Letzter Wille (Paul Heyse), Christiaan Weijts, Amos Oz, J.W.F. Werumeus Buning, Cola Debrot

 

Dolce far niente

 

 
Het testament door Nikolai Petrovich Bogdanov-Belsky, voor 1941

 

Letzter Wille

Der Tag an dem das Leben gehen wird
und ich nicht mehr aufwachen kann,
in welchem Ort oder welcher Stadt ist mir unwichtig,
das Bett werden sie mir machen wollen.
Eine ruhige Grube würde ich hier mögen,
unter diesen Zypressen,
wo ich mit meinen süßen Träumen rastete
und wohin ich meine Schritte richtete.

Am Ufer meines Sees, auf dessen Seiten
der Frieden die Flügel schlägt,
würde ich mir mit dem Murmeln der Wellen
ein Zikadengezirpe anhören,
würde ich vom hohen Monte Baldo grüßen,
dem eingeschlafenen Gipfel,
schwärzlich auf dem See,
und stolz und unabänderlich, von Sternen gekrönt.

 

 
Paul Heyse (15 maart 1830 – 2 april 1914)
Het Treptower Park in Berlijn, de geboortestad van Paul Heyse

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: De polyfonie van het innerlijk (Bij Pessoa’s gedichten)

“In hetzelfde stuk staat een passage die voor mij de veelheid van stemmen en het spel met heteroniemen in een verhelderend licht plaatste. Over moraal en esthetiek stelt Pessoa (inderdaad Pessoa ‘zelf ’, want hij schrijft dit onder zijn eigen naam): ‘Wat de opvattingen van een mens als staatsburger ook zijn, hij mag er niet één hebben als kunstenaar. Op politiek vlak is het immoreel onpartijdig te zijn; op esthetisch vlak is het immoreel partijdig te zijn.’
Voor Pessoa is de kunstenaar principieel onpartijdig, iemand zonder ‘opvattingen’ zelfs. Dit ideaal spiegelt zich rimpelloos in Pessoa’s praktijk. Hij verkondigt niet, hij onderzoekt. Om de vereiste onbevangenheid daarvoor te waarborgen mogen morele, politieke of zelfs esthetische ideeën geen stoorzenders zijn. Hij mag ‘niet één’ opvatting hebben, en geven zijn gedichten wel blijk van zo’n opvatting, wat onvermijdelijk is, dan is dat noodzakelijkerwijs een voorlopige, relatieve opvatting.
Dat is ook hoe het met romanpersonages gaat. Die krijgen eveneens met opvattingen en eigenschappen toebedeeld die, vanzelfsprekend, niet die van de schrijver zijn en die, even vanzelfsprekend, met elkaar in strijd kunnen zijn, omdat ze de wereld of de menselijke natuur elk vanuit een ander gezichtspunt onderzoeken en articuleren.
Het is zoals heteroniem Ricardo Reis dicht:

Ik heb meer dan één ziel
Meer ikken dan ikzelf.
En niettemin besta ik,
Voor allen onverschillig.
Ik maak hen stil: ik spreek.’

(Uit Oden)

De onpartijdigheid heet hier ‘onverschillig’ en de dichter werpt zich als willoos medium op voor de verschillende stemmen die pas zwijgen zodra hij spreekt.”

 

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.

