Ernest van der Kwast, Rawi Hage, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Inge Schilperoord

De Nederlandse schrijver Ernest van der Kwast werd geboren in Bombay, India, op 1 januari 1981. Zie ook alle tags voor Ernest van der Kwast op dit blog.

Uit: Het wonder dat niet omvalt

‘Step, step, los!’ De vrouwen beginnen met kikkersprongen. De billen op het zadel, de voeten op de grond. Tatjana Wechgelaar kijkt hen na. Ze is coördinator Fietsles voor Stichting Wilskracht Werkt. Na drie lessen mogen de vrouwen een voet op het linker- of rechterpedaal plaatsen, maar ook dan moet er worden gestept. ‘De balans is het belangrijkst,’ zegt de platinablonde Tatjana. ‘Trappen kan iedere idioot.’
De cursisten van Fietsles zijn vrijwel allemaal van allochtone afkomst. Vrouwen die nooit op een fiets hebben gezeten, die weinig buiten komen en ‘die de hele dag thuis baklava zitten te eten,’ zegt Tatjana. Ze leert hen allen fietsen. Door middel van kikkersprongen, theorielessen en speciale manoeuvres. Sommige vrouwen doen er twee maanden over, andere zijn een jaar bezig.
De cursus wordt twee keer per week gegeven, op Zuid en in Noord. Een les duurt twee uur en gaat altijd door, ook als het regent of vriest. Maar de weersomstandigheden zijn niet de grootste hindernis. ‘Dat is het zadel,’ zegt Tatjana. ‘Bijna alle cursisten hebben pijn aan hun billen, en natuurlijk aan de edele delen,’ fluistert ze. Dat komt deels door gebrek aan ervaring, maar ook door het overgewicht van sommige cursisten. Een met gel gevulde zadelhoes van de Action biedt uitkomst. Vrijwel alle vrouwen hebben er een.
Eén mevrouw heeft er zelfs drie, die ze over elkaar om haar zadel doet. ‘Maar ze heeft nog steeds pijn,’ zegt Tatjana, die haar cursisten ‘kuikentjes’ noemt – ook als ze honderdvijftig kilo wegen.
Drie jaar geleden is ze begonnen bij Wilskracht Werkt, nadat ze door haar vorige werkgever boventallig was verklaard. Er was al een fietsproject, maar dat liep niet zo lekker. ‘Daar ga ik mijn tanden in zetten, dacht ik,’ vertelt Tatjana. En dat heeft ze gedaan.
Vorig jaar leerde ze maar liefst honderd vrouwen fietsen door de straten van de stad. Daarnaast heeft ze de sociale dienst als klant binnengehaald.”

 

 
Ernest van der Kwast (Bombay, 1 januari 1981)

 

De Libanees-Canadese schrijver en fotograaf Rawi Hage werd geboren op 1 januari 1964 in Beiroet. Zie ook alle tags voor Rawi Hage op dit blog.

Uit: Cockroach

“I am in love with Shohreh. But I don’t trust my emotions anymore. I’ve neither lived with a woman nor properly courted one. And I’ve often wondered about my need to seduce and possess every female of the species that comes my way. When I see a woman, I feel my teeth getting thinner, longer, pointed. My back hunches and my forehead sprouts two antennae that sway in the air, flagging a need for attention. I want to crawl under the feet of the women I meet and admire from below their upright posture, their delicate ankles. I also feel repulsed — not embarrassed, but repulsed — by slimy feelings of cunning and need. It is a bizarre mix of emotions and instinct that comes over me, compelling me to approach these women like a hunchback in the presence of schoolgirls. Perhaps it’s time to see my therapist again, because lately this feeling has been weighing on me. Although that same urge has started to act upon me in the shrink’s presence. Recently, when I saw her laughing with one of her co-workers, I realized that she is also a woman, and when she asked me to re-enact my urges, I put my hand on her knee while she was sitting across from me. She changed the subject and, calmly, with a compassionate face, brushed my hand away, pushed her seat back, and said: Okay, let’s talk about your suicide. Last week I confessed to her that I used to be more courageous, more carefree, and even, one might add, more violent. But here in this northern land no one gives you an excuse to hit, rob, or shoot, or even to shout from across the balcony, to curse your neighbours’ mothers and threaten their kids. When I said that to the therapist, she told me that I have a lot of hidden anger. So when she left the room for a moment, I opened her purse and stole her lipstick, and when she returned I continued my tale of growing up somewhere else. She would interrupt me with questions such as: And how do you feel about that? Tell me more. She mostly listened and took notes, and it wasn’t in a fancy room with a massive cherrywood and leather couch either (or with a globe of an ancient admiral’s map, for that matter). No, we sat across from each other in a small office, in a public health clinic, only a tiny round table between us. I am not sure why I told her all about my relations with women. I had tried many times to tell her that my suicide attempt was only my way of trying to escape the permanence of the sun. With frankness, and using my limited psychological knowledge and powers of articulation, I tried to explain to her that I had attempted suicide out of a kind of curiosity, or maybe as a challenge to nature, to the cosmos itself, to the recurring light. I felt oppressed by it all.”

 

 
Rawi Hage (Beiroet, 1 januari 1964)

 

De Syrische schrijver Adonis (pseudoniem van Ali Ahmad Sa’id) werd geboren op 1 januari 1930 in Qassabin in het noorden van Syrië. Zie ook alle tags voor Adonis op dit blog.

 

Desert (Fragment)

Tower Square—(an engraving whispers its secrets
                                                       to bombed-out bridges . . . )
Tower Square—(a memory seeks its shape
                                                       among dust and fire . . . )
Tower Square—(an open desert
                                                       chosen by winds and vomited . . . by them . . . )
Tower Square—(It’s magical
to see corpses move/their limbs
in one alleyway, and their ghosts
in another/and to hear their sighs . . . )
Tower Square—(West and East
                            and gallows are set up—
                            martyrs, commands . . . )
Tower Square—(a throng
            of caravans: myrrh
                           and gum Arabica and musk
                                         and spices that launch the festival . . . )
Tower Square—(let go of time . . .
                                          in the name of place)

—Corpses or destruction,
                is this the face of Beirut?
—and this
             a bell, or a scream?
—A friend?
—You? Welcome.
            Did you travel? Have you returned? What’s new with you?
—A neighbor got killed . . . /

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

A game /
—Your dice are on a streak.
—Oh, just a coincidence /

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

                                Layers of darkness
                                and talk dragging more talk.


Adonis (Qassabin, 1 januari 1930)

 

De Deense schrijver Jonas T. Bengtsson werd geboren op 1 januari 1976 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jonas T. Bengtsson op dit blog.

