Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Wij zijn de wereld (Vertaald door Lucy Pijttersen)

“Lieve Leo, Aurora, Noah, Alba, Julia en Máni,
Ik ben achter de computer gaan zitten omdat ik jullie een brief wil schrijven. Wel ben ik een beetje zenuwachtig, want het voelt wat raar om op deze manier contact met jullie te leggen. Het idee erachter is dat deze brief ook kan dienen als een klein boekje dat andere mensen kunnen lezen. Zo’n tekst die iedereen kan lezen, ook al is die in de eerste plaats geschreven voor één iemand, of voor hooguit enkele personen in het bijzonder, wordt ook wel een ‘open brief genoemd. Jullie kunnen deze brief dus pas lezen als het boek is gedrukt. Maar zo erg is dat niet, want ik zal pas wat over het boek vertellen als het gedrukt is, dus zodra de uitgever het gepubliceerd heeft. Ik kijk ernaar uit om jullie allemaal een exemplaar te geven. Daar heb ik al over nagedacht, en ik stel me voor dat het een plechtig moment zal zijn, zowel voor jullie als voor mij. We moeten maar even zien of jullie de brief van je opa een voor een krijgen, of dat we er een groot feest van maken bij iemand van ons thuis.
Zo’n brief in boekvorm heb ik eerder geschreven. Verschillende boeken van mij hebben diezelfde vorm, maar die waren gericht aan personen die ik heb verzonnen. De enige uitzondering was het boek Vita Brevis. Dat heb ik, met veel plezier, geschreven in de vorm van een brief aan Augustinus, een beroemde bisschop en kerkvader die zestienhonderd jaar geleden in Noord-Afrika heeft geleefd. De afzender was een vrouw die echt heeft bestaan, ik wilde haar een stem geven. Zij komt voor in de Belijdenissen, het boek dat de bisschop heeft geschreven, maar we weten maar weinig over haar, behalve dan dat de kerkvader haar op een dag de deur heeft gewezen na jarenlang met haar te hebben samengeleefd. Zelfs haar naam kennen we niet, maar in mijn boek heb ik haar Floria Aemilia genoemd. Natuurlijk heeft de bisschop die brief van Floria nooit gelezen, maar ik wilde dat zo veel mogelijk van zijn huidige volgelingen een kans zouden krijgen dat te doen. In dat boek heb ik zelfs met de veronderstelling gespeeld dat hij inderdaad een brief had ontvangen van de ongelukkige vrouw aan wie hij ooit zijn hart had verpand. De kerkvader had een keuze gemaakt. In plaats van de liefde voor een vrouw in zijn aardse leven had hij de voorkeur gegeven aan een eeuwig leven in het hiernamaals. Kennelijk vond hij dat het een niet te verenigen was met het ander. Wat ons hieraan misschien nog wel het meest verbaast, is de vraag hoe hij ertoe kwam om zo veel in het leven in déze wereld op te offeren voor een aantal veronderstellingen over een andere wereld. Ook zestienhonderd jaar later is dat nog altijd een actueel probleem. In dit boek wil ik het onder andere over dat soort filosofische levensvraagstukken hebben.
Een open brief schrijven aan echte mensen die nu leven, is voor mij iets heel nieuws. Jullie hebben allemaal een andere leeftijd; op het moment van schrijven is de jongste nog maar een paar weken oud en de oudste bijna achttien jaar. Bovendien z
ijn jullie met drie meisjes en drie jongens.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Doorgaan met leven

Doorgaan met leven – dat is: herhaling van de gewoonte
waarmee je je zaakjes bedisselt –
is bijna altijd verliezen of tekortkomen.
Het wisselt.

Dit verlies aan belangstelling, haren, initiatief –
ja, als het pokeren was kon je vragen om
andere kaarten en een full house krijgen!
Maar het is schaken.

Je beheert iets duidelijks, een soort ladingsbrief,
als je al je gedachten bent langsgegaan.
Iets anders, wat dan ook, behoort voor jou
niet te bestaan.

En wat brengt het op? Dat wij op den duur
min of meer het stempel herkennen dat onze
gedragingen kenmerkt, ze thuis kunnen brengen.
Maar zeggen,

op die groene avond dat ons doodgaan begint,
wat het allemaal inhield, brengt ons niet verder.
Het sloeg alleen maar één keer op één mens,
en die ligt op sterven.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Nick Cudworth, 2021

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: De Wereld van Sofie (Vertaald door Janke Klok)

“Sofie Amundsen was op weg van school naar huis. Het eerste stuk had ze gezelschap gehad van Jorunn. Ze hadden over robots gepraat. Jorunn was van mening dat je de hersenen van een mens
kon vergelijken met een ingewikkelde computer. Sofie wist niet zeker of ze dat wel met haar eens was. Een mens was toch meer dan een machine?
Bij de grote supermarkt waren ze elk een andere kant opgegaan. Sofie woonde aan het einde van een uitgestrekte villawijk en ze moest bijna twee keer zo ver lopen naar school als Jorunn. Het
was alsof haar huis aan het einde van de wereld lag, want achter haar tuin stonden geen andere huizen meer. Daar begon het donkere bos.
Ze liep Kløverveien in. De weg eindigde in een scherpe bocht, die meestal ‘Kapteinsvingen’ werd genoemd. Daar kwamen alleen op zaterdag en zondag mensen langs.
Het was begin mei. In sommige tuinen stonden dichte bossen narcissen onder de fruitbomen. De berkebomen waren getooid met een dunne groene sluier.
Was het niet vreemd dat alles in deze tijd van het jaar zomaar ging groeien en bloeien? Hoe was het mogelijk dat ontelbare kilo’s groene planten uit de levenloze aarde omhoog kwamen, zodra het
weer warmer werd en de laatste sneeuwresten waren verdwenen?
Terwijl ze het hek naar hun tuin opendeed, keek Sofie in de brievenbus. In de regel lag die vol reclamefolders en een paar grote enveloppen voor haar moeder. Sofie legde alles meestal in een
dikke stapel op de keukentafel voor ze naar haar kamer ging om huiswerk te maken.
Voor haar vader waren er af en toe een paar bankafschriften, maar hij was dan ook geen gewone vader. De vader van Sofie was kapitein op een grote olietanker en hij was het grootste deel van het jaar weg. Als hij af en toe een paar weken thuis was, scharrelde hij op zijn pantoffels in huis rond en probeerde het Sofie en haar moeder naar de zin te maken. Maar als hij aan het varen was, leek hij ontzettend ver weg.
Vandaag lag er maar één briefje in de brievenbus en dat was voor Sofie.
‘Sofie Amundsen’ stond er op de kleine envelop. ‘Kløverveien 3’.
Dat was alles, er stond geen afzender op. Er zat zelfs geen postzegel op.
Zodra Sofie het hek achter zich dicht had gedaan, maakte ze de envelop open. Ze vond alleen een heel klein briefje van hetzelfde formaat als de envelop. Op het briefje stond: wie ben jij?
Meer stond er niet. Op het stukje papier stond geen groet en geen afzender, alleen die drie met de hand geschreven woorden, met een groot vraagteken erachter.
Ze keek nog eens naar de envelop. Ja, de brief was echt voor haar. Maar wie zou hem in de brievenbus hebben gedaan?”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Gaan

Er komt een avond opzetten
over de velden, die nooit eerder is gezien,
een die geen lampen ontsteekt.