Uit: A Tale of Love and Darkness

“Some of them were Tolstoyans who might have stepped straight out of the pages of a novel by Dostoevsky: tormented, talkative, suppressing their desires, consumed by ideas. But all of them, Tolstoyans and Dostoevskians alike, in our neighborhood of Kerem Avraham, worked for Chekhov.
The rest of the world was generally known as “the worldatlarge,” but it had other epithets too: enlightened, outside, free, hypocritical. I knew it almost exclusively from my stamp collection: Danzig, Bohemia, and Moravia, Bosnia and Herzegovina, Ubangi-Shari, Trinidad and Tobago, Kenya, Uganda, and Tanganyika. That worldatlarge was far away, attractive, marvelous, but to us it was dangerous and threatening. It didn’t like the Jews because they were clever, quick-witted, successful, but also because they were noisy and pushy. It didn’t like what we were doing here in the Land of Israel either, because it begrudged us even this meager strip of marshland, boulders, and desert. Out there, in the world, all the walls were covered with graffiti: “Yids, go back to Palestine,” so we came back to Palestine, and now the worldatlarge shouts at us: “Yids, get out of Palestine.”
It was not only the worldatlarge that was a long way away: even the Land of Israel was pretty far off. Somewhere, over the hills and far away, a new breed of heroic Jews was springing up, a tanned, tough, silent, practical breed of men, totally unlike the Jews of the Diaspora, totally unlike the residents of Kerem Avraham. Courageous, rugged pioneers, who had succeeded in making friends with the darkness of night, and had overstepped every limit, too, as regards relations between a boy and a girl and vice versa. They were not ashamed of anything. Grandpa Alexander once said: “They think in the future it’s going to be so simple, a boy will be able to go up to a girl and just ask for it, or maybe the girls won’t even wait to be approached, but will go and ask the boys for it, like asking for a glass of water.” Shortsighted Uncle Betsalel said with polite anger: “Isn’t this sheer Bolshevism, to trample on every secret, every mystery?! To abolish all emotions?! To turn our whole life into a glass of lukewarm water?!” Uncle Nehemia, from his corner, let fly a couple of lines of a song that sounded to me like the growling of a cornered beast: “Oh, long is the journey and winding the road, I travel o’er mountain and plain, Oh Mamma, I seek you through heat and through snow, I miss you but you’re far away!…” Then Aunt Zippora said, in Russian: “That’ll do, now. Have you all gone out of your minds? The boy can hear you!” And so they all changed to Russian.”

 


Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Zie ook alle tags voor J. W. F. Werumeus Buning op dit blog.

 

Ballade van de dingen die niet overgaan

De geur van diepe bossen na den regen,
De geur van water en van roestbruin hout,
De geur van ’t paard dat men het liefst mag rijden,
En van het donker haar waarvan men houdt,
Duister en licht in ’t witte bed gelegen,
En, wat het beste is in dit bestaan,
Te slapen met de liefste aan zijn zijde
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.

De kracht van stieren in de voorjaarsweide,
De glans van tranen en van witte zijde
En parelen om een slanke hals gedaan,
De macht van armen om een hals geslagen,
De nacht van zoete antwoorden en vragen,
De pijn der vrouwen die in ’t kraambed gaan,
De pijn die men van zijn vriendin moet lijden
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.

Geluid van water dat van rotsen stort
En van een kerk waarin gezongen wordt,
En van zwaar weer, dat niet wil overgaan,
Van slagregens in slapeloze nacht
Dat men verlaten ligt en niet meer wacht,
Het leeg wit bed, beschenen door de maan,
De liefde die verkeert in ’t lange lijden,
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.

Valsheden, van zijn vrienden ondergaan,
Haat, afgunst, nijd, bedrog en eigenwaan,
Spijt en berouw, en dat men ’t meest moet lijden
Om wat men door de liefde heeft misdaan,
En dat dit alles niet was te vermijden
Maar eeuwig zo zal zijn en voort zal gaan,
En wolken die stil drijven langs de maan
Terwijl men ligt en denkt aan beter tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.

De stank van drek, rot vlees en rottend graan,
’t Gezicht der liefste die is uit haar lijden,
De aasvlieg die daarop te gast wil gaan,
De huichelaars die uw geluk benijden,
De straf, dat men gestraft wordt door zijn vrienden,
Terwijl ’s lands vijanden slechts straf verdienden,
Het onrecht, in den naam van recht gedaan,
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.

 

 
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)

 

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

 

Vijf sonnetten uit Hades

III
Dochterke lief, het is thans uitgekomen
zoals je vader te vertellen placht
de keren, dat hij in een duistere nacht
zijn kindeke in zijn armen heeft genomen.

Het dodenrijk heeft veel weg van de dromen
waarin men wild om gekke dingen lacht
ofwel een traan pinkt om iets teers of zachts
of rose bloemen plukt aan blauwe stromen.

Al heb ‘k mijzelf vaak om iets liefs bedrogen,
al ligt het wonder buiten mijn vermogen,
ik weet thans dat het wél gebeuren zal.

