Jacob Groot, Marius Hulpe

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook alle tags voor Jacob Groot op dit blog.

 

Dit kind

Zoveel jaren in de wind
sinds ik mijzelf ging toebehoren –
zoveel jaar vergeefs bemind
en de gewonnen of verloren
liefde toch niet aangewend
om aan een ander te behoren.
Mijzelf nog niet genaderd
en mijzelf nog niet ontwend:
er komt geen einde aan dit kind
en geen eind aan wie het verhoren.

 

CAST

Ik film achtereenvolgens de namen en de films
geven dan een beeld van mij. Maar een beeld
is pas een beeld als ik het losweek van mezelf. Ook
een foto maak je niet alleen. En aan een leven kan je
wennen zonder iemand

te hoeven kennen. Waarom begeef ik me dan niet meteen
naar de plek waar ik gelukkig ben?
Omdat ik nog niet gelukkig wil zijn op de plek die ik niet
ken? Het is behalve

degene die ik ben die me tegenhoudt degene
die ik nog niet kan zijn maar wel wil
betekenen. Wie zal mij wezen als ik hem
niet blijf?
Een ander? En die ander, vraag ik ook, onevenaarbare,
sinds wij

vroeger zeiden dat ik buiten mezelf trad als ik ons
verliet, heb ik je verlaten voor ik het kon weten en kom
ik nu nooit meer bij je, al ben ik het
zelf?

 

Wat op een dag gedaan moet worden

Huiswerk maak je op school en thuis school je je in de toren
van het hoofd die het denken is, terwijl je onderweg, langs
de heggen in de wind, uitslaapt van deze indeling. En onbezoedeld
wil je zijn als je de zinnen hoort, met het doel de bron

van je rijkdom nooit prijs te geven: de onuitputtelijke
onwetendheid. Twaalf uur duurt de dag: zonder onderbreking
dien je te denken aan een absolute zuiverheid, een laken
van water waarop een brood groeit, en van adem vervuld raakt

de kamer van je lichaam dat opent de ramen op de melkweg
van het boomsterke daglicht. Maar het ruisen vloeit voort
uit je hielen, hoe het muisstil in je mond wordt spreekt

je aan: je komt niet langer uit je woorden; wat je hoort
is een krijs die van schoonheid snijdt als een mes van jade
door je tijdstip, en voortaan scheid je je doen van het laten

 

Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

 

kronkelend areaal

kronkelend areaal de
puinhoop van mijn innerlijke uitstraling
aangelegd met witte rozen hun doornen
zijn bot geworden in de loop der jaren daarentegen
de kleur van de bloem nauwelijks vergaan
lijkt een dag een uur
sinds ik ze plantte zonder wortel bovenop
gezet neergelegd ingebed hun
bladeren lijken langzamerhand nog groener
te worden mijn plexiglas
filtert licht schaduw biedt
toereikende condities overleven
is in ieder geval verzekerd alleen hoe daar
blijft nu eenmaal een leemte

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2019 en eveneens mijn blog van 5 juli 2018 en ook mijn blog van 5 juli 2017 en mijn blog van 5 juli 2013 en mijn blog van 5 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Jacob Groot, Marius Hulpe

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook alle tags voor Jacob Groot op dit blog.

 

Nachtwerk

Land dat mij schrijven laat;
licht dat mij, vroeg of laat,
ontvalt, maar nu nog omgaat –
tastend langs het bint hierbinnen;

ik ben gesteld onder dit dak
om over u alleen te zingen,
omhelzende uw overleveringen –
onder uw hoogste flonkeringen.

 

Offerande

……Na een voettocht van Bergen naar Egmond

Dat ik, hier lopende langs de zee,
al bijna in de greep van haar tumult,
nog denken moet aan dat verloren meer,
dat zich, heel ver landinwaarts, over
stil naar zijn vergeten einde ruist…

Eens was ik zelf een kind achter zijn dijk;
ik kan toch niet vergeten wat het was
om urenlang te zwerven of te zweven
boven het vee, de bloemen, en de bomen,
en steeds de kalmste schittering nabij?

Of, leunend aan de koude, harde wind,
bij vallend donker nog een stip te zien,
een zeil, een lichtje op het ijselijke
meer, en terug te rennen naar het warme huis,
om daar in tranen mijn verhaal te doen?

O, te bedenken wat dat water was:
hart van het land, slagader van de zee,
waarmee het samen als de omloop was
van leven’s elixir, dat spattend joeg
in alle aarde en in alle vlees!

Ik weet niet meer waarom ik hier
ben, en niet daar; waarom niet hier,
maar daar; waarom wij allen in gevaar
zijn; waarom wij de al half verdorde hand
slaan aan het eigen lichaam van de wereld…

Al het lover en het schuim; de geuren langs
de lokken van de grond; het helderste;
het zuiverste; de ongebroken groei:
alles geofferd aan de Aramese beul,
die als een automaat de offergaven slecht.

