De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Louis Couperus op dit blog.
Uit: Langs lijnen van geleidelijkheid
“Hij
bracht haar in den salon: een donker vertrek; in het midden een tafel
vol tijdschriften, gerangschikt in een regelmatigen, nog ongelezen
cirkel; twee dames, klaarblijkelijk Engelsch, en van het esthetische
genre – groezelige haren, lossige blouses, – zaten, in een hoek, in haar
Baedekers te studeeren, vóor zij uit gingen. Cornélie boog even het
hoofd, maar ontving geen groet terug; zij nam het niet kwalijk, al
bekend met Albionsche reismanieren. Zij zette zich aan tafel en nam den
Romeinschen ‘Herald’ op, het blad, dat om de veertien dagen verschijnt
en waaruit men leert, alles wat er die weken te doen is in Rome, en nù
vroeg een der dames haar, uit haar hoek, agressief:
– I beg your pardon, maar zal u, als-u-blieft, den Herald, niet naar uw kamer meênemen?
Cornélie
richtte heel hoog en kwijnend haar hoofd in de richting op, waar de
dames zaten, zag vaag over hare groezelige hoofden heen, zeide niets en
blikte weêr terug in den Herald, en zij vond zich zeer bereisd en
glimlachte inwendig, omdat zij wist hoe men deed tegen dit genre van
Engelsche dames.
De
marchesa trad binnen, en verwelkomde Cornélie in het Italiaansch, in
het Fransch. Zij was een groote dikke matrone, vulgair dik; haar ampelen
boezem omspande een zijden kuras of spencer, dat glom op de naden en
barstte onder de armen: haar grijze frizuur gaf haar iets van een leeuw;
de groote geel en blauw gebistreerde oogen sperden een blik open,
onnatuurlijk van bella-donna; in hare ooren regenboogden ontzaglijke
kristallen, en naamlooze êelgesteenten waren aan hare dikke vette
vingertjes gerist. Zij sprak heel vlug, en Cornélie vond hare frazen
even gezellig huiselijk als de verwelkomst van den krukkenden portier op
het stationplein. Zij liet zich door de marchesa geleiden naar den
lift, en steeg met haar in: de hydraulische lift, een getraliede kooi,
opgaande langs de trappen, steeg plechtig en bleef eensklaps roerloos,
tusschen tweede en derde verdieping.
– Derde verdieping! riep de marchesa naar omlaag.
–
Non c’è aqua! riep het knoopenjongetje kalm terug, daarmeê willende
beweren, dat – hetgeen heel natuurlijk scheen, – er geen water genoeg
was om den lift in beweging te stellen.”
De Nederlands dichteres en schrijfster D. Hooijer (pseudoniem van Catharina Antonetta (Kitty) Ruys-Krijgers Janzen) werd geboren in Hilversum op 10 juni 1939. Zie alle tags voor D. Hooijer op dit blog.
Milly Wiers
wind die de rails nam rook naar ijzer
kinderen roven en grootbrengen
daar had ik argumenten voor
toen ik berustte wilde ik
op reis, door blond gekust
aan het spoor stond boerenkool
die rook naar wind uit steden
treinen droegen jongens langs
met gekmakend zelfstandige blik
dan stilte en geklik in palen
nu gaan mijn liefdes lezend voorbij
gras dat altijd voor konijnen was
is opgegroeid en buigt bij treinen
glas door onbekende aangeboden
verstolen oberhand wijst
op een rug halfrond de draaideur
nabeeld als ik mijn ogen sluit
van roze haar of kaal rood hoofd
prins van mijn soorten: wel ver
uiteen weggelegd voor elkaar
besteed aan mij geen woningen
ligustergeur, te zoet te zuur
door de windstille straat
de jongen met het zwart haar
ramen open, mes in de tafel
dan ben ik zo goed als verhuisd
eens zat hij in alle tuinen
rechtop zo streng opgevoed
mooi sloten zijn handen
om namaak chinese theekommen
later verdwenen zijn vodden
in de straat bestaat verschil
tussen rovers en zwervers
als de pianostemmer speelt
hoor je iets roodfluweels
bloemen van bloemgordijnen
gaan in vazen staan
gedenk mij, speelt hij
ik ben de pianist,
die pianostemmer wred
ik trommel viooltjes op
uit iedere oude kast
mijn moeder is van adel
bij haar verloor ik
haren, wilde aanslag
zij schrijft je rekeningen
met bloedblauwe inkt
De Nederlandse dichter Jacques Fabrice Herman Perk werd geboren in Dordrecht op 10 juni 1859. Zie ook alle tags voor Jacques Perk op dit blog.