Ik sta weer, tot het uiterste bewogen,
over een kind in rieten wieg gebogen,
terwijl de aard voortwentelt door ’t heelal.

IV
Geen mens sterft vooraleer hij is genegen
te worden opgenomen in het schuim
van grauwe wolken en het blauwe ruim
dat om ons land zich uitbreidt allerwegen.

De vogels hebben onze vrêe doorsneden,
zwarte of rode pijlen door het ruim
van helderblauw en grauw aanzwellend schuim,
maar ook de waan hoort ras tot het verleden.

Zij zaten samen op de groene vlakte,
mijn vrouw en kind, dat speelde met een bloem,
een ding van niks, dat aan zijn stengel knakte.

Terwijl ik toezag, hoorde ik gezoem
van stilte en geluk, waarnaar ik snakte,
hoewel ‘k mijzelf terecht een dode noem.

V
Gruwzaam zijn zij die het geluk weerstreven.
Schenk toch je dochter aan de goede bastaard.
Hij weze al geen stamvee of geen raspaard,
waarom zij vraagt zal hij haar ruimschoots geven.

Zo jij je in de koloniale pas schaart,
zal zij haar vurige verlangens reven
en voortaan in de zore weemoed leven
van wie verwezen in ’t champagneglas staart.

Drie bleekgezichten gaf zij reeds de bons.
Kijk niet te streng, vooral niet met een frons.
Wees flink en hecht niet aan de oude zeden.

Het leven is niet wat het vroeger scheen.
Vergeef mij als ik zeg wat ik thans meen.
Ik kus je diep, al ben ik overleden.

 

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blogs van 4 mei 2018 en ook mijn blogs van 4 mei 2017 en ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.

Christiaan Weijts, Amos Oz, J.W.F. Werumeus Buning, Cola Debrot, Graham Swift, Monika van Paemel, David Guterson, Jan Mulder, Werner Fritsch

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

Uit: Via Cappello 23

“Venetië, zondag 8 mei 2003 – Bij de bagageband drong het tot me door dat ik een boek in het vliegtuig had laten liggen. Buiten naderde een kerosinewagen het toestel, dat in zijn onverschillig-trotse vorm zijn krachten stond te verzamelen voor de terugvlucht. Hitte maakte het beeld vloeibaar. Teruggaan leek me belachelijk. Ik had een plaats vóór aan de band bemachtigd en wachtte op het zoemsignaal waarop hij zich in beweging zou zetten. Vooralsnog klonken er alleen inschakelende telefoontjes en drukke gesprekken van medepassagiers die van alles te regelen hadden.
Ik wist dat ik morgen Transavia kon bellen met de vraag of het boek was gevonden, en ik wist ook dat ik dat te veel moeite zou vinden. Toch zat het me dwars: het was een tweetalige pocket, met Engelse en Italiaanse tekst naast elkaar, waarmee ik tijdens dit tripje mijn Italiaans wat wilde opvijzelen. Het verwerken van dit verlies kostte me een minuut of twee.
‘William Shakespeare? Excuse me, William Shakespeare, anyone?!’
Even was er de idiote gedachte dat iemand uit de groep werd aangesproken, totdat ik de steward opmerkte, die mijn boek omhoogstak. Ik snelde toe, volbracht het ritueel van bedanken en was mijn plaats vooraan kwijt.
‘Pas goed op uzelf meneer,’ riep de steward me na. Een advies dat evengoed voor een dreigement kon doorgaan.
Alsof er op dit moment gewacht was, klonk nu het signaal en begon het rubber, eerst nog schokkerig, aan zijn rondegang. Collectief gemompel klonk in de aankomsthal van Treviso Aeroporto. Twee agenten in grijs uniform, die al wat dreigend op de loer hadden gestaan, lieten een hond los – een herder met een gemene kop die begon te snuffelen aan wat er allemaal uit het gat kwam geschoven: koffers, weekendtassen, gitaartassen, ingeklapte kinderbuggy’s; alle rommel die mensen nodig hebben om tijdelijk te overleven. Mijn koffer maakte als twaalfde zijn entree. Ik heb voor deze gelegenheid een nieuwe gekocht, eentje van harde kunststof, fel lichtblauw. Zo te zien had hij tijdens het transport al wat schrammen opgelopen.
Ik plaatste hem in het bagagevak onder in de Atvo-bus die ons via het altijd naargeestige Mestre naar het Piazzale Roma zou brengen. De chauffeur was een jongen van een jaar of twintig. Zijn uniform vloekte wat met zijn leeftijd. Toen hij zijn sigaret op had, smakte hij de bagageluiken dicht, stapte in en startte de motor, waarop Radio Uno uit de speakers snerpte. Het was snikheet. Om de zoveel tijd grepen handen omhoog, als tentakels van één organisme, naar de ventilators die niet werkten.”

