Dolce far niente, Kees Fens, Lieke Marsman, Max Dauthendey

Dolce far niente

 

 
Het Spui in 1895, geschilderd door Eduard Karsen

 

Uit: Het stadsgevoel (Het geluk van de brug)

“Soms sta ik in de avond wel eens een klein kwartier voor het raam.
Ik kijk naar de overzijde; lang niet overal brandt licht, maar elk verlicht raam doet mij beseffen dat ik niet alleen ben. Het licht geeft ook een gevoel van veiligheid. De mooiste passages in oude jongensboeken vond ik altijd de beschrijvingen van het sluiten van der stadspoorten. Niemand er meer in, niemand er meer uit, we zitten veilig achter de muren, onder elkaar. Ik geloof dat nog altijd de poort van het Begijnhof op een vast uur wordt gesloten. Ik vind dat een prachtig symbolisch gebaar en ik benijd de poortwachter die het ritueel uitvoert.
Als ik niets meer zie, luister ik. Ik kan de Westertoren horen, de hele nacht door. Ik ben niet alleen. Die sensatie is alleen in een stad mogelijk. (Ik heb nu en dan ook een vertrouwensrelatie met die schildwachten van de nacht: de lantarenpalen.)
Deze week zag ik in het derde deel van de Geschiedenis van Amsterdam een schilderij van Breitner. De Kalverstraat met vlaggen op een regenachtige avond. Ik moet het ooit hebben gezien, ik ben het vergeten en ik voel mij schuldig. Een schitterende streep van geel licht loopt over het bijna abstracte schilderij heen. Licht van etalages kan men nog ter linker- en rechterzijde zien. De besloten straat is voor mij de volmaakte uitdrukking van mijn stadsgevoel. Ik zou daar graag hebben gelopen opgenomen in de lichtstreep. We hebben de ‘echte’ straat niet eens nodig. Al jaren draag ik het schilderij van het Spui van Eduard Karsen in gedachten mee. Het is van een zeldzame stadsintimiteit, zoals ook sommige schilderijen van de grote Witsen.
Ik denk dat mijn stadsgevoelens lopen tot de vroegere afscheiding van stad en land: de lijn Orteliuskade, Postjeskade, Stadionkade. Daarachter ligt een stad van veelal brede straten. De intimiteit is weg, verlichte ramen aan de overzijde zijn verre lichtpunten. Men is er niet meer onder elkaar en misschien pas echt verlaten.

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

Lees verder “Dolce far niente, Kees Fens, Lieke Marsman, Max Dauthendey”

Ntozake Shange , Kees Fens, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

 

People of Watts

where we come from, sometimes, beauty
floats around us like clouds
the way leaves rustle in the breeze
and cornbread and barbecue swing out the backdoor
and tease all our senses as the sun goes down.

dreams and memories rest by fences
Texas accents rev up like our engines
customized sparkling powerful as the arms
that hold us tightly black n fragrant
reminding us that once we slept and loved
to the scents of magnolia and frangipani
once when we looked toward the skies
we could see something as lovely as our children’s
smiles white n glistenin’ clear of fear or shame
young girls in braids as precious as gold
find out that sex is not just bein’ touched
but in the swing of their hips the light fallin cross
a softbrown cheek or the movement of a mere finger
to a lip many lips inviting kisses southern
and hip as any one lanky brother in the heat
of a laid back sunday rich as a big mama still
in love with the idea of love how we play at lovin’
even riskin’ all common sense cause we are as fantastical
as any chimera or magical flowers where breasts entice
and disguise the racing pounding of our hearts
as the music that we are
hard core blues low bass voices crooning
straight outta Compton melodies so pretty
they nasty cruising the Harbor Freeway
blowin’ kisses to strangers who won’t be for long
singing ourselves to ourselves Mamie Khalid Sharita
Bessie Jock Tookie MaiMai Cosmic Man Mr. Man
Keemah and all the rest seriously courtin’
rappin’ a English we make up as we go along
turnin’ nouns into verbs braids into crowns
and always fetchin’ dreams from a horizon
strewn with bones and flesh of those of us
who didn’t make it whose smiles and deep
dark eyes help us to continue to see
there’s so much life here.

 

 

Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

Lees verder “Ntozake Shange , Kees Fens, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, Kees Fens, Jan Erik Vold

De Duitse dichter en schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Heinrich von Kleist op dit blog.

 

Uit: Michael Kohlhaas

“Er ritt einst, mit einer Koppel junger Pferde, wohlgenährt alle und glänzend, ins Ausland, und überschlug eben, wie er den Gewinst, den er auf den Märkten damit zu machen hoffte, anlegen wolle: teils, nach Art guter Wirte, auf neuen Gewinst, teils aber auch auf den Genuß der Gegenwart: als er an die Elbe kam, und bei einer stattlichen Ritterburg, auf sächsischem Gebiete, einen Schlagbaum traf, den er sonst auf diesem Wege nicht gefunden hatte. Er hielt, in einem Augenblick, da eben der Regen heftig stürmte, mit den Pferden still, und rief den Schlagwärter, der auch bald darauf, mit einem grämlichen Gesicht, aus dem Fenster sah. Der Roßhändler sagte, daß er ihm öffnen solle. Was gibts hier Neues? fragte er, da der Zöllner, nach einer geraumen Zeit, aus dem Hause trat. Landesherrliches Privilegium, antwortete dieser, indem er aufschloß: dem Junker Wenzel von Tronka verliehen. – So, sagte Kohlhaas. Wenzel heißt der Junker? und sah sich das Schloß an, das mit glänzenden Zinnen über das Feld blickte. Ist der alte Herr tot? – Am Schlagfluß gestorben, erwiderte der Zöllner, indem er den Baum in die Höhe ließ. – Hm! Schade! versetzte Kohlhaas. Ein würdiger alter Herr, der seine Freude am Verkehr der Menschen hatte, Handel und Wandel, wo er nur vermochte, forthalf, und einen Steindamm einst bauen ließ, weil mir eine Stute, draußen, wo der Weg ins Dorf geht, das Bein gebrochen. Nun! Was bin ich schuldig? – fragte er; und holte die Groschen, die der Zollwärter verlangte, mühselig unter dem im Winde flatternden Mantel hervor. »Ja, Alter«, setzte er noch hinzu, da dieser: hurtig! hurtig! murmelte, und über die Witterung fluchte: »wenn der Baum im Walde stehen geblieben wäre, wärs besser gewesen, für mich und Euch«; und damit gab er ihm das Geld und wollte reiten. Er war aber noch kaum unter den Schlagbaum gekommen, als eine neue Stimme schon: halt dort, der Roßkamm! hinter ihm vom Turm erscholl, und er den Burgvogt ein Fenster zuwerfen und zu ihm herabeilen sah. Nun, was gibts Neues? fragte Kohlhaas bei sich selbst, und hielt mit den Pferden an. Der Burgvogt, indem er sich noch eine Weste über seinen weitläufigen Leib zuknüpfte, kam, und fragte, schief gegen die Witterung gestellt, nach dem Paßschein. – Kohlhaas fragte: der Paßschein? Er sagte ein wenig betreten, daß er, soviel er wisse, keinen habe; daß man ihm aber nur beschreiben möchte, was dies für ein Ding des Herrn sei: so werde er vielleicht zufälligerweise damit versehen sein.”