Uit: Wie keiner sonst (Vertaald door Frank Zuber)

„Auf den grauen Platten des Bürgersteigs sind dunkle Flecken, wie Farbe. Die Kamera bewegt sich dichter heran. Blut, sagt mein Vater, ohne den Blick abzuwenden.
Wieder gehen wir die Straße entlang. Schnell, als müssten wir vor den Bildern im Fernsehen davonrennen. Ich glaube, wir sind auf dem Heimweg, aber bei der geschlossenen Metzgerei geht mein Vater nach rechts. Hinunter zum Hafen, durch die schmale, gepflasterte Gasse. Mein Vater setzt sich auf eine Eisenschwelle, ich setze mich so dicht wie möglich neben ihn. Das Wasser vor uns ist schwarz. Ein paar Kutter fahren ein, weiter rechts steht ein großer Kran, sein Haken hängt direkt über dem Wasser. Der Himmel ist grau. Mein Vater verbirgt das Gesicht im Mantelärmel, laute Schluchzer dringen durch den dicken Stoff. Er hält meine Hand so fest, dass es wehtut. »Jetzt haben sie ihn«, sagt er. »Verdammt, jetzt haben sie ihn.« Es ist das erste Mal, dass ich meinen Vater weinen sehe. Ich frage, ob er Palme kannte, aber er antwortet nicht. Er drückt mich fest an sich. Ich habe eiskalte Füße. »Jetzt haben sie ihn«, sagt er. Der Wind schäumt die Wellen auf. »Ich glaube, wir müssen bald umziehen«, sagt er.“


Jonas T. Bengtsson (Kopenhagen, 1 januari 1976)

 

De Nederlandse schrijfster Chantal van Gastel werd geboren op 1 januari 1980 in Breda. Zie ook alle tags voor Chantal van Gastel op dit blog.

Uit: Zwaar verguld!

“Floor komt het wc-hokje uit. ‘Alsof er een paar kilo bakstenen in mijn buik zit.’ Ze wast haar handen en kijkt naar mij. ‘Het geeft een drukkend gevoel naar beneden toe, is dat normaal?’ `Ik denk dat deze dag iets te veel van je gevergd heeft,’ zeg ik glimlachend omdat mijn vriendinnen mijn baan als dierenarts zo serieus nemen dat ze ook met hun eigen medische klachten naar me toe komen. Ze leunt met haar handen op de wastafel en zucht. ‘En mijn rug…’ `Je bent ook al de hele dag op de been,’ zeg ik, terwijl ik mijn handen op haar onderrug leg en haar spieren voorzichtig losmaak. ‘Misschien is het tijd om even een stapje terug te doen.’ `Ga zo meteen even lekker zitten…’ stelt Daphne voor. `Zitten?’ Floor lacht en veert meteen op. ‘Ik heb amper de kans gehad om met mijn knappe man te dansen. Dat ga ik eerst doen!’ `Ze voelt zich meteen beter,’ grap ik. `Het gaat alweer,’ antwoordt ze. ‘Het komt en gaat een beetje.’ Daphne steekt haar wijsvinger op. ‘Luister naar je lichaam, Floor.’ `Mijn lichaam wil dansen op mijn bruiloft.’ Ze slaat haar armen om ons heen. ‘En om goed te maken dat ik je zojuist tijdens het plassen bestormde, gun ik jou een plaatsje op de eerste rij tijdens mijn bevalling, Daph. Dan staan we weer quitte.’ Lachend verlaten we de wc. Dat aanbod sla ik liever af,’ antwoordt Daphne, maar ze is nauwelijks verstaanbaar door de harde muziek. Het feest is in volle gang. `Ik ga Mas zoeken,’ zegt Floor en ondertussen speur ik de ruimte af naar de man van mijn leven. Ik ontdek hem aan de andere kant van de volle zaal, aan een statafel. Hij staat te praten met zijn broer Robin, zijn beste vriend Kai — de eigenaar van deze club — én met mijn zusje Tamara. Ruben heeft zijn jasje en stropdas uitgetrokken en de boord van zijn overhemd is los. Het gesprek is geanimeerd. Tamara gooit haar hoofd schaterlachend achterover om iets wat hij zegt. Ik kan mijn ogen niet van hem afhouden. Kai neemt het woord en de aandacht van Ruben lijkt te verslappen. Hij kijkt over hem heen naar de dansende mensen in het midden van de zaal. Dan ziet hij mij. We kijken elkaar aan, hij lacht naar me en dat is alles wat ik nog zie. Hij zet zijn biertje op tafel en langzaam komt hij naar me toe. Als hij voor me staat, pakt hij mijn hand vast. Er gaan wat lichten uit en de eerste tonen van een John Mayernummer spelen. ‘Mag ik met mijn verloofde dansen?’ vraagt hij. Ruben en ik… Ik zal eerlijk zijn, een paar maanden geleden had ik niet meer durven hopen dat we ooit weer zo hecht zouden zijn. Ik zal niet beweren dat alles tussen ons plotseling opgelost is, maar ik heb me werkelijk nooit eerder zo met iemand verbonden gevoeld dan met hem sinds de dag dat ik me — op nogal beschamende wijze — volledig aan hem blootgegeven heb.“

 

 
Chantal van Gastel (Breda, 1 januari 1980)

 

De Nederlandse schrijfster Inge Schilperoord werd geboren op 1 januari 1973. Zie ook alle tags voor Inge Schilperoord op dit blog.

Uit: Muidhond

“Alles was zo ondraaglijk. Vooral de nabijheid van al die mannen. De misselijkmakende etensgeuren.
Maar dat was nu voorbij, even plotseling als het was begonnen. Ondanks alles had het toch plotseling geleken. Vorige week was de zoveelste rechtszitting; de hele dag in het beklaagdenbankje, de woorden van zijn advocaat, die zoals altijd langs hem heen gleden.
En gistermiddag dan de officiële brief van het gerechtshof. Hij was in hoger beroep vrijgesproken. Toch nog. Tegen alle vrees in. Daarmee kwam alles te vervallen: de eerder opgelegde gevangenisstraf, de tbs-behandeling. Er was onvoldoende bewijs. Het shirt waar, zoals de officier van justitie het noemde, volgens de verklaringen van het slachtoffer belastende sporen op zouden zitten, was niet teruggevonden. ‘Het Openbaar Ministerie kan nu nog een keer in beroep gaan,’ legde zijn advocaat hem op de gang uit, ‘maar dat verwacht ik niet.’ Alleen als er meer bewijs gevonden zou worden, kon de zaak worden heropend. Maar wie kon zeggen of dat zou gebeuren? Voor nu was hij vrij.
Hij slikte moeizaam. Alsof er iets hards en puntigs, een graat, vastzat in zijn keelgat. Hij schraapte zijn keel, zuchtte, sloot zijn ogen en sperde zijn neusgaten open. Hij richtte zich op zijn ademhaling, voordat de spanning zich zou vastzetten in zijn schouders. Dat had hij zo geleerd tijdens de pre-therapie, zoals dat werd genoemd. Of ook wel: individuele dadertherapie, therapie die in de gevangenis een aanvang nam en hem zou voorbereiden op de behandeling in de kliniek. Een paar weken geleden was die opgestart met de gevangenispsycholoog. De eerste fase.
‘Nu rustig ademhalen,’ fluisterde hij tegen zichzelf en hij keek naar het vage silhouet van zijn gezicht in de ruit, de uitstekende kin en scherpe jukbeenderen, zijn voorhoofd. ‘In door je neus.’ Hij sloot zijn ogen even kort en opende ze weer, ‘vasthouden, en dan langzaam, langzaam uit door je mond.’ Tien keer herhaalde hij dit, altijd tien keer. ‘Zo brengen we het middenrif tot rust en laten we alle stress van ons afglijden. Voeten op de aarde.’ Hij bleef fluisteren, ook al was hij de enige passagier in de bus. Hij voelde hoe zijn middenrif tot rust kwam, zijn adem kalmeerde, en ondertussen masseerde hij met zijn knokkels de harde pijnlijke spieren van zijn nek.”