 

 
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 

De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.

Uit: Judas (Vertaald door Hilde Pach)

“Soms gebeurt het dat de loop van het leven vertraagd wordt, hapert als het water uit de regenpijp dat een dun stroompje vormt in de aarde van de tuin. Die stroom wordt tegengehouden door een zandheuveltje, remt af, verzamelt zich even tot een plasje, aarzelt, tast rond om het zandheuveltje dat hem de weg verspert aan te vreten of het te ondermijnen. Vanwege het obstakel splitst het water zich soms in een paar dunne takjes. Of het geeft de moed op en zakt weg in de aarde van de tuin. Sjmoeël Asj, wiens ouders in één klap al hun geld hadden verloren, wiens onderzoek mislukt was, wiens studie aan de universiteit was afgebroken en wiens geliefde was getrouwd met haar vorige vriend, besloot daarom het werk te accepteren dat hem was aangeboden in het huis in de Rav Albazsteeg, inclusief kost en inwoning en inclusief een heel bescheiden maandsalaris: een paar uur per dag zou hij doorbrengen in het gezelschap van de invalide man en de rest van de tijd was hij vrij. En dan was ook Atalja er nog, die bijna tweemaal zo oud was als hij, en toch was hij elke keer een beetje teleurgesteld als ze de kamer verliet. Sjmoeël verbeeldde zich dat er een soort afstand of verschil was tussen haar woorden en haar stem. Ze sprak weinig woorden en soms waren ze sarcastisch, maar haar stem was warm.
Twee dagen later maakte hij zijn kamer in Tel Arza leeg en verhuisde naar het huis met de betegelde tuin eromheen, beschaduwd door een vijgenboom en wijnranken, het huis dat hem bij de eerste aanblik al had aangetrokken. In vijf kartonnen dozen en een oude plunjezak bracht hij zijn kleren, zijn boeken, zijn schrijfmachine, en ook de opgerolde affiches met de gestalten van de stervende gekruisigde in de armen van zijn moeder en de helden van de Cubaanse revolutie. Onder zijn arm droeg hij de grammofoon en in zijn hand de stapel grammofoonplaten. Ditmaal struikelde hij niet doordat het voetenbankje achter de voordeur omhoogkwam, maar stapte hij er in één keer overheen.”

 


Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Zie ook alle tags voor J. W. F. Werumeus Buning op dit blog.

 

Zo tedere schade als de bloemen vrezen

Zo tedere schade als de bloemen vrezen
Van zachte regen in de maand van mei,
Zo koel en teder heeft uw sterven mij
Schade gedaan, die nimmer zal genezen.

Eens, toen wij na de nacht tesaam verrezen
Lagen de rozen vochtig en gebroken, ik en gij
Wisten die lange nacht de regen, ik noch gij
Konden van teerheid immermeer genezen.

Gij hebt de witte en de rode rozenbladen
Gebeurd in uwe smalle hand, – zij vielen
Vochtig en sidderend weer in ’t diepe gras.

Hoe zal dan ’t hart van even tedere schade
Genezen, nu om u de rozen vielen,
Nu uwe handen stil zijn, diep in ’t gras.

 

Een oud vers

Wat ik betreur te hebben niet bezeten
Is het geluk van menig burgerman:
De vrede van het huisgezin, en van
De kinderen, die mee aan tafel eten.