 

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)

Cover

Lees verder “Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, Kees Fens, Jan Erik Vold”

Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2009 en ook mijn blog van 18 oktober 2010.

Uit: Simon Vestdijk: Eenheid in de verscheidenheid

„Wanneer ooit eens iemand gaat uitrekenen hoeveel uitgewerkte portretten van historische en fiktieve personen te vinden zijn in het hele oeuvre van Vestdijk, en hoeveel landschappen, steden en tijdperken er het dekor van vormen, zal dat een ogenblik van grote schrik onder lezers en critici worden. En toch, groter verschil dan tussen al die personages en hun omstandigheden, is niet denkbaar, althans uiterlijk.

Kijk bijvoorbeeld eens naar de onderwerpen die in de vijf jaar na 1960 ter sprake zijn gekomen: allemaal verschillend, al kan een Nurks opmerken dat het een en ander erin hem toch niet onbekend voorkomt. De Griekse kultuur in De held van Temesa bijvoorbeeld (maar het is een andere periode en zelfs een ander deel van Europa dan tot nu toe, dit Magna Graecia van de vijfde eeuw voor Christus), het Lahringenachtige stadje van Zo de ouden zongen … (maar op de keper beschouwd heeft wát er in dat stadje gebeurt toch heel weinig te maken met Anton Wachter), en de Alpen, tweemaal, namelijk in Een alpenroman en in Het genadeschot. Juffrouw Lot, De filosoof en de sluipmoordenaar en Bericht uit het hiernamaals heb ik dan nog niet eens genoemd, evenmin als de essays, over muziek (ik zeg er verder niets meer over omdat ik Vestdijk op dit terrein voortdurend uit het oog verlies), over ‘literatuur en leven’ in De leugen is onze moeder, en dan nog de memoires van Gestalten tegenover mij en het afzonderlijke lange opstel De zieke mens in de romanliteratuur. Het is duidelijk, dat Vestdijk eerder de onderwerpen en dekors attaqueert waar hij het nog nooit over gehad heeft dan dat hij nauwe aansluiting bij zijn vroegere werk zoekt. Het is al verschillende malen opgemerkt: het heeft er veel van weg dat hij de hele schepping persoonlijk nog eens over wil doen.

Deze veelvoudigheid en veelvormigheid van Vestdijks werk is het eerst opvallende feit dat men over hem kan vaststellen, en het signaleren ervan is dus noodgedwongen een banaliteit, maar niemand ontkomt er aan bij een overzicht van zijn hele werk of zelfs van de produktie van enkele jaren. Hier ligt namelijk voor mijn gevoel de oorzaak van de terughoudendheid van vele lezers, meer eigenlijk dan die van de bewondering van anderen. Deze reserve komt niet zozeer voort uit argwaan tegen de kwaliteit bij een zo overstelpende kwantiteit (al wordt dat argument vaak gebruikt), als wel uit protest tegen een Sisyphusarbeid die de lektuur van gemiddeld twee volkomen verschillende boeken van één auteur per jaar betekent: net als je er bent, kun je opnieuw beginnen.“

 

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

Lees verder “Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange”

Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, François Choderlos de Laclos

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Kamertoneel in de winter (Over ‘Vier wintervertellingen’ van Gerard Reve)

“Van de vier verhalen sluiten ‘De winter’, ‘De vakantie’ en ‘Herfstdraden’ naar opzet, schrijfwijze en thematiek nauw bij elkaar aan. Opvallend is, dat de inzet van alle drie verhalen conventioneel is. ‘De winter’ begint als volgt:

‘De winter had ongewoon vroeg in gezet. Het was pas begin november, maar er viel een dichte bui natte sneeuw, voortgejaagd door een stormachtige wind. Telkens wanneer zich de wind, na een korte adempauze, opnieuw verhief, leek het of hij de rij lage huisjes in elkaar zou blazen om daarna de overblijfselen in het rond te strooien.

Henk stond in de smalle erker van de voorkamer en staarde in de warreling van de voorbijsnellende sneeuwvlokken.’

Dat kan het begin zijn van een traditionele wintervertelling. De derde alinea laat Henk aan het woord, en de bij de lezer wellicht opgekomen illusie verdwijnt terstond. Die derde alinea luidt: ‘Het zachte hout groeit nog steeds’, zei hij bij zichzelf. ‘Maar ik moet het ergens naar toebrengen waar het veilig is. Als de storm niet ophoudt, moet ik een veilige plek zoeken. Want daar moet ik het planten. Voordat het te laat is.’ Er is een fel contrast tussen deze onconventionele gedachte en de voorgaande traditionele beschrijving. Wellicht is ‘contrast’ nog te zwak: de twee hebben in feite niets met elkaar van doen. Er staan al dadelijk voor de lezer twee werelden naast elkaar. ‘De vacantie’ zet al niet minder traditioneel in: ‘In de middag, toen Darger uit school kwam en zich naar huis begaf, regende het even niet meer, maar toen hij bijna de helft van de afstand had afgelegd, begon het opnieuw.’ Die regenzinnen – van een doordrenkende eentonigheid – gaan nog even door. Tot in het begin van de tweede alinea. Maar ook dan heeft meteen de verandering plaats: het vreemde element schuift de bekende omgeving binnen. Die tweede alinea luidt:

‘Een fijne motregen daalde neer, en er waren geen tekenen dat het spoedig droog zou worden. Darger liep naar de schoorsteenmantel en begon met een groen vaasje te spelen. Toen hij het op zijn kant legde, rolde het van de rechter- naar de linkerzijde van de schoorsteenmantel. Hij meende, dat dit betekende dat de schoorsteenmantel meer helde dan vroeger, omdat tot dusver een rond voorwerp er alleen maar over heen wilde rollen als iemand het eerst een duwtje gaf.’

fens

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

SHE ASKED: WHAT ARE ALL
those cobble
stones
for? Those

you have tilted
up by a
lever? Do you think that the truth
hides

under the pavement? That that’s where
they keep
the tram rails
hidden?