Zonsondergang op ’t meer
In ’t meer, omkranst met wilgen en platanen,
Wier top de bodem peilt, staart avond-gloed
En spiegelt zich: de wind wiekt aan, en spoedt
Zich naar de kim….
En met hem gaan de lange water-banen,
De lauwe geuren….
Het rozen-blad op de gefronsde vloed,
Het deinend dons der dommelende zwanen….
Op de top
Lig daar, mijn wandelstaf! Hier is de top,
En met de blauwe wolkjes, die er krullen
Rijst uit het dal de rust naar boven op,
Waar zich het wolkloos ruim mee schijnt te vullen;
De bergen wijken, breed van rug en kop,
Die ze in een waas van matte nevel hullen. –
Uit d’ afgrond lacht gezang en steengeklop…
Of dan die mensen nimmer rusten zullen?
Daar zwoegen ossen voor hun zware vracht,
Ginds lijmt de bij haar zoete raten dicht,
En kraait een haan zijn liedje van victorie:
’t Juicht alles in ’t bestaan, en heeft de plicht
Van vrolijk-zijn nog nooit zo blij betracht….
En ’t ontevreden stadskind droomt van glorie?
Dorpsdans
De vedel zingt, waar roos en wingerd-ranken
Verliefd omhelzen ’t huis des akkermans,
En gloeien in de avond-purper-glans, –
En twintig menschen rijzen bij die klanken;
Het avond-maal heeft uit: van dis en banken
Verdween der jonkheid blij geschaarde krans, –
De vlugge voeten reien zich ten dans,
En de arm buigt om de leesten heen, de slanken:
Daar tripplen zij en stampen naar de maat,
Terwijl de kroezen op de dis rinkinken, –
En naar de wangen stijgt het vrolijk bloed:
De oude, die daar op de dorpel staat,
Ziet men de vreugd uit lachende ogen blinken,
Tevreden, dat hij leeft, en leven doet.
De Amerikaanse schrijver James Salter werd op 10 juni 1925 in New York geboren. Zie ook alle tags voor James Salter op dit blog.
Uit: Last Night
“— We’ll have a good dinner, DeLereo had said happily, get on board and turn in. When we get up we’ll have passed the Gulf Stream.
It began that way but ended differently. The sea was very rough. They never did cross the Gulf Stream—the captain was from Long Island and got lost. DeLereo paid him fifty dollars to turn over the wheel and go below.
— Do you know anything about boats? the captain asked.
— More than you do, DeLereo told him.
He was under an ultimatum from Adele, who was lying, deathly pale, in their cabin. — Get us into port somewhere or get ready to sleep by yourself, she’d said.
Philip Ardet heard the story and many others often. He was mannerly and elegant, his head held back a bit as he talked, as though you were a menu. He and Adele had met on the golf course when she was learning to play. It was a wet day and the course was nearly empty. Adele and a friend were teeing off when a balding figure carrying a cloth bag with a few clubs in it asked if he could join them. Adele hit a passable drive. Her friend bounced his across the road and teed up another, which he topped. Phil, rather shyly, took out an old three wood and hit one two hundred yards straight down the fairway.
That was his persona, capable and calm. He’d gone to Princeton and been in the navy. He looked like someone who’d been in the navy, Adele said—his legs were strong. The first time she went out with him, he remarked it was a funny thing, some people liked him, some didn’t.
— The ones that do, I tend to lose interest in.
She wasn’t sure just what that meant but she liked his appearance, which was a bit worn, especially around the eyes. It made her feel he was a real man, though perhaps not the man he had been. Also he was smart, as she explained it, more or less the way professors were.”