En ik weet wel, dat in mijn arm gelegen
De liefste is bezwijmd van zaligheid,
Dat ik de stem ken van de eeuwigheid,
En van het hart, dat mijn hart is genegen.

Maar dit is alles niets, al deze dingen,
Gezegend, en te min; ’t is eens niet meer;
Men hoort de vogels in de bomen zingen,
De jaren gaan, de winter keert steeds weer,
De sterren staan. Ik heb niet goed gekozen.
Wat doet een bedelaar met rode rozen?

 

 
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)
Naar een portretschets van Lizzy Ansingh, 1912

 

De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.

 

De stervende kluizenaar

Ik ben bevrijd van de impuls van Satan,
o drijfveer van het innerlijk duel,
terwijl berusting van het laatste Amen
mijn ziel hoedt voor de gaping van de hel.

Wie hoopt niet, als zijn stervensuur nabij is,
dat stormweer, nacht en onraad overgaan
naar hemelglans, waar het een eeuwige Mei is
en waar de bloemige harmonie bestaat…?

Of staart straks op een dode kluizenaar
de schedel met zijn sombere oogkassen,
die ik zo vaak getild heb in de hand,

en wordt dan met een koude schrik gewaar,
in kamerstilte, aan de dood verwant,
de grijnslach van wie voor de dood wou passen?

 

Vijf sonnetten uit Hades

I
Ik word steeds wreveliger, steeds meer verveeld,
het dodenrijk is slechts bewoond door gnomen.
Wij zijn postuum bij onze neus genomen,
er wordt verraderlijk met ons gespeeld.

Zoals die leven van de doden dromen
als een steeds bleker wordend dierbaar beeld,
zo weten wij, van ’t leven niet geheeld,
liefdesbeloften zijn niet na te komen.

Blijf mij nabij, schoon wijf, verlaat mij niet.
Al ben ik dood, ik druip toch van verdriet.
Ik weet, het had zo anders kunnen wezen.

Eeuwig zie ik mijn vonnis in ’t verschiet.
Nochtans, de eerste kus vergeet ik niet.
Adieu, mijn lief. En wees bedankt bij dezen.

II
De dronkaards en de andere watergeuzen
houden meer van de dochter dan de vrouw,
daar zij, ondanks hun grote bek, niet gauw
volwassen worden met hun paarse neuzen.

Onethisch als zij zijn doen zij geen keuze.
Grijp naar de pook! Zij maken het te bont!
Met volle bierkruik aan de wulpse mond
schalmeien zij hun steeds vernieuwde leuzen.

Dan treedt de stilte ook in deze harten,
de avond is gedaald, de dag vergaan.
Niet langer speelt hun veil- of geilheid parten.

Zij wandlen mede door de dodenlaan
waar men, beïnvloed door de schrijver Sartre,
doorloopt om niet voorgoed te blijven staan.

 

 
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Cola Debrot als gevolmachtigd minister circa 1955

 

De Engelse schrijver Graham Swift werd geboren op 4 mei 1949 in Londen. Zie ook alle tags voor Graham Swift op dit blog.

Uit: Moeders Zondag (Vertaald door Irving Pardoen)