 

EVEN A PERSON
is made
of
paper. It may be torn

to pieces, it
may be
shorn to shreds, it may be burned. May
be crumpled

up and thrown
into the bin. A piece of paper
will get
no cemetary cross.

 

Vertaald door Jan Erik Vold

 vold

Jan Erik Vold (Oslo, 18 oktober 1939)

 

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Getting to Happy

“Are you sure you don’t want to come to Vegas with me?” my husband asks for the second time this morning. I don’t want to go, for two reasons. First of all, it’s not like he’s inviting me for a hot and heavy weekend where I’ll get to wear something snazzy and we’ll see a show and casino-hop and stay up late and make love and sleep in and order room service. Not even close. It’s another exciting trade show. Isaac builds decks, fences, gazebos and pergolas, and as of a few months ago, playhouses. He’s in love with wood. Can I help it if I don’t get worked up hearing about galvanized nails or color-clad chain links and breakthroughs in screws and joists?

I don’t bother answering him because he’s known for weeks I’m under a deadline for a story I’m doing on the rise in teenage pregnancy in Arizona—Phoenix in particular—which is the other reason I can’t go. I’ve been sitting in front of my laptop in my pajamas for the past forty minutes waiting for him to leave so I’ll finally have three and a half days to myself to focus. But he is taking his sweet time.

I didn’t hear you.” He’s looking for something. I dare not ask what. “You’d have the room all to yourself for most of the day. You could still work.”

“You know that’s not true, Isaac.” I take a sip of my lukewarm coffee. I’ve been to so many of these conventions, trying to be the supportive wife, but I always get stuck with the wives, most of whom just want to sit around the pool all day reading romance novels or People magazine while they sip on margaritas and eat nachos, or linger in the malls for hours with their husbands’ credit cards, trying on resort wear for the cruise they’re all going on in the near future.”

 McMillan

 Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

 

De Amerikaanse schrijfster Wendy Wasserstein werd geboren op 18 oktober 1950 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Shiksa Goddess

“Then the bottom fell out. I was speaking at the Lion of Judah luncheon in Palm Beach recently when I noticed a woman in a Lilly Pulitzer dress, one strand of pearls, and fortyyear-old pink Pappagallo shoes leaning against the door. She stood out from the crowd because, instead of the omnipresent Barry Kieselstein-Cord purse with lizard clasp, she was carrying a battered lacrosse stick.

At the conclusion of my talk, she approached the podium. “I hope you don’t mind my speaking to you, but I believe we are related,” she said.

I looked at her dead-straight blond hair and smiled politely. “I doubt it.”

“Your name translates to Waterston,” she continued. “Harry Waterston, your great-uncle twice removed, was my mother’s fourth husband. They were married for one month.” She looked at me as if only a simpleton wouldn’t make the immediate connection.

I did have a distant relative, Dr. Harry Wasserstein, but I never heard of him marrying anyone but Aunt Rivkah. According to my mother, even though Harry was an educated man, he never worked a day in his life, and Rivkah’s life was miserable.

“I think you must be mistaken,” I said, and tried to excuse myself.

“After he left my mother, Harry Waterston changed his name to Wasserstein because he wanted his son to go to an Ivy League college, and to Mount Sinai Medical School. Harry Jr. became an educated man, but he never worked a day in his life.”

I was shvitzing. I mean sweating. “Our name actually translates to Waterstone,” I said.

“That’s irrelevant!” She was almost haughty. “Look at that actor on Law & Order-what’s his name, Sam? He’s a Hasid if I ever saw one.”

 wasserstein

Wendy Wasserstein (18 oktober 1950 – 30 januari 2006)

 

De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Koos Dalstra werd geboren in Leeuwarden op 18 oktober 1950. Hij gebruikt het pseudoniem Dalstar, en maakte in de jaren tachtig deel uit van de door hem opgerichte Maximalen. Dalstra groeide op in Sneek. Hij studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, en werd in de jaren tachtig onder de naam Dalstar bekend als dichter/performer. Hij schreef het manifest Maximale Kunst dat als vertrekpunt geldt voor de kunstenaarsgroep de Maximalen. In de jaren negentig woonde Dalstra in Amsterdam en was hij bevriend met de kunstenaar Rob Scholte. Nadat deze slachtoffer was geworden van een aanslag beschuldigde hij Dalstra ervan de dader te zijn. Een proces wegens smaad was het gevolg. Scholte werd veroordeeld tot schadevergoeding, maar ging in hoger beroep.

18.10.50

Dat jaar
Die maand
Deze dag
Mocht ik een einde maken aan
Het ongestoord genieten
Van het spel
Van veer met twijg

Dalstra.JPG

Koos Dalstra (Leeuwarden, 18 oktober 1950)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Some Sing, Some Cry

„The first orange light of sunrise left a flush of rose and lavender on Betty’s hands as she fingered the likenesses of her children. There were tears she was holding back and cocks crowing, as well as her granddaughter’s shouts, “Nana, you ready?” Betty sighed and closed the album reluctantly. Time had come for the last of the Mayfields to leave Sweet Tamarind, the plantation they’d known as home for generations. Talk was some carpetbaggers had bought all the land and paid the white Mayfields a smidgeon of what it was worth and left the poor blacks high and dry. A rough white man, whip and rifle in hand, had passed by a few days before, warning Betty and hers to be off the land by evening of this very day. So off they planned to be, not wanting to know another moment of the whites’ wrath. The colored Mayfields were familiar with what that meant, and with no slavery to hold them back they were off to Charleston, where others awaited them.
There was nothing odd about two colored women racing the rhythm of cicadas and the tides at first light, busying themselves with order, a sense of the day to come and dreams of what it might bring, yet this day felt different. This day the cicadas were louder, purposely taunting Betty and her grandchild with their steadiness. Betty set her album down for a second and went to the window to be sure what she was hearing wasn’t a band of washboards and gourds being played by some fool-ass folks with tongues in they cheeks. There was no one there. Only the density of Betty’s imagination, the palms, some lily o’ the valley and nightshadesnugglin’ magnolia and giant oaks.“


shange
Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

 

De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2007 en ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Der zerbrochene Krug

Adam sitzt und verbindet sich ein Bein. Licht tritt auf.