 

De vrijster van het meer

De drift van de veldmuis is mijn leven,
de dauw van de maan, en de liefde der wind;
zonder een groef is mijn hart niet gebleven,
maar mijn lichaam glanst als een kind!

’s Nachts slaapt de maan in mijn ogen,
het meer slaapt in mijn armen, en bemint
mijn hart – en o, de golven gonzen bewogen,
maar mijn lichaam danst als een kind!

 

Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

 

gedane arbeid

vaarwel lieve möhne
voor verveling zeer getalenteerd
& verslindend gebied
geweldige gastvrouw
een slaap als op naalden
van een trotse jeugd
het ga je goed lief water
mijn weerspiegelende golf
waar de regen vormen
in spoelde graveerde een celster
je weerspiegelt alleen je eigen bos
zijn stoffige groen &
jouw verrotte duisternis
jouw jeugd & daarmee
mijn besodemieterde jaren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2019 en eveneens mijn blog van 5 juli 2018 en ook mijn blog van 5 juli 2017 en mijn blog van 5 juli 2013 en mijn blog van 5 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Jacob Groot, Marius Hulpe

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook alle tags voor Jacob Groot op dit blog.

Het huis met de pilaren

Die mij, zoals ik zelf, ontvielen,
of die hier bij mij is; die dwaal-
de en stierf, of de herder der zielen:
ik zit te denken aan allemaal.

Vraag maar, maar vraag maar
niet meer of ik bij je ben.
Pas in mijn avond wordt alles waar:
zelfs jij; kijk maar naar binnen.

De oude stemmen om de haard.
Het zelfde vensterraam. De brink.
De zee die ons alsmaar herhaalt.
O, werelden waarin ik wegzink.

 

De tulpen

In een verscholen hart is toevlucht
voor dit licht, dat traag lag geronnen
en nu wild breekt op de vrucht
die branden zal in rijen lampionnen –
de tulpen staan geschilderd in de lucht.

Zo innig, zo verblindend zichtbaar
gemaakt binnen de stille ramen:
voor een briesje een draagbaar,
maar de stormwind roept ze toch liever samen:
hoor het geluid van tulpen langs elkaar.

Eén tulp is wonderlijk – neem heel veel
tulpen, dichte wolken op de grond; zet
messcherp daglicht op hun keel,
en laat ze regelrecht vlammen van hun bed:
gewonnen grootheid in een oud gareel.

 

Voor het begin van de poëzie

Je hoort het nieuws van een ondergang maar je weet niet
of het oud is, of gelogen, omdat ze willen dat de schoonheid
donker wordt, of geen waarheid proeven, en alles bij elkaar
breng je door uiteen te vallen in steeds grotere gehelen die je,

gebogen over tafel, lijmt tot een plakplaatje. Eerst komen
de sterren, dan volgt het blauwste duister, het lover praalt
boven de dieren des velds, en tenslotte falen de veelbelovendste
woorden in de armen der lippen. Daarna, in de allerlaatste

plaats, is het de beurt aan ons, in de allereerste plaats aan wie zich
jou wil noemen uit naam van een mond. Meer kun je nooit doen:
de holte van het heelal is vergelijkbaar met de woning van de tong:

net zo ruim als ze, gevoed door de kelder van de keel, zich gaan laat,
zolang haar riem zich strekt, ontrolt ze en raakt aan met haar taal
wat ze los slaat en haar los slaat, wat haar los laat, tot ze los laat.

 

Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

 

zonsopgangen op scholen in neukölln

aanlokkelijke rijen aan het hek, spits
& niet levensonbedreigend traliewerk,
jullie leggen hem elke dag vast, de domme
haat van het asfalt, de woede in de lucht,
de snijdende stilte in het hart van de straat:
jullie leggen het eerste woord, de blik, de adem
vast: er zal hier niet veel meer gaan,
hier wordt het waarschijnlijk spoedig opgeblazen:
jullie wisten ‘t. het traliewerk? waarvoor. & wie
moet daar nog naar binnen. . . ja wie
wil missen wat er gaat komen? wie
zou niet graag willen zien. wat een angst.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2019 en eveneens mijn blog van 5 juli 2018 en ook mijn blog van 5 juli 2017 en mijn blog van 5 juli 2013 en mijn blog van 5 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Jacob Groot, Josef Haslinger, Barbara Frischmuth, Michael Blake, Jacqueline Harpman, Felix Timmermans, Jean Cocteau, Jean Raspail, Tin Ujević

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook alle tags voor Jacob Groot op dit blog.

