Sander Kollaard, Jan Lauwereyns, Michael Lentz

De Nederlandse schrijver Sander Kollaard werd geboren op 13 mei 1961 in Amstelveen. Zie ook alle tags voor Sander Kollaard op dit blog.

Uit: Uit het leven van een hond

“Het hart klopt, denkt Henk van Doorn als hij wakker wordt, en het bloed stroomt. Goedbeschouwd is dat het verstandigste wat je erover kunt zeggen.
Het is een merkwaardige gedachte en een onwaarschijnlijk begin van de dag, van zijn herwonnen bewustzijn, maar het doet in elk geval wat een begin behoort te doen: het suggereert een vervolg. Met die eerste gedachte dienen zich nieuwe gegevens aan: de ruimte waarin hij zich bevindt (zijn slaapkamer), de tijd (ergens tussen acht en negen) en van het weer (zonnig). Van harte gaat het niet. De nieuwe gegevens komen aansjokken als pubers die net wakker zijn en met zure, stuurse gezichten aan de ontbijttafel gaan zitten, beledigd dat hun weer een nieuwe dag in de maag is gesplitst. Henk slaat de nieuwe gegevens van enige afstand gade, nog loom en zwaar op de matras: dat het zaterdag is; dat Schurk gisteravond niet helemaal lekker leek en misschien iets verkeerds heeft gegeten; dat hij later vandaag zijn jarige nichtje Rosa moet bellen. De hoeveelheid informatie groeit en daarmee zijn bewustzijn en de man die hij is. Henk van Doorn, IC-verpleegkundige, 56 jaar oud.
Als hij op de klok kijkt, ontdekt hij dat informatie niet altijd betrouwbaar is. Het is nog maar een paar minuten over zes. Dat roept de vraag op of hij zich zal omdraaien en de ogen sluiten en zo de inmiddels verzamelde informatie zal lozen in nieuwe slaap. Het is een verleidelijke gedachte, maar het is te laat. Er is al een kritieke massa bereikt en intussen komt van alle kanten nieuwe informatie opgezet, opgewekter nu, niet zoals die pubers maar meer zoals de pinken die hij een paar dagen geleden in de wei zag en die hem en Schurk langs het hek volgden, opgewonden, baldadig, totdat hij een stap in hun richting zette, boe, en ze collectief achteruit stapten om hem vervolgens van een paar meter afstand aan te staren in een halve cirkel van natte neuzen en dromerige ogen – ongeveer zoals de gegevens over wie en wat hij is hem nu aanstaren, die nog altijd bewegingsloze man in bed.
Het hart klopt, hoort hij opnieuw, en het bloed stroomt. Hij realiseert zich dat de gedachte een restant is van het gesprek dat hij gisteravond voerde aan het eind van zijn dienst, met een nieuwe collega, een jonge vrouw van wie hij de naam alweer kwijt is. Ze hadden het over de betekenissen die aan het hart worden toegedicht: dat het geheimen verbergt; dat je het kunt vasthouden; dat het kan overlopen van liefde, maar in sommige gevallen angstaanjagend kil blijft. Allemaal onzin, had de vrouw gezegd, op een besliste toon die hij niet sympathiek vond. Onzin. Het hart is een pomp. Het klopt, het bloed stroomt, dat is alles.”

 

Sander Kollaard (Amstelveen, 13 mei 1961)

 

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

 

Het koeldingige van Sonic Youth

Zet dat nummer vier op met die vijand

Van het type dat vast geen dansen kun
Zet dat nummer vier op met die vijand

De stekker uit en ja, wat zie je wel
Van het type dat vast geen dansen kun

Haai zou niet willen, haai denke van niet
De stekker uit en ja, wat zie je wel

Zo bezwem je slaapkamers met slagroom
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Zo bezwem je slaapkamers met slagroom
Wonderknaap wage zich an die proeve

Onder ijs woelen blauwgrijze golven
Wonderknaap wage zich an die proeve

Muzikaal ziet poesje van verre wreed
Onder ijs woelen blauwgrijze golven

Wie zal je slaaf, jouwe scheerbeurt geven
Muzikaal ziet poesje van verre wreed

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Wie zal je slaaf, jouwe scheerbeurt geven

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Zeg ze daar wat, hoe we dit gehoren

Ons meisjes van blanke handel bevrijd
Zeg ze daar wat, hoe we dit gehoren

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Ons meisjes van blanke handel bevrijd

Verlegen wezen we niet op het woord
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Schrik als we hebben van heure schappij
Verlegen wezen we niet op het woord

Schrik als we hebben van heure schappij
Pikdonker loert en besluipt de panter

Haai zou niet willen, haai denke van niet
Pikdonker loert en besluipt de panter

Bijkomstig smeult het gewricht op zolder
Haai zou niet willen, haai denke van niet

