Dolce far niente
Het testament door Nikolai Petrovich Bogdanov-Belsky, voor 1941
Letzter Wille
Der Tag an dem das Leben gehen wird
und ich nicht mehr aufwachen kann,
in welchem Ort oder welcher Stadt ist mir unwichtig,
das Bett werden sie mir machen wollen.
Eine ruhige Grube würde ich hier mögen,
unter diesen Zypressen,
wo ich mit meinen süßen Träumen rastete
und wohin ich meine Schritte richtete.
Am Ufer meines Sees, auf dessen Seiten
der Frieden die Flügel schlägt,
würde ich mir mit dem Murmeln der Wellen
ein Zikadengezirpe anhören,
würde ich vom hohen Monte Baldo grüßen,
dem eingeschlafenen Gipfel,
schwärzlich auf dem See,
und stolz und unabänderlich, von Sternen gekrönt.
Paul Heyse (15 maart 1830 – 2 april 1914)
Het Treptower Park in Berlijn, de geboortestad van Paul Heyse
De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.
Uit: De polyfonie van het innerlijk (Bij Pessoa’s gedichten)
“In hetzelfde stuk staat een passage die voor mij de veelheid van stemmen en het spel met heteroniemen in een verhelderend licht plaatste. Over moraal en esthetiek stelt Pessoa (inderdaad Pessoa ‘zelf ’, want hij schrijft dit onder zijn eigen naam): ‘Wat de opvattingen van een mens als staatsburger ook zijn, hij mag er niet één hebben als kunstenaar. Op politiek vlak is het immoreel onpartijdig te zijn; op esthetisch vlak is het immoreel partijdig te zijn.’
Voor Pessoa is de kunstenaar principieel onpartijdig, iemand zonder ‘opvattingen’ zelfs. Dit ideaal spiegelt zich rimpelloos in Pessoa’s praktijk. Hij verkondigt niet, hij onderzoekt. Om de vereiste onbevangenheid daarvoor te waarborgen mogen morele, politieke of zelfs esthetische ideeën geen stoorzenders zijn. Hij mag ‘niet één’ opvatting hebben, en geven zijn gedichten wel blijk van zo’n opvatting, wat onvermijdelijk is, dan is dat noodzakelijkerwijs een voorlopige, relatieve opvatting.
Dat is ook hoe het met romanpersonages gaat. Die krijgen eveneens met opvattingen en eigenschappen toebedeeld die, vanzelfsprekend, niet die van de schrijver zijn en die, even vanzelfsprekend, met elkaar in strijd kunnen zijn, omdat ze de wereld of de menselijke natuur elk vanuit een ander gezichtspunt onderzoeken en articuleren.
Het is zoals heteroniem Ricardo Reis dicht:
Ik heb meer dan één ziel
Meer ikken dan ikzelf.
En niettemin besta ik,
Voor allen onverschillig.
Ik maak hen stil: ik spreek.’
(Uit Oden)
De onpartijdigheid heet hier ‘onverschillig’ en de dichter werpt zich als willoos medium op voor de verschillende stemmen die pas zwijgen zodra hij spreekt.”
Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)
De Israëlische schrijver Amos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.
Uit: A Tale of Love and Darkness
“Some of them were Tolstoyans who might have stepped straight out of the pages of a novel by Dostoevsky: tormented, talkative, suppressing their desires, consumed by ideas. But all of them, Tolstoyans and Dostoevskians alike, in our neighborhood of Kerem Avraham, worked for Chekhov.
The rest of the world was generally known as “the worldatlarge,” but it had other epithets too: enlightened, outside, free, hypocritical. I knew it almost exclusively from my stamp collection: Danzig, Bohemia, and Moravia, Bosnia and Herzegovina, Ubangi-Shari, Trinidad and Tobago, Kenya, Uganda, and Tanganyika. That worldatlarge was far away, attractive, marvelous, but to us it was dangerous and threatening. It didn’t like the Jews because they were clever, quick-witted, successful, but also because they were noisy and pushy. It didn’t like what we were doing here in the Land of Israel either, because it begrudged us even this meager strip of marshland, boulders, and desert. Out there, in the world, all the walls were covered with graffiti: “Yids, go back to Palestine,” so we came back to Palestine, and now the worldatlarge shouts at us: “Yids, get out of Palestine.”
It was not only the worldatlarge that was a long way away: even the Land of Israel was pretty far off. Somewhere, over the hills and far away, a new breed of heroic Jews was springing up, a tanned, tough, silent, practical breed of men, totally unlike the Jews of the Diaspora, totally unlike the residents of Kerem Avraham. Courageous, rugged pioneers, who had succeeded in making friends with the darkness of night, and had overstepped every limit, too, as regards relations between a boy and a girl and vice versa. They were not ashamed of anything. Grandpa Alexander once said: “They think in the future it’s going to be so simple, a boy will be able to go up to a girl and just ask for it, or maybe the girls won’t even wait to be approached, but will go and ask the boys for it, like asking for a glass of water.” Shortsighted Uncle Betsalel said with polite anger: “Isn’t this sheer Bolshevism, to trample on every secret, every mystery?! To abolish all emotions?! To turn our whole life into a glass of lukewarm water?!” Uncle Nehemia, from his corner, let fly a couple of lines of a song that sounded to me like the growling of a cornered beast: “Oh, long is the journey and winding the road, I travel o’er mountain and plain, Oh Mamma, I seek you through heat and through snow, I miss you but you’re far away!…” Then Aunt Zippora said, in Russian: “That’ll do, now. Have you all gone out of your minds? The boy can hear you!” And so they all changed to Russian.”
Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)
De Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd geboren in Velp op 4 mei 1891. Zie ook alle tags voor J. W. F. Werumeus Buning op dit blog.
Ballade van de dingen die niet overgaan
De geur van diepe bossen na den regen,
De geur van water en van roestbruin hout,
De geur van ’t paard dat men het liefst mag rijden,
En van het donker haar waarvan men houdt,
Duister en licht in ’t witte bed gelegen,
En, wat het beste is in dit bestaan,
Te slapen met de liefste aan zijn zijde
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
De kracht van stieren in de voorjaarsweide,
De glans van tranen en van witte zijde
En parelen om een slanke hals gedaan,
De macht van armen om een hals geslagen,
De nacht van zoete antwoorden en vragen,
De pijn der vrouwen die in ’t kraambed gaan,
De pijn die men van zijn vriendin moet lijden
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Geluid van water dat van rotsen stort
En van een kerk waarin gezongen wordt,
En van zwaar weer, dat niet wil overgaan,
Van slagregens in slapeloze nacht
Dat men verlaten ligt en niet meer wacht,
Het leeg wit bed, beschenen door de maan,
De liefde die verkeert in ’t lange lijden,
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Valsheden, van zijn vrienden ondergaan,
Haat, afgunst, nijd, bedrog en eigenwaan,
Spijt en berouw, en dat men ’t meest moet lijden
Om wat men door de liefde heeft misdaan,
En dat dit alles niet was te vermijden
Maar eeuwig zo zal zijn en voort zal gaan,
En wolken die stil drijven langs de maan
Terwijl men ligt en denkt aan beter tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
De stank van drek, rot vlees en rottend graan,
’t Gezicht der liefste die is uit haar lijden,
De aasvlieg die daarop te gast wil gaan,
De huichelaars die uw geluk benijden,
De straf, dat men gestraft wordt door zijn vrienden,
Terwijl ’s lands vijanden slechts straf verdienden,
Het onrecht, in den naam van recht gedaan,
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
J.W.F. Werumeus Buning (4 mei 1891 – 16 november 1958)
De Antilliaanse schrijver, dichter, arts, diplomaat, jurist, minister, filosoof en balletcriticus Cola Debrot werd geboren te Kralendijk (Bonaire) op 4 mei 1902. Zie ook alle tags voor Cola Debrot op dit blog.
Vijf sonnetten uit Hades
III
Dochterke lief, het is thans uitgekomen
zoals je vader te vertellen placht
de keren, dat hij in een duistere nacht
zijn kindeke in zijn armen heeft genomen.
Het dodenrijk heeft veel weg van de dromen
waarin men wild om gekke dingen lacht
ofwel een traan pinkt om iets teers of zachts
of rose bloemen plukt aan blauwe stromen.
Al heb ‘k mijzelf vaak om iets liefs bedrogen,
al ligt het wonder buiten mijn vermogen,
ik weet thans dat het wél gebeuren zal.
Ik sta weer, tot het uiterste bewogen,
over een kind in rieten wieg gebogen,
terwijl de aard voortwentelt door ’t heelal.
IV
Geen mens sterft vooraleer hij is genegen
te worden opgenomen in het schuim
van grauwe wolken en het blauwe ruim
dat om ons land zich uitbreidt allerwegen.
De vogels hebben onze vrêe doorsneden,
zwarte of rode pijlen door het ruim
van helderblauw en grauw aanzwellend schuim,
maar ook de waan hoort ras tot het verleden.
Zij zaten samen op de groene vlakte,
mijn vrouw en kind, dat speelde met een bloem,
een ding van niks, dat aan zijn stengel knakte.
Terwijl ik toezag, hoorde ik gezoem
van stilte en geluk, waarnaar ik snakte,
hoewel ‘k mijzelf terecht een dode noem.
V
Gruwzaam zijn zij die het geluk weerstreven.
Schenk toch je dochter aan de goede bastaard.
Hij weze al geen stamvee of geen raspaard,
waarom zij vraagt zal hij haar ruimschoots geven.
Zo jij je in de koloniale pas schaart,
zal zij haar vurige verlangens reven
en voortaan in de zore weemoed leven
van wie verwezen in ’t champagneglas staart.
Drie bleekgezichten gaf zij reeds de bons.
Kijk niet te streng, vooral niet met een frons.
Wees flink en hecht niet aan de oude zeden.
Het leven is niet wat het vroeger scheen.
Vergeef mij als ik zeg wat ik thans meen.
Ik kus je diep, al ben ik overleden.
Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn blogs van 4 mei 2018 en ook mijn blogs van 4 mei 2017 en ook mijn blog van 4 mei 2014 deel 2.