“Ooit, in de tijd voordat de jongens sneuvelden en er meer paarden waren dan auto’s, voordat het mannelijk huispersoneel verdween en men zich op Upleigh en Beechwood zou beperken tot een keukenmeid en een dienstmeisje, bezaten de Sheringhams niet alleen vier paarden in een eigen stal, maar ook een ‘echt paard’, zoals je het zou kunnen noemen, een renpaard, een volbloed. Fandango heette het. Het stond in een stal in de buurt van Newbury. Het had nooit iets gewonnen, maar de familie veroorloofde het zich als liefhebberij, vanwege hun verlangen naar roem en eer op de renbanen van Zuid-Engeland. De afspraak was dat pa en ma, in zijn merkwaardige spraakgebruik ook bekend als ‘de druilen’, het hoofd en de romp bezaten en Dick en Freddy en hijzelf elk een been.
‘En het vierde been dan?’
‘O, het vierde been. Dat was altijd de vraag.’
Doorgaans was het paard niet meer dan een naam en bleef het ongezien, maar die naam werd wel duur gehuisvest en getraind. Het paard werd verkocht in 1915 – toen ook hij vijftien was. ‘Voordat jij kwam, Jay.’ Maar één keer, lang geleden, vroeg op een ochtend in juni, waren ze met z’n allen, alleen omdat het zo’n rare, krankzinnige onderneming was, naar hem gaan kijken, alleen maar om te zien hoe Fandango, hun paard, in galop door de heuvels werd gereden. Alleen maar om daar aan het hek te zien hoe hij samen met de andere paarden op hen af kwam denderen en dan voorbijflitste. Pa, ma, Dick, Freddy en hij. En – wie weet? – misschien nog een andere, spookachtige belanghebbende, die eigenlijk het vierde been bezat.
Hij had zijn hand op haar been gelegd.
Het was de enige keer dat ze had meegemaakt dat zijn blik enigszins omfloerst raakte. En ze had het heldere, scherp omlijnde beeld voor ogen (wat ze op haar negentigste nog zou hebben) dat ze met hem meegegaan zou kunnen zijn – misschien alsnog op de een of andere wonderbaarlijke manier met hem mee zou kunnen gaan, met hem alleen – om aan het hek te staan en Fandango voorbij te zien razen, aardkluiten en dauwdruppels te zien opwerpen. Ze had zoiets nooit gezien, maar ze kon het zich voorstellen, kon het zich goed voorstellen. De zon nog aan het opkomen, een rode schijf boven de grijze heuvels, de lucht nog helder en koud, terwijl hij haar misschien een heupfles met zilveren dop aanreikte en, niet bijzonder onopvallend, in haar kont kneep.”

 


Graham Swift (Londen, 4 mei 1949)
Cover

 

De Vlaamse schrijfster Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.

Uit: De vermaledijde vaders

“De periode van de politieke discussies. De familie verdeeld in kampen. Er zijn mensen die je niet meer mag groeten. Of die ons niet meer willen groeten. Mijn grootmoeder vervloekt nog maar eens de mannen. Ze had zich de last kunnen besparen. Vrouwen worden van het debat uitgesloten. Mijn vader herhaalt dat hij zich bekocht voelt, maar hij slaagt er niet in zich afzijdig te houden. Voor of tegen de koning? Woorden als referendum en oorlog oorlog oorlog… Volwassenen zijn niet meer te benaderen. Ze leven op een andere planeet. Vooral mijn vader is vervuld van dreiging en wrok, waarvan de herkomst mij ontgaat. Op de divan ligt hij met mijn broer te spelen, hij noemt hem: leeuwejong. Mijn leeuwejong. Ik ben zo suf dat ik met mijn hoofd tegen een van de nieuwe lantarenpalen loop. De straat heeft tussen twee verblijven in een ander aanzien gekregen. ‘Heb je geen ogen in je kop?’ vraagt mijn vader. In het aanbrengen van ijskompressen is hij handig. Hij eist van mij veel meer dan van mijn broer. Ik ben de oudste. Ik moet mijn verstand gebruiken. En het goede voorbeeld geven. Ik heb er alles voor over om aan zijn verwachtingen te voldoen. Daarom grieft het me des te meer als hij met een zucht te kennen geeft dat het allemaal vergeefse moeite is. ‘Jij zult mijn naam niet verder dragen’. Ik weet welk belang hij aan zijn naam hecht. Je hoeft hem maar de telefoon te horen aannemen. Die naam is hij zelf.
‘Op onze naam kunnen we fier zijn’, zegt mijn grootvader. Het is een teer punt dat mijn grootmoeder de zaak onder haar eigen naam voert. Als ze brieven ondertekent verlaat haar echtgenoot de kamer. En ook mijn vader vraagt haar niet graag om een handtekening. ‘De heren zijn op hun staart getrapt’, lacht mijn grootmoeder. Op mijn vragen antwoordt ze bondig dat een naam niet meer is dan een etiket dat op de fles wordt geplakt. Als je niemand bent zal je door een naam ook niet iemand worden. Toch durf ik haar niet te vertellen dat de familie van mijn moeder de clan spottend ‘de familie Klepkens’ noemt.
De gevolgen van de voorbije oorlog zijn als booby-traps. Nietsvermoedend raak je een pijnlijke plek aan en blijf je met de stukken zit-ten. Maar er is ook nog een andere oorlog aan de gang, een die nooit overgaat, en ik kom meteen in de vuurlinie te liggen. ‘Vrouwen zijn goed om met hun kont te draaien’, laat mijn grootvader zich ontvallen.”

