Koen Peeters, Naomi Shihab Nye

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: Georges

“Oostende, de zomer van 1926
Het is de zomer waarin Georges in z’n diepste wezen verandert, omdat er niets verandert. Dat komt door die Ierse toerist die op 5 augustus 1926 het Oostendse postgebouw binnenstapt. De toerist kijkt om zich heen. Met roofvogelblik overschouwt hij de lokettenzaal. In zijn rechterhand heeft hij een donkere essenhouten wandelstok, waarmee hij drie keer tikt op de vloer. Als een orkestmeestertje. Even valt het geroezemoes stil, waardoor de toerist aan de andere kant van de zaal een postbeambte hoort roepen: ‘Georges, een brief voor je.’ Achter loket 4 kijkt een jonge beambte op. Hij heet Georges. Hij knikt. Daardoor gaat de Ierse toerist nu aanschuiven bij loket 4. Het is het loket Buitenlandse zendingen van Georges Vermeire. Hij is achtentwintig jaar, opsteller eerste klas, verantwoordelijk voor buitenlands briefverkeer, inclusief inkomende onbestelbare brieven. ‘Ah Georges, George in English, Giorgio in Italiano, Jiří in het Tsjechisch,’ lacht de toerist. De toerist is groot en slank. Klein puntig baardje, een stevig donker snorretje geplakt kort onder zijn neus. Hij draagt een lichte zomerhoed met donkere band, een zwart jasje en een wit ruimzittend hemd. Een ooglapje ook. In het Engels vraagt de toerist aan Georges hoe zijn naam is in het Vlaams. “Joris”, zegt Georges, terwijl hij zijn zware map met postzegels aan de kant schuift. Hij kijkt de toerist aan: ‘En mijn dochtertje heet Georgina. Kan ik u helpen?’ “Dame, you really must be a happy man”, zegt de toerist. Hij is zelfs geravisseerd. Hij vindt de jonge postbeambte meteen zeer sympathiek, net als de stad waarin hij is gearriveerd. De toerist is een veertiger, duidelijk welgesteld, zijn haar strak achterovergekamd. Hij valt op met zijn zwart plectrumvormig lapje voor het linkeroog. Een roofvogelblik? Een gekwetste dan toch. Met zijn rechteroog is ook iets aan de hand. Later zal hij dat aan Georges uitvoerig uitleggen: glaucoom, groene staar. Hij noemt het de Griekse dichtersziekte. Hij zegt ook: ‘Ik ben een toerist met iritis, irritatie door recente iridectomie aan het rechteroog. Voorts cataract, ook grauwe staar genoemd.’ Het klinkt als citaten uit een medisch rapport. Dat is ook zo. Waarom hij dit meedeelt? Hij doet het om te proeven van de wonderbare, moeilijk uit te spreken woorden, om zijn eigen tongsnelheid te testen. Ook om de kunst van de rijmelarij. De naam van de Ierse toerist is James Joyce. Niemand minder dan de grootste schrijver aller tijden is aangekomen in Oostende. Rechtstreeks uit Parijs. Hij is een literaire vedette, een star. Vier jaar geleden verscheen zijn meesterwerk Ulysses. Een schandaalboek, complex en pervers naar ’t schijnt, omdat het zelfs gaat over masturbatie, menstruatie en kak. Het boek wordt zeer gecontesteerd. Het mag niet zomaar verkocht worden, maar nu al wordt het essentieel genoemd voor de wereldliteratuur. Hij is de Einstein, de Freud van de letteren. Er verscheen al een biografie, terwijl Joyce amper vierenveertig is. Dat weet Georges van de post natuurlijk niet. Verder wellicht ook niemand in Oostende.”

 

Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

Liefdevol werken

“Wij maken schoon om ruimte te geven aan kunst.”
Micaela Miranda, Freedom Theatre, Palestina

Het werk was een stralend toevluchtsoord als de wind zijn tanden zette
in mijn gedachten. Alles waar we van houden gaat weg,
is op drift – maar je zou dit stuk vloer kunnen vegen,
deze patio of veranda, witte stenen verzamelen in een emmer,
de plek harken voor toekomstige beplanting, het aanrecht afnemen
met een doek. Mooie natte grijze doek, knijp er hard in
je doet er zoveel mee. Maak de tuin vrij van rondwaaiende stukjes plastic.
De glorie in het doen. De adem van het doen.
Soms weerhield de eenvoudigste beweging de angst om
te fragmenteren in helemaal geen energie, of verdriet om zich
te vermenigvuldigen, of verdriet om de enige persoon te zijn
die het huis bewoont.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn blog van 9 maart 2021 en ook mijn blog van 9 maart 2020 en eveneens mijn romenu blog van 9 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Koen Peeters, Naomi Shihab Nye

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: De minzamen

“In het Groot Begijnhof, in de Sint-Jan-de-Doperkerk, op de eenvoudige kist liggen de professorale toga’s van de universiteiten van Leuven en Kinshasa. De kist wordt naar voren gedragen en in het midden neergezet op de katafalk.
De priester begint.
Hoor, zo stel ik mij nu voor.
Hoor ’s hoe Remi stil in de kist naar ons ligt te luisteren, onder de hoge witte heiligenbeelden. Hoor hoe hij alle gefluister en muziek capteert, inclusief het voetengeschuifel, het kuchen en ademen. De fijne elektriciteit van onze gedachten tast hij af. Ook de blikken, zelfs het kleinste ogengeknipper van de kinderen zullen hem niet ontgaan. Eindelijk kan hij binnenkijken in de hoofden, via de ogen, de zielenspiegels waarin alles te lezen is. Het vrouwenkoor zingt z’n toonladders. Willem Vermandere weemoedig op de hobo.
Remi herkent al direct het geluid van de Westhoek.
Het is mooi wat vooraan wordt verteld. In de kerk galmen de woorden nogal hol, maar in de kist is de akoestiek perfect. Eindelijk droomt hij weer. Godzijdank, Remi, je droomt weer. In de laatste droom wordt niets meer vermomd. Geen ingewikkelde symbolen of metaforen. Er is alleen dat beeld van de volle kerk, met het genereuze, gouden zonlicht dat op de koppen van de kerkgangers valt. Remi’s ziel zindert. Zijn pijn is weg.
Eindelijk rust.
Remi herkent de mensen.
Die. En die, en die. En tiens, is die hier ook? Maar dat is lang geleden.
De familie, de proffen en de mensen van het dorp, de vrienden en collega’s, opvallend veel oudstudenten ook.
Enfin, dit is het dan, denkt hij. Hij ligt daar rustig, hoeft niets meer te noteren.
Dat het is wat het is, dat zal het zijn.
Is er iets hierna? Wie zal het zeggen? Er zijn daaromtrent veel beloftes, mededelingen van hogerhand, maar zijn dat niet vooral manieren om nog liefdevol over een overledene te kunnen spreken? De geliefden terugzien? Welja, hier zitten ze. Anna zit tussen haar kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen.”

 

Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

Twee landen

Huid onthoudt hoe lang de jaren worden
wanneer de huid niet wordt aangeraakt, een grijze tunnel
van single zijn, veer verloren van de staart
van een vogel die op een trede dwarrelt,
weggeveegd door iemand die nooit gezien heeft
dat het een veer was. Huid at, liep,
sliep alleen, wist hoe hij een tot ziens hand
moest opsteken. Maar huid voelde
dat hij nooit gezien werd, nooit gekend als
een land op de kaart, geur als een stad,
hip als een stad, glanzende koepel van de moskee
en de honderd galerijen van kaneel en touw.

De huid had hoop, dat is wat de huid doet.
Geneest over de littekens, baant zich een weg.
Liefde betekent dat je ademt in twee landen.
En de huid herinnert zich – zijde, stekelig gras,
diep in de zak die het geheim van de huid is.
Zelfs nu, wanneer huid niet alleen is,
herinnert hij zich dat hij alleen was en bedankt iets groters
dat er reizigers zijn, dat mensen naar plaatsen gaan
groter dan zijzelf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn blog van 9 maart 2021 en ook mijn blog van 9 maart 2020 en eveneens mijn romenu blog van 9 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Koen Peeters, Naomi Shihab Nye

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: Kamer in Oostende

“Niets mooiers dan de stroom bezoekers en toeristen die op hoogdagen in Oostende het station verlaat en de stad in trekt. Ook pakkend: pianomuziek die je op stap in de stad overvalt uit een open venster. Licht in de lucht, zwevend, genereus. In een hotel hoor ik een pianist de kleffe Clayderman naspelen, direct daarna gevolgd door een deuntje van Satie. Ik ben belachelijk ontroerd.
Ik denk aan die ene foto van James Ensor die trots en gewillig poseert aan zijn piano. Niet om te spelen maar om zijn schilderijen te tonen die eromheen, erop, erboven zijn gestapeld en gehangen. Mild kijkt de oude schilder in de lens. Hij lijkt te zeggen: zie mij hier zitten, kijk wat ik heb verricht, ik ben beland waar ik ben geboren.

Zijn piano: een tafel, een toonmeubel, een ezel voor zijn kunst.
Wat is echt, wat is verkeerd of geacteerd? Wat is mooi, wat overdreven? En wat is goed, zodat het ons kan beschermen tegen de levensstormen?
De toeristen stromen, stappen, slenteren uit het station. Zo blij dat ze er zijn. Je ziet hen zo de zeelucht insnuiven. Een man met een plastic draagtas knoopt haastig zijn korte jasje dicht, dat lukt, maar hij zet daarbij zulke stuntelige stappen dat hij bijna omvalt en zich daarvoor zichtbaar geneert. Veel vrouwen ook met grote wijde sjaals zoals meisjes die tegenwoordig dragen. Een met een kalfsbonten jasje, eentje met een lange roze rok en een man zonder verstand. Twee kleine schurkjes. Drie obers van de hotelschool. Een man met een roze opgepompt jasje, nu al dronken. Het Nigeriaanse meisje trekt de hele tijd haar korte rokje lager. Niettemin schrijdt zij als een vlag. En al die anderen, bij ieder van hen verzin ik scenario’s, schuldbekentenissen, vonnissen.
Ik, ik heb alle tijd. Ik, ik wacht nergens op.

Een kleine oudere man staat stil op het trottoir. Hij draagt een ouderwets zwart, tamelijk vettig pak. Nadenkend kijkt hij rond met schichtige blik. Hij lijkt op iets te wachten. Hij loert in mijn richting maar hij ziet mij niet staan, en ineens, met een spastische beweging, schiet zijn linkerbeen naar voren, waardoor zijn hele lichaam het evenwicht verliest. Onhandig trekt hij zijn rechterbeen weer bij. Daardoor stapt hij plots te ver, te snel, te haastig vooruit. Het is een beweging tussen wankelen en stappen, als de eerste stappen van een kind. Nu kan hij niet anders dan opnieuw zijn linkerbeen vooruit gooien, want anders zou hij vallen. Zo, zo begint de man te hollen, en moet hij nu wel verder rennen, op die moeilijke korte benen van hem.
Heeft hij een ernstig fysiek probleem? Is hij geblesseerd, herstellende? Zijn zijn benen pijnlijk ontstoken, loopt hij op kunstbenen? Heeft hij gezopen? Hij holt wel twintig meter verder, als een insect op een oneven aantal poten. Elke beweging die hij maakt, lijkt wel een struikelen. Misschien is dit het vernuftige stappen van een gehandicapte. Zoals een skiër op elegante wijze van een berg af valt. Een gebrekkige, zoals men vroeger onnadenkend zei.”

 

Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

Het verhaal, om de hoek

Maakt niet de draai die je dacht
dat het zou maken, zachtjes, in een kleine spiraalvormige krul,
zoals een kind de staart van een varken tekent.
Wat uit je mond kwam,
een riff van een terloops gesprek.
Als een plotselinge weersverandering op een strand,
met aan de hemel opdoemende bergen van wolken,
op een manier die je niet kunt voorspellen
of sturen, schudt het verhaal elementen door elkaar, wordt donker,
kiest zijn eigen kant. En het is vreemd.

Veel ingewikkelder dan een paar zinnen,
in elkaar geknutseld rond een keukentafel
op een ochtend in juli in Dallas, laten we zeggen,
een stad waar je niet in woont, waar mensen
misschien eeuwig winkelen of duizenden verhalen
weggooien. Jij die er een klein deel van meebracht of vertelde
weet het niet zeker. Is dit wat we wilden?
Verhalen die buiten ronddwalen,
een eigen vrij leven hebben?
Misschien zijn ze iets slechts van plan.
Een stukje of cel van een gesprek dat je je nauwelijks herinnert
groeit uit tot een raar lichaam met veel eisen.
Vandaag of morgen zal het de gang in strompelen en kloppen,
hard kloppen, en je zult de deur moeten opendoen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn blog van 9 maart 2021 en ook mijn blog van 9 maart 2020 en eveneens mijn romenu blog van 9 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Koen Peeters, Pier Paolo Pasolini

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: De mensengenezer

“Miltvuur is de naam van een soldatenziekte.’ Ik keek tegen het zonlicht in naar mijn oom. Waarom sprak hij zo, met die donkere frons op het voorhoofd? ‘Er is niets aan te doen.’ Hij snoot zijn neus, vouwde traag de zakdoek dicht. ‘Remi, er is niets aan te doen,’ herhaalde mijn oom sussend. ‘We geven het door omdat we familie zijn’, en hij somde namen op van mannen en vrouwen. Kwaad slingerde hij die in mijn gezicht. Door hem spreekt nu weer de geest, dacht ik. Het waren de namen van familieleden. Sommige van hen lagen onder een zerk, anderen leefden nog. Mijn nonkel Marcel, met zijn kleine elegante snