine où ils connurent les sirènes et des monstres plus étonnants, à terre les marins habitent des demeures de pierres, des arsenaux, des palais dont la solidité s’oppose à la nervosité, à l’irritabilité féminine des eaux, (dans l’une de ses chansons, le matelot ne dit-il pas: « …on se console avec la mer » ?) sur des quais chargés de chatnes, de bornes, de bittes d’amarrage où, du plus loin des mers ils se savent ancrés. Ils ont pour leur stature des dépôts, des forts, des bagnes désaffectés, dont l’architecture est magnifique. Brest est une ville dure, solide, construite en granit gris de Bretagne. Sa dureté ancre le port, donne aux matelots le sentiment de sécurité, le point d’appui d’où s’élancer, elle les repose du perpétuel vague de la mer. Si Brest est légère c’est à cause du soleil qui dore faiblt:ment des façades aussi nobles que des façades vénitiennes, c’est à cause encore de la présence dans ses rues étroites des marins nonchalants, à cause enfin du brouillard et de la pluie.”

 

 
Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

Lees verder “Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean Genet op mijn blog.

Uit: Querelle de Brest

“Pour la première fois Querelle embrassait un homme sur la bouche. Il lui semblait se cogner le visage contre un miroir réfléchissant sa propre image, fouiller de la langue l’intérieur figé d’une tête de granit. Cependant, cela étant un acte d’amour, et d’amour coupable, il sur qu’il commettait le mal. […] Les deux bouches restèrent soudées, les langues en contact aigu ou écrasé, ni l’une ni l’autre n’osant se poser sur les joues rugueuses où le baiser eût été signe de tendresse.

(…)

Scene uit de film Querelle van R. W. Fassbinder, 1982

“L’idée de meurtre évoque souvent l’idée de mer, de marins. Mer et marins ne se présentent pas alors avec la précision d’une image, le meurtre plutôt fait en nous l’émotion déferler par vagues. Si les ports sont le théâtre répété de crimes l’explication en est facile que nous n’entreprendrons pas, mais nombreuses sont les chroniques où l’on apprend que l’assassin était un navigateur, faux ou vrai et s’il est faux le crime en a de plus étroits rapports avec la mer. L’homme qui revêt l’uniforme de matelot n’obéit pas à la seule prudence. Son déguisement relève du cérémonial présidant toujours à l’exécution des crimes concertés. Nous pouvons d’abord dire ceci : qu’il enveloppe de nuées le criminel ; il le fait se détacher d’une ligne d’horizon où la mer touchait au ciel ; à longues foulées onduleuses et musclées il le fait s’avancer sur les eaux, personnifier la Grande-Ourse, l’Etoile Polaire ou la Croix du Sud ; il (nous parlons toujours de ce déguisement et du criminel) il le fait remonter de continents ténébreux où le soleil se lève et se couche, où la lune permet le meurtre sous des cases de bambous, près des fleuves immobiles chargés d’alligators ; il lui accorde d’agir sous l’effet d’un mirage, de lancer son arme alors qu’un de ses pieds repose encore sur une plage océanienne si l’autre déroule son mouvement au-dessus des eaux vers l’Europe ; il lui donne d’avance l’oubli puisque le marin “revient de loin” ; il le laisse considérer les terriens comme des plantes. Il berce le criminel. Il l’enveloppe dans le plis, étroits du maillot, amples du pantalon. Il l’endort. Il endort la victime déjà fascinée.”

 

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)
Jean Genet in 1939
Lees verder “Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean Genet op mijn blog.

 

Uit: Querelle de Brest

“La découverte du marin assassiné ne provoqua aucune panique, aucun étonnement même. Les crimes sont à Brest aussi rares qu’ailleurs, mais par le fait du brouillard, de la pluie, du ciel épais et bas, de la grisaille du granit, du souvenir des galériens, de la présence à deux pas de la ville, mais hors des murs – et par cela plus émouvante encore – de la prison du Bougen, par le fait de l’ancien bagne, du fil invisible mais solide qui relie les anciens marins, amiraux, matelots et pÍcheurs aux régions tropicales, l’atmosphère y est telle, lourde et cependant radieuse, qu’elle nous parait non seulement favorable mais encore essentielle à l’éclosion d’un meurtre.
L’éclosion est le mot juste. Il nous semble évident qu’un couteau déchirant à n’importe quel endroit le brouillard, qu’une balle de revolver le trouant fissent, à hauteur d’homme, crever une outre et couler du sang le long des parois et à l’intérieur de ce mur vaporeux.

 


Scene uit de film
Querelle van R. W. Fassbinder, 1982


Où qu’on le frappe, le brouillard se blesse et s’étoile de sang. Où qu’on avance la main (déjà si loin de votre corps quelle n’est plus la votre) invisible, solitaire et anonyme, que le dos des phalanges frôlera – ou qu’empoigneront solidement les doigts – la queue forte et vibrante, nue, chaude, toute préparée, défaite de ses linges, d’un docker ou d’un matelot qui attend, brulant et glacé, transparent et debout, pour projeter dans l’épaisseur du brouillard un jet de foutre (Ces humeurs bouleversantes : le sang, le sperme, et les larmes !)
Le vôtre est si près d’un visage invisible que vous sentez le rouge de son émoi.
Tous les visages sont beaux, adoucis, purifiés par l’imprécision, veloutés par d’imperceptibles goutelettes posées délicatement sur les joues et les oreilles, mais les corps s’épaississent, s’alourdissent et deviennent d’une force extraordinaire”.

 

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

Lees verder “Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Italo Svevo, José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2007 en ook mijn blog van 19 december 2008 en ook mijn blog van 19 december 2009.

 

Uit: Bekentenissen van Svevo (Vertaald door Jenny Tuin) 

 

In de gedachtenwereld van een jongeman uit de gegoede burgerkringen is het menselijk bestaansbegrip nauw verweven met het begrip carrière, en op zeer jeugdige leeftijd denkt men bij carrière aan die van Napoleon. Zonder dat men daarom aspiraties behoeft te hebben om keizer te worden, want het is mogelijk op een heel wat bescheidener niveau toch op Napoleon te lijken. Het meest intensieve leven wordt in grote lijnen weergegeven door het meest rudimentaire geluid, namelijk dat van een golf, die van het moment af dat hij zich vormt voortdurend verandert totdat hij weer in de oceaan is opgelost. En zo verwachtte ook ik een ontwikkelingsgang als van Napoleon en de golf.
Mijn leven wist slechts één enkele toon voort te brengen, zonder enige variatie; een tamelijk hoge toon, waar sommigen me om benijdden, maar die toch afschuwelijk saai was. Mijn vrienden droegen me mijn leven lang dezelfde achting toe en ik geloof dat ik zelf, sedert ik de leeftijd des onderscheids bereikte, evenmin de mening die ik omtrent mezelf had gevormd veel heb gewijzigd.
Het kan dan ook best zijn dat de gedachte aan een huwelijk in me is opgekomen doordat ik het beu werd altijd deze ene toon uit te zenden en op te vangen. Wie het huwelijk nog niet aan den lijve heeft ondervonden houdt het voor belangrijker dan het in werkelijkheid is. Door de gezellin die men kiest wordt het eigen ras, wat beter of wat slechter, in de kinderen vernieuwd. Maar moeder natuur, die dit zo wil en die ons langs de directe weg niet tot dit doel zou kunnen voeren (omdat we aanvankelijk nog volstrekt niet aan kinderen denken) doet ons geloven dat onze echtgenote ook een vernieuwing in onszelf zal teweegbrengen; een vreemde illusie, die door geen enkel bewijs wordt geschraagd. Want de ervaring leert dan men na het huwelijk onveranderd naast elkaar verder leeft, behoudens misschien een nieuwe antipathie jegens degene die zo heel anders is dan wijzelf, of een afgunst tegen iemand die superieur is aan ons.“