 


Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

Dharma Bum

Boat on the water—
A treble note, fading.

In the new light, it’s clear:
We’re moving toward rain.

Fallen flowers on the table—
Night has laid them under.

Already I’m foolish enough
To have hopes for the coming hours.

My morning tea’s rich,
Superior to other things.

I cling to the dancers
And the cruel remark.

I haven’t overcome the applause
Or the hearse.

My waste bin’s full of pleas.
I think about my needs.

Deposited on the shore of waking, alive,
A mayfly, like me, has all day.

 

Exiting The Bardos

It’s a moment of regret,
Finding parents.
You wake up in the old realm.

Was your will honored?
Imagine all the lovers on the night in question
Seeing God on His distant shore.

You fall in. Lathered, rank with one another,
Those two chuff like fish on a deck
And return to their sheets and opened door.

Thus are you bound again
With your burden but no staff.
Love, you sojourner, is your way back.

 

 
David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

De Nederlandse columnist, schrijver, ex-voetballer, en televisiepersoonlijkheid Jan Mulder werd geboren in Bellingwolde op 4 mei 1945. Zie ook alle tags voor Jan Mulder op dit blog.

Uit: Kip Caramba, stijl in sport

“Een voetballer was in een sloot gegooid en met zijn hoofd onder water gehouden tot hij bijna verdronken was. De middenvelders trokken hem op het laatste nippertje op de kant en tuigden hem daar nog eens goed af. Deze overtreding is geen uitzondering in de Amsterdamse afdeling van de knvb. In Het Parool van 12 december 1987 zegt de heer De Haas, voorzitter van de tuchtcommissie: ‘Ik sta aan het hoofd van een vuilverwerkingsindustrie die de aanvoer nauwelijks nog kan verwerken.’ Zij smeren schorsingen over de teams uit, verdonkeremanen uitslagen en plegen valsheid in geschrifte. Men communiceert met elkaar via het al of niet opsteken van gestrekte vingers. Zeer geliefd is het bij verrassing naar voren stoten van het voorhoofd, tegen dat van onschuldige voorbijgangers aan. Scheidsrechters proberen het vege lijf te redden door de hand voortdurend snel naar een borstzak te brengen (gele kaart) en door veel grijnzen. Maar ondertussen.
‘Waar fluit papa vandaag moeder?’
‘In Bos en Lommer kind.’
‘Wat doen wij vandaag moeder?’
‘Bidden jongen, den helen dag. Ons gereed houden, voor het ergste geval. Tot ten minste vanavond zeven uur binnen handbereik van de telefoon blijven, dat is onze taak op zondag. Ga jij maar buiten spelen en maak je kleren niet vuil, want we kunnen elk moment opgeroepen worden voor identificatie in het uitvaartcentrum, waar je pa ligt opgebaard.’
Het Parool: ‘Ieder weekeinde lopen er wedstrijden in de Amsterdamse Voetbal Bond finaal uit de hand, omdat de spelers het spugen, trappen en slaan naar elkaar en de scheidsrechter belangrijker vinden dan de sportieve ontspanning. De normvervaging in de maatschappij weerspiegelt zich pijnlijk nauwkeurig op het voetbalveld. Enkele cijfers uit het seizoen 1986/1987 illustreren dit sombere beeld. Totaal aantal strafzaken: 2084. Uitsluitingen: 882. Aantal clubs zonder strafzaken: o.”

 

 
Jan Mulder (Bellingwolde, 4 mei 1945)

 

De Duitse schrijver Werner Fritsch werd op 4 mei 1960 in Waldsassen geboren. Zie ook alle tags voor Werner Fritsch op dit blog.