Van zijde lijkt hij uit de verte, maar
als hij optrekt over knieën en borst
brengt hij geen vertroosting.

Waar is de boom gebleven, die de grond
verbond met de lucht? Wat ligt onder mijn handen
dat ik niet voelen kan?

Wat maakt mijn handen zo zwaar?

 

Vertaald door Tom van Deel

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: The Orange Girl (Vertaald door James Anderson)

“But Georg, a new dilemma can emerge here, and one that possibly isn’t so difficult — or malignant —as the first one. If you answer that, despite everything, you would have chosen to live, even if only for a short while, then I don’t really have any right to wish I hadn’t been born. So there can be a kind of balancing of accounts, one item can mitigate the other. Of course that’s what I’m hoping for. Indeed, that’s why I’m writing. You can’t give me a direct answer to the great question I’ve posed. But you can reply indirectly. You can answer in the way you choose to live this life you began when Veronika and I and a disobedient hospital doctor drank your health in champagne. That champagne doctor was a good omen for you, I’m certain of it.
Now you can lay aside this greeting from me. Now it’s your turn to live.
As for me, I’m being admitted to hospital tomorrow. That was the important appointment. Mum will be taking you to nursery school from now on. I had to write that too. And I must add: I can’t promise that I’ll ever return to Humleveien. Georg! I have one final question: can I be certain that there is no life after this one? Can I be totally sure that I won’t be somewhere else when you come to read this letter? No, I can’t completely exclude the possibility. Because the world exists, the limits of probability have already been exceeded. Do you know what I mean by that? I’m already so full of amazement that there is a world, that I have no room for more amazement should there turn out to be another one afterwards.

I remember how, a couple of days ago, you and I killed a couple of hours with a computer game. Perhaps the game amused me more than it did you; I desperately needed a little respite from all my thoughts. But each time we ‘died’ in that game, a new screen immediately came up, and we were off again. How can we know that there isn’t a ‘new screen’ for our souls as well? I don’t think there is, I really don’t. But the dream of something unlikely has its own special name. We call it hope.
I REMEMBERED THAT NIGHT OUT ON THE PATIO! It had penetrated my marrow, been etched on my heart. And reading about it now made the hairs on the back of my neck stand up more than once. Until then I’d sort of forgotten everything, because I’d never have remembered that starry night if I hadn’t read about it, but now I recalled it almost too vividly. PERHAPS THIS IS THE ONLY GENUINE MEMORY I HAVE OF MY FATHER. I couldn’t remember him at Fjellstolen. However hard I tried, I couldn’t bring back any of the walks around Lake Sognsvann, either. But I remembered that enchanted night on the patio. That is, I remembered it in a totally different way. I remembered it like a fairytale, or like some motley-coloured dream. I had woken up. Then Dad came in from the conservatory and lifted me high in the air. He said we were going out to fly. We were going to look at the stars, he said. We were going out to fly through space.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Aubade

Ik werk de hele dag, word ’s avonds halfdronken,
ontwaak om vier uur in het donker. Ik staar.
Om de gordijnen wordt het licht ten slotte.
Tot dan zie ik wat ik als echt ervaar:
de rusteloze dood, opnieuw een etmaal nader,
die maakt dat ik slechts denken kan aan waar
en hoe, wanneer ik zelf zal sterven.
Vruchteloze vragen – toch speelt de vrees
om dood te gaan en dood te wezen
opnieuw, vervult me met ontzetting.

Heel je verstand staat stil. Niet uit wroeging
om dingen niet gedaan, om liefde niet gegeven,
tijd niet benut, ook niet uit spijt omdat
één leven er zo lang over kan doen om uit
een fout begin verlost te raken, of zelfs dat niet,
maar om totale leegte voor altijd,
de zekere vernietiging voor eeuwig waarnaar
wij toegaan. Niet meer hier zijn.
Nergens meer zijn.
Niets is erger, niets méér waar.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Kingston upon Hull, waar Larkin meer dan 30 jaar woonde.

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: De Wereld van Sofie (Vertaald door Janke Klok)

´Sofie ontving nu een grotere brief met daarop vermeld: “Filosofiecursus”. Wat is filosofie? De een houdt van sport, de ander niet. De een van lezen, de ander niet. De een leest romans, de ander alleen de krant. We zijn allemaal verschillend. Wat is het belangrijkste in het leven? Iemand die honger heeft zegt “eten”, iemand die het koud heeft zegt “warmte”, en iemand die eenzaam is zegt “aandacht”. Filosofen vinden dat naast aandacht, eten en warmte, we ook antwoord moeten vinden op de vraag wie we zijn en waarom we leven. Alle culturen hebben zich al met die vraag bezig gehouden. De geschiedenis laat wel verschillende antwoorden zien. Maar het is moeilijker om filosofische vragen te stellen dan deze te beantwoorden. Ieder moet z’n eigen antwoorden vinden. Je kunt niet in een encyclopedie vinden of God bestaat, of er een leven is na de dood. Maar door te lezen over wat andere mensen gedacht hebben, kunnen we wel onze eigen mening over het leven vormen. De wetenschap heeft al veel raadsels opgelost. Zoals hoe de achterkant van de maan eruit ziet. Sofie ontvangt de volgende brief: “Het enige wat we nodig hebben is het vermogen om ons te verwonderen”. Kleine kinderen doen dat van nature, verwonderen. Met de jaren neemt dat af. Alles
wordt een gewoonte. Stel: mama staat met de rug naar vader en Thomas, hun kleine kind. Plots gaat vader vliegen boven z’n stoel. Thomas zegt: “Papa vliegt”. Hij verwondert zich, maar doet dat zo vaak op een dag, en gaat weer verder spelen. Mama draait zich om en verschrikt hevig. Zij heeft geleerd dat mensen niet vliegen. Alles went in het leven. Filosofen hebben dus de eigenschap met kleine kinderen gemeen dat ze zich blijven verwonderen, dat de wereld nooit ‘gewoon’ wordt´

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Middagen

De zomer vervliegt:
De bladeren vallen solo of met z’n tweeën
Van bomen die grenzen
Aan het nieuwe recreatieterrein.
In de holtes van middagen
Komen jonge moeders bijeen
Bij schommel en zandbak
En laten hun kinderen gaan.