De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.
Uit: Neerslag van een huwelijk
“3 januari
De
zaal van Bellevue, waar het VPRO-programma Piet Ponskaart wordt
uitgezonden, was opgeluisterd door slingers, lampjes, topless juffrouwen
die taartjes en cider ronddeelden. Henk Spaan oogstte succes, naast
Brandt Corstius en Wim T. Schippers. Ook zijn versje (onderwerp: met wie
doe je het het liefst?) viel goed bij het publiek. Simon van Collem,
Jan de Bont en Monique van de Ven werden geïnterviewd. Na afloop van het
programma gingen we naar Américain. In een groot gezelschap zitten
voelt altijd onwennig.
‘Ik kan niet meer werken,’ zegt Eva Biesheuvel. ‘Om Maarten. Ik moet thuisblijven.’
Maarten
had de hele dag in bed gelegen, hij had liggen piekeren, was er moe
van. Na het eten ging hij met een slaappil weer naar bed. Eva is altijd
in zijn buurt. Ik zou gek worden als ik dagenlang een man om me heen zou
hebben. Ondanks alles heeft Maarten het afgelopen jaar een aantal
verhalen geschreven. Ik zeg hem dat ook herhaaldelijk en hoop dat het
hem troost.
5 januari
De assistente van Thomas Rap had me wat te vertellen, zei ze. En ze vertelde dat Rap zijn uitgeverij naar Baarn wil verhuizen en dat ze niet mee wil. Ze zou sowieso ontslag nemen, want ze had er genoeg van. Waarvan? ‘Streken,’ zei ze en legde met ‘ssst’ een vinger tegen haar lippen.
Ze heeft ook haar buik vol van feministen, wil een eigen uitgeverijtje beginnen voor uitsluitend vrouwen, maar niet voor radicale vrouwen. Of ik dat geen goed idee vond? Ik raadde haar aan Boosaardige Boeken uit te geven in de z.g. BoBoreeks.”
De Nederlandse schrijver Jan Brokken werd geboren op 10 juni 1949 in Leiden. Zie ook alle tags voor Jan Brokken op dit blog.
Uit: De gloed van Sint–Petersburg
“Blijkens
een inscriptie is het in 2006 onthuld. Dan pas realiseer ik me dat op
deze plek aan de kade de beruchte Kresty-gevangenis als gruwelvesting
oprees en dat Achmatova hier dag in, dag uit in de sneeuw of in de
vochtige wind stond te wachten, in de hoop nieuws over haar
gearresteerde zoon te krijgen.
Op de sokkel van het standbeeld staan de toepasselijke regels uit Requiem:
Ik bid niet louter voor mijzelf dit uur,
Maar ook voor wie zich daar met mij bevonden,
Voor hen die bij die rode blinde muur
In barre kou en juli-hitte stonden.
De muur is nog altijd rood, de Kresty heeft nog altijd de vorm van een kruis (krest betekent ‘kruis’), maar in het gebouw zitten sinds kort geen gevangenen meer opgesloten. Het wordt verbouwd; borden geven aan dat de nieuwe bestemming een luxueus hotelcomplex zal zijn – wat de aanblik niet minder grimmig maakt. Het beeld van Achmatova steekt er scherp bij af; het is zeker drie meter hoog, het is rank, fier, trots, met een vrouwelijke maar bovenal aristocratische verfijndheid. Zelfs als ik er pal voor sta, houd ik het voor een uitvergroot Giacometti-beeld, door de extreem lange armen en de extreem dunne benen. Natuurlijk moet ik even later ook aan de tekeningen en portretten denken die Modigliani van haar maakte tijdens haar enige verblijf in het buitenland, in Parijs. Als een van de eersten werd Modigliani verliefd op haar langgerekte gezicht, haar smalle neus en haar dicht bij elkaar staande, onderzoekende ogen. Ik leg verkeerde verbanden; de maker van het beeld is een Russin, Galina Dodonova, en haar stond het Bijbels beeld voor ogen van Lots vrouw die het hoofd omdraait en in een zoutpilaar verandert.”
Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juni ook mijn vorige blog van vandaag.