Uit: Faust Sonnengesang – Das sind die Gewitter in der Natur

Im Geist unseren Tod sehen
Und offen zu sein für alles Leid ringsum
Ist schwer wie der Stein in der Brust
Nach uns erst auf ewig im All unterwegs
Feuer Wasser Asche was weiß ich
Das Blei der Buchstaben im Kopf
Und Bilder eines dunklen Horizonts
Magmaherz Jetzt meines zweiten Kindes
Im Paradies noch des Mutterleibs
Schlag Feuer Es ist der Dornbusch
Der aus mir spricht in Zungen
Schweig ich vom Rauch
Meiner Sünden gewürgt
Wer unter euch hat nicht getötet
Mücken zumindest
Wer hat das eigene Leben
Nicht am stärksten gespürt
Dem Tod gegenüber
Ein Stück Eisen auf der Autobahn
Schwarz im Schatten einer Betonbrücke
Ein dumpfer Schlag
Und du kommst ins Schleudern
Schlingerst hin und her
Links Metall des Mittelstreifens rechts Hügelkuppen
Eines gerodeten Kiefernwaldes
Johanna

 

 
Werner Fritsch (Waldsassen 4, mei 1960)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blogs van 4 mei 2017 en ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.

J.W.F. Werumeus Buning

De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Werumeus Buning studeerde voor notaris, maar brak die opleiding af om kunstredacteur te worden van De Telegraaf. Aangemoedigd door zijn vriend Adriaan Roland Holst ging hij gedichten schrijven. In 1921 verscheen zijn eerste dichtbundel “In memoriam”, over de dood van zijn geliefde. Daarop volgde “Hemel en Aarde” (1927) waarin Werumeus Buning de stijlvorm van de ballade uitprobeerde. In die vorm dichtte hij zijn grootste succes: “Mária Lécina” (1932), dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door Kees Stip werd geparodieerd als Dieuwertje Diekema, gevolgd door “Drie balladen” (1935), waarvan de Ballade van den boer de bekendste is (“Maar de boer, hij ploegde voort…”). Werumeus Buning was ook een enthousiast en deskundig schrijver over culinaria, zie b.v. zijn ‘100 avonturen met een pollepel; (1937). In de oorlog trad Werumeus Buning toe tot de Kultuurkamer, wat hem na de oorlog een publicatieverbod van één jaar opleverde. Hij werd daardoor minder populair. Na de bevrijding was hij behalve dichter ook redacteur van Elseviers Weekblad en vertaler van onder anderen Shakespeare, Cervantes en Herman Melville.

In memoriam

I.
Zij zijn niet velen, Heer, die zoo te zamen
wisten te dragen vlam van hun aardsch lijf.
Zij zijn niet velen, Heer, herinner u de namen.

Zij wisten saam den weg tot uw beschenen hoven,
daar zeide hun de stem, die gij aan d’ingang stelt:
wee hun die niet beseffen dat de wijsheid welt
uit aardsche lust tot alle lust daarboven.

II.
Laat mij den weg niet eer betreden, Heer,
voordat wij samen mogen gaan in duisternis;
wij zijn vertrouwd, en in onze oogen is
eendere kracht van licht, eendere liefde, Heer.

De druk van onze handen kende elkaar,
wij sliepen saam in uw geheimen hof,
en onze lijven waren uwen lof,
die hebt gij nu verbannen van elkaar.

Laat, als het lijf en zijne eenzaamheid
gebleven is, den tocht weer samengaan
laat haar aan laagste grens van uwe scheemring staan,
en laat ons wederkeeren tot gemeenzaamheid.

III.
Ik zal den langen tijd in stilte beiden
en de beproevingen uit uwe hand
zullen mij zijn als eens uit hare hand;
zoodat ik U in haar dien, haar in U, en beiden

een onverdeelde glans zijn dien ik dien.
Door uwe hand heb ik om haar geleden
en wat ik diepste in haar heb beleden
was uwe glans, in hare smart gezien.

Heer, en ik vrees wel dat ik wankelen zal,
want ik heb ook gewankeld voor haar oogen;
want hare oogen waren sterk en zij bewogen
mijn diepsten wil tot machteloozen val.

 
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)