Achter hen, met tussenpozen,
Staan echtgenoten met ambachten,
Een domein vol wasgoed,
En de albums, met de belettering
Onze bruiloft, liggen
Bij de televisie:
Voor hen de wind; die verpest
Hun ontmoetingsplaatsen

Dat zijn nog steeds ontmoetingsplaatsen
(Maar de geliefden zijn allemaal op school),
En hun kinderen, zo gericht op
Het vinden van meer onrijpe eikels,
Verwachten naar huis te worden gebracht.
Hun schoonheid is ingedikt.
Iets duwt hen
Naar de zijkant van hun eigen leven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, Miriam Van hee, Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Elis Juliana, Lotte Lentes

 

Dolce far niente

 

Morning Walk door David Corbett, 2019


De zin van wandelen

je voelde het zweet op je wenkbrauwen
rusten, je keek waar je liep en het leek
alsof de aarde terugkeek, de stenen
de bladeren van vorig jaar wenkten
je eerst en weken dan weer, ze maakten
je dronken, je struikelde maar je bleef
overeind, je leefde gewaarschuwd
en je gedachten zweefden niet langer
maar ze bezonken

tegen een veld violetblauwe bloemen
ze roken naar fresia’s, of nee seringen
ze roken naar vroeger, je jeugd,
je verlangen, je kende de weg niet
noch de bestemming
deze vreugde niet en deze bloemen

 

Miriam Van hee (Gent, 16 augustus 1952)
Gent


De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Ein treuer Freund (Vertaald door Gabriele Haefs)

„Mir
gefällt der Blick auf das Straßenleben anderthalb Stockwerke unter mir.
Die Entfernung ist so gering, dass ich den Vor übergehenden ziemlich
nahe bin. Sogar Gerüche steigen zu mir hoch, denn auch Menschen riechen,
vor allem an windstillen Sommertagen in engen Gassen. Zudem halten
manche brennende Zigaretten in der Hand, und ich spüre den beißenden
Rauch in der Nase. Ich befinde mich gerade so weit über der Straße, dass
die Objekte meiner Aufmerksamkeit in der Regel nicht zu mir
hochschauen, mich also auch nicht bemerken, besonders dann nicht, wenn
ich halb versteckt hinter dem blauen, bei gelegentlichen Windstößen aus
dem Fenster flatternden Vorhang stehe. Ich genieße es zu beobachten,
ohne beobachtet zu werden. Dabei behalte ich auch die Segelboote weit
draußen auf der glitzernden See im Auge; es ist die sanfte Brise von
Westen, die hin und wieder den Vorhang des Nordfensters bewegt.
In
der vergangenen halben Stunde habe ich drei weiße Segel gesehen. Es ist
ein strahlend schöner Tag und, von den gelegentlichen Brisen abgesehen,
nahezu windstill. Also nicht das allerbeste Segelwetter.
Es ist nicht
nur Pfingsten. Es ist auch der 17. Mai, der norwegische
Nationalfeiertag. Der Gedanke daran macht mich fast ein bisschen
wehmütig, denn es ist, als hätte man Geburtstag und befände sich unter
Fremden, die davon nichts wissen. Niemand gratuliert einem oder singt
ein Geburtstagslied. Die norwegische Nationalhymne singt hier natürlich
auch niemand, und ich habe keine einzige norwegische Flagge gesehen.
Obwohl: Die Häkeldecke auf dem Hotelbett leuchtet so weiß wie der
Glittertind, die Polstermöbel sind rot und die Vorhänge an den Fenstern
blau – die norwegischen Farben. Mehr kann man nicht verlangen. Beachte
bitte das Datum! Im Augenblick, da ich dies schreibe, ist seit unserer
Begegnung in Arendal genau ein Monat vergangen. Ein paar Stunden später
hast du auch Pelle kennengelernt. Ihr habt euch gut verstanden, anders
kann man es nicht sagen.
Wir waren uns vorher nur ein einziges Mal
begegnet, etwas mehr als ein Jahr zuvor, zwei Tage vor Heiligabend 2011;
im Folgenden möchte ich versuchen, dir den Hintergrund dieser ersten
Begegnung zu schildern. Ich tue es, weil du mich um eine Erklärung für
mein damaliges Verhalten gebeten hast. Die werde ich nach bestem Wissen
zu geben versuchen. Allerdings halte ich es in diesem Zusammenhang für
angebracht, auch dir eine Frage zu stellen. Ich hatte mich blamiert, und
du hast mich zurückgehalten, als ich aufspringen und davonlaufen
wollte. Warum du das getan hast, ist für mich ein Rätsel, über das ich
mir bis heute den Kopf zerbreche. Und es hat an jenem Nachmittag ja
nicht nur mich überrascht, sondern offensichtlich alle, die mit uns am
Tisch saßen. Ich bin mir sicher, viele von ihnen haben sich dieselben
Fragen gestellt wie ich: Warum tut sie das? Warum lässt sie ihn –
beziehungsweise mich – nicht laufen?“

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)


De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Klaus Ebner werd geboren op 8 augustus 1964 in Wenen. Zie ook alle tags voor Klaus Ebner op dit blog.