 

Tramlijn Begeerte

Zo gaat het: je hoort een deur bonzen en de schelp van de ruimte
bruist open; de werkelijkheid schampt langs en laat een lege weg
achter zich heel, terwijl je geschiedenis schroeit er vol van dicht
maar de uitspraak wandelt verder omdat je lippen dat afspraken

Zo hoort het: de natuur opent je blad na blad zoals een leerboek
bladert je door tot je dichtgaat onder de avondwijdte, de noordelijke
kroon brandt op je hoofd en je vrucht wil dragen de wind, de Bora
het liefst, of de Harmattan, met hun messen die snijden in het brood

van het donker en geboren worden dan je zaden, de naakten die je kleden,
van de kosmos een zoon, kosmetisch, zoneloos, gemorst als korstmos
langs een rotsblok in een atlas die je leest om te reizen: van de dorpsweg

naar de tramway, vanwaar een twijg loopt uit een steel tot de afdruk
in de tijd dat je waaide, je wiel van spaken, die langzaam smelten door
de drukke lucht, waarin je hoopt, bij de stam, te sterven als geen ander

 

Buig

Ik sprak mijn woorden niet uit.
Ze werden gezegd. Ook ik hoorde ze
En, min of meer verwijfeld, probeerde ik
de bijbehorende bewegingen. Ongeveer
het omgekeerde van hoe een partituur
werkt: niet eerst schrift en dan spel,
maar eerst gespeeld en dan pijlsnel,
vrijwel vergeefs, geschreven. Of een
piano: de toetsen bewegen, en mijn
handen zijn steeds, een fraktie
maar, te laat. Te laat. Ik zat
te doen of deze woorden de mijne
waren. Ik bewoog wanhopig mijn lippen.
Ik schudde met mijn schouders. Ik boog
mij toe naar degene die dezelfde woorden
dacht te horen. Ik boog mij voor diezelfde.
Die was mijn enige geborgenheid.

 

Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

 

De Oostenrijkse schrijver Josef Haslinger werd op 5 juli 1955 in Zwettl geboren. Zie ook alle tags voor Josef Haslinger op dit blog.

Uit:Jáchymov

„Wie bei der Erstkommunion, denke ich und ziehe ein paar Dor-nen aus den Socken. Ich höre das Motorengeräusch und sehe die Staubfahne auf mich zukommen. Heiliger Thad-däus, mächtiger Fürsprecher, blicke herab auf mich!Ich springe auf und laufe weiter. In meinen Sandalen ver-fängt sich Gestrüpp, das ich mitschleife. Der Jeep kommt näher. Nach kurzer Zeit muss ich die Richtung ändern, denn vor mir tut sich ein tiefer Graben auf, ein Abgrund, in dem ganz unten ein ausgetrocknetes Flussbett liegt. Die Böschung ist zu steil, um hinabsteigen zu können. Ich laufe an diesem Graben entlang. Hier wachsen die Sträucher hö-her und üppiger, und ich kann mich besser verstecken. Der Fahrer hat keinen freien Blick mehr auf mich. Ich laufe von Gebüsch zu Gebüsch und suche nach einer Stelle, an der ich ins Flussbett hinabsteigen kann. Ich finde keine. Trotz-dem fasse ich neuen Mut, denn in der Ferne sehe ich eine Brücke, eine Fachwerkkonstruktion aus vielen ineinander-gefügten Baumstämmen. In der Mitte der Brücke stehen zwei Menschen. Sie tragen lange Kleider und gestikulieren. Ich nehme alle meine Kraft zusammen und laufe auf sie zu. Es sind Männer mit Bärten. Sie heben die Arme, ich glaube sie auch rufen zu hören, beeil dich, aber ich bin nicht si-cher, mein Atem ist laut und hinter mir das Motorenge-räusch. Die vielen Büsche machen es dem Jeep schwerer, mir zu folgen. Gleich werde ich ihn ganz abschütteln kön-nen, denn die Brücke ist zu schmal für ein Fahrzeug. Ich erreiche sie, bevor der Jeep mich einholen kann.Die bärtigen Männer, auf die ich keuchend zugehe, ha-ben runzlige Gesichter. Sie scheinen sich nicht für mich zu interessieren, sie scheinen mich nicht einmal wahrzuneh-men. Ihre Hände, mit denen sie unentwegt gestikulieren, sind knochig und ausgetrocknet.Es ist seine Konstruktion, sagt der eine und holt zu einer weiten Armbewegung aus. Ihm gebührt alle Ehre.Seit es diese Brücke gibt, sagt der andere, ist unser Leben viel einfacher geworden. Ihm gebührt alle Ehre.Und nun erhebt der Erste die Hände zum Himmel und sagt: Herr, du bist Zeuge, er hat uns die Brücke geschenkt, ohne dass wir ihm dafür etwas gegeben haben. Belohne seine Kinder mit Glück.Und nun erhebt der Zweite die Hände zum Himmel und sagt: Herr, du bist Zeuge, es ist eine schöne Brücke, eine stabile Brücke, kein Sturm kann sie wegblasen. Danke es seinen Kindern mit Glück.Ich bin vor den beiden Männern stehen geblieben, und ich weiß, dass sie von meinem Vater reden. Er hat diese ele-gante Brücke gebaut. Aber mich nehmen sie nicht wahr, auch nicht, als ich langsam an ihnen vorbeigehe. Ich höre sie noch weitersprechen. Er hat uns das Leben erleichtert. Er ist ein großer Architekt. Glück seinen Kindern.“

 

Josef Haslinger (Zwettl, 5 juli 1955)

 

De Oostenrijkse schrijfster en vertaalster Barbara Frischmuth werd geboren op 5 juli 1941 in Altaussee. Zie ook alle tags voor Barbara Frischmuth op dit blog.