Je hemels licht knapt er dadelijk op
Bijkomstig smeult het gewricht op zolder

Alles vloeit, behalve dat alles vloeit
Je hemels licht knapt er dadelijk op

Alles vloeit, behalve dat alles vloeit

 

Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

of we dat
doen kunnen vraag je
de suikerlepel een keer
in het koffielicht dompelen met suiker
vraag je en afwassen daarna
de suikerlepel de rode
en weer terug in de
suikerpot in het suikerglas de lepel
eigenlijk niet
zeg ik
eigenlijk niet

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2022 en ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jan Lauwereyns, Kathleen Jamie

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

 

Vuurwerk

Volgens de astronoom die met de mond
vol tanden staat – knappe kerel –
was er in het begin al iets.

Iets: met veel aantrekkingskracht,
een zwart gat, een vlam in mijn hart.

Zo niet, geen gebeurtenis t voor t + 1,
en dan ook niets daartussen

waar tijd plaats

kon vinden. En zonder tijd
geen pijl die ergens vertrekt om God
weet wanneer ergens anders aan te komen.

God, Cupido, Thor.

Zo denkt men zwijgend dat
er in het begin iets geweest moet zijn
waarmee het allemaal begonnen is.

 

De drie prinsen van Serendib

Koning van een voorspoedig rijk, springlevend,
heeft drie zonen, waaronder jij.

(Ook al bent u toevallig lezeres.)

Vader: drager van een grijze baard.
Met verkleinwoord, Tijd, onomkeerbaar,
dit in tegenstelling tot de zandloper.

Geeft alles aan wie voor het jaar rond is
een verbluffend iets op tafel legt.

Waar kijkt Homo sapiens nog van op?

Een vliegend tapijt? Een geneeskrachtige appel?
Een verrekijker die voorbij de horizon kijkt?
Samen zullen onze giften de

op apegapen liggende vader redden.
Tenzij we alsnog wakker worden.

 

Via Arctica

Langs de weg van de ijsbeer bezongen we de opwarming

met massieve schepen, zestigduizend ton ijzererts, braken
door het smeltende ijs, de Chinese fabrieken stonden te wachten,

treinen voerden meer en meer ijzererts aan, wij willen slechts

alle goeds, verklaarde Het Absolute Niets, verrukkelijk,
korrelig, hartverscheurend, kwiek en alles bij elkaar prachtig,

jubelde het schip der wetenschap, nijverheid en koophandel,

zo kalm mogelijk stonden we naast de anderen te kijken naar
de elektroden op de kruin van de kaalgeschoren ijsbeer en

knikten, het waren veelkleurige gegevens, maar de hypothese

was verdwenen, iedereen verdacht iedereen, het Absolute Niets
breidde zich uit, het alsmaar grotere zwart in het ruim, vader,

vader, de ijsbeer schoot wakker, zou je niet beter wat slapen?

 

Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

De herten

Dit is de menigte, de dieren
die je me wilde laten zien, me stroomopwaarts
trekkend, de hele ochtend door de door wind-
gekamde heide tot aan de heuvelrug.
Beneden ons, in de volgende vallei, is de zware
kalme broederschap, neergedaald
uit de winter, uit de honger, knielend
als de ondertekenaars van een verbond;
hun zware, antiek gepolijste gewei,
uitstijgend boven de vegetatie
als masten in een haven, of stadstorens.
We liggen dicht bij elkaar, en hoewel de wind
onze man-en-vrouw geur verdrijft, lijkt
elk hert-gezicht onze kant op te kijken, onze kant op,
maar niet naar ons: zij schenken ons,, en wij schenken hen,
een beleefde aandacht. Ik vermoed dat je
hoopte indruk op me te maken, mijn ogen op te heffen
naar ons gedeelde land, me dieper te leiden
in wat je weet, maar uit afkeer
om angst op te wekken ga je al
stilletjes weg, ik ga zeker met je mee,
zoals ik nu zou doen, bijna overal.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jan Lauwereyns, Kathleen Jamie

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

Watervrees

Laat het bad vollopen en

de huid verbleekt, zweet breekt uit,
en iets als wind blaast schokgolven
door haar donsachtig plukje haar.

Imminente toepassing van het stinkdierprincipe.

Zelfs al weet Pappie dat
kleine meid naakt =
armed & dangerous

de luier dient hooguit voor wat
de duim doet met de tuinslang.

Moraal van het verhaal:
stront sproeit in het rond.

 

Gnomon

Steek een stok in de grond,
een kaarsrechte stok in een stukje
biljarttafelvlakke grond.

Stok: paal, erectie.