Licht
Ei, was zum Henker, sagt, Gevatter Adam!
Was ist mit Euch geschehn? Wie seht Ihr aus?
Adam
Ja, seht. Zum Straucheln brauchts doch nichts als Füße.
Auf diesem glatten Boden, ist ein Strauch hier?
Gestrauchelt bin ich hier; denn jeder trägt
Den leid’gen Stein zum Anstoß in sich selbst.
Licht
Nein, sagt mir, Freund! Den Stein trüg jeglicher -?
Adam
Ja, in sich selbst!
Licht
Verflucht das!
Adam
Was beliebt?
Licht
Ihr stammt von einem lockern Ältervater,
Der so beim Anbeginn der Dinge fiel,
Und wegen seines Falls berühmt geworden;
Ihr seid doch nicht -?
Adam
Nun?
Licht
Gleichfalls -?
Adam
Ob ich -? Ich glaube -!
Hier bin ich hingefallen, sag ich Euch.
Licht
Unbildlich hingeschlagen?
Adam
Ja, unbildlich.
Es mag ein schlechtes Bild gewesen sein.
Licht
Wann trug sich die Begebenheit denn zu?
Adam
Jetzt, in dem Augenblick, da ich dem Bett
Entsteig. Ich hatte noch das Morgenlied
Im Mund, da stolpr ich in den Morgen schon,
Und eh ich noch den Lauf des Tags beginne,
Renkt unser Herrgott mir den Fuß schon aus.“

kleist

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)
Relief aan het Heinrich von Kleist-Monument in Frankfurt an der Oder

 

De Amerikaanse schrijver Rick Moody werd geboren op 18 oktober 1961 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: The Four Fingers Of Death

People often ask me where I get my ideas. Or on one occasion back in 2024 I was asked. This was at a reading in an old-fashioned used-media outlet right here in town, the store called Arachnids, Inc. The audience consisted of five intrepid and stalwart folks, four out of the five no doubt intent on surfing aimlessly at consoles. Or perhaps they intended to leave the store when instead they were herded into a cluster of uncomfortable petrochemical multi-use furniture modules by Noel Stroop, the hard-drinking owner-operator of the shop in question. I’d been pestering Noel about a reading for some time, months, despite the fact that Arachnids was not celebrated for its calendar of arts related programming. To be honest, the reason for this pestering had most to do with my wife, who’d spend her remaining time on earth counseling me on just how to boost my product. “Ask Noel,” my wife said, her eyes full of implacable purpose.

We used to see Noel at the flea market, which by now took up more than a dozen city blocks. There were more flea markets than licensed, tax-paying emporia in Rio Blanco. I had a booth there where, on weekends, I hawked old baseball cards and other sports memorabilia. In fact, I still do. Let me tell you the story.

As a child, I was heedless of America’s pastime, which was in one of its frequent popularity downturns during which the inert of the nation turned the dial instead to golf. However, once the baseball commissioner’s office allowed without prejudice performance enhancers and began to encourage the participation of players with artificial and surgically enhanced limbs, I became a devoted partisan of our national pursuit. It had always made stars of smokers, overweight athletes, coca abusers, not to mention intravenous testosterone injectors, wife abusers, biblical literalists, and persons with tonsorial eccentricities, but once it embraced amputees, baseball became a sport that any indolent person could love.“

 moody

Rick Moody (New York, 18 oktober 1961)

 

De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Sheherazade of literatuur als losprijs

„Wat is Liefde zonder verleiding?

Een geenszins benijdenswaardig lot, dat helaas Shiriar, sultan van Arabië beschoren is…

De te streng doorgedreven rationalisatie van zijn prinsenjeugd had dit meegebracht. Zooals alle Staten die ‘aan het moderniseeren slaan’ had Arabië wetenschappelijke methoden toegepast op een gebied waar deze weinig van pas komen; Shiriar, vijftien jaar oud geworden, had vreemd opgekeken, toen Fatima, eene leerares die niets meer bezat van de bekoring die de jeugd verleent, met den leergang van geslachtelijke voortplanting op een pedante en plechtige wijze begonnen was. Aan de hand van wandplaten die de verschillende ontwikkelingsstadia van het kuikentje, de kikvorschlarve en den menschelijken foetus verbeelden, werd prins Shiriar in de intiemste geheimen der Natuur ingewijd.

Daar de uitslag dezer lessen bevredigend was, werd Shiriar, op het einde van het schooljaar door den Staat uitgehuwd aan Zobeïde, eene prinses van een naburig land, om de onderhandelingen over een handelstractaat te bevorderen en de clausule der ‘meest begunstigde natie’ te kunnen verkrijgen. Shiriars gemalin was niet leelijk, ook niet mooi. Maar toen hij Sultan geworden was, ergerde het hem dat zij, die bij alle plechtigheden hem terzijde stond, door het contrast van haar zwaarlijvige, statige gestalte zijn bedeesde schraalheid nog potsierlijker deed uitkomen. Daarbij had Zobeïde een pretentie van alle duivels! Onder het voorwendsel van ‘het prestige der dynastie hoog te houden’ was de vorstin er steeds op uit herrie te schoppen à propos van protocolregels die zij alleen tot in de puntjes kende.“

brulez

Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)

 

De Franse schrijver Pierre Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Les liasons dangereuses

“Le Vicomte de Valmont à la Marquise de Merteuil
Nous en sommes restés à mon retour au Château : je reprends mon récit.
Je n’eus que le temps de faire une courte toilette, et je me rendis au salon, où ma Belle faisait de la tapisserie, tandis que le Curé du lieu lisait la Gazette à ma vieille tante. J’allai m’asseoir auprès du métier. Des regards, plus doux encore que de coutume, et presque caressants, me firent bientôt deviner que le Domestique avait déjà rendu compte de sa mission. En effet, mon aimable Curieuse ne put garder plus longtemps le secret qu’elle m’avait dérobé ; et, sans crainte d’interrompre un vénérable Pasteur dont le débit ressemblait pourtant à celui d’un prône : «J’ai bien aussi ma nouvelle à débiter», dit-elle ; et tout de suite elle raconta mon aventure avec une exactitude qui faisait honneur à l’intelligence de son Historien. Vous jugez comme je déployai toute ma modestie : mais qui pourrait arrêter une femme qui fait, sans s’en douter, l’éloge de ce qu’elle aime ? Je pris donc le parti de la laisser aller. On eût dit qu’elle prêchait le panégyrique d’un Saint. Pendant ce temps, j’observais, non sans espoir, tout ce que promettaient à l’amour son regard animé, son geste devenu plus libre, et surtout ce son de voix qui, par son altération déjà sensible, trahissait l’émotion de son âme. À peine elle finissait de parler : «Venez, mon neveu, me dit Madame de Rosemonde ; venez, que je vous embrasse.» Je sentis aussitôt que la jolie Prêcheuse ne pourrait se défendre d’être embrassée à son tour. Cependant elle voulut fuir ; mais elle fut bientôt dans mes bras ; et, loin d’avoir la force de résister, à peine lui restait-il celle de se soutenir. Plus j’observe cette femme, et plus elle me paraît désirable. Elle s’empressa de retourner à son métier, et eut l’air, pour tout le monde, de recommencer sa tapisserie ; mais moi, je m’aperçus bien que sa main tremblante ne lui permettait pas de continuer son ouvrage.
Après le dîner, les Dames voulurent aller voir les infortunés que j’avais si pieusement secourus ; je les accompagnai. Je vous sauve l’ennui de cette seconde scène de reconnaissance et d’éloges. Mon coeur, pressé d’un souvenir délicieux, hâte le moment du retour au Château. Pendant la route, ma belle Présidente, plus rêveuse qu’à l’ordinaire, ne disait pas un mot.”

laclos.jpg

Pierre Choderlos de Laclos (18 oktober 1741 – 5 september 1803)
Boekomslag

Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, François Choderlos de Laclos

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op  18 oktober 1929. Fens volgde zijn middelbareschoolopleiding aan het St. Ignatiuscollege in Amsterdam, waar hij in 1948 zijn A-diploma behaalde. Daarna volgde hij in de avonduren een studie Nederlands-MO. Tussen 1959 en 1982 werkte hij als leraar Nederlands, vanaf 1964 aan de Frederik Muller Academie in Amsterdam. In 1982 werd hij benoemd tot hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde aan het instituut Nederlands van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn emeritaat in 1994 volgde nog een benoeming tot bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan diezelfde universiteit. In 2001 legde hij ook die functie neer.

Tegelijkertijd schreef Fens literaire kritieken, vanaf 1955 voor het weekblad De Linie, van 1960 tot 1968 voor het dagblad De Tijd en van 1968 tot 1978 voor de Volkskrant. Voor die laatste krant is hij tot en met 2008 blijven schrijven, meest over literaire onderwerpen, hoewel hij er ook een tijdlang een sport-column voor verzorgde. Kees Fens schreef voor de Tijd een wekelijkse column onder het pseudoniem A.L. Boom van 1976 tot het einde van het blad in 1989.

Samen met J.J. Oversteegen en H.U. Jessurun d’Oliveira richtte hij in 1962 het invloedrijke literair tijdschrift Merlyn op. Waardering voor zijn werk is niet uitgebleven. Literaire prijzen en een eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam vielen hem ten deel. Op 14 juni 2009 werd de brug tussen de Hartenstraat en de Reestraat – schuin tegenover zijn laatste woonhuis aan de Amsterdamse Keizersgracht – omgedoopt tot de Kees Fensbrug. Zie ook mijn blog van 15 juni 2008.

 

Uit: Over Nescio’s ‘Dichtertje’

 

“Anders is het met het dichtertje, met Coba en Dora, de drie belangrijkste figuren uit Dichtertje. Zij laten zich door de lezer zonder schaamte bij de naam noemen doordat hier niet van binnenuit maar van buitenaf beschreven wordt, vanuit de hoogte zelfs, zou ik willen zeggen: de auteur heeft de touwtjes stevig in de hand. Op maar enkele plaatsen komt hij als ik-figuur het verhaal binnen en dan zeer zelfbewust als schrijver, de almachtige die zijn figuren verdomd goed door heeft: hij alleen weet wat omgaat in de personen van dit verhaal, die juist van elkaar niets weten. Zo toont hij zijn almacht en alwetenheid aan het einde van het vierde hoofdstuk: ‘Gelukkig, ’t dichtertje hoort niets, zijn gedicht zonder eind is weer in een stadium datti er stapel zot van wordt. Hij ziet op dat terras al die vrouwen zitten en er gaan er voorbij op straat. “O God,” denkt-i, “als er nu eens een wonder gebeurde, als nu eens ineens van al die vrouwen al de kleeren afvielen?”

Een dichtertje dat den waanzin nabij is denkt rare dingen. U en ik lezer denken nooit zoo iets. En mijn lezeressen… heilige onschuld, ik moet er niet aan denken.’ Bij het begin van hoofdstuk zes onderbreekt de auteur zijn verhaal zelfs met een korte uitweiding over de reacties van zijn vrouw op het tot nu toe vertelde. De passage eindigt als volgt: ‘De situatie is voor mij pijnlijk, mijn huiselijk geluk is ietwat gestoord, toch ga ik door.’ En dan begint met de volgende alinea een der wonderlijkste passages uit de novelle. ‘Daar wandelt de God van Nederland weer op ’t Damrak over ’t gloeiende asfalt.’ Maar die God van Nederland staat nu niet in relatie tot het door hem niet begrepen dichtertje, maar tot de ik-figuur, die die incarnatie van fatsoen en burgerdom in een volgende alinea naar de vuilnisbelt bidt. Wat doet die God van Nederland plotseling op het Damrak, waar hij al meer gesignaleerd werd? Van zijn vrouw zegt de ik-figuur, ‘dat ze de poëzie in dit verhaal niet begrijpt.’ En haar commentaar is fatsoenlijk en burgerlijk, typisch in de geest van de God van Nederland, die maar één norm heeft: Potgieter. Geen wonder dus, dat die God nu de wereld van de ik-figuur zelf binnenstapt. Nadat hij hem naar de vuilnisbelt gebeden heeft, vervolgt hij: ‘Nu kan mijn geest mijn verdomde zelf verlaten en recht naar boven gaan als blauwe rook in een stille zomeravond, als een verre koe klagelijk loeit.’ Dat zou een uitlating van het dichtertje zelf kunnen zijn. De ik-figuur vervolgt dan: ‘En nu is alles weg dat geweest is en ik ben Dora en in een nieuwe wereld, die dezelfde is als de oude, maar gezien van de voeten des Vaders, van waar ik ook neerzie op Dora, die ikzelf ben, een vrouw nu, een meisje, zoolang de genade duurt.’

Ik moet bekennen, tegen de laatst geciteerde alinea nog al lang te hebben aangekeken. Ik kan de passage niet anders zien dan als een omschrijving van een zelfbewust schrijverschap, dat vrij gemaakt is van alle belemmeringen in het voorgaande stuk genoemd, zó vrij dat het van boven op zijn schepselen neerziet, waarmee het zich ook kan vereenzelvigen ‘zoolang de genade duurt.’ Zeggen, dat Dora met de ik-figuur geheel te identificeren is, in de zin dat de ik-figuur eigen belevenissen in haar ervaringen weergeeft, durf ik niet. Daarvoor is, dunkt mij, te weinig bewijsmateriaal in het geciteerde fragment aanwezig. Bovendienlijkt mij de dubbele houding: zien van bovenaf en mogelijkheid tot vereenzelviging, dat wil gemeenplaatserig zeggen: de wereld zien vanuit de verhaal-figuur (waarmee de auteur zijn macht, want zijn alwetendheid demonstreert) kenmerkend voor de opzet van Dichtertje.”

 

Kees_Fens

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

 

De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

MIT DER NASE
gegen
das Moos. Mit der Nase
gegen den Spiegel. Mit

der Nase
gegen
den Rücken der
Geliebten. Sodass er den Gewehrlauf

im
Nacken
nicht
spürt.

 

UNSERE
Hände
waren feucht. Der Lippenstift hieß
Sans.

Egal. Ein Mann
kletterte eine Neonleiter hinauf
bis zuoberst
aufs Hausdach. Unsere Herzen

schmolzen. Im Kino
dunkel. Schmolzen
im Kinodunkel. Das Dunkel im Kino
Central.

 

Vertaald door Walter Baumgartner

 

Fan

A fan has no trade union.
A fan is left without an interest organization
A fan belongs to a powerless collective.
Who shall fight for the cause of the fans?

 

Engelse vertaling door Lars E. Finsen

Jan_Erik_Vold

Jan Erik Vold (Oslo, 18 oktober 1939)

 

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: A Day Late and A Dollar Short

“Can’t nobody tell me nothing I don’t already know. At least not when it comes to my kids. They all grown, but in a whole lotta ways they still act like children. I know I get on their nerves-but they get on mine, too – and they always accusing me of meddling in their business, but, hell, I’m their mother. It’s my job to meddle.

What I really do is worry. About all four of ‘em. Out loud. If I didn’t love ‘em, I wouldn’t care two cents about what they did or be the least bit concerned about what happens to ‘em. But I do. Most of the time they can’t see what they doing, so I just tell ‘em what I see. They don’t listen to me half the time no way, but as their mother, I’ve always felt that if I don’t point out the things they doing that seem to be causing ‘em problems and pain, who will? Which is exactly how I ended up in this damn hospital: worrying about kids.

I don’t even want to think about Cecil right now, because it might just bring on another attack. He’s a bad habit I’ve had for thirty-eight years, which would make him my husband. Between him and these kids, I’m worn out. It’s a miracle I can breathe at all. I had ‘em so fast they felt more like a litter, except each one turned out to be a different animal. Paris is a female lion who don’t roar loud enough. Lewis is a horse who don’t pull his own weight. Charlotte is definitely a bull, and Janelle would have to be a sheep – a lamb is closer to it – ‘cause she always being led out to some pasture and don’t know how she got there.

As a mother, you have high hopes for your kids. Big dreams. You want the best for them. Want ‘em to get the rewards from life that you didn’t get for one reason or another. You want them to be smarter than you. Make better choices. Wiser moves. You don’t want them to be foolish or act like fools. Which is why I could strangle Lewis my damnself. He is one big ball of confusion. Always has had an excuse for everything, and in thirty-six years, he ain’t changed a lick.

In 1974, he did not steal them air conditioners from the Lucky Lady Motel that the police just happened to find stacked up in the back seat of our LeSabre way out there in East L.A. Lewis said his buddy told him they belonged to his uncle. And why shouldn’t he believe him?”

terrymc

Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

 

De Amerikaanse schrijfster Wendy Wasserstein werd geboren op 18 oktober 1950 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Elements of Style

“Frankie completely forgot Samantha ever said she would call. But on a Thursday night while she was dressing for an exercise class the phone rang. Frankie decided to let the machine pick it up and concentrate instead on getting to the gym. If it was her office or something important, it would have been on her pager or the other line.

“Hi, this is Samantha Acton. Great to see you at the ballet.” Frankie stared at her phone machine as if it were malfunctioning. “Will you come to dinner next Thursday? I mentioned to my husband, Charlie, that I saw you and he said he’d love for us to get together.”

Frankie uncharacteristically lunged for the phone with her exercise tights still around her knees.

“Oh, hi, Samantha.”

“Oh, you’re there. Screening, are you?”

“I win a lot of free trips to Orlando. And then there’s my father’s wife, Helen.”

“Oh, I remember her. She wore leopard while all our mothers were in tweeds.”

“I’m amazed you remember her!” Frankie was truly impressed.

“She was sexy, and you know, there wasn’t a whole lot of that back then. So will you come?”

“Sure. I think so.”

“Great. We live at East Sixty-sixth and Fifth, number 4. Say eight o’clock. Can’t wait. Charlie will be so pleased.”

Frankie took her tights off her legs and sat down on the couch. She knew there was no way she would still be exercising tonight. Somewhere, she felt enough sense of accomplishment that after thirty years she was finally invited to the cool girls’ table.

“I’m going upstairs to Acton.” Frankie stopped at the white-gloved Fifth Avenue doorman.

“Elevator to your right.”

As Frankie entered the formal lobby she wondered why Samantha didn’t live somewhere hipper or less imposing. Then again, Christmas tree earrings in a room full of painters and filmmakers is a yawn. But in a room full of investment bankers and inherited wealth it’s practically performance art.

The elevator door opened to a spare gallery of beige walls and Rothkos. A butler opened the door and a waiter appeared with a tray of caipirinhas.

“Can I take your coat?” the butler asked.

“Oh sure.”

Frankie gave him her coat and, for some reason she didn’t understand, her purse.

“Would you like to take your shoes off?”

Frankie actually didn’t want to. They were suede boots which took her forever to get on. But she was too good a guest not to do what she was told. She sat down in the vestibule to remove them.”

Wasserstein

Wendy Wasserstein (18 oktober 1950 – 30 januari 2006)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

 

 

fire & rain

one thing i dont need
is any more apologies
i got sorry greetin me at my front door
you can keep yrs
i dont know what to do wit em
they dont open doors
or bring the sun back
they dont make me happy
or get a mornin paper
didnt nobody stop usin my tears to wash cars
cuz a sorry

i am simply tired
of collectin
i didnt know
i was so important toyou’
i’m gonna haveta throw some away
i cant get to the clothes in my closet
for alla sorries
i’m gonna tack a sign to my door
leave a message by the phone
‘if you called
to say yr sorry
call somebody
else
i dont use em anymore’
i let sorry/didnt meanta/& how cd i know abt that
take a walk down a dark & musty street in brooklyn
i’m gonna do exactly what i want to
& i wont be sorry for none of it
letta sorry soothe yr soul/i’m gonna soothe mine

you were always inconsistent
doin somethin & then bein sorry
beatin my heart to death
talkin bout you sorry
well
i will not call
i’m not goin to be nice
i will raise my voice
& scream & holler
& break things & race the engine
& tell all yr secrets bout yrself to yr face
& i will list in detail everyone of my wonderful lovers
& their ways
i will play oliver lake
loud
& i wont be sorry for none of it

i loved you on purpose
i was open on purpose
i still crave vulnerability & close talk
& i’m not even sorry bout you bein sorry
you can carry all the guilt & grime ya wanna
just dont give it to me
i cant use another sorry
next time
you should admit
you’re mean/low-down/triflin/& no count straight out
steada bein sorry alla the time
enjoy bein yrself

Shange

Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

 

 

De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2007 en ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Das Erdbeben in Chili

 “In St. Jago, der Hauptstadt des Königreichs Chili, stand gerade in dem Augenblicke der großen Erderschütterung vom Jahre 1647, bei welcher viele tausend Menschen ihren Untergang fanden, ein junger, auf ein Verbrechen angeklagter Spanier, namens Jeronimo Rugera, an einem Pfeiler des Gefängnisses, in welches man ihn eingesperrt hatte, und wollte sich erhenken. Don Henrico Asteron, einer der reichsten Edelleute der Stadt, hatte ihn ungefähr ein Jahr zuvor aus seinem Hause, wo er als Lehrer angestellt war, entfernt, weil er sich mit Donna Josephe, seiner einzigen Tochter, in einem zärtlichen Einverständnis befunden hatte. Eine geheime Bestellung, die dem alten Don, nachdem er die Tochter nachdrücklich gewarnt hatte, durch die hämische Aufmerksamkeit seines stolzen Sohnes verraten worden war, entrüstete ihn dergestalt, daß er sie in dem Karmeliterkloster unsrer lieben Frauen vom Berge daselbst unterbrachte.

Durch einen glücklichen Zufall hatte Jeronimo hier die Verbindung von neuem anzuknüpfen gewußt, und in einer verschwiegenen Nacht den Klostergarten zum Schauplatze seines vollen Glückes gemacht. Es war am Fronleichnamsfeste, und die feierliche Prozession der Nonnen, welchen die Novizen folgten, nahm eben ihren Anfang, als die unglückliche Josephe, bei dem Anklange der Glocken, in Mutterwehen auf den Stufen der Kathedrale niedersank.

Dieser Vorfall machte außerordentliches Aufsehn; man brachte die junge Sünderin, ohne Rücksicht auf ihren Zustand, sogleich in ein Gefängnis, und kaum war sie aus den Wochen erstanden, als ihr schon, auf Befehl des Erzbischofs, der geschärfteste Prozeß gemacht ward. Man sprach in der Stadt mit einer so großen Erbitterung von diesem Skandal, und die Zungen fielen so scharf über das ganze Kloster her, in welchem er sich zugetragen hatte, daß weder die Fürbitte der Familie Asteron, noch auch der Wunsch der Äbtissin selbst, welche das junge Mädchen wegen ihres sonst untadelhaften Betragens liebgewonnen hatte, die Strenge, mit welcher das klösterliche Gesetz sie bedrohte, mildern konnte.“

 

kleist

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)

 

De Amerikaanse schrijver Rick Moody werd geboren op 18 oktober 1961 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

 

Uit: Demonology

 

They came in twos and threes, dressed in the fashionable Disney costumes of the year, Lion King, Pocahontas, Beauty and the Beast, or in the costumes of televised superheroes, Protean, shape–shifting, thus arrayed, in twos and threes, complaining it was too hot with the mask on, Hey, I’m really hot!, lugging those orange plastic buckets, bartering, haggling with one another, Gimme your Smarties, please as their parents tarried behind, grownups following after, grownups bantering about the schools, or about movies, about local sports, about their marriages, about the difficulties of long marriages, kids sprinting up the next driveway, kids decked out as demons or superheroes or dinosaurs or as advertisements for our multinational entertainment providers, beating back the restless souls of the dead, in search of sweets…” 

 

rick_moody

Rick Moody (New York, 18 oktober 1961)

 

 

De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Kleine Essais al buitelend (Nieuwe onzakelijkheid)

“Het station van Brugge gelijkt op een kathedraal: gotische zuilen, spitsbogige ramen; tot zekere onmisbare plaatsen toe werden naar biechtstoelen gecopiëerd… Dit ergerde steeds mijn vriend Huib Hoste, den ijverigen voorvechter eener achitectuur die naar de nuchtere schikking van onversierde massa’s streeft. Langen tijd heb ik zijn ergernis gedeeld, maar nu vraag ik me af: of het wel wenschelijk is dat de dingen er ook uitzien zooals ze in wezenlijkheid zijn? Waarom zou een zwemkom de gedaante niet mogen aannemen van een schouwburgzaal, of een academisch auditorium deze van cirkus? ‘Wij willen een eerlijke architectuur, meneer!…’ roepen de modernisten. Zij staan sterk: ze profiteeren van de crisis van deugdzaamheid die we thans doormaken. Poëten en politiekommissarissen worden gedemaskeerd… Maar ‘eerlijkheid’ is een zedelijk begrip. Ethica heeft met kunst niets te maken. Een muur, hij zij nu opgetrokken in neue Sachlichkeit of neo-Gothiek, is op zichzelf geen moreel of immoreel ding. (Hij kan het weliswaar worden naar gelang hij behangen wordt met aankondigingen van radiotreinen naar Beauraing of frivole voorstellingen van den Carnaval van Nice.) Puritanisme is geen aesthetisch criterium. Ik herhaal: ‘Laat de dingen schijnen wat ze niet zijn!…’

Geen strenge redeneering, maar wel een persoonlijke beleving bekeerde mij tot dit irrationalisme. Zekeren dag had ik in de wachtzaal van bovenvermeld gesmade station, een beslissend onderhoud, met een persoon die voor mij zoo duurbaar als obsedeerend was… Schroom alsook andere overwegingen beletten mij hier duidelijker te zijn… Kortom, het was zoo wat de dramatische situatie van Titus en Berenice: ‘Invitus invitam remesit!…’ Ge snapt het niet?… Sla er eens uw Winkler Prins op na of de roze bladzijden van den kleinen Larousse… Met dit bescheiden correctief: dat held en heldin slechts tot de mindere klassen van burgerij en proletariaat behoorden… Welnu, hoe harmonisch paste de duisternis der wachtzaal bij onze gelatenheid, de Rembrandtbelichting der hooge boogvensters bij haar ontroerde gestalte!… Ik ben overtuigd dat: hadde zich ons afscheid voltrokken in de brutale helderheid en ontnuchterde atmosfeer van een modern gebouw, ik er niet die fluweelig zachte herinnering zou van behouden hebben die mij zoo duurbaar blijft…”

 

Brulez

Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)

 

De Franse schrijver Pierre Ambroise François Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Les liasons dangereuses

 « C’est peu pour mon inhumaine de ne pas répondre à mes lettres, de refuser de les recevoir ; elle veut me priver de sa vue, elle exige que je m’éloigne. Ce qui vous surprendra davantage, c’est que je me soumette à tant de rigueur. Vous allez me blâmer. Cependant je n’ai pas cru devoir perdre l’occasion de me laisser donner un ordre : persuadé, d’une part, que qui commande s’engage ; et de l’autre, que l’autorité illusoire que nous avons l’air de laisser prendre aux femmes est un des pièges qu’elles évitent le plus difficilement. De plus, l’adresse que celle-ci a su mettre à éviter de se trouver seule avec moi me plaçait dans une situation dangereuse, dontj’ai cru devoir sortir à quelque prix que ce fût : car étant sans cesse avec elle, sans pouvoir l’occuper de mon amour, il y avait lieu de craindre qu’elle ne s’accoutumât enfin à me voir sans trouble ; disposition dont vous savez assez combien il est difficile de revenir.“

 

Laclos

François Choderlos de Laclos (18 oktober 1741 – 5 september 1803)

In memoriam Kees Fens

 

In memoriam Kees Fens

 

De Nederlandse literair criticus en essayist Kees Fens is zaterdag overleden.

 

Cornelis Walterus Antonius (Kees) Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929.Hij volgde zijn middelbare schoolopleiding aan het St. Ignatiuscollege in Amsterdam, waar hij in 1948 zijn A-diploma behaalde. Daarna volgde hij in de avonduren een studie Nederlands-MO. Tussen 1959 en 1982 werkte hij als leraar Nederlands, eerst aan het Triniteitslyceum in Haarlem, vanaf 1964 aan de Frederik Muller Academie in Amsterdam. In 1982 werd hij, als eerste niet-academicus, benoemd tot hoogleraar in de moderne letterkunde aan het instituut Nederlands van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn emeritaat in 1994 volgde nog een benoeming tot bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan diezelfde universiteit. In 2001 legde hij ook die functie neer. Tegelijkertijd schreef Fens literaire kritieken, vanaf 1955 voor het weekblad De Linie, van 1960 tot 1968 voor het dagblad De Tijd en van 1968 tot 1978 voor de Volkskrant. Voor die laatste krant is hij tot 2007 blijven schrijven, meest over literaire onderwerpen, hoewel hij er ook een tijdlang een sport-column voor verzorgde. Tussen 1976 en 1989, toen het blad ophield te bestaan, schreef Fens voor de Tijd een wekelijkse column onder het pseudoniem A.L. Boom. Samen met J.J. Oversteegen en H.U. Jessurun d’Oliveira richtte hij in 1962 het literair tijdschrift Merlyn op.

 

Uit: Het beslissende boek

 

Enkele weken later, zo herinner ik me, las ik in dezelfde bloemlezing stiekem een gedicht dat ik eigenlijk heel mooi vond en nog steeds een schitterend gedicht vind. Het is er een van Gezelle. Ik weet dat ik met het uitspreken van die naam al een bepaald beeld van mijzelf oproep, omdat allerlei kalenders deze dichter een totaal verkeerde gestalte hebben gegeven. Hij behoort tot de allergrootste die we ooit gehad hebben, en dat zeg ik niet om mijn oordeel te rechtvaardigen. Dat gedicht heet Winterstilte, en daarvan wist ik: dát is mijn wereld. Het gaat natuurlijk ook weer over sneeuw, zoals bij Nijhoff:

 

Winterstilte

 

Een witte spree

ligt overal

gespreid op ’s werelds akker;

geen mensche en is,

men zegge zou,

geen levend herte wakker.

 

Het vogelvolk,

verlegen en

verlaten, in de takken

des perebooms

te piepen hangt,

daar niets en is te pakken!

 

’t Is even stille

en stom, alhier

aldaar; en, ondertusschen,

en hoore ik maar

het kreunen meer,

en ’t kriepen, van de musschen.

 

Toen ik dat gelezen had, wist ik dat ik ooit van die Gezelle alles zou willen lezen. Ik ben ervan overtuigd dat de schok die ik toen kreeg, na de schok van nog een ander gedicht, alles te maken had met die leeservaringen van vroeger; ook weet ik zeker dat de ervaring met Winterstilte eveneens thuishoorde in dat domein, die halve cirkel, die ik al  voor mijzelf had uitgebouwd. De ervaring met het gedicht van Nijhoff kwam voor mij van buiten en was mij vreemd; de ervaring met Gezelle’s gedicht, daarentegen, was van vroeger, die was van mij en behoorde in die tweede cirkelhelft die mijn eerdere cirkelhelft completeerde.

 

fens

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)