Uit: Verschüttete Milch

„Das Dorf im Gebirge lebte nicht von seinen Agrarproduk-ten, dafür war das Klima zu rau, sondern vom Salz, das abgebaut, und vom Tourismus, der in den letzten einein-halb Jahrhunderten aufgebaut worden war. Es gab zunehmend mehr Zweithaus- und Zweitwohnungsbesitzer als seit Generationen im Familienbesitz befindliche Bauern- und Bergarbeiterhäuser und wesentlich mehr Gäste, die jahrelang im selben Privatquartier anstatt im Hotel wohn-ten. Mit der Zeit trugen auch weitaus mehr Sommer-frischler ihre Zweitkleidung als die Einheimischen, die sich wenigstens auf diese ihre Kleidung als angestammte Tracht berufen konnten.Sei’s drum, alles fließt, und nichts bleibt, wie es ist, nicht einmal das Wetter. Dem allgemeinen Klimawandel fol-gend, verzichtete das Dorf auf die langen sommerlichen Regenperioden, die mit ihren unwirtlichen Kälteeinbrüchen samt unberechenbaren Überschwemmungen die saisonmäßige Zuwanderung einigermaßen im Zaum gehalten hatten.Die Chancen für einen absichtlich herbeigeführten Sonnenbrand stiegen, wodurch er an Attraktivität verlor, während er noch Jahre zuvor den raren Tagen mit sommerlicher Hitze als Trophäe abgetrotzt worden war. Inzwischen bedurfte es sogar mehrerer Schichten schützender Cremes, so dass die Oberfläche des Sees, aber auch der umliegenden größeren und der höher gelegenen kleineren Seen so gut geölt war, dass sogar Kleinkinder mit empfindlicher Haut gefahrlos, ohne mit unliebsamen Verbrennungen rechnen zu müssen, darin plantschen konnten.Was die Hygiene betrifft, war der See mittlerweile durch effiziente Kanalisierung so perfekt von Abwässern gereinigt, dass man ihm Trinkwasserqualität nachsagte. Wovon aber sollten nun die landesweit bekannten Fischeleben, die sich nicht kannibalisch ernähren, sondern von Exkrementen, die, von Algen weiterverdaut, zu Fischfutter werden? Kein Wunder, dass die Bestände zum Nach-teil der Gastronomie schrumpften, wobei die fortschreitende Erwärmung der Seen, auf denen auch im tiefsten Winter kaum noch Eis wuchs, ihren Teil dazu beitrug.Womit wir wieder bei den Sonnenbränden wären.“

 

Barbara Frischmuth (Altaussee, 5 juli 1941)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Michael Blake werd geboren in Fort Bragg, North Carolina, op 5 juli 1945. Zie ook alle tags voor Michael Blake op dit blog.

Uit: Marching to Valhalla

“MAY 18, 1876
I am as compelled to write as I am to take breath. There is so much in my heart—anger and the deepest pain and love for so many things. Yet it all remains unspoken because emotionally I am mute. I have been as a muzzled dog all my life.
But I can write. I feel I can write all the way through till morning, stopping only at the waking of camp. There is something afoot in me tonight that tells me I am finally writing with my true heart. Not a chatty letter, nor a calculated article, nor a carefully worded report. The constant compulsion to write is now wedded to an impulse to tell all, to tell it simply and without embellishment. To tell the truth.
I will lay this down when we meet the enemy, if we meet him at all, but until that time I will make these nights after tattoo my own—a stool and a tiny desk, a candle and a pen. And I, of course, my brow fully knitted as I try to squeeze something out in ink that I cannot say through the hole in my face. Me. The man from Monroe, the Boy General, Son of the Morning Star, Iron Butt, Old Curly, Long Hair, Fanny and Cinnamon and Autie and Bo. And so much more. And so much less. And like all the great and small of this constantly convulsing world, so alone.
It is terrible to be alone. It leaves a certain part of the human appetite forever unfed. But sitting here by myself in the night, still in my boots, the only sound the mechanical scratching of the pen, makes me feel a king. Strangely, being alone has always filled me with courage, too. Perhaps that is why I have always done so well in battle. I have always felt as alone in the chaos of battle as I do here tonight.
Libbie is gone now. She has been my other life. In lives I have always had two. Life with myself and life with Libbie. I can still feel her breath on my shoulder. It cut through this morning as it always does, cut through the tunic and shirt straight to the skin. Her breath has always burned straight into my flesh.
For a long time we have been experts at separation. She shed no tears as I helped her into the paymaster’s wagon. She smiled her brave smile and said she would listen each night for my step on the stair or the clank of my saber in the hall. She knows that I will come back to her as soon as I can. I have always come to her. She knows I will pay any price to be with her because I have done so many times before. And so has she. We have never been content to be devoted in mind or spirit alone for our marriage has been a marriage of action. We have thrived on demonstrating our devotion and our love has never been at rest.”