Wacht op de zon en stel vast
hoe je meetinstrument zich kranig houdt

in het licht van de warmte.

Heldere hemel, schitterend vuur
maar het is hem/jou om de schaduw te doen,

de ontsluiering van de aarde.

 

Slaapwonder

Na enige ogenblikken neemt hij waar
dat zijn mond wijdelijk open is.

De zoon van de natuurfilosoof
begrijpt, gehoorzaam als hij is,
dat hij hem geopend heeft.

Haar?

La bouche.

Zaak zo zacht
mogelijk adem in te halen.

(Baby slaapt.)

Adem: de zoveelste in/ont-
spanning van de onvermoeibare muze

die niet zal verstenen,
ook niet in rook opgaan,
niet eens een U-turn maken.

 

Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

Madeliefjes

We zijn bloemen van het gewone
grasveld, zoveel begrijpen we.
Aan al het andere
zijn we onschuldig. Geen Schepper
legde dergelijke voorwaarden vast
voor ons aangename leven,
– het is gewoon onze natuur,
waren we niet zo,
zouden we geen madeliefjes zijn, onze
wimpers sluitend bij de eerste
suggestie van Venus. Dan,
zijn we bijna uitgeput. Avond
betekent slapen, en het is zeker beter
onszelf te vernieuwen dan te sterven
aan al die openheid?
Maar sterven zullen we, onschuldig
of nee, aan hoe de nacht
valt over onze tuin,
tweelingen glinsteren daar
voor ieder van ons; sterven,
nooit wetend wat we missen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anna Enquist, Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier

Dolce far niente

 

 
Ziekenhuistuin in Edam door Max Liebermann, 1904

 

Andante

Als de tocht niet meer voert naar de
plaats waar alles weer goed komt,
wat houdt haar gaande? Rood zand
op het fresco verbleekt, troost verkleint
tot een blik, tot een handpalm.
Als niet wanhoop met windkracht tien
in haar rug staat, wat houdt haar in gang?

De straatstenen houden haar gaande
ogen likken de gevels, de keel
is gulzig naar lucht. Haar houdt
in gang het plezierpaard lijf dat
geen halt verstaat. Haar hakken
slaan vuur uit de tegels: Dat zij gaat
houdt haar gaande. Zij gaat.

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Het Vondelpark in Amsterdam, de geboorteplaats van Anna Enquist

 

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

De paradox van slaap

Die muurschildering, de vogel op hoge stelt,
de twee speren, de bizon, de man met armen
wijd, liggend tegen lucht, zijn pik stijf.

Waar gaat dit naartoe?

Nergens: nacht, land van wat
niet bestaat.

Wat richt die vogel/ziel
op hoge stelt/hakken uit?

Op het tipje van je tong begint de wacht.

Kon je maar als een dolfijn
slapen met een hersenhelft,
rondjes varen met de andere.

 

Het temmen

Voor rijst gebeurde het in China,
een zevental millennia geleden.
De dichter zegt: ‘in Middelaarde, toen
de tijd nog niet bestond’. De wetenschapper
maakt koeken en knabbelt.

De afstand vergroot in de vertaling van de ene
algemeenheid naar de andere.

Lege spelletjes, dacht ze, energie uit fotosynthese,
altijd hetzelfde liedje, een extra laag
maar niets dat blijft hangen.

Tan telt niet. Ook Guo-Ping niet.

Glo-Ping?

Ben je grapjes aan het maken?
Want grappig is het niet. Als je zo
blijft doorgaan…

(Hij snapte het.)
(Zowel de dichter als de wetenschapper.)

Tarwe en gerst suggereren: zachtjesaan.

 

Heb je het ook gevoeld

Heb je het ook gevoeld
een flurry of beginningen

mission impossible

dat rest wat rest
en blijvend moge blijven
de tot verlangen bekeerde

want o
mijn lieve lijdend

voorwerp van aandacht

het zwijgen in alle vuren
onvermogelijk

heffe zich het glas
je bubbly

mijn elixir

met randy
op het randje

lippen die nodig willen

jij mag kiezen waar.

 
Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Vlaamse dichter Reinout Verbeke werd geboren op 13 mei 1981 in Roeselare. Zie ook alle tags voor Reinout Verbeke op dit blog.

Honda asimo

De handleiding zegt dat je humanoid bent
dat je me in bed zult tillen
de deur openmaakt voor
bezoek, mijn zakdoek raapt
me vasthoudt

Volg me langzaam tot op de gang
tot in de eetzaal, tot in de kleine
witte kamer die ik ben

Hou daar pas mee op
tot ik de schroefbladen tussen je schouders
verwar met haar zuchten, de buzzer in je buik
met haar schoot. Spiegel me voor hoe zij was,
hoe zij destijds de deur
mijn zakdoek
mij

Wees, word, herinner me

Kom met je batterijen hart
naast me liggen
dat ik je een paar heel
dierlijke dingen leer
en kir kir kir dat het een lust is

 
Reinout Verbeke (Roeselare, 13 mei 1981)

 

De Engelse schrijver Bruce Chatwin werd op 13 mei 1940 in Sheffield geboren. Zie ook alle tags voor Bruce Chatwin op dit blog.

Uit: The Songlines

“When he did come to town, he worked from a disused newspaper shop-floor where rolls of old newsprint still clogged the presses and his sequences of aerial photos had spread, like a game of dominoes, over the shabby white walls. One sequence showed a three-hundred-mile strip of country running roughly due north. This was the suggested route of a new Alice to Darwin railway. The line, he told me, was going to be the last long stretch of track to be laid in Australia; and its chief engineer, a railway-man of the old school, had announced that it must also be the best. The engineer was close to retiring age and concerned for his posthumous reputation. He was especially concerned to avoid the kind of rumpus that broke out whenever a mining company moved its machinery into Aboriginal land. So, promising not to destroy a single one of their sacred sites, he had asked their representatives to supply him with a survey. Arkady’s job was to identify the ’traditional landowners’; to drive them over their old hunting grounds, even if these now belonged to a cattle company; and to get them to reveal which rock or soak or ghost-gum was the work of a Dreamtime hero. He had already mapped the 1 so-mile stretch from Alice to Middle Bore Station. He had a hundred and fifty to go. ‘I warned the engineer he was being a bit rash,’ he said. ‘But that’s the way he wanted it.’ ‘Why rash?’ I asked. ‘Well, if you look at it their way,’ he grinned, ’the whole of bloody Australia’s a sacred site.’ ‘Explain,’ I said. He was on the point of explaining when an Aboriginal girl came in with a stack of papers. She was a secretary, a pliant brown girl in a brown knitted dress. She smiled and said, ‘Hi, Ark!’ but her smile fell away at the sight of a stranger. Arkady lowered his voice. He had warned me earlier how Aboriginals hate to hear white men discussing their ‘business’. ‘This is a Pom,’ he said to the secretary. ‘A Porn by the name of Bruce.’ The girl giggled, diffidently, dumped the papers on the desk, and dashed for the door. ‘Let’s go and get a coffee,’ he said. So we went to a coffee-shop on Todd Street.”

 
Bruce Chatwin (13 mei 1940 – 18 januari 1989)

 

De Britse schrijfster Daphne du Maurier werd geboren in Londen op 13 mei 1907. Zie ook alle tags voor Daphne du Maurier op dit blog.

Uit: Jamaica Inn

“They drove along the twisting lane to the farmhouse at the top of the village. A neighbour met them at the gate, her face eager to impart bad news. ‘Your mother’s worse,’ she cried. ‘She came out of the door just now, staring like a ghost, and she trembled all over, and fell down in the path. Mrs Hoblyn has gone to her, and Will Searle; they’ve lifted her inside, poor soul. They say her eyes are shut.’ Firmly the doctor pushed the little gaping crowd away from the door. Together he and the man Searle lifted the still figure from the floor and carried her upstairs to the bedroom. `It’s a stroke,’ said the doctor, ‘but she’s breathing; her pulse is steady. This is what I’ve been afraid of — that she’d snap suddenly, like this. Why it’s come just now, after all these years, is known only to the Lord and herself. You must prove yourself your parents’ child now, Mary, and help her through this. You are the only one who can.’ For six long months or more Mary nursed her mother in this her first and last illness, but with all the care she and the doctor gave her it was not the widow’s will to recover. She had no wish to fight for her life. It was as though she longed for release, and prayed silently that it would come quickly. She said to Mary, ‘I don’t want you to struggle as I have done. It’s a breaking of the body and of the spirit. There’s no call for you to stay on at Helford after I am gone. It’s best for you to go to your Aunt Patience up to Bodmin.’ There was no use in Mary telling her mother that she would not die. It was fixed there in her mind and there was no fighting it. ‘I haven’t any wish to leave the farm, mother,’ she said. ‘I was born here and my father before me, and you were a Helford woman. This is where the Yellans belong to be. I’m not afraid of being poor, and the farm falling away. You worked here for seventeen years alone, so why shouldn’t I do the same? I’m strong; I can do the work of a man; you know that.’ ‘It’s no life for a girl,’ said her mother. ‘I did it all these years because of your father, and because of you. Working for someone keeps a woman calm and contented, but it’s another thing when you work for yourself. There’s no heart in it then.’
‘I’d be no use in a town,’ said Mary. ‘I’ve never known anything but this life by the river, and I don’t want to. Going into Helston is town enough for me. I’m best here, with the few chickens that’s left to us, and the green stuff in the garden, and the old pig, and a bit of a boat on the river. What would I do up to Bodmin with my Aunt Patience?’ ‘A girl can’t live alone, Mary, without she goes queer in the head, or comes to evil. It’s either one or the other. Have you forgotten poor Sue, who walked the churchyard at midnight with the full moon, and called upon the lover she had never had? And there was one maid, before you were born, left an orphan at sixteen. She ran away to Falmouth and went with the sailors. ‘I’d not rest in my grave, nor your father neither, if we didn’t leave you safe. You’ll like your Aunt Patience; she was always a great one for games and laughing, with a heart as large as life. You remember when she came here, twelve years back? She had ribbons in her bonnet and a silk petticoat.”

 
Daphne du Maurier (13 mei 1907 – 19 april 1989)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin, Alphonse Daudet, Kōji Suzuki

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

Een italiaanse haven

Enkele wolken, een karveel, drie streepjes
zon uit het oosten, en een vloer met geen
twee tegels naast elkaar in dezelfde kleur.
Een windhond met snuit landinwaarts. Ik
meen mij ook een kromgetrokken zwaard
te herinneren. Mijn glimmend harnas ligt
naast me. Ik knikkebol.

Jij bent het aapje dat op mijn schouder zit,
dat met de linkerbakkebaard mijn rechter-
oorschelp kietelt. In de zware koffer met
koperen sloten steken vier dichtbundels en
twee cd’s en – want wat goedkoper hier –
een voorraad zachte lenzen.

 

Foto met vogels

De wolken boven het IJsselmeer doen
het licht aan en uit op de scherptediepte
die je voor mij nodig hebt. Tegen je
gehemelte plakt het zwart van drop.
Het smaakt naar zeewier uit het verre
oosten laten je wangen weten. Je rekent
wat je kan maar hebt, zeg je, tussen niets
en het silhouet van een handvol spreeuwen
te kiezen.

Vier van de gekwelde vogels zitten nog steeds
naar het westen te kijken. De vijfde zal altijd
verder vliegen dan de vastgelegde vleugelslag.

 

Automorf

Tot de dag ervoor kende
de maagd, een wiskundige, het axioma
van zijn zelfmoord nog niet.

‘Misschien is er iemand’, vermoedde het briefje
dat hij achterliet op zijn werktafel.

Zij moest ook gaan, een cliché,
om hem te vervoegen.

Een krakkemikkige houten constructie,
zonnewind.

‘O, was ik daarbij toen?’

Zijn blauwgroen pak had een vreemde
metalige schijn.

 
Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

 

De Vlaamse dichter Reinout Verbeke werd geboren op 13 mei 1981 in Roeselare. Zie ook alle tags voor Reinout Verbeke op dit blog.

Oorloglozen

De graven: aanvalsboten
in een zee van gras wachten
op het afgesproken teken
van leven

Dan slepen we soldaten aan
in de steriele kamers van het woord
stelpen bloed met printpapier
het zelfoplossend hechtkoord
van de aandacht

Wij zijn oorloglozen. Onze aderen
ondergelopen loopgraven. Op onze tongen
landen geen verhalen

Waterboard de werkelijkheid
en ze bekent: de dag is een witte vlag
Er wordt wild van man tot vrouw gezwaaid

‘s Nachts tasten we naar de helm onder de schedel
de bajonet in de onderarm. We trekken voren in het gras
lopen als hamsters de vijand tegemoet

 

Het geluid van het gedicht

Het geluid van het gedicht
is het geluid van andere vogels
van andere dieren, andere machinerieën

Het geluid van het gedicht
is de Australische liervogel
die twee eksters nadoet een gele mus
die zijn jongen voedt een parkiet
in de vlucht een digitale reflexcamera
een autoalarm

Het geluid van het gedicht
is de liervogel die een hydraulische ram
imiteert het gefluit van de werkman
de kettingzaag die zich
een weg baant, een boom
die valt

Het geluid van het gedicht
is de liervogel die de dood
op zijn stembanden heeft gezet

 
Reinout Verbeke (Roeselare, 13 mei 1981)

 

De Engelse schrijver Bruce Chatwin werd op 13 mei 1940 in Sheffield geboren. Zie ook alle tags voor Bruce Chatwin op dit blog.

Uit: The Songlines

“One year, an anthropologist from Canberra came to study Walbiri systems of land tenure: an envious academic who resented Arkady’s friendship with the song-men, pumped him for information and promptly betrayed a secret he had promised to keep. Disgusted by the row that followed, the ‘Russian’ threw in his job and went abroad. He saw the Buddhist temples of Java, sat with saddhus on the ghats of Benares, smoked hashish in Kabul and worked on a kibbutz. On the Acropolis in Athens there was a dusting of snow and only one other tourist: a Greek girl from Sydney. They travelled through Italy, and slept together, and in Paris they agreed to get married. Having been brought up in a country where there was ‘nothing’, Arkady had longed all his life to see the monuments of Western civilisation. He was in love. It was springtime. Europe should have been wonderful. It left him, to his disappointment, feeling flat. Often, in Australia, he had had to defend the Aboriginals from people who dismissed them as drunken and incompetent savages; yet there were times, in the flyblown squalor of a Walbiri camp, when he suspected they might be right and that his vocation to help the blacks was either wilful self-indulgence or a waste of time. Now, in a Europe of mindless materialism, his ‘old men’ seemed wiser and more thoughtful than ever. He went to a Qantas office and bought two tickets home. He was married, six weeks later in Sydney, and took his wife to live in Alice Springs. She said she longed to live in the Centre. She said she loved it when she got there. After a single summer, in a tin-roofed house that heated like a furnace, they began to drift apart. The Land Rights Act gave Aboriginal ‘owners’ the title to their country, providing it lay untenanted; and the job Arkady invented for himself was to interpret ’tribal law’ into the lan-guage of the Law of The Crown. No one knew better that the ‘idyllic’ days of hunting and gathering were over — if, indeed, they were ever that idyllic. What could be done for Aboriginals was to preserve their most essential liberty: the liberty to remain poor, or, as he phrased it more tactfully, the space in which to be poor if they wished to be poor. Now that he lived alone he liked to spend most of his time ‘out bush’.


Bruce Chatwin (13 mei 1940 – 18 januari 1989)
Cover

 

De Britse schrijfster Daphne du Maurier werd geboren in Londen op 13 mei 1907. Zie ook alle tags voor Daphne du Maurier op dit blog.

Uit: Jamaica Inn

„Little by little her stock had decreased, and with times being bad—so she was told in Helston—and prices fallen to nothing, there was no money anywhere. Upcountry it was the same. There would be starvation in the farms before long. Then a sickness attacked the ground and killed the livestock in the villages round Helford. There was no name to it, and no cure could be discovered. It was a sickness that came over everything and destroyed, much as a late frost will out of season, coming with the new moon and then departing, leaving no trace of its passage save the little trail of dead things in its path. It was an anxious, weary time for Mary Yellan and her mother. One by one they saw the chickens and the ducklings they had reared sicken and die, and the young calf fell in the meadow where he stood. The most pitiful was the old mare who had served them twenty years, and upon whose broad and sturdy back Mary had first straddled her young legs. She died in the stall one morning, her faithful head in Mary’s lap; and when a pit was dug for her under the apple tree in the orchard, and she was buried, and they knew she would no longer carry them to Helston market day, Mary’s mother turned to her and said, “There’s something of me gone in the grave with poor Nell, Mary. I don’t know whether it’s my faith or what it is, but my heart feels tired and I can’t go on any more.”
She went into the house and sat down in the kitchen, pale as a sheet, and ten years her age. Listless, she shrugged her shoulders when Mary said she would fetch the doctor. “It’s too late, child,” she said, “seventeen years too late.” And she began to cry softly, who had never cried before.
Mary fetched the old doctor who lived at Mawgan and who had brought her into the world, and as he drove her back in his trap he shook his head at her. “I tell you what it is, Mary,” he said; “your mother has spared neither her mind nor her body since your father died, and she has broken down at last. I don’t like it. It’s come at a bad time.”


Daphne du Maurier (13 mei 1907 – 19 april 1989)
Cover

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

The Wishing Tree

I stand neither in the wilderness
nor fairyland

but in the fold
of a green hill

the tilt from one parish
into another.

To look at me
through a smirr of rain

is to taste the iron
in your own blood

because I hoard
the common currency

of longing: each wish
each secret assignation.

My limbs lift, scabbed
with greenish coins

I draw into my slow wood
fleur-de-lys, the enthroned Brittania.

Behind me, the land
reaches toward the Atlantic.

And though I’m poisoned
choking on the small change

of human hope,
daily beaten into me

look: I am still alive—
in fact, in bud.


Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

De Amerikaanse schrijver Armistead Jones Maupin Jr. werd geboren op 13 mei 1944 in Washington. Zie ook alle tags voor Armistead Maupin op dit blog.

Uit: Mary Ann in Autumn

“Wo blocks away, while looking for lunch, she found the corner mom-and-pop still intact, still called the Searchlight Market. Next door her old Laundromat had been stylishly renovated and a little too cutely renamed “The Missing Sock.” It pleased her to find the original thirties’ lettering still silvering the plate glass at Woo’s Cleaners, though the place was obviously empty. The windows were blocked by pale blue wrapping paper, the very paper her laundry had once been wrapped in. Across the street, a pristine gallery of tiny objets had sprouted next to what had once been Marcel & Henri, the butcher shop where she had sometimes splurged on pâté, just to keep from feeling like a secretary.
And there was Swensen’s, the ice cream shop at Hyde and Union that had been her consolation on more than one Saturday night when she had stayed in with Mary Tyler Moore. This was the original Swensen’s, the one Mr. Swensen himself had opened in the late forties, and he had still been running it when she was here. She was about to stop in for a cone, just for old times’ sake, when she spotted the fire trucks parked on Union.
Rounding the corner, she found dozens of onlookers assembled beneath a big sooty hole on the second floor of a house. The crisis seemed to have passed; the air was pungent with the smell of wet embers, and the firemen, though obviously weary, were business-as-usual as they tugged at a serpentine tangle of hoses. One of the younger ones, a frisky Prince Harry redhead, seemed aware of his lingering audience and played to the balcony with every manly move.
We do love our firefighters, she thought, though she had long ago forfeited her right to the Municipal We. She was no more a San Franciscan now than the doughy woman in a SUPPORT OUR TROOPS
sweatshirt climbing off the cable car at the intersection. She herself hadn’t used a cable car for years, yet every handrail and plank was as vividly familiar as her first bicycle. This one had a light blue panel along the side, marking it as a Bicentennial model. They were built the year she’d arrived in the city.”


Armistead Maupin ( Washington, 13 mei 1944)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse Daudet werd geboren in Nîmes op 13 mei 1840. Zie ook alle tags voor Alphonse Daudet op dit blog.

Uit: Les lettres de mon moulin

“Ce sont les lapins qui ont été étonnés !… Depuis si longtemps qu’ils voyaient la porte du moulin fermée, les murs et la plate-forme envahis par les herbes, ils avaient fini par croire que la race des meuniers était éteinte, et, trouvant la place bonne, ils en avaient fait quelque chose comme un quartier général, un centre d’opérations stratégiques: le moulin de Jemmapes des lapins… La nuit de mon arrivée, il y en avait bien, sans mentir, une vingtaine assis en rond sur la plate-forme, en train de se chauffer les pattes à un rayon de lune… Le temps d’entrouvrir une lucarne, frrt ! voilà le bivouac en déroute, et tous ces petits derrières blancs qui détalent, la queue en l’air, dans le fourré. J’espère bien qu’ils reviendront.
Quelqu’un de très étonné aussi, en me voyant, c’est le locataire du premier, un vieux hibou sinistre, à tête de penseur, qui habite le moulin depuis plus de vingt ans. Je l’ai trouvé dans la chambre du haut, immobile et droit sur l’arbre de couche, au milieu des plâtras, des tuiles tombées. Il m’a regardé un moment avec son œil rond ; puis, tout effaré de ne pas me reconnaître, il s’est mis à faire : « Hou ! hou ! » et à secouer péniblement ses ailes grises de poussière ; — ces diables de penseurs ! ça ne se brosse jamais… N’importe ! tel qu’il est, avec ses yeux clignotants et sa mine renfrognée, ce locataire silencieux me plaît encore mieux qu’un autre, et je me suis empressé de lui renouveler son bail. Il garde comme dans le passé tout le haut du moulin avec une entrée par le toit ; moi je me réserve la pièce du bas, une petite pièce blanchie à la chaux, basse et voûtée comme un réfectoire de couvent.”


Alphonse Daudet (13 mei 1840 – 17 december 1897)
Cover

 

De Japanse schrijver Koji Suzuki werd geboren op 13 mei 1957 in Hamamatsu.Zie ook alle tags voor Kōji Suzuki op dit blog.

Uit: Ring (Vertaald door Robert B. Rohmer en Glynne Walley)

“She felt stifled-not exactly like she was suffocating, but like there was a weight pressing down on her chest. For some time Tomoko had been complaining to herself about how unfair life was, but now she was like a different person as she lapsed into silence. As she started down the stairs her heart began to pound for no reason. Headlights from a passing car grazed across the wall at the foot of the stairs and slipped away. As the sound of the car’s engine faded into the distance, the darkness in the house seemed to grow more intense. Tomoko intentionally made a lot of noise going down the stairs and turned on the light in the downstairs hall.
She remained seated on the toilet, lost in thought, for a long time even after she had finished peeing. The violent beating of her heart still had not subsided. She’d never experienced anything like this before. What was going on? She took several deep breaths to steady herself, then stood up and pulled up her shorts and panties together.
Mom and Dad, please get home soon,
she said to herself, suddenly sounding very girlish.
Eww, gross. Who am I talking to?
It wasn’t like she was addressing her parents, asking them to come home. She was asking someone else…
Hey. Stop scaring me. Please…
Before she knew it she was even asking politely.
She washed her hands at the kitchen sink. Without drying them she took some ice cubes from the freezer, dropped them in a glass, and filled it with coke. She drained the glass in a single gulp and set it on the counter. The ice cubes swirled in the glass for a moment, then settled. Tomoko shivered. She felt cold. Her throat was still dry. She took the big bottle of coke from the refrigerator and refilled her glass. Her hands were shaking now. She had a feeling there was something behind her. Some
thing -definitely not a person. The sour stench of rotting flesh melted into the air around her, enveloping her. It couldn’t be anything corporeal.”

 
Kōji Suzuki (Hamamatsu, 13 mei 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin, Alphonse Daudet, Kōji Suzuki

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

Lectori salutem

Je fronst je lippen bij het lezen van de achterflap.
Je tandenknarst en spreidt je neusvleugels –
de onderlip kon wat meer nadruk hebben.
Het haar helt over je wenkbrauwen, valt dan
in pieken naar beneden.

Zo gaat het in een handomdraai pijpen-
stelen regenen op hardhorige tortelduiven
en zachtjes fluisterende pantervrouwen,
en alles wat in spiegelschrift geschreven
wordt, verdrinkt dan in de plas.

 

Zeer persoonlijke muggen en hun tijd

Het gieren van golven,
de versterkte luchtstroom.

‘Iets coronaals, dat je net hebt gehoord
als je het hoorde.’

Ze verscheen als een kleine zwarte stip
die zich traag maar zeker over de
zonneschijf voortbewoog.

De gedachte liet zich weer denken
dat automorfe functies toch wel
noodzakelijk waren.

‘Het kan zijn dat er iemand is.’
Aldus het nagelaten bloed.

Hebben we bewijs van spijt?

(Rommelige ingewikkelde grafieken.)
(Niets nieuws vergeleken bij vorig jaar.)

 

Fragmenten galopperen

Het labyrint, aandacht,
is niets dan een weg om het lichaam
van dit woord naar het volgende te voeren.

Hoe de hiel zich licht!
Hoe de enkel scharniert!

Das Fragment an sich, da capo con malinconia.

Askleurig stromend
laat de rivier dwars door goud
de tijger drinken.

Muze, vernietig ons integraal.
Handen, krabbelen maar.

The flight to Seoul [uitgesproken als ziel]
is now ready for boarding.

Lippen, doe jullie ding.

 
Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

Lees verder “Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin, Alphonse Daudet, Kōji Suzuki”

Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin, Alphonse Daudet, Kōji Suzuki

De Vlaamse dichter Jan Lauwereyns werd geboren op 13 mei 1969 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan Lauwereyns op dit blog.

De bladzijden open

De bladzijden open
wacht je

op het als een bij zoemend dansen

een mug in de neusvleugel

reeds heb ik bijtspoortjes
op mijn oren

de moederkat schrikt terug

met van die witpluizige

die daar in je homepage
gevangen zitten

ik laat het geschip

doe het antieke kalfsleer toe

verhuis naar de voorleeskamer.

 

Je doet het of

Je doet het of
je doet het niet

happy time with animal

als je het doet
doe je het

oog op verzadiging
en lekkerness

zo klaar en gretig afgehandeld

logisch
filosofisch

dat de stilstand der dingen

op de heupen werkt
tot ik het daar daarvan

krijg

book off

en rap een beetje.


Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

Lees verder “Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin, Alphonse Daudet, Kōji Suzuki”

Martinus Nijhoff, Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin

Bij Moederdag

 

cassat

Mary Cassat, Young Thomas And His Mother, 1893

 

Herinnering

Moeder, weet je nog hoe vroeger
Toen ik klein was, wij tesaam
Iedere nacht een liedje, moeder,
Zongen voor het raam?

Moe gespeeld en moe gesprongen
Zat ik op uw schoot en dacht
In mijn nachtgoed, kleine jongen,
Aan ’t geheim der nacht.

Want als wij dan gingen zingen
’t Oude altijd-eendre lied
Hoe God alle, alle dingen
Die wij doen, beziet.

Hoe zijn eeuwige, grote wondren
Steeds beschermend om ons zijn
– Nimmer zong je moeder, zonder ‘n
Beven dat refrein –

Dan zag ik de sterren flonkren
En de maan door de wolken gaan,
D’ Oude nacht met wijze, donkre
Ogen voor me staan.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

Lees verder “Martinus Nijhoff, Jan Lauwereyns, Reinout Verbeke, Bruce Chatwin, Daphne du Maurier, Kathleen Jamie, Armistead Maupin”