 

 

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)

Standbeeld in Triëst

 

Lees verder “Italo Svevo, José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier”

Michelangelo Signorile, Jens Fink-Jensen, Tristan Egolf, Jean Genet, Hanny Michaelis, Italo Svevo, José Lezama Lima

De Amerikaanse schrijver en radiopresentator Michelangelo Signorile werd geboren op 19 december 1960 in Jersey Brooklyn, New York. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit: Life Outside

 

“I want a body just like that,” Chris tells me, gesturing to a six-foot-two blond man with a lean, chiseled body. We’re standing on a staircase overlooking the main floor at Equinox, the downtown Manhattan gym to which we both belong. Like several other chic New York gyms, Equinox is a workout spa for, among others, countless top fashion models and soap opera stars and well-groomed gay men of every occupation. Chris, who works at an exclusive uptown hair and makeup salon, laments the fact that the gym is filled with “beautiful people” in whose presence he says he feels less than attractive—even though no one has put a gun to his head to join this gym.

“My whole life is like—well, I’m surrounded by the top five percent in the world,” he observes, referring to society’s hierarchy of physical beauty. “It’s really intimidating a lot of the time. I mean, I work all day at the salon, doing the hair of models and actors, and then I come here at the end of the day, and it’s the same thing.”

Chris will never have the body of the blond man he pointed out because that man is over six feet tall and lanky, and Chris is five foot seven with a thicker, sturdier build. But, at thirty years old, Chris is quite handsome in his own right and has a muscular, tight body, attractive enough to get his share of stares in this attitude-driven place. Chris has just come off of a relationship with a personal trainer who is drop-dead gorgeous. Yet Chris feels inadequate when it comes to his looks. He wants more, he says.

Over espresso at a nearby caf‚, Chris spells it out more clearly: “I want to be physicalperfection in the eyes of gay men—totally physically appealing, like the ultimate. The perfect tits and butt, bulbous biceps. I want to achieve symmetry, big and in proportion. I would look like the cover of an HX [Homo Xtra, a New York bar giveaway known for its covers of hot men]—lean, sculpted, muscular, virile, a stallion, a guy that would make your mouth water. I want to know what it’s like to walk down the street and have everyone look at you, absolutely everyone. I want to know what it’s like to really feel like an object.”

What does he believe all of this will do for him?

“Honestly, and I’m embarrassed to say it, but I’m hoping it will boost my self-esteem,” he admits. “I don’t know how to boost my self-esteem now. My feeling is, ‘Get a great body and people will admire you. Get a great body and everything will be okay.’ There’s that voice inside me that of course says that all of that is full of shit. But it’s not powerful enough to overcome this magnetic pull, the promise of what the perfect body might bring. It’s this belief that if I can just get the perfect body, then I wouldn’t be insecure. I would feel more confident. I wouldn’t be afraid of certain gay environments.”

 

Michelangelo_Signorile

Michelangelo Signorile (New York, 19 december 1960)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

Chinesischer Morgen

Die Sonne hängt jetzt tief
Die Schatten der Bäume sind schwarz
Wie Felder verschlungener Zeit
Goldenes Licht breitet sich aus
Vermischt sich mit dem Lenzgrün
In Baumkronen und den großen Rasen

Es ist Abend und Gedenkzeit
Zeit für die Reisen der Träume
Hier sind Enten und Geborgenheit
Und es ist immer noch Nacht in China
Ein gewaltiges Dunkelreich Über Gobi
Bevor das Licht und der Tag heranrollen

Es ist immer noch Nacht in China
Eine Milliarde Träume herrschen
Während der Lichtrand sich nähert
Hervorflimmert wie eine Tierherde
Hinter den blauen Bergkämmen
Und Über die große Mauer kriecht

Bald ist es Morgen in China
Auf Pekings Boulevards und in
Sälen aus Gold und Stimmen
Bald keilt sich das Licht hinein
Zu den Kaisergräben und Vogelkäfigen
So wahr die Sonne des Volkes ist

Bald sind meine chinesischen Geschwister
Wieder auf dem Weg durch den Morgen
An den Kais von Schanghai
Und den schattigen Alleen Kantons
Auf den großen göttlichen Flächen
Wo ich einst meine Spuren setzte.