Uit: Lose/Destinies (Vertaald door Anne Holcomb)

“Maybe he had not yet thought about it. It was not his fault that the entire table looked empty. The surface was smooth and polished, with no trace of dust at the edges. Max sat down, his arms lightly touching the wood, and closed his eyes. His nose was stopped up; small wonder with the constant draft blowing through the room. It was clear that he had not yet thought about the eraser.
The text almost covered the whole page. It was written in pencil, as if Max had foreseen the absurdity of it, the futility that now tormented his thoughts unbearably. Each stroke, each particle of each letter had to disappear, had to be taken back into himself and made totally unavailable to his mother. Max stood up, stepped behind the chair and surveyed the desk. Sometimes he simply overlooked the important things. Perhaps the eraser had fallen onto the floor. Max bent forward, but no, there was nothing to be seen. Disappointed, he sat down again. The whole paragraph had to be undone. He could not cross it out because that would not cancel it, and it could certainly never be unthought. Each sentence, quickly jotted down with a pencil, had to disappear. There was no alternative.
Max opened the uppermost drawer slowly, note quite looking directly at it. Then he closed it to the point where he could just see into it, feeling the shadow from inside the drawer spread across his back. He gazed intently downward, his facial muscles frozen in slack tension. With his free hand, Max touched his chin. He took a deep breath and rose from the chair, pushing it back with his legs. His nostrils twitched, but only a weak urge to sneeze remained. Max reached into the drawer with his whole arm, being careful not to bump against the wood. Then he stuck his head into the drawer. The light from outside cast a faint backdrop of illumination. Max drew his left leg into the drawer, and then his right one. Thus poised, he had the uncomfortable sensation of gravity no longer existing. The sudden cracking of wood quickly convinced him however that it did as the drawer broke loose from its track.
As the mother came into the room, she saw one of the drawers lying on the floor. She attributed the fact that it was moving back and forth to the draft that was once again blowing through the apartment. She stood without hesitation in front of the table, holding in her hands a sheet of paper written with a pencil, and read.”

 

Klaus Ebner (Wenen, 8 augustus 1964)
Het Donaukanal in Wenen


De Duitse schrijfster Birgit Vanderbeke werd geboren op 8 augustus 1956 in Dahme. Zie ook alle tags voor Birgit Vanderbeke op dit blog.

Uit: Die Frau mit dem Hund

’tschuldigung, sagte das Ding. Es hatte eine klare, junge Stimme. Jule hielt in ihrer Bewegung inne, sah angestrengt ihre Wohnungstür an und dachte nach. Dann drehte sie sich langsam um. Oben schaute jetzt ein ungekämmter Kopf mit schwarzen Haaren aus dem Bündel heraus und sagte, ’tschuldigung, aber ich weiß nicht, wo ich hinsoll. In der bläulichen Treppenhausbeleuchtung sah Jule, dass das Graue einmal ein Mantel gewesen sein musste, ein sehr großer, uralter, doppelreihig geknöpfter Herrenmantel, in dem heute ein weibliches Wesen steckte. Aus dem Inneren des Mantels schnaufte es weiter. Das Wesen selbst schnaufte nicht, also musste da noch jemand im Mantel stecken. Jule schwieg. Das Wesen mit den wirren schwarzen Haaren schlug kurz den Mantel auseinander und sagte, ich und Zsazsa wissen nicht, wo wir hinsollen. Das ist ein Hund, sagte Jule entsetzt beim Anblick des schnaufenden Tiers. Zsazsa war ein Hund. Ja, sagte das Wesen, das ist mein Hund. Jule begriff auf der Stelle, dass dieses weibliche Wesen nicht aus dem siebten Distrikt und auch aus keinem der anderen Distrikte kommen konnte. Auf dem gesamten städtischen Gebiet waren Tiere nicht zugelassen. Hund, Katze, Maus, gesundheitlich ein Graus. Tiere gab es im Tierpark. Jule hatte sich einmal von Clemens dazu überreden lassen, ihre Freizeitsterne für eine Busfahrt in die Erlebnis-Arena zu nutzen. Alle schwärmten von dem magischen Wochenende mit Spiel, Sport und Spaß, und schließlich war sie Clemens zuliebe Autoscooter gefahren, hatte sich auf den Action Tower zerren lassen, in die Achterbahn, auf die gigantische Spiralrutsche, und zuletzt hatte auch ein Besuch im Tierpark auf dem Programm -gestanden, mit der Bäreninsel, den Flamingos, den Zebras, einem Giraffenhaus und dem Seelöwenbecken. Die Abteilung Antarktis war geschlossen gewesen, weil die Pinguine Malaria hatten. Wie auch immer. Tiere gab es im Tierpark. Und die Erlebnis-Arena war nicht Jules Sache. Dieses Wesen jedenfalls, das mitsamt seinem Hund vor Jule Tenbrocks Wohnung im Treppenhaus saß, konnte nicht von hier sein, es musste von draußen kommen. Draußen, dachte Jule. Draußen war Detroit. Sie spürte, wie sich bei diesem Gedanken das kalte Entsetzen in ihrem Inneren ausbreitete, vom Magen nach oben hochkroch, bis in die Brust, in den Hals. Draußen, das waren die ehemaligen Fabrikbezirke um die Stadt herum, die schon vor Jahrzehnten aufgegeben worden waren, stillgelegt, sich selbst überlassen.“

 

Birgit Vanderbeke (Dahme, 8 augustus 1956)
Cover


De Antilliasanse dichter Elis Juliana werd op 8 augustus 1927 geboren op Curaçao. Zie ook alle tags voor Elis Juliana op dit blog.

 

Lady Bekita lifted up her skirt

Lady Bekita lifted up her skirt
And stalked into the ballroom
With a smile, with coquetry
With calculated steps
And complete body control
Bekita, Bekita,
Bekita, Bekita.
The gentlemen said:
This lady is just a pretty flower
filling the room with its perfume
smiling and showing her golden teeth
And swinging her red coral earrings
Bekita, Bekita,
Bekita, Bekita.
But when a gutsy old man
Dared to invite Bekita
To join him in the tumba,
He was flabbergasted
That such a delicate lady
Could sway her hips in total abandon:
Bekita, Bekita,
For whom did you take
Bekita, Bekita
Who did you think she was
Bekita, Bekita
Bekita, Bekita
Bekita, Bekita

 

Elis Juliana (8 augustus 1927 – 23 juni 2013)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Lotte Lentes werd geboren in Trier in 1990. Lentes studeerde Nederlands in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Lotte Lentes op dit blog. Zie ook alle tags voor Lotte Lentes op dit blog.