 

 
Inge Schilperoord (Den Haag(?), 1 januari 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e januari ook mijn vorige drie blogs van vandaag.

Ernest van der Kwast, Rhidian Brook, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Inge Schilperoord, J.D. Salinger, E. M. Forster, Juan Gabriel Vásquez

De Nederlandse schrijver Ernest van der Kwast werd geboren in Bombay, India, op 1 januari 1981. Zie ook alle tags voor Ernest van der Kwast op dit blog.

Uit:Het wonder dat niet omvalt

“Ik ken alleen het verhaal. Ik was er niet bij, ik heb het niet gezien. Zo is het mij ter ore gekomen. Op een grijze doordeweekse dag wordt er een oude piano afgeleverd bij de kringloopwinkel Piekfijn aan de Mariniersweg. Het is een zwarte piano, van het merk Gerhald Adel. Niemand in de kringloopwinkel weet wat het instrument waard is en of de snaren nog goed zijn. Maar de veertigjarige Ako Taher loopt naar de piano toe en maakt de klankkast open. Hij verwijdert het stof en gaat zitten. Hij begint te spelen. De mond van de filiaalleider valt het eerst open, de monden van de andere verkopers van het tweedehandswarenhuis volgen. Ako Taher werkt nog niet zo lang bij Piekfijn, hij heeft zijn baan te danken aan een re-integratietraject van het gemeentelijke afvalverwerkingsbedrijf. Vier jaar lang werkte hij in een Buurt Service Team. Schoffelen, vegen, onkruid uitrukken. Tot zijn handen kapotgingen en zijn wil werd gebroken. Ooit studeerde Ako Taher klassieke piano aan het conservatorium van Bagdad en droomde hij van een carrière als concertpianist. Maar dan breekt de Tweede Golfoorlog uit en moet hij vluchten. Hij zit in een vrachtauto, in een bus, hij zit op een paard, hij loopt en loopt en loopt. En dan is hij in Nederland, in een asielzoekerscentrum in Rockanje. Er staat een piano, maar daar mag hij niet op spelen. Wel mag hij loodzware klusjes doen voor 25 gulden per week. Er gaan jaren voorbij — om precies te zijn: er gaan tien jaar voorbij —en dan zit hij eindelijk weer achter een piano. Het spelen gaat moeilijk, alles is geblokkeerd. Hij meldt zich aan bij het conservatorium van Rotterdam, maar hij moet eerst zijn schulden afbetalen. Zo komt hij bij het Buurt Service Team terecht, zo gaan zijn handen kapot, zo breekt zijn wil. En zo komt hij uiteindelijk bij Piekfijn terecht. De man die te paard de oorlog ontvluchtte, die tien jaar geen piano speelde, die het vuil van de straat raapte. Ik was er niet bij, ik heb de monden niet zien openvallen. Ik heb de muziek niet gehoord. Debussy? Chopin? Of was het Satie? Mensen raken betoverd door Ako Taher. Ontroerd. De pianist van Piekfijn wordt ontdekt door Radio Rijnmond. De kranten volgen.”

 

 
Ernest van der Kwast (Bombay, 1 januari 1981)

Lees verder “Ernest van der Kwast, Rhidian Brook, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Inge Schilperoord, J.D. Salinger, E. M. Forster, Juan Gabriel Vásquez”

Ernest van der Kwast, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Inge Schilperoord, Juan Gabriel Vásquez

De Nederlandse schrijver Ernest van der Kwast werd geboren in Bombay, India, op 1 januari 1981. Zie ook alle tags voor Ernest van der Kwast op dit blog.

Uit: De IJsmakers

“Mijn vader liet zijn afstandsbediening vallen. Het klepje aan de achterkant kwam los, één batterij rolde over de houten vloer. De Turkse commentator sprak lovend over de worp, maar de zangerige woorden gingen langs hem heen. De herhaling liet zijn breedgeschouderde ballerina nogmaals zien. Haar pirouette, die steeds sneller ging en eindigde in een korte, maar verbazing-wekkend sierlijke buiging.
Het was alsof hij mee had gedraaid. Sneller en sneller. En nu zat hij op zijn sofa, verpletterd en verliefd, alsof híj de kogel van vier kilo op zijn kop had gekregen.
Ze heette Betty Heidler en was de houdster van het wereldrecord, dat ze een jaar eerder met 112 centimeter had verbeterd tijdens een internationale wedstrijd in Halle, Duitsland. Het was een warme meidag; haast geen wind, zonnebrillen, korte mouwen. De atlete liep met vederlichte pas naar de ring met groene netten en wierp bijna terloops een astronomische afstand. De kogel sloeg geen krater, maar stuiterde een paar maal op, zoals de kiezels die kinderen in de zomer over het water gooiden van de nabijgelegen Hufeisensee. Tussen de grote wedstrijden werkte ze voor de politie, een donkerblauw uniform met vier sterren op beide epauletten, het rode haar strak in een knot. Polizeihauptmeisterin Heidler.
In Londen wierp Betty Heidler een afstand die goed was voor een bronzen medaille, maar het meetsysteem faalde waardoor de afstand niet kon worden vastgesteld. Het duurde veertig minuten voordat er uitsluitsel kwam. Deze veertig minuten waren als een romantische film voor mijn vader. Zwijmelend keek hij naar de roodharige kogelslingeraarster die steeds weer in beeld werd gebracht, soms bijna in tranen. Haar concurrente, de vlezige Chinese Zhang Wenxiu, had de rode vlag met de gele sterren al om haar brede schouders geslagen en was begonnen aan een ererondje.”