 

Fink-Jensen

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

De Amerikaanse schrijver en musicus Tristan Egolf werd geboren op 19 december 1971 in San Lorenzo del Escorial in Spanje. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit: Kornwolf

 

At once, it was clear Ephraim and Jonathan had made a mistake. And terribly, irreversibly so-there was no way to angle the buggy around with a full lane of steadily oncoming traffic. Their own lane, devoid of an adequate shoulder, was backed up for three hundred yards from the Sprawl Mart-a ten-acre superstore complex-ahead.

An oncoming tour bus gradually slowed to a crawl on approaching Jonathan’s buggy. Ephraim looked up to see walleyed Redcoats staring down on them. One of them slammed his head to the tinted window in mute incapacitation. The driver’s voice came over the intercom: “Don’t worry folks, these people are guaranteed nonviolent. Just try to remember: The camera steals their souls. So, if you must, try and shoot on the sly.”

Flashbulbs exploded. Ephraim winced. He singled out one of the cameras and pointed. The Redcoat blinked, apparently startled. Ephraim threw him a middle finger and whirled on Jonathan, agitated, motioning: “Where’s the stereo?” Jonathan glanced over one of his shoulders, into the boot. Ephraim followed his gesture and, presently, pulled up the battery-powered player. Then he inserted Reign in Blood.

Jonathan reached for the stereo, desperately trying to silence the roar.

But Ephraim, inwhite-knuckled rapture, blocked his attempt with a sweep of one leg and then went on, much to the shock of surrounding motorists (if equally geared to the protesters’ cheering) to tighten the reigns, angle the buggy out into the oncoming lane, and charge.“

 

egolf

Tristan Egolf (19 december 1971 – 7 mei 2005)

 

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook mijn blog van 19 december 2006 en ook mijn blog van 19 december 2007 en ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit : Les Bonnes

 

« La chambre de Madame. Meubles Louis XV. Au fond, une fenêtre ouverte sur la façade de l’immeuble en face. A droite, le lit. A gauche, une porte et une commode. Des fleurs à profusion. C’est le soir. L’actrice qui joue Solange est vêtue d’une petite robe noire de domestique. Sur une chaise, une autre petite robe noire, des bas de fil noirs, une paire de souliers noirs à talons plats.

Claire, debout, en combinaison, tournant le dos à la coiffeuse. Son geste –le bras tendu– et le ton seront d’un tragique exaspéré.

Et ces gants ! Ces éternels gants ! Je t’ai dit souvent de les laisser à la cuisine. C’est avec ça, sans doute, que tu espères séduire le laitier. Non, non, ne mens pas, c’est inutile. Pends-les au-dessus de l’évier. Quand comprendras-tu que cette chambre ne doit pas être souillée ? Tout, mais tout ! ce qui vient de la cuisine est crachat. Sors. Et remporte tes crachats ! Mais cesse !

Pendant cette tirade, Solange jouait avec une paire de gants de caoutchouc, observant ses mains gantées, tantôt en bouquet, tantôt en éventail.

Ne te gêne pas, fais ta biche. Et surtout ne te presse pas, nous avons le temps. Sors !

Solange change soudain d’attitude et sort humblement, tenant du bout des doigts les gants de caoutchouc. Claire s’assied à la coiffeuse. Elle respire les fleurs, caresse les objets de toilette, brosse ses cheveux, arrange son visage.