 

Michael Blake (5 juli 1945 – 2 mei 2015)
Cover

 

De Franstalige, Belgische schrijfster Jacqueline Harpman werd geboren op 5 juli 1929 in Ukkel. Zie ook alle tags voor Jacqueline Harpman op dit blog.

Uit: Ce que Dominique n’a pas su

“Les héros de romans ne meurent jamais, ils existent dans un univers défini par les mots du livre. Certains prétendent qu’ils sont enfermés dans un temps qui, trois jours ou trente ans, tourne en boucle et se répète de la première à la dernière page, mais que savent les humains ordinaires de leur propre réalité et comment discuteraient-ils de la mienne ? Moi, Julie d’Orsel, j’habite mon histoire, qui poursuit son cours. Oh ! je sais bien qu’elle a été conçue par un certain Eugène Fromentin, qui l’a publiée sous le titre Dominique, mais je sais aussi que je suis moi, dans mon monde, et je ne me soucie pas d’imaginer comment ces deux vérités se conjuguent.
Il se peut que des lecteurs dociles à Dominique qui n’a regardé que ma sœur, Madeleine, ne m’aient pas remarquée : je suis au fond de la scène, toujours présente et toujours en colère. Je continue. Et je vais raconter ce que Dominique n’a pas su ou, s’il le savait, n’a pas dit. C’était un homme – c’est, car lui aussi vit toujours – aux idées étroites qui se croit large d’esprit car il a souffert. Il vient d’un temps où l’on pensait que la souffrance sanctifie : il a fait notre malheur à toutes deux. Il y a eu ce moment terrible où elle a senti qu’elle succombait : le sot aurait dû la prendre par la taille, la jeter sur ses épaules et partir avec elle, au lieu de quoi il n’a pris que son chapeau, ses gants et la porte. Elle ne s’en est jamais remise. Elle est retournée dans une vie sans joie et a pensé à lui jusqu’à son dernier moment.
J’ai relu hier, pour la centième fois, le récit que Dominique a fait à ce monsieur Fromentin – j’allais dire de notre histoire, mais justement, ce n’est pas la nôtre, c’est la sienne. Il est passé à côté de nous en ne voyant que lui, et encore, lui selon la conception étrange qu’il s’en faisait. Il dit, pendant près de trois cents pages, qu’il aime Madeleine : peut-on aimer et être à ce point aveugle à ce que l’on aime? Pour moi, aimer, c’est regarder, je ne l’ai jamais quitté des yeux, et même si depuis des décennies je ne l’ai plus vu, je le regarde toujours. J’ai, comme chaque fois, refermé le livre avec fureur, mais cette fois-ci je me suis dit que je devais rétablir la vérité.
De mon monde, j’ai vu changer le vôtre. Je le comprends sans doute mieux que vous ne comprenez le mien. Beaucoup d’entre vous pensent qu’ils sont libres parce qu’ils ne croient plus en Dieu ni en l’Enfer, les deux mythes qui ont tellement détruit nos vies : vous avez les vôtres. Dans votre grande vanité, vous haussez sans doute les épaules. Ne comptez pas que je tente de vous détromper : je ne suis pas une bonne personne.”

 

Jacqueline Harpman (5 juli 1929 – 24 mei 2012)
Cover

 

De Vlaamse dichter en schrijver Felix Timmermans werd op 5 juli 1886 geboren te Lier. Zie ook alle tags voor Felix Timmermans op dit blog.

 

Menselijkheid

Ik, die mij somtijds klein voel in dit grote Leven
dier duizend zonnen, boven dees mijn doodgaand hoofd,
en moedloos dwaal omdat ik hier als mens moet leven
en mij geen hoger doel van wezen schijnt beloofd….

– Kan plotseling zoals een vuur omhoge klimmen
wanneer ik voel en weet, dat in mijn hert getroond,
standvastig en steeds levend zonder aardse kimmen,
vol ongekende luister Godes beeltnis woont.

Ik voel mij rijzen dan en ken noch tijd, noch dagen.
‘k Ben gans allene, ‘k heb noch vriend noch vijand meer…
De wereld is vergaan, en al het menslijk zeer
en blij mag nutloos van zijn tijdlijk-zijn gewagen!….