 

 
Ernest van der Kwast (Bombay, 1 januari 1981)

Lees verder “Ernest van der Kwast, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Inge Schilperoord, Juan Gabriel Vásquez”

Ernest van der Kwast, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Juan Gabriel Vásquez, Paul Hamilton Hayne

De Nederlandse schrijver Ernest van der Kwast werd geboren in Bombay, India, op 1 januari 1981. Zie ook alle tags voor Ernest van der Kwast op dit blog.

Uit: De IJsmakers

“Vlak voor zijn tachtigste verjaardag werd mijn vader verliefd. Het was liefde op het eerste gezicht, liefde die als een donderslag uit het niets komt, een bliksemstraal die een boom velt. Mijn moeder belde me op. ‘Beppi heeft zijn verstand verloren,’ zei ze.
Het gebeurde tijdens de live-uitzending van de Olympische Spelen in Londen. Om precies te zijn: tijdens de finale van het kogelslingeren voor vrouwen. Mijn vader heeft een satellietschotel op het dak laten plaatsen en kan meer dan duizend kanalen ontvangen. Hij zit hele dagen voor de tv, een prachtig plat scherm, en drukt dan in een constant hoog tempo op de knop van de afstandsbediening. Voetbalwedstrijden in Japan komen voorbij, Arctische natuurfilms, Spaanse arthouse, reportages van rampen in El Salvador, Tadzjikistan, Fiji. En natuurlijk schitterende en glitterende vrouwen van over de hele wereld. De rondborstige Braziliaanse presentatrices, de bijna naakte Griekse showgirls, de nieuwslezeressen wier berichten je, afgezien van de taal (Macedonisch? Sloveens?), ontgaan door hun glanzende, volle lippen.
Meestal zit er zo’n vijf of zes seconden tussen de zenders die mijn vader bezoekt. Maar soms blijft hij hangen en kijkt hij een hele avond en een halve nacht naar de verslaggeving rondom de verkiezingen in Mexico of naar een documentaireserie over de tropische wateren van Polynesië, groen als een edelsteen.
Het was een Turkse sportzender waarbij mijn vader was gestrand. Hij had zojuist met zijn eeltige duim op de knop van de afstandsbediening gedrukt. De Egyptische soap die in vijf se-conden zoveel dramatische vrouwengezichten in beeld had gebracht, had hem niet kunnen bekoren. Beppi drukte op de knop die ooit zwart was, toen grijs en nu wit, haast doorzichtig. Toen werd hij getroffen door de bliksem. Op het scherm verscheen zijn prinses: een huid zo wit als room, koraalrode haren, de bovenarmen van een slager. Ze stapte de ring van het olympisch stadion in, hief de greep van de ketting, bracht de kogel omhoog, over haar linkerschouder, draaide één keer, twee keer, drie keer, vier keer, vijf keer, en slingerde de ijzeren bal toen met alle kracht die ze in zich had weg. Een meteoor die de dampkring heeft overleefd en fonkelt en scheert door de staalblauwe lucht van Londen. De inslag, een bruin gat in het meticuleus gemaaide gazon.”

 
Ernest van der Kwast (Bombay, 1 januari 1981)

Lees verder “Ernest van der Kwast, Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Juan Gabriel Vásquez, Paul Hamilton Hayne”

Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Juan Gabriel Vásquez, Paul Hamilton Hayne

De Syrische schrijver Adonis (pseudoniem van Ali Ahmad Sa’id) werd geboren op 1 januari 1930 in Qassabin in het noorden van Syrië.

Celebrating Childhood

Even the wind wants
to become a cart
pulled by butterflies.

I remember madness
leaning for the first time
on the mind’s pillow.
I was talking to my body then
and my body was an idea
I wrote in red.

Red is the sun’s most beautiful throne
and all the other colors
worship on red rugs.

Night is another candle.
In every branch, an arm,
a message carried in space
echoed by the body of the wind.

The sun insists on dressing itself in fog
when it meets me:
Am I being scolded by the light?

Oh, my past days—
they used to walk in their sleep
and I used to lean on them.

Love and dreams are two parentheses.
Between them I place my body
and discover the world.

Many times
I saw the air fly with two grass feet
and the road dance with feet made of air.

My wishes are flowers
staining my days.

I was wounded early,
and early I learned
that wounds made me.

I still follow the child
who still walks inside me.

Now he stands at a staircase made of light
searching for a corner to rest in
and to read the face of night again.

If the moon were a house,
my feet would refuse to touch its doorstep.

They are taken by dust
carrying me to the air of seasons.

I walk,
one hand in the air,
the other caressing tresses
that I imagine.

A star is also
a pebble in the field of space.

He alone
who is joined to the horizon
can build new roads.

A moon, an old man,
his seat is night
and light is his walking stick.

What shall I say to the body I abandoned
in the rubble of the house
in which I was born?
No one can narrate my childhood
except those stars that flicker above it
and that leave footprints
on the evening’s path.

My childhood is still
being born in the palms of a light
whose name I do not know
and who names me.

Out of that river he made a mirror
and asked it about his sorrow.
He made rain out of his grief
and imitated the clouds.

Your childhood is a village.
You will never cross its boundaries
no matter how far you go.

His days are lakes,
his memories floating bodies.

You who are descending
from the mountains of the past,
how can you climb them again,
and why?

Time is a door
I cannot open.
My magic is worn,
my chants asleep.

I was born in a village,
small and secretive like a womb.
I never left it.
I love the ocean not the shores.

 

Vertaald door Khaled Mattawa

 
Adonis (Qassabin, 1 januari 1930)

Lees verder “Adonis, Jonas T. Bengtsson, Chantal van Gastel, Juan Gabriel Vásquez, Paul Hamilton Hayne”

Jonas T. Bengtsson, Adonis, Chantal van Gastel

De Deense schrijver Jonas T. Bengtsson werd geboren op 1 januari 1976 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jonas T. Bengtsson op dit blog.

Uit: A Fairy Tale (Vertaald door Charlotte Barslund)

„The television shows images of a dark street, road signs, and snow. Stockholm. A sidewalk has been cordoned off with red-and-white plastic tape, people have gathered behind it. They, too, are standing very still. Some are clasping their mouths. The woman on the television speaks very slowly as if she has just woken up. She says that Olof Palme came out of a cinema not far from there. That he was with his wife, that they had been to see the film The Mozart Brothers and were on their way home.
On the gray sidewalk are dark stains that look like paint. The camera zooms in on them. “It’s blood,” my dad says, never once taking his eyes off the screen.
We’re back on the street. We walk quickly as if rushing away from the images on the television.
I think we’re heading home until we turn right by the closed-down butcher’s. Toward the harbor, down a narrow, cobbled street.
My dad sits down on an iron girder; I sit down beside him, as close to him as I can get. The water in front of us is black. A couple of fishing boats are sailing into the harbor; there’s a huge crane to our right, its hook hangs just above the surface of the water. The sky is gray.
My dad hides his face in his coat sleeve. I hear loud sobs through the thick fabric. He squeezes my hand so hard that it hurts.
“So they got him,” he says. “The bastards finally got him.”
I don’t remember ever seeing my dad cry. I ask him if Palme was someone he knew, but he makes no reply. He holds me tight. My feet are freezing in the rain boots.
“They got him,” he says again.
The wind whips the sea into foam.
“I think we’re going to have to move again.”

 
Jonas T. Bengtsson (Kopenhagen, 1 januari 1976)

 

De Syrische schrijver Adonis (pseudoniem van Ali Ahmad Sa’id) werd geboren op 1 januari 1930 in Qassabin in het noorden van Syrië.

The Beginning of Speech

The child I was came to me
once,
a strange face
          He said nothing         We walked
each of us glancing at the other in silence, our steps
a strange river running in between
We were brought together by good manners
and these sheets now flying in the wind
then we split,
a forest written by earth
watered by the seasons’ change.
Child who once was, come forth—
What brings us together now,
and what do we have to say?

 

The Wound

1.
The leaves asleep under the wind
are the wounds’ ship,
and the ages collapsed on top of each other
are the wound’s glory,
and the trees rising out of our eyelashes
are the wound’s lake.
The wound is to be found on bridges
where the grave lengthens
and patience goes on to no end
between the shores of our love and death.
The wound is a sign,
and the wound is a crossing too.

 

Vertaald door Khaled Mattawa

 
Adonis (Qassabin, 1 januari 1930)

 

De Nederlandse schrijfster Chantal van Gastel werd geboren op 1 januari 1980 in Breda. Zie ook alle tags voor Chantal van Gastel op dit blog.

Uit: Zwaar verguld!

“Hij past precies,’ fluister ik tegen mezelf. Ik sta achter de gesloten deur van het toilethokje in skai Lite waar mijn beste vriendin Floor haar bruiloft viert. Ik staar naar mijn verlovingsring, die Ruben vanmiddag aan mijn vinger geschoven heeft. Mijn verloofde Ruben. Niet te geloven. Sinds hij me gevraagd heeft, heb ik geen seconde aan iets anders kunnen denken. Ik speel het moment steeds opnieuw in gedachten af.
Ik kijk nog eens naar mijn hand. Draai de ring een paar keer rond mijn vinger. Die perfecte, prachtige ring, met het blinkende diamantje. Mijn verlovingsring. Ik vind hem zó mooi. Ik zou hier gewoon kunnen blijven staan, in het krappe wc-hokje, starend naar de ring, denkend aan Ruben die hem met zorg voor me uitkiest. Ik zou het dagenlang kunnen volhouden. En het kan me niets schelen dat dat best een beetje raar is.
‘Isa?’ hoor ik aan de andere kant van de deur. Het is mijn andere beste vriendin Daphne. ‘Schiet eens op, ik moet ook, hoor!’
Ik zucht. Kan een meisje niet even rustig van haar huwelijksaan- zoek nagenieten? Er zijn toch toiletten genoeg? Vlug haal ik de ring van mijn vinger en ik stop hem in het aparte vakje van mijn kleine avondtasje. Daar gaan we weer. Pokerface op, alsof er niets bijzonders met mij aan de hand is. Ik ben nu eenmaal gelukkig voor Floor. Dat ze haar grote liefde Mas gevonden heeft, dat ze bijna hun eerste kindje krijgen. Verder is er niets aan de hand. Ik straal alleen voor hen. Ik open de deur en stap naar buiten.
‘Hè, hè,’ zegt Daphne en ze glipt het hokje in, terwijl ik naar de wasbakken loop. ‘Blijf je even voor de deur staan, zodat die niet op slot hoeft?’
‘Ja hoor,’ antwoord ik boven het geluid van het stromende water uit. Als ik mijn handen droog aan een papieren handdoekje, blijf ik een moment lang naar mijn eigen gezicht in de spiegel staren.”

 
Chantal van Gastel (Breda, 1 januari 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e januari ook mijn vorige blog van vandaag.

Jonas T. Bengtsson

De Deense schrijver Jonas T. Bengtsson werd geboren op 1 januari 1976 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jonas T. Bengtsson op dit blog.

Uit: Aminas Briefe (Vertaald door Günther Frauenlob)

“Ich stehe auf dem Bett und sehe nach unten auf die Briefe. Habe sie auf dem Boden ausgebreitet, jeweils mit einer Handbreit Platz dazwischen. 53 Briefe, ein paar Postkarten. Ich habe mir das genau so vorgestellt. Wollte mir einen Überblick verschaffen. Das Schlafzimmer meines Bruders ist so durchgestylt wie die ganze Wohnung. Hellgraue Wände, ein großer Eichenschrank mit Türen aus sandgestrahltem Glas und ein derartig straffbezogenes Bett, wie man es sonst nur in Hotels findet.
Ich sehe nach unten auf die Briefe, die Briefe aus drei Jahren, Aminas Briefe. Sie hat nicht jede Woche geschrieben. Manchmal schon, aber meistens vergingen 14 Tage oder ein ganzer Monat, je nachdem, wie viel sie mit dem Studium oder sonst zu tun hatte. Wenn es lange dauerte, schrieb sie mir immer, warum. Ich habe ihr auch geschrieben, aber nicht so oft. Es gab aus der Klinik nicht so viel zu erzählen, außerdem war es nicht leicht, Ruhe zum Schreiben zu finden. Häufig schaffte ich es nicht, einen Brief zu beantworten, bevor der nächste kam. Und sie kamen, darauf konnte ich mich verlassen. Blieb mal eine Woche einer aus, kam er in der folgenden Woche oder spätestens die Woche drauf, aber sie kamen, immer.
Es ist jetzt über ein halbes Jahr her, dass ich den letzten Brief von Amina erhalten habe. Seither habe ich ihre Briefe wieder und wieder gelesen, habe darauf geachtet, ob sich ihre Handschrift verändert hat, ob ihre Worte neue Sätze bilden, wenn man sie von oben nach unten oder von unten nach oben liest. Nach Andeutungen gesucht, nach Bemerkungen. Aber ich habe nichts gefunden. Keine Erklärung, warum sie aufgehört hat zu schreiben.

Auf der Station hatte ich gehofft, etwas erkennen zu können, wenn ich mir in aller Ruhe einen vollständigen Überblick verschaffte. Ohne Stress und die ständige Angst, dass plötzlich ein Pfleger in der Tür auftauchte.”

Jonas T. Bengtsson (Kopenhagen, 1 januari 1976)

Jonas T. Bengtsson

De Deense schrijver Jonas T. Bengtsson werd geboren op 1 januari 1976 in Kopenhagen. Zie ook mijn blog van 17 september 2010.

Uit: Submarino (Vertaald door Günther Frauenlob)

„Kamal weiß ganz genau, dass in seinem Studio Steroide genommen werden. Man sieht das den Leuten an, ihren Muskeln und manchmal auch ihren Augen, wenn sie sie nicht mehr unter Kontrolle haben. Es wurden schon Leute rausgeschmissen, die wegen nichts und wieder nichts Amok gelaufen sind. Weil sie nicht sofort ihre Gewichte kriegten, stand ihnen plötzlich Schaum vor dem Mund. Kamal weiß, wer etwas nimmt, wer etwas verkauft und was. Er muss es irgendwann akzeptieren, so ist das einfach. Schließlich kriegt er sogar etwas Provision, weil er die Räumlichkeiten zur Verfügung stellt. Aber das heißt noch lange nicht, dass er dem ganzen Markt Tür und Tor öffnet. Der Tätowierte erhebt sich vom Betonboden. Er nickt langsam, hat verstanden. »Dann sehen wir dich hier nicht mehr?« »Nein, ist in Ordnung, nein …« Der Typ kratzt sich über die kurzen Stoppeln und streichelt die Spinne in seinem Nacken. »Kann ich jetzt gehen?«
»Nein.« »Nein?« »Ich muss sicher sein, dass du das wirklich kapiert hast.« Kamal geht langsam auf den Mann zu. Der Ringer rührt sich nicht, sondern bleibt neben der Tür stehen. Ich nicke ihm im Vorbeigehen zu. »Wir sehen uns.« Das Sonnenlicht sticht. Ich durchwühle meine Taschen und krame eine zerkratzte Sonnenbrille heraus. Ich kann die ersten Schläge aus der Fabrikhalle hören. Das dumpfe Klatschen, das von den Wänden des leeren Raums zurückhallt.
Ich gehe in den Supermarkt an der Hochbahn, gebe die leeren Flaschen zurück und schlendere dann nach hinten zum Bier. Ich nehme fünf Flaschen. Nach dem Bezahlen verschwinden sie in der Tasche, das Handtuch dar über, schön vorsichtig, damit nichts klirrt.In einem Imbiss kaufe ich zwei Schawarma. Hinter mir wird laut gelacht. Wo gehen wir hin? Was machen wir?”


Jonas T. Bengtsson (Kopenhagen, 1 januari 1976)

H.H. ter Balkt, William Carlos Williams, Ken Kesey, Abel Herzberg, Ludwig Roman Fleischer, Dilip Chitre, Albertine Sarrazin, Mary Stewart, Jonas T. Bengtsson

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook mijn blog van 19 september 2006 en  mijn blog van 19 september 2007 en ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

 

China, Juni

De dichter is maar blinde
vlier, hij kreunt en zingt
in de wind die in hem klimt

In juni bloeiden op dat plein papaver en gentiaan
(die elkaars geheime zwijgende geliefden zijn)
Demonische kweekgras-wortels mokten …Bloemkronen
lokten duizend plukkers uit hun schaduw

Woest doemden voerlieden op in hun maaidorsers
van steen waarvan de stenen wielen ratelden; hard
snerpten zwepen in de stenen hand van de menners
die neermaaiden de papaver en de gentiaan

De dichter is maar blinde
vlier, hij zwijgt en zinkt in de wind
die aan hem wringt

 

Hymne aan de walnotenboom

Blijf af van de vruchten van de walnotenboom,
schud niet aan zijn takken en zijn stam,
wie zich de vruchten toeëigent, wie beslag legt,
liefdeloos, die zal het niet goed gaan.
Wie de walnotenboom pijnigt, zal omvallen.
Lang leve de walnotenboom, moge hij leven in vreugde.
Hij is de eenhuizige rijkdragende.
Hem kwaad berokkenen is er niet bij.
Het zegel beschermt hem. Het onverzwakte schild houdt stand.
Niemand steelt van de walnotenboom.
Die het wel doen die zullen zeker inslapen.
Negen kruiden beschermen de walnotenboom.
Fladder weg, ruisende spoken.
Fladder weg, dertien plagen en pijnen.
Es Yggdrasil moet wel een walnotenboom zijn.
Helder zijn in voorjaar en zomer de bladeren.
Blijf met je licht.

 

De tijd

De tijd is een mesjokkeme dokter.
Van kerkhofdrek druppelt zijn ketting.
Zijn jas van zwachtels en knechting
Is de vlag van ’t land van de boktor.

Onder het uithangbord met de adder
Hield ie eerste spreekuur in Eden.
Een klokhuis zit sindsdien in de appel
En de ratelslang rijdt door de steden.

Vermomd als Dokter, Zandloper en Joker
Brouwt ie in zijn kolven de zwarte loper.
Doofpotten: zalfpotten met zachte zalven,
Eeuwen streek ie ze leeg aan de galgen.

 terbalkt

H.H. ter Balkt (Usselo, 17 september 1938)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook mijn blog van 18 september 2006 en ook mijn blog van 17 september 2007 en ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

Children’s Games

I
This is a schoolyard
crowded
with children

of all ages near a village
on a small stream
meandering by

where some boys
are swimming
bare-ass

or climbing a tree in leaf
everything
is motion

elder women are looking
after the small
fry

a play wedding a
christening
nearby one leans

hollering
into
an empty hogshead
II
Little girls
whirling their skirts about
until they stand out flat

tops pinwheels
to run in the wind with
or a toy in 3 tiers to spin

with a piece
of twine to make it go
blindman’s-buff follow the

leader stilts
high and low tipcat jacks
bowls hanging by the knees

standing on your head
run the gauntlet
a dozen on their backs

feet together kicking
through which a boy must pass
roll the hoop or a

construction
made of bricks
some mason has abandoned

breughel

 Brueghel, Kinderspelen (detail), ca. 1560

III
The desperate toys
of children
their

imagination equilibrium
and rocks
which are to be

found
everywhere
and games to drag

the other down
blindfold
to make use of

a swinging
weight
with which

at random
to bash in the
heads about

them
Brueghel saw it all
and with his grim

humor faithfully
recorded
it.

williams

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)
Zelfportret, 1914

 

De Amerikaanse schrijver Ken Kesey werd geboren in La Junta (Colorado) op 17 september 1935. Zie ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

Uit: One Flew Over the Cuckoo’s Nest

„Ten-thirty Public Relation comes in with a ladies’ club following him. He claps his fat hands at the day-room door. “Oh, hello, guys; stiff lip, stiff lip… Look around, girls; isn’t it so clean, so bright? This is Miss Ratched. I chose this ward because it’s her ward. She’s, girls, just like a mother. Not that I mean age, but you girls understand…”

Public Relation’s shirt collar is so tight it bloats his face up when he laughs, and he’s laughing most of the time I don’t ever know what at, laughing high and fast like he wishes he could stop but can’t do it. And his face bloated up red and round as a balloon with a face painted on it. He got no hair on his face and none on his head to speak of; it looks like he glued some on once but it kept slipping off and getting in his cuffs and his shirt pocket and down his collar. Maybe that’s why he keeps his collar so tight, to keep the little pieces of hair out.