Préparez ma robe. Vite le temps presse. Vous n’êtes pas là ? (Elle se retourne.) Claire ! Claire !

Entre Solange.

Solange

Que Madame m’excuse, je préparais le tilleul (Elle prononce tillol.) de Madame.

Claire

Disposez mes toilettes. La robe blanche pailletée. L’éventail, les émeraudes.

Solange

Tous les bijoux de Madame ?

Claire

Sortez-les. Je veux choisir. (Avec beaucoup d’hypocrisie.) Et naturellement les souliers vernis. Ceux que vous convoitez depuis des années.

Solange prend dans l’armoire quelques écrins qu’elle ouvre et dispose sur le lit.

Pour votre noce sans doute. Avouez qu’il vous a séduite ! Que vous êtes grosse ! Avouez-le !

Solange s’accroupit sur le tapis et, crachant dessus, cire des escarpins vernis. »

 

Jean Genet

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

 

De Nederlands dichteres Hanny Michaelis werd geboren in Amsterdam  op 19 december 1922. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

Onbekommerd

Onbekommerd toont Amsterdam
haar rotte gebit, haar aan aardgas
stervende bomen, haar onrein water
waarin de zon zich weerkaatst.
Uit ontelbare vervuilde neusgaten
blaast ze kwaadsappige dampen
over haar daken vol televisie-antennes
en duiven, waarboven de hemel
licht wordt en weer donker, sterren
balanceren een paar minuten op de spits
van een kerktoren, carillons
mengen hun valse stemmen in
de oorverdovende musique concrète
van auto’s, ambulances, pneumatische
boren, sloophamers, hei-installaties
en overal kruipen mensen in en uit
de schulp van hun huis, hun krot,
hun dierbare, gehate puinhoop.

  

Neem mij tot je

 Neem mij tot je
als brood. Drink mij,
adem mij in.

De binnenkant van je huid
zal ik kussen, je gebeente
verwarmen. Je hart
dat als een
getergde vogel
tegen de kooi van je ribben slaat,
zal ik liefkozen zachter dan
het licht de toppen der bomen.

Om alles wat mij
niet langer lief kan zijn.
smeek ik je: lijf mij in.
Buiten jou kan ik niet leven.

michaelis

Hanny Michaelis (19 december 1922 – 11 juni 2007)

 

 

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2007 en ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit: Zeno Cosini (Vertaald door Piero Rismondo)

 

“Guido war nämlich in England kommerziell ausgebildet worden und hatte von dort viele nützliche Kenntnisse mitgebracht. Die «Cassa» enthielt, ganz wie es sich gehörte, einen wunderbaren Eisentresor und einen vergitterten Schalter. Unser «Privatraum» war ein Luxuszimmer, dessen Wände eine herrliche goldbraune Tapete bedeckte. Ferner standen darin die beiden

Schreibtische, ein Sofa und eine Anzahl höchst bequemer Klubsessel.

Nun mußten wir uns um die Beschaffung der Bücher und der andern notwendigen Utensilien kümmern. Ich hatte die diesbezüglichen Dispositionen zu treffen. Kaum war mir das Wort entfahren, daß die eine oder andere Sache notwendig sei, als sie auch schon ankam. Es wäre mir zwar weitaus lieber gewesen, meine Anordnungen nicht so prompt befolgt zu sehen, aber schließlich hielt ich es für meine Pflicht, Guido auf alles aufmerksam zu machen, was meiner Meinung nach in ein Büro gehörte. Hierbei glaubte ich, den großen Unterschied zwischen mir und Guido zu entdecken. Meine Kenntnisse veranlaßten mich zu Reden, ihn aber zu Taten. Sobald er irgend etwas von meinen Kenntnissen vernahm, dachte er nicht weiter darüber nach, sondern kaufte blindlings. Oft entschloß er sich zwar, nichts zu unternehmen, weder zu kaufen noch zu verkaufen; aber auch dies schien mir der Entschluß eines Mannes zu sein, der sich schon seit langem über alles klar ist. Ich hätte auch im Nichtstun mit viel größeren Zweifeln und Bedenken zu kämpfen gehabt.