Uit: Walter

‘Voor uw stuitje,’ zei ze vriendelijk, ‘om op te zitten.’
Ze raakte de zijkant van zijn rechterbil aan en herhaalde de boodschap, overdreven articulerend. Waarom dacht iedereen toch dat hij doof was?
Hij nam de zwemband aan, voelde het klamme plastic, voelde dat het ding niet helemaal goed opgeblazen was en door de drankroes en het onbegrip heen, had hij plotseling kraakhelder zijn zoons voor zich gezien. Twee kinderen, amper zes, zeven jaar, hij wist het niet meer precies. Ze stonden aan de rand van het zwembad, allebei in een ander jaar, allebei in een ander zwembad, maar in zijn droezige herinnering zag hij ze naast elkaar, op dezelfde rand.
Hij zag zijn oudste, opgewonden en ongeduldig. De forse beentjes die onder zijn zwembroek vandaan staken, verraadden de atletische bouw die hij in zijn puberteit zou krijgen. De jongen sprong, bleef enkele seconden onder water en kwam proestend en lachend boven.
Zijn kleine broertje stond al die tijd als van steen op de rand. Zijn spillenbenen beefden, van de kou of van angst. Met zijn handje omklemde hij de rode zwemband om zijn middel. Hij kon niet geloven dat dit stukje plastic met die paar teugen lucht van papa hem van een onvermijdelijke verdrinkingsdood zou kunnen redden.
Op de dag van zijn negenentwintigste verjaardag, haalde de brandweer de jongste nog net levend uit zijn vuurrode Audi. Verkreukeld, als een bouwpakket. Walter was daar niet bij geweest, maar dacht zich dat aanblik de hele tijd te herinneren.”

 

Lotte Lentes (Trier, 1990)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, Nicolaas Beets, Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Elis Juliana, Lotte Lentes

 

Dolce far niente

 


Zomerregen door Dmitry Kustanovich, 2015

 

Zomerregen

Kom, liefelijke zomerregen,
Waarbij de boezem ademhaalt,
Kom suizend, ruischend neergezegen,
En zegen de aarde daar ge op daalt!
Den zegen, die haar klacht zal stillen
En leven geven aan haar borst,
Nu, daar ze onmachtig hijgt van dorst,
Moogt ge aan geen woeste zee verspillen,
Dient aan geen zandig duin vermorst.
Kom tot ons over op uw wieken!
Het groene bosch ziet grijs van stof,
De rozen sterven in den hof,
De glans der leliekroon is dof:
Doe gij ons de oude geuren rieken,
Verfrisch de kleuren voor ons oog,
Help overeinde wat zich boog,
Roep bovenal op weide en akker
Het ingesluimerd leven wakker,
En wisch op al het groene kruid
De sporen van het lijden uit!

Daar dreigt, daar nijgt, daar komt gij dalen!
Daar trekt gij ’t landschap tegemoet
Met heel uw hemelsch’ overvloed;
Daar storten zich uw milde stralen
Met hartverkwikkend ruischen uit;
Zoet, als het troostelijk geluid
Van die aandoenlijkste aller talen,
Waarin een moederlijk gemoed
Zich uitstort voor haar eigen bloed,
Als ’t kindje neerligt in zijn zwakte,
En met een kwijnend oogje spreekt,
En met een droevig lipje smeekt,
Om ’t vocht, waarnaar zijn hartje snakte;

Zoet, als het zacht en smeltend lied.
Dat hopende eeuw aan eeuw herhaalde,
En thans mijn boezem tegenvliet,
Alsof het met uw dropplen daalde:
‘Hij zal gelijk zijn aan den regen,
Die daalt op ’t late gras,
Aan droppels, die met milden zegen
Besproeien ’t veldgewas.’

– Mijn ziel, o God! heeft ondervonden
De waarheid van dat woord,
Als, op haar uitgedroogde gronden,
Die regen werd gehoord;
Wanneer ze hebben ingedronken,
Dien dauw, dien troost, die kracht,
Uit uwe hemelen geschonken
Aan alles wat versmacht;
Verkoelend, lavend en doordringend
Tot in den diepsten schoot,
En op zijn nadering ontwringend
Het leven aan den dood.
Toen hief het door de zon verschroeide
Zich uit zijn kwijning op,
En ’t voor zijn tijd reeds uitgebloeide
Vernieuwde blad en knop;
De sluimerende beek werd wakker,
Haar stokkende ader zwol,
De leege halmen, op den akker
Verwaarloosd, schoten vol;
De wonde, door de hagelstriemen
Hun toegebracht, genas,
En in de werkelooze kiemen
Ontwaakte een nieuw gewas;
In ’t kloppend harte werd geboren
Deze ééne wensch: o Heer!
Mocht op het veld mijn handvol koren
Slechts ruischen tot uw eer!

 

 
Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)
Haarlem, de geboortestad van Nicolaas Beets

 

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: The Orange Girl (Vertaald door James Anderson)

“For instance, if the Orange Girl hadn’t kept her promise about seeing each other every day during the six months after her return from Spain, it would have been better for me never to have met her. That’s true of other fairytales, too. Do you think Cinderella would have chosen to go to the palace as its princess if she’d known she’d only be there for a week? What do you think it would have been like for her to go back after that, to her grates and pokers, to her wicked step-mother and ugly step-sisters? But now it’s your turn to answer, Georg; the floor is yours. It was while we were both sitting out there that night under the starry sky that I made up my mind to write this long letter to you. It suddenly brought tears to my eyes. The reason I cried wasn’t just because I knew I might soon be leaving you and the Orange Girl. I cried because you were so young. I cried because the two of us couldn’t have a proper talk. I ask again: what would you have chosen if you’d had the chance? Would you have elected to live a short span on earth only to be wrenched away from it all, never ever to return? Or would you have said no, thank you? You have only these two choices. Those are the rules. In choosing to live, you also choose to die. But Georg — promise me that you’ll take time to think it over carefully before you give your answer.
Perhaps I’m going too deep now. Perhaps I’m exposing you to too much. And perhaps I have no right to do it. But your answer to the question I’ve posed is so very important to me, because I’m directly responsible for your being here. You could never have been in the world if I’d turned it down. I almost feel a sense of guilt that I was partly responsible for bringing you into the world. In a way it was I that gave you this life, or more accurately the Orange Girl and I. But then it is we who will one day take it away from you as well. To give life to a small child is not simply to give it the great Gift of the World. It’s also to take that same incomprehensible gift back. I have to be honest with you, Georg. I say that I’d probably have said no to the offer of a lightning `get-to-know-the-world’ sightseeing tour in the great fairytale. I admit it. And if you think as I do, I feel guilty about what I have helped to set in train. I let myself be seduced by the Orange Girl, I let myself be lured by love, I let myself be tempted by the thought of having a child. Now comes remorse and the need for reconciliation. Have I done wrong, I wonder? The question is like a cruel conflict of conscience. Then there is also the need to make good after one.”

 

 
Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Klaus Ebner werd geboren op 8 augustus 1964 in Wenen. Zie ook alle tags voor Klaus Ebner op dit blog.

Youth (Vertaald door Anne Holcomb)

Maybe he had not yet thought about it. It was not his fault that the entire table looked empty. The surface was smooth and polished, with no trace of dust at the edges. Max sat down, his arms lightly touching the wood, and closed his eyes. His nose was stopped up; small wonder with the constant draft blowing through the room. It was clear that he had not yet thought about the eraser.
The text almost covered the whole page. It was written in pencil, as if Max had foreseen the absurdity of it, the futility that now tormented his thoughts unbearably. Each stroke, each particle of each letter had to disappear, had to be taken back into himself and made totally unavailable to his mother. Max stood up, stepped behind the chair and surveyed the desk. Sometimes he simply overlooked the important things. Perhaps the eraser had fallen onto the floor. Max bent forward, but no, there was nothing to be seen. Disappointed, he sat down again. The whole paragraph had to be undone. He could not cross it out because that would not cancel it, and it could certainly never be unthought. Each sentence, quickly jotted down with a pencil, had to disappear. There was no alternative.
Max opened the uppermost drawer slowly, note quite looking directly at it. Then he closed it to the point where he could just see into it, feeling the shadow from inside the drawer spread across his back. He gazed intently downward, his facial muscles frozen in slack tension. With his free hand, Max touched his chin. He took a deep breath and rose from the chair, pushing it back with his legs. His nostrils twitched, but only a weak urge to sneeze remained. Max reached into the drawer with his whole arm, being careful not to bump against the wood. Then he stuck his head into the drawer. The light from outside cast a faint backdrop of illumination. Max drew his left leg into the drawer, and then his right one. Thus poised, he had the uncomfortable sensation of gravity no longer existing. The sudden cracking of wood quickly convinced him however that it did as the drawer broke loose from its track.
As the mother came into the room, she saw one of the drawers lying on the floor. She attributed the fact that it was moving back and forth to the draft that was once again blowing through the apartment. She stood without hesitation in front of the table, holding in her hands a sheet of paper written with a pencil, and read.”

 

 
Klaus Ebner (Wenen, 8 augustus 1964)

 

De Duitse schrijfster Birgit Vanderbeke werd geboren op 8 augustus 1956 in Dahme. Zie ook alle tags voor Birgit Vanderbeke op dit blog.

Uit: Das Muschelessen

„Dass es an diesem Abend zum Essen Muscheln geben sollte, war weder ein Zeichen noch ein Zufall, ein wenig ungewöhnlich war es, aber es ist natürlich kein Zeichen gewesen, wie wir hinterher manchmal gesagt haben, es ist ein ungutes Omen gewesen, haben wir hinterher manchmal gesagt, aber das ist es sicherlich nicht gewesen, und auch kein Zufall. Gerade an diesem Tag wollten wir Muscheln essen, ausgerechnet an diesem Abend, haben wir gesagt, aber so ist es wiederum auch nicht gewesen, keinesfalls kann man von Zufall sprechen, wir haben nachträglich nur versucht, dieses Muschelessen als Zeichen oder als Zufall zu nehmen, weil das, was auf dieses ausgefallene Muschelessen dann folgte, tatsächlich von solcher Ungeheuerlichkeit gewesen ist, daß sich am Ende keiner von uns mehr davon erholt hat, und schließlich haben wir immer Muscheln gegessen, wenn es etwas Besonderes sein sollte, und dies ist etwas Besonderes gewesen, allerdings in einem ganz anderen Sinne, als wir uns vorgestellt hatten. Im Grunde ist das, was wir uns vorgestellt hatten, als wir das Muschelessen geplant hatten, im Verhältnis zu dem, was dann daraus geworden ist, von ziemlich geringfügiger Besonderheit, von einer untergeordneten jedenfalls, während das, was dann geworden ist, von erheblicher, ja, gewaltiger und außerordentlicher Besonderheit ist, aber keinesfalls kann man sagen, es ist ein Zeichen oder ein Zufall gewesen, daß es an dem Abend Muscheln hat geben sollen, was die Lieblingsspeise von meinem Vater gewesen ist, unsere ist es eigentlich nicht gewesen, nur mein Bruder hat Muscheln auch gern gegessen, die Mutter und ich haben uns nicht viel daraus gemacht. Ich mache mir nicht viel daraus, hat meine Mutter immer gesagt, während sie über die Badewanne gebeugt stand und abwechselnd ein kleines Küchenmesser und die rote Wurzelbürste in der Hand hatte, beide Hände sind knallrot gewesen, weil sie sie beim Muschelputzen unters fließende kalte Wasser gehalten hat, und dann hat sie gründlich kratzen, schrubben, bürsten und mehrfach spülen müssen, weil mein Vater nichts mehr gehaßt hat, als wenn er beim Essen auf Sand in den Muscheln gebissen hat, daß es ihm zwischen den Zähnen geknirscht hat, das hat ihn förmlich gequält. Ich mache mir eigentlich gar nicht so viel daraus, hat meine Mutter auch an dem Nachmittag gesagt und sich die eiskalten Hände gepustet, aber es ist eben doch etwas Besonderes gewesen, deshalb hat sie die vier Kilo Muscheln am Mittag auch eingekauft und gedacht, daß der Vater, wenn er am Abend von seiner Dienstreise heimkommen würde, seine Freude an einem Muschelessen haben würde, weil er das Kurzgebratene und Gegrillte, die Fleischklumpen, die es auf Dienstreisen gab, meistens satt hatte, und dann hat er sich etwas Anständiges von meiner Mutter bestellt, jedenfalls etwas Hausgemachtes, was es in diesen Tagungshotels nicht gab.“

 

 
Birgit Vanderbeke (Dahme, 8 augustus 1956)

 

De Antilliasanse dichter Elis Juliana werd op 8 augustus 1927 geboren op Curaçao. Zie ook alle tags voor Elis Juliana op dit blog.

 

Crystal Ball

In that crystal ball of mine
I see the things in store for me.
The toad is singing in my ears
a song of troubling misery.
I see my neighbor
in a frame disguised
wrapped in a blanket of paper
groping along the wall.
I see a pair of lovers
creeping up the stairs to Town Hall.
The maid-of-honor remains below
peeling fresh water shrimps.
I see a funeral.
Four men with choppers
bearing the corpse of morality
wrapped in palm fronds.
I see the roaches emerge
from SHELL’s rusty pipes.
A broken image handing out
communion to patient ground doves.
And in the distance far away
the sea of dignity has run dry.
We play together blindman’s buff
and pass the shame onto the Lord.

 

Vertaald door Frank A. Williams

 

 
Elis Juliana (8 augustus 1927 – 23 juni 2013)
Portret door Nicolaas Porter, 2012

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Lotte Lentes werd geboren in Trier in 1990. Lentes studeerde Nederlands in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Lotte Lentes op dit blog. Zie ook alle tags voor Lotte Lentes op dit blog.

Uit: Walter

“Voor uw stuitje,’ zei ze vriendelijk, ‘om op te zitten.’
Ze raakte de zijkant van zijn rechterbil aan en herhaalde de boodschap, overdreven articulerend. Waarom dacht iedereen toch dat hij doof was?
Hij nam de zwemband aan, voelde het klamme plastic, voelde dat het ding niet helemaal goed opgeblazen was en door de drankroes en het onbegrip heen, had hij plotseling kraakhelder zijn zoons voor zich gezien. Twee kinderen, amper zes, zeven jaar, hij wist het niet meer precies. Ze stonden aan de rand van het zwembad, allebei in een ander jaar, allebei in een ander zwembad, maar in zijn droezige herinnering zag hij ze naast elkaar, op dezelfde rand.
Hij zag zijn oudste, opgewonden en ongeduldig. De forse beentjes die onder zijn zwembroek vandaan staken, verraadden de atletische bouw die hij in zijn puberteit zou krijgen. De jongen sprong, bleef enkele seconden onder water en kwam proestend en lachend boven.
Zijn kleine broertje stond al die tijd als van steen op de rand. Zijn spillebenen beefden, van de kou of van angst. Met zijn handje omklemde hij de rode zwemband om zijn middel. Hij kon niet geloven dat dit stukje plastic met die paar teugen lucht van papa hem van een onvermijdelijke verdrinkingsdood zou kunnen redden.
Op de dag van zijn negenentwintigste verjaardag, haalde de brandweer de jongste nog net levend uit zijn vuurrode Audi. Verkreukeld, als een bouwpakket. Walter was daar niet bij geweest, maar dacht zich dit aanblik de hele tijd te herinneren.
Omdat Walter geen tijd heeft verspild bij de verplegerspost, is hij te vroeg voor het diner. De zwemband legt hij op het zitvlak van de stoel, leunend op de tafel probeert hij zijn kont in de opening te mikken. Zijn lichaam voelt aan als een roestige gereedschapskist.
Tijdens het eten bekijkt Walter zijn medecliënten, mannen en vrouwen sterk variërend in leeftijd, maar voor hem allemaal jong. Verlost van de dikke dranksmog in zijn eigen hoofd, ziet hij hoe ook de cliënten die later dan hij de kliniek binnen werden gebracht, dag na dag veranderen. Hoe het troebel langzaam uit hun ogen verdwijnt, hoe hun clowneske motoriek weer zacht en rond wordt.”

 

 
Lotte Lentes (Trier, 1990)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Hieronymus van Alphen, André Demedts, Sara Teasdale, Donald Davidson, Lotte Lentes

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Ein treuer Freund (Vertaald door Gabriele Haefs)

„Gotland, Mai 2013
Liebe Agnes, erinnerst du dich: Ich hatte versprochen, dir zu schreiben. Jedenfalls wollte ich es versuchen.
Ich sitze hier auf einer Insel in der Ostsee, und auf einem kleinen Schreibtisch vor mir steht mein Laptop. In einer Zigarrenkiste daneben befindet sich alles, was ich an Gedächtnisstützen brauche.
Mein Hotelzimmer besitzt einen Boden aus Kieferndielen, und ich brauche neun Schritte, um es zu durchqueren, was ich mehrmals getan habe, bis ich wusste, wie ich meinen Bericht beginnen soll. Mitten im Raum steht eine Sitzgruppe aus zwei roten Sesseln, einem roten Sofa und einem Teakholztisch, und ich musste jedes Mal durch einen der zwei schmalen Korridore zwischen Tischkante und Polstermöbel hindurch.
Ich habe ein Eckzimmer und kann in zwei Richtungen aus dem Fenster schauen. Vom einen Fenster, dem nach Norden, sehe ich von oben auf die typische gepflasterte Straße einer alten Hansestadt, aus dem anderen, das nach Westen geht, blicke ich über Almedalen und weit hinaus aufs Meer. Es ist warm, und ich habe beide Fenster geöffnet.
Ich stand eine halbe Stunde am Fenster und beobachtete die Menschen, die unter mir durch die Straße gingen, die meisten in Röcken oder kurzen Hosen und lockeren, kurzärmeligen Blusen oder Hemden. Pfingsttouristen. Viele von ihnen sind paarweise unterwegs, oft Hand in Hand, manche auch in großen, lärmenden Gruppen.
Es ist ein Märchen, dass Jugendliche meh Krach machen als Leute meines Alters. Treten sie im Rudel auf und haben womöglich noch getrunken, können Menschen in mittleren Jahren ebenso laut sein wie Teenager. Man könnte auch sagen, ebenso menschlich.
Seht mich an! Hört mir zu! Amüsieren wir uns nicht königlich?
Wir wachsen aus unserer menschlichen Natur nicht heraus.
Wir wachsen mit ihr mit. Und wir wachsen in sie hinein.“

 

 
Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)
Cover

Lees verder “Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Hieronymus van Alphen, André Demedts, Sara Teasdale, Donald Davidson, Lotte Lentes”

Dolce far niente, Adriaan Jaeggi, Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Hieronymus van Alphen

 

Dolce far niente

 

 
Het laden van vaten op de Brouwersgracht in Amsterdam door Cornelis Vreedenburgh, 1919

 

Ode

het verbaast ons niet dat wij de mooiste zijn
zeggen de gevels
het zou niemand moeten verbazen
neuriet het water

this is pata negra-country
hier broeden de salonboten
en groene stalen bruggen ademen
het vertrouwen dat we eeuwig zijn
het is hier altijd laat van licht en tijd

de moeder van de grachtengordel
drijft een beautyshop voor platbodems
aan het ongelijk plaveisel

this is pata negra-country
je moet er iets voor doen om hier te wonen
en niemand zal vertellen wat

 

 
Adriaan Jaeggi (3 april 1963 – 10 juni 2008)
De Brouwersgracht tegenwoordig 

 

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Die Frau mit dem roten Tuch (Vertaald door Gabriele Haefs)

„Aber da bist du nicht der Einzige, Steinn. In unserer Zeit gibt es viel psychische Blindheit und viel geistige Armut.
Ich dagegen bin so naiv, dass ich es nicht als schnöden Zufall abtun kann, dass wir plötzlich noch einmal zusammen auf dieser Hotelveranda standen. Ich glaube, es hat dabei eine Art Regie gegeben. Frag mich nicht, wie oder auf welche Weise, denn das weiß ich wirklich nicht. Aber es nicht zu verstehen bedeutet, die Augen zu verschließen. König Ödipus hat auch nicht gesehen, welche Schicksalsfäden sich um ihn webten, und als er es endlich sah, war er so beschämt, dass er sich selbst das Augenlicht genommen hat. Was sein Schicksal betrifft, war er ja die ganze Zeit schon blind gewesen.
Plötzlich geht es zwischen uns zu wie beim Pingpong. Vielleicht sollten wir den ganzen Nachmittag so weitermachen? Dann komme ich an diesem schönen Sommertag auch noch ein wenig hinaus nach Ytre Sula. Was meinst du?
Doch, lass uns miteinander reden. Ich habe Ferien, und hier gilt die ungeschriebene Regel, dass an einem Ferientag jeder macht, was er will. Ein bisschen streng sind wir nur mit den Mahlzeiten, die wir gemeinsam einnehmen. (Nur frühstücken darf jeder, wenn er aufsteht.) Aber jetzt liegt das
Mittagessen noch nicht lange zurück, und ich habe bis zum späten Abendessen keine Verpflichtungen mehr. Wenn kein Wind aufkommt, können wir vielleicht auch wieder grillen.
Und du? Wohin wird es mich an diesem Nachmittag noch ein wenig verschlagen, meine ich?“

 

 
Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

Lees verder “Dolce far niente, Adriaan Jaeggi, Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Hieronymus van Alphen”

Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Sara Teasdale, Donald Davidson, Hieronymus van Alphen

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: The Orange Girl (Vertaald door James Anderson)

“Imagine that you were on the threshold of this fairytale, sometime billions of years ago when everything was created. And you were able to choose whether you wanted to be born to a life on this planet at some point. You wouldn’t know when you were going to be born, nor how long you’d live for, but at any event it wouldn’t be more than a few years. All you’d know was that, if you chose to come into the world at some point, you’d also have to leave it again one day and go away from everything. This might cause you a good deal of grief, as lots of people think that life in the great fairytale is so wonderful that the mere thought of it ending can bring tears to their eyes. Things can be so nice here that it’s terribly painful to think that at some point the days will run out. What would you have chosen, if there had been some higher power that had gave you the choice? Perhaps we can imagine some sort of cosmic fairy in this great, strange fairytale. What you have chosen to live a life on earth at some point, whether short or long, in a hundred thousand or a hundred million years? Or would you have refused to join in the game because you didn’t like the rules? (…) I asked myself the same question maybe times during the past few weeks. Would I have elected to live a life on earth in the firm knowledge that I’d suddenly be torn away from it, and perhaps in the middle of intoxicating happiness? (…) Well, I wasn’t sure what I would have chosen. (…) If I’d chosen never to the foot inside the great fairytale, I’d never have known what I’ve lost. Do you see what I’m getting at? Sometimes it’s worse for us human beings to lose something dear to us than never to have had it at all.”

 
Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

Lees verder “Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Sara Teasdale, Donald Davidson, Hieronymus van Alphen”

Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Sara Teasdale, Hieronymus van Alphen

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Der Geschichtenverkäufer(Vertaald door Gabriele Haefs)

„Auf dem Weg durch Aurlandsdalen kam mir ein Gedanke. Er war mir ganz neu und hing damit zusammen, daß ich kurz zuvor im Club 7 einen jungen Autor kennengelernt hatte. Er war nur vier oder fünf Jahre älter als ich. Ich hatte ihn zu einer Flasche Wein eingeladen, und wir hatten uns einen ganzen Abend lang unterhalten. Er trug zwar eine fetzige John-Lennon-Brille, die richtige Menge Haare und Bart und einen korrekt verschlissenen Cordanzug, aber er war noch mindestens ebenso kindlich wie meine Altersgenossen, die Abiturienten. Ich zog eine Notiz hervor, die ich mir früher an diesem Tag gemacht hatte, es handelte sich um drei oder vier dicht beschriebene Seiten mit einem raffinierten Romansujet. Ich ließ ihn meinen Text überfliegen, und er war begeistert. Er musterte mich neidisch, dann überschüttete er meinen Entwurf mit wildem Lob. Was mich nicht überraschte: Ich wußte, daß die Romanidee großartig war. Trotzdem machte es mir keine Freude, gelobt zu werden, schon gar nicht von einem so jungen und unerfahrenen Autor; deshalb hatte ich ihm meine Notizen nicht gezeigt. Wenn du den Wein bezahlst, kannst du die Idee haben, sagte ich. Er glotzte mich an. Ich verspreche dir, niemandem zu erzählen, woher du sie hast, aber das kostet dich den Wein und fünfzig Kronen. Er gab mir das Geld zurück, das ich bereits für den Wein bezahlt hatte, und legte noch einen Hunderter dazu. Im Club 7 mußte der Wein bezahlt werden, bevor die Flasche geöffnet wurde. Als ich das Geld einsteckte, entdeckte ich Meter. Er stolzierte wütend zwischen den Tischen einher, fuhr vor unserem Tisch herum und drohte mir mit dem Stock.
Heute ist der junge Mann mit der John-Lennon-Brille einer der führenden Autoren des Landes, vor nicht allzu langer Zeit wurde sein fünfzigster Geburtstag gefeiert. Ich bin ihm später noch viele Male begegnet, inzwischen fließen mir zehn Prozent der Honorare aus seinen Buchverkäufen zu. Aber das wissen nur er und ich.
In Aurlandsdalen blieb ich lange vor einem großen Hexenkessel stehen, der Vetlahelvete genannt wird, Kleine Hölle; hier ging mir zum ersten Mal auf, daß ich mir mit meinen vielen Ideen vielleicht doch meinen Lebensunterhalt verdienen könnte. Mit ihnen besaß ich etwas, das vielen anderen nicht gerade zuflog. Ich war nicht eitel und wollte auch nicht berühmt werden, aber ich brauchte Geld und hatte nicht vor, mir einen Sommerjob zu suchen. Nach dem 15. September würde ich zudem über keinerlei Einkommen mehr verfügen, das hatte mein Vater absolut klargestellt. Ich würde sicher studieren, hatte er gesagt, und alle Studenten hätten Anspruch auf ein Studiendarlehen. Vater wußte nicht, daß ich von einem Studiendarlehen niemals würde leben können, schon die Kosten für die Mädchenbesuche sprengten den Rahmen dessen, was ich von der staatlichen Darlehenskasse erwarten konnte. Wenn ich kein Geld hätte, könnte ich mich außerdem nicht mehr frei bewegen. Diese Vorstellung sagte mir überhaupt nicht zu.”

 
Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

Lees verder “Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Sara Teasdale, Hieronymus van Alphen”