     Maybe that’s why he laughs so much, because he isn’t able to keep all the pieces out.

     He conducts these tours — serious women in blazer jackets, nodding to him as he points out how much things have improved over the years. He points out the TV, the big leather chairs, the sanitary drinking fountains; then they all go have coffee in the Nurses’ Station. Sometimes he’ll be by himself and just stand in the middle of the day room and clap his hands (you can hear they are wet), clap them two or three times till they stick, then hold them prayerlike together under one of his chins and start spinning. Spin round and around there in the middle of the floor, looking wild and frantic at the TV, the new pictures on the walls, the drinking fountain. And laughing. What he sees that’s so funny he don’t ever let us in on, and the only thing I can see funny is him spinning round and around out there like a rubber toy — if you push him over he’s weighted on the bottom and straightaway rocks back upright, goes to spinning again. He never, never looks at the men’s faces…

kesey

 Ken Kesey (17 september 1935 – 10 november 2001)

 

De Nederlandse toneel- en kroniekschrijver en essayist Abel Herzberg werd geboren in Amsterdam op 17 september 1893. Zie ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

Uit: Amor fati (Vertaald door Jack Santcross,)

The last train

On 8 April 1945, five or six empty trains, each some fifty wagons long, were standing in the station of the small town of Belsen on Luneburg Heath. The station consisted only of a number of platforms, three or four parallel to one another, and a couple more adjoining at an angle. There was no sign of any station building or waiting room. There was also no ticket office or ticket barrier. None of those was needed. The station was the loading and unloading point for the inhabitants of the extensive neighbouring barracks and the series of camps which, by means of the many side roads leading off the main road, and barred by one barrier after another, one barbed wire fence after another, and flanked by all kinds of watchtowers, were accessible only to the chosen. The chosen were prisoners of war, political prisoners, and Jews. None of us knew how many people were concentrated there.

Taking all the different groups and sections together, it may have been a hundred thousand.

When a German tells you that he knew nothing of the camps or of the conditions that prevailed there, he may not be lying. However, it does not exonerate him. The question is, whether he could and should have known. Whatever, the S.S. liked secrecy. Perhaps because it instils greater fear than openness does. To let a nation guess and suspect that ‘somewhere, something terrible is happening’ is perhaps a more effective means for a police state to rule by than to tell it the truth.

Something else may have played a part as well. When a cat has caught something tasty, it drags it to a corner where it can feast in secret. That, more or less, is how the S.S. dragged its prey to a secret place where it feasted behind closed doors.

The trains on the so-called station of Bergen-Belsen consisted partly of coal wagons. A few were covered with a kind of improvised, tattered tarpaulin. Most were open. When the Russians began to push forward in Poland, prisoners were transported in these wagons for days and nights on end, for weeks on end, through rain, snow, frost, and storm, often without food or water, from east to west. The

Germans abandoned everything, except their prey.“

herzberg

Abel Herzberg (17 september 1893 – Amsterdam, 19 mei 1989)

 

 

De Oostenrijkse schrijver Ludwig Roman Fleischer werd geboren op 17 september 1952 in Wenen. Zie ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

Uit: Aus der Schule oder Europaanstalt Mayerlingplatz

“Werfel war mit der Gattin von Gustav Mahler verheiratet”, stößt die Kandidatin – eine bleiche Blondine mit Pippi Langstrumpf-Zöpfen – hervor. Externistenmatura-Vorprüfer Urner nimmt es nickend hin, während Beisitzer Terlaner den Satz auf den Umschlag seines Notizbuchs schreibt, ein Grinsen unterdrückend.
Kleinschriftsteller Terlaner ist mehrbereichsliterarisch tätig: beisitzend (des Beisitzerhonorars wegen, das die Monatsalimentation für seine Tochter abdeckt), beischreibend (der für sein neuestes work in progress interessanten Zitate wegen), beilesend (wegen seiner Anstaltsjubiläums-bedingten Arbeit am Leben des Anstaltsnamensgebers Ruprecht Mayerling). Der erste Gipsabdruck der Dichterbüste steht jetzt auf einem Blumentisch in Willi Musters Direktionszimmer: ein Ficus mußte WunibaWeinstöckls Opus weichen. Das Originalabbild der Originalabbilder des Originals wird anläßlich des Festaktes in der Anstaltsaula enthüllt werden. Terlaner verhüllt den allen Lebenden längst entstorbenen Dichterschädel mit dem Willkürrealismus seines eigenen Zeitalters.
“Sie war darauf erzogen worden, daß sie sich an einen Mann bindet”, sagt Pippi Langstrumpf über eine Schädelfigur Handkes, “aber schließlich hat sie sich ein Kind mit der Nadel abgetrieben.”
“Nicht nur eine kriminelle Handlung, sondern auch eine Sünde wider den Glauben, nicht wahr,” nickt Urner, ich danke Ihnen, Frau Kandidatin, das ist also würde ich sagen ein Befriedigend, nicht wahr?”

 fleischer

Ludwig Roman Fleischer (Wenen, 17 september 1952)

 

De Indiase dichter, schrijver, schilder en regisseur Dilip Purushottam Chitre werd geboren op 17 september 1938 in Baroda. Zie ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

The Rains

Through her blood’s lightly layered
Hazy darkness
Lightning flashes out branches of my being
When, through intoxicated wet leaves,
The sudden stirring that’s the month of Ashadha
Passes tenderly like a slight shiver.
And there remains
Only she
Of the trees, among the trees, for the trees:
Woman smelling of the season.

 

They Tell Me Your Colour is Blue

They tell me your colour is blue
My life-breath feeds on your inspiring luminous pastures
All that stands still or moves has turned into grass
In celebration of your much-extolled blueness

It is also said that you are unfathomable
Those who know your exact whereabouts say so on oath
I am happier to realise you in your lost but similar addresses
In your nature that spurns all limits

All awareness turns over
In a winking of your eyes
Your serpentine power looms throughout your being
It shows us our destined parts in your vast anatomy

You – from the number one to its zillionth decimal – are
A unique curvature unto yourself
That has no outer shell nor has any inner space.

 

Vertaald door de dichter

 chitre

 Dilip Chitre (17 september 1938 – 10 december 2009)

 

De Franse dichteres en schrijfster Albertine Sarrazin werd geboren op 17 september 1937 in Allgiers. Zie ook mijn blog van 17 september 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

Uit: La Traversière

Je fais l’escale-beauté au bistrot du bas de la côte où le car fait terminus ; puis je monte la rampe, ralentissant chaque pas, le coeur battant dans la gorge… D’autres épouses, d’autres parents aussi attendent devant le portail, des valises et des paquets à la main. Je donne mes papiers au surveillant-portier et je m’assois sur une borne du porche, dans la chaleur, face à la chapelle Cézanne, le dos tourné aux familles : je n’ai pas de colis de linge moi, je préfère envoyer des paquets postaux avec beaucoup de scotch et d’emballages pour embêter la personne chargée de les défaire — on a des bonnes en prison, on ne décachette, on ne dépapillote jamais rien sans l’aide du Personne — et puis, ça m’ennuie de gaspiller même une seconde de précieux parloir pour m’entretenir de trous de chaussettes avec mon mari.

Oh ! Lou, je viens à toi timidement, presque religieusement, j’entre en ta prison comme en un grand sanctuaire, j’avance ailée sur les graviers de la nef…

… Il semble qu’on ait toujours été là, qu’on y sera toujours, les doigts passés dans les trous du grillage, à s’échanger les yeux et les lèvres en silence, retrouvés au-delà des pelures —le droguet et le brassard-matricule, la robe toute neuve— loin du bourdonnement des autres qui enchérissent leurs gueulantes pour se faire entendre, loin de cet alignement de tête-à-tête, de cet enchevêtrement de duos”.

sarrazin

Albertine Sarrazin (17 september 1937 – 10 juli 1967)

 

De Engelse schrijfster Mary Stewart werd geboren op 17 september 1916 in Sunderland. Zie ook mijn blog van 12 sepember 2008 en ook mijn blog van 17 september 2009.

Uit: The Crystal Cave

„The day my uncle Camlach came home, I was just six years old.

I remember him well as I first saw him, a tall young man, fiery like my grandfather, with the blue eyes and reddish hair that I thought so beautiful in my mother. He came to Maridunum near sunset of a September evening, with a small troop of men. Being only small, I was with the women in the long, old-fashioned room where they did the weaving. My mother was sitting at the loom; I remember the cloth; it was of scarlet, with a narrow pattern of green at the edge. I sat near her on the floor, playing knuckle-bones, right hand against left. The sun slanted through the windows, making oblong pools of bright gold on the cracked mosaics of the floor; bees droned in the herbs outside, and even the click and rattle of the loom sounded sleepy. The women were talking among themselves over their spindles, but softly, heads together, and Moravik, my nurse, was frankly asleep on her stool in one of the pools of sunlight.

When the clatter, and then the shouts, came from the courtyard, the loom stopped abruptly, and with it the soft chatter from the women. Moravik came awake with a snort and a stare. My mother was sitting very straight, head lifted, listening. She had dropped her shuttle. I saw her eyes meet Moravik’s.

I was halfway to the window when Moravik called to me sharply, and there was something in her voice that made me stop and go back to her without protest. She began to fuss with my clothing, pulling my tunic straight and smoothing my hair, so that I understood the visitor to be someone of importance. I felt excitement, and also surprise that apparently I was to be presented to him; I was used to being kept out of the way in those days. I stood patiently while Moravik dragged the comb through my hair, and over my head she and my mother exchanged some quick, breathless talk which, hardly heeding, I did not understand. I was listening to the tramp of horses in the yard and the shouting of men, words here and there coming clearly in a language neither Welsh nor Latin, but Celtic with some accent like the one of Less Britain, which I understood because my nurse, Moravik, was a Breton, and her language came to me as readily as my own.“

stewart

Mary Stewart (Sunderland, 17 september 1916)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Deense schrijver Jonas T. Bengtsson werd geboren in 1976 in Kopenhagen. In 2005 werd hij bekroond met de Deense debutantenprijs voor zijn roman Amina’s brieven. Submarino, zijn tweede roman, verscheen in 2007 en werd in 2010 verfilmd door Thomas Vinterberg. Deze film streed mee om de prijzen tijdens de Berlinale. Voordat hij begon met het schrijven van romans werkte Bengtsson voor de Deense tv-zender DR-TV. Geboren en getogen in de wijk Brønshøj woont hij nu in de wijk Nordvest in Kopenhagen.

Uit: Submarino (Vertaald door Günther Frauenlob)

„Das Fitnesscenter liegt im ersten Stock eines alten Fabrikgebäudes. Die Tür geht auf, er kommt die Treppe herunter und sieht sich mit abwesendem Blick um. Nichts auf der Welt kann diesen Mann jemals aus der Ruhe bringen. Er ist groß, hat dicke Muskeln und sehr wenig Fett. Durch sein weißes Netzhemd sieht man die Tätowierung, die fast seinen ganzen Oberkörper bedeckt. Ein Spinnennetz, das sich am Hals bis in seine kurzen blonden Haare emporzieht. Er kratzt sich die Tätowierung im Nacken, bleibt neben mir stehen und blickt zu Boden. »Was?«, fragt er. Nicht, wo oder wie sollen wir es erledigen, sondern bloß: was. Er blickt nicht auf. Beim Stoff gibt es nur die Welt der Dealer. Und die führen sich auf, wie sie wollen. Er ist Dealer, ich bin Kunde. Verschwunden ist die Höflichkeit von vorhin, als wir im Umkleideraum Kontakt aufgenommen haben. Jetzt zählt nur noch, dass er das hat, was ich haben will. Ich deute mit der Hand an, dass er mir folgen soll. Er geht hinter mir und ich höre, wie er auf den Boden spuckt. Wir gehen um das Gebäude herum. Die Tür der Fabrikhalle steht offen. Das Licht fällt durch die dreckigen Fenster. Auf dem Boden stehen die großen verdreckten Maschinen, die zurückgelassen worden sind, und rostiges Eisen. „Willst du jetzt was kaufen?“ Dann entdeckt er Kamal hinter der Tür. Neben Kamal steht einer der Ringer aus dem Center oben. Der Typ mit der Tätowierung wirft mir einen Blick zu. Dann richtet er seine Aufmerksamkeit auf Kamal. Will etwas sagen, als Kamal das Wort ergreift. „Bei mir wird nichts verkauft.“ Der Tätowierte nickt langsam und fährt mit der Hand in seine Sporttasche. Kamal macht einen Schritt nach vorn und tritt ihm in den Bauch. Der Typ klappt zusammen und geht zu Boden. Kamal hebt die Tasche auf und wirft sie dem Ringer zu. Sammi, auch so ein muskulöser Typ, der sich mit Steroiden auskennt. Er sieht furchteinflößend aus, aber ich weiß, dass er nur für die Optik dabei ist. Kamal war nordischer Meister im Thaiboxen. Er hat seinen Titel ein paar Jahre lang verteidigt und dann den Spaß an der Sache verloren. Ich kenne niemanden, der so schnell ist. Kamal ist wieder total ruhig. »Du sollst hier nicht dealen, ist das klar? So einfach ist das.« Er spricht, als frage er jemanden nach Zucker für seinen Kaffee.“

bengtson

Jonas T. Bengtsson (Kopenhagen, 1976)