Bei den erwähnten Anschaffungen war ich sehr vorsichtig. Ich ging einmal zu Olivi und maß seine Buchhaltungs- und Kopierbücher auf den Millimeter genau ab. Der junge Olivi half mir dann auch bei der Eröffnung der Bücher, wobei er mir das Prinzip der doppelten Buchhaltung erklärte. Das ist gar nicht schwer, man vergißt es nur leicht. Auch bei der Aufstellung der Bilanz (wenn es einmal so weit sein sollte) wollte mir der junge Olivi helfen.

Wir wußten noch immer nicht, welches Geschäft wir in diesem Büro eigentlich betreiben wollten. (Heute weiß ich, daß auch Guido es nicht wußte.) Jedenfalls besprachen wir die Frage der Organisation. Ich erinnere mich, daß tagelang darüber verhandelt wurde, wo die Angestellten untergebracht werden sollten, falls man welche benötigte. Guido schlug vor, sie alle, soweit Platz da war, in der «Cassa» unterzubringen. Aber der kleine Luciano, vorläufig unser einziger Angestellter, erklärte, daß sich in der «Cassa» niemand aufhalten dürfe, der nicht direkt mit ihr zu tun habe Es war recht bitter, von unserem Laufburschen belehrt zu werden.”

 

italo_svevo_umberto_veruda

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)
Svevo (r) met de Italiaanse schilder Umberto Veruda (l)

 

De Cubaanse dichter en schrijver José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2008.

Uit: Mijn ziel rust niet in een asbak  (Vertaald door Stefaan van de Bremt)

“Sediment 

Als we onze armen twee jaar lang in zee lieten hangen, zou onze huid de hardheid evenaren van die van het grootste en nobelste aller dieren, of die van het altijd weer opduikende monster. Ferm inzepen en schrobben met zee-egelstekels. Een krab opknabbelen en uit piano-tokkelende vingertoppen weer uitwasemen. Eigenschappen die opdagen langdurig worden afgewezen, met tegenzin en goed fatsoen. Met hemelse weerzin. Met bovenaards dédain om zoveel lichtzinnigheid en treklustige zwerfzucht verleent de ondergedompelde arm een bijzondere waardigheid aan zijn kramp en zijn doelloosheid, verdraagt gelaten het doodtij en daarna de miserabele sieraden die boren in zijn vlees tot ze gezegend worden met een roze dauwgeklingel, wellicht om er een streek van zandkorrels als oogappels van te maken, waar de holle schaar, de beschroomde voet zich laten vervoeren met de natuurlijke lichtheid van lucht, ingedikt door hard, zilverig licht. Zodra de ondergedompelde arm tot woonvertrek is geworden van uitdijende kringen en luchtbellen, onwillige bult voor doortastende verklikkers, ziet hij zich omringd door het insect als vliegende stip; terwijl de zeeslak als tijdstip, uitzinnig maar tergend traag, zich vastzet in dat stukje vlees en aarde, met ambachtelijk meesterschap aangehard door steeds nieuwe veelvouden van de golfslag. Zo wordt dit ondergedompelde deel, beveiligd door de bewijskracht van rust, teruggegeven door echo en eb, als een bovenmenselijk, smetteloos geheim. Na verloop van tijd muteert de ondergedompelde arm niet in een onderzeese boom, integendeel: hij geeft een groter beeld terug van een onwaarschijnlijk tastbaar lichaam, een lichaam dat beantwoordt aan die ondergedompelde arm. Tergend traag als van leven naar droom; als van droom naar leven, hagelwit.”

 

jose-lezama-lima

José Lezama Lima (19 december 1910 – 9 augustus 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e december ook mijn vorige blog van vandaag.