En needrig knielt het heelal voor mijn voeten neer!….
Wee! dat ik al die schoonheid in mijn vlees moet dragen!…

 

Verzen

I
De blaadren rijzen door den stuggen nevel,
er zijn geen klanken meer, er is geen lied,
slechts in het dorre riet een vroom geprevel.
Dit is de tijd dat men naar binnen ziet.

Want wij zijn arm, en knagen aan ’t verleden,
en spelen met de kaarten van verdriet.
Het schoonste sprookje stelt ons niet tevreden,
en door de nevel lokt de toekomst niet.

Het leven vlood en d’asch blijft in onz’ handen,
’t verlangen stijgt om mede te vergaan.
Doch in den weemoed blijft één lichtje branden,

het licht dat we in den zomer overslaan,
waarvoor wij slechts, tot onze scha en schande,
rondom den wintertijd om olie gaan.

 

’t Gebergt…

’t Gebergt ligt in den nacht verborgen,
maar d’hoogste toppen zijn verlicht.
Zij zien het worden van den morgen
in ’t aangezicht.

Zoo glinstren de kristallen tinnen
van mijne ziel in Gods gelaat,
terwijl zij zelf in den nacht der zinnen
verdronken staat.

En wijl zij smacht naar ’t eeuwig flonkren,
zuigt zij zich vast aan d’ijdelheid.
En angstig, tusschen licht en donkren,
vergaat mijn tijd.

o Heer, laat mij het nog beleven,
dat Uw genadig morgengoud
door gansch mijn ziele wordt geweven,
want ik word oud.

 

Felix Timmermans (5 juli 1886 – 24 januari 1947)
Op een postzegel uit 1986


De Franse dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker Jean Cocteau werd op 5 juli 1889 in Maisons Lafitte geboren. Zie ook alle tags voor Jean Cocteau op dit blog.

 

Soft Caramel

Take a young girl.
Fill her with ice and gin
shake it all up to make it androgynous
And return her to her family
Hello, hello, operator don’t cut me off
Ah! how sad it is to be the king of animals,
Nobody says a word
Oh! Love is the worst of evils
Take a young girl,
Fill her with ice and gin
Put a slight drop of angostura on her mouth
I knew a man very unhappy in love
Who played Chopin’s nocturnes on the drum
Hello, hello, operator don’t cut me off
I was talking to….I was talking to the….hello, hello?
Nobody says a word.
—don’t you find that art is a bit…..
We tell children wash your hands
We don’t tell ‘em wash your teeth…..
Soft caramel—

 

L’Ange Heurtebise

III
Angel Heurtebise pushes me;
And you, Lord Jesus, mercy,
Lift me, raise me to the corner
Of your pointed knees;
Undiluted pleasure. Thumb, untie
The rope! I die.

IV
Angel Heurtebise and angel
Cegeste killed in the war-what a wondrous
Name-play
The role of scarecrows
Whose gesture no frightens
The cherries on the heavenly cherry trees
Under the church’s folding door
Accustomed to the gesture yes.

 

Jean Cocteau (5 juli 1889 – 11 oktober 1963)


De Franse schrijver Jean Raspail werd geboren in Chemillé-sur-Dême op 5 juli 1925. Zie ook alle tags voor Jean Raspail op dit blog.

Uit: Les Royaumes de Borée

« La frontière courait sur quelque quatre cent soixante-dix lieues face à l’est et au nord-est. Elle franchissait d’interminables forêts, noir et argent durant le long hiver, des plaines spongieuses semées de lacs dont l’eau avait la couleur du plomb, des marécages qui disparaissaient sous des océans de roseaux et des rivières roulant leurs flots boueux vers des destinations incertaines. Elle escaladait des collines au relief tourmenté qu’un ciel bas faisait apparaître comme autant de montagnes infranchissables dont les sommets se confondaient avec l’épais plafond des nuages. Face au nord, elle se perdait dans l’infini d’une taïga au-delà de laquelle s’étendait une mer glauque hérissée de rochers battus par des vents furieux, mais nul voyageur, nul marin, hormis le commodore Liechtenberg en 1631, ne s’était avancé jusqu’à ces rivages.
La frontière, au demeurant, ne portait pas encore ce nom. Aucun pays ne la revendiquait, sinon, de façon toute symbolique, le lointain grand-duché de Valduzia, aux confins septentrionaux de l’Europe, mais ses princes souverains ne s’étaient jamais souciés d’y envoyer qui que ce soit pour en prendre possession. Le jeu n’en valait pas la chandelle. Ils avaient déjà fort à faire avec leur province de l’Est, à peine en voie de peuplement, et sa récente capitale, Ragen, encore à l’état d’ébauche. Au-delà se percevait le vide, et au-delà de ce vide, à une distance hypothétique évaluée en jours de marche, avec une marge de cinquante à cent impossible à préciser, la frontière, appelée plutôt bordures, ou lisières, marquait les approches d’une immense contrée inhabitée, baptisée Borée par des géographes inspirés.
À l’époque où commence cette histoire, le prince souverain de Valduzia était le grand-duc August III. De sa rencontre avec un téméraire cavalier, Oktavius Ulrich de Pikkendorff, alors âgé de vingt-six ans, date le début d’une longue aventure qui vit la frontière sortir des limbes et se dessiner peu à peu.
Oktavius était arrivé à Valduzia un matin de l’année 1658 après avoir traversé toute l’Europe. Il venait d’une principauté minuscule et crottée du haut Danube où son grand-oncle le margrave von Altheim-Neufra und Pikkendorff, aussi endémiquement désargenté que les précédents margraves, se trouvait bien incapable d’entretenir ses fils cadets et encore moins ses nombreux neveux, lesquels n’avaient d’autre ressource que de s’en aller proposer à des monarques étrangers le service de leur épée. Beaucoup firent souche en Angleterre, en France, en Prusse, en Autriche, en Bavière.”

 

Jean Raspail (Chemillé-sur-Dême, 5 juli 1925)
Cover

 

De Kroatische dichter Tin Ujević werd geboren op 5 juli 1891 in Vrgorac in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Zie ook alle tags voor Tin Ujević op dit blog.

 

Verlängerte Welt

Die Dinge rund um mich sind zutiefst mit Inhalt gefüllt.
Aussage haben, und Worte, die Blumen, die am Wegrand blühn
Aus jedem Wasserlauf nachts geheime Botschaft quillt
und ab und zu flüstert der Wind seltsame Phantasien.

Tieraugen funkeln im Drange sich mitzuteilen,
Sinn und Gestalt erhalt jäh im Gebirge der Stein.
Unbewußt fragt das Bewußtsein: wo ist ein Weg in die Welt
aus diesem Zauberkreis der Gesetze von Vers und von Reim?

Und noch einmal verwandeln Träume die Wirklichkeit
als ging sie entgegen dem tiefsten Herbst ihrer Zeit,
die alle Gekreuzigten von ihren Kruzifixen befreit
als hielt die Natur fiir jeden ein letztes Ruhelager bereit.

Über die Ende wandern, als wären sie trunken, die Dichter,
von leisen Worten heimlich beseligt und reich,
als dächten sie: bald tagt es, bald wird es lichter und lichter –
jetzt, vor einem .Tahr oder einem Jahrhundert, ist es nicht gleich?

Träumer, die nicht gerne reden, allein über die Erde wandeln,
doch was tuts, sie könnten auch trunken sein,
es ist als zög’ ein uraltes Wissen in sie ein:
daß sie schon einmal gelebt und sich in ein andres Wesen verwandelt,
ein zweites, ein drittes? wie schon Menschen zu fühlen pflegen beim Wein.

Die alte Erde empört sich Weil sie so klein,
unhörbar schiebt sie sich immer weiter vor in den Raum.
noch einmal ist sie den Idealen Heimat und Schrein,
das Märchen der Erde reicht his an den blankgescheuertenHimmelssaum.

Träumer, allein, die nicht gerne reden, jedoch im Schreiten
alle Klänge der Welt einschliirfen und dann, nur für sich,
zu keinem anderm, unbewußt, fliisternd erläutern
wie tief doch das Weltall und wie leidenschaftlich, wie unerhört dicht.

 

Vertaald doorIna Jun Broda

 

Tin Ujević (5 juli 1891 – 12 november 1955)
Standbeeld in Zagreb 

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2018 en ook mijn blog van 5 juli 2017 en mijn blog van 5 juli 2013 en mijn blog van 5 juli 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Jacob Groot

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook alle tags voor Jacob Groot op dit blog.

Het huis

Graan ligt in je handen,
wijn glanst in je mond.

Je bent van het veld
naar het huis gekomen.

Je hebt te veel
om van minder te dromen.

Je maakt een vuur
van hout dat je vond.

Nu is het tijd
om de brief te lezen,
die zij van heel dichtbij verzond.

Want zij zit naast je:

je hand ligt in haar handen,
je mond glanst in haar mond

 

Natte motor

Dat je het nog niet gezien hebt of dat er meer
is te zien, dit heeft je het huis uit gedreven
naar de rand van het veld opnieuw en ook nu weer,
gutsend als buien of subtropisch hemels, even

valt het licht op je handen als een concrete
gave die niet kan worden herleid tot een gewricht
of spanne van je tijd binnen de voelbare vete
buiten je om, en daarom druk je je gezicht,

hoe oneigen tot dan toe, dieper in de lucht
en vervolgens midden op de lichtval open
voor je onder het regenloze blauw, en geen vlucht

vormt het, voel je zeker, eerder een ver dopen
van jezelf in een ter plekke stuk brekende vrucht
die zelf ook popelt om je erin te laten lope

 
Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

A. Roland Holst Prijs 2012 voor Jacob Groot

A. Roland Holst Prijs 2012 voor Jacob Groot

De Stichting A. Roland Holst Fonds in Bergen heeft haar driejaarlijkse oeuvreprijs voor poëzie toegekend aan Jacob Groot. De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Zie ook mijn blog van 5 juli 2011. Voor de poëzieprijs werd het bestuur van de stichting geadviseerd door een jury bestaande uit Odile Heynders, Huub Beurskens en voorzitter Wiel Kusters. De uitreiking van beide prijzen vindt plaats op 12 mei 2012 in de Ruïnekerk te Bergen. Bij die gelegenheid zal de dichteres Hester Knibbe de A. Roland Holst-lezing houden.

 

Tramlijn Begeerte

Zo gaat het: je hoort een deur bonzen en de schelp van de ruimte
bruist open; de werkelijkheid schampt langs en laat een lege weg
achter zich heel, terwijl je geschiedenis schroeit er vol van dicht
maar de uitspraak wandelt verder omdat je lippen dat afspraken

Zo hoort het: de natuur opent je blad na blad zoals een leerboek
bladert je door tot je dichtgaat onder de avondwijdte, de noordelijke
kroon brandt op je hoofd en je vrucht wil dragen de wind, de Bora
het liefst, of de Harmattan, met hun messen die snijden in het brood

van het donker en geboren worden dan je zaden, de naakten die je kleden,
van de kosmos een zoon, kosmetisch, zoneloos, gemorst als korstmos
langs een rotsblok in een atlas die je leest om te reizen: van de dorpsweg

naar de tramway, vanwaar een twijg loopt uit een steel tot de afdruk
in de tijd dat je waaide, je wiel van spaken, die langzaam smelten door
de drukke lucht, waarin je hoopt, bij de stam, te sterven als geen ander.

 

Bezichtiging der landerijen

Wij hebben een mooi witstenen huis,
maar we zijn nooit thuis.

We rijden in mijn houten wagen
door de dageraad,
langs wat getoverd werd uit zaad
in het land dat ik ontgang.

Stop bij een bron:
de wielen branden in de zon.

Wil je nog beter zien
wat ik met jou begon,
dan stappen we in mijn luchtballon.



Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)

Jacob Groot

De Nederlandse dichteren schrijver Jacob Groot werd geboren op 5 juli 1947 in Venhuizen (West-Friesland). Hij werkte als journalist voor het weekblad de Haagse Post en studeerde Nederlands in Amsterdam. Hij publiceerde regelmatig in De Revisor. Groot debuteerde onder het pseudoniem Jacob der Meistersänger met de dichtbundel Net Als Vroeger (1970). Hiermee was hij een van de pioniers van de neo-romantiek. Daarna volgden de bundels Topgeluk (1986), Natuurlijke Liefde (1998), Zij Is Er (2002), Heerlijkheid Van Luchtmetaal (2005) Lofzang (2009) en Divina Noir (2010). Groot publiceerde ook proza zoals Nieuwe Muziek, een Herman Gorter-boek en essays over popmuziek die gebundeld werden onder de titel Gelukkige Lippen (2004). In 2008 verscheen de roman Billy Doper..Jacob Groot was van 1994 tot 1999 redacteur van De Revisor. Hij woont en werkt in Amsterdam.

Het was het mooiste vlees

Je hebt de melkbus geopend en in de bron gestaard
van je dorst; het deksel paste precies op je hoofd;
zo zwom je met je tong in het witste dat je waste;
je dronk het mooiste vlies, doordrenkt van lucht,

opgespaard uit de bus, deed je het wonder dicht; je
hoorde hoe de melk getild werd naar de avond toe;
op het schelpenpad stond je, zonder handen voor je
wagenwijde ogen, verspild in het reinste licht over

de grond vol van het terugkerende vee; schoon likte
zich de dag; alsof je, naakt aan het vlees beloofd, nu
in het mooiste vlees mocht, dat zijn tint nooit doofde;

je zag hoe dat licht naar je haakte in plaats van
andersom, en hoe je verlangen ernaar achterbleefbij de manier waarop het zich meester van je maakte.

 

Buig

Ik sprak mijn woorden niet uit.
Ze werden gezegd. Ook ik hoorde ze
En, min of meer verwijfeld, probeerde ik
de bijbehorende bewegingen. Ongeveer
het omgekeerde van hoe een partituur
werkt: niet eerst schrift en dan spel,
maar eerst gespeeld en dan pijlsnel,
vrijwel vergeefs, geschreven. Of een
piano: de toetsen bewegen, en mijn
handen zijn steeds, een fraktie
maar, te laat. Te laat. Ik zat
te doen of deze woorden de mijne
waren. Ik bewoog wanhopig mijn lippen.
Ik schudde met mijn schouders. Ik boog
mij toe naar degene die dezelfde woorden
dacht te horen. Ik boog mij voor diezelfde.
Die was mijn enige geborgenheid.

Jacob Groot (Venhuizen, 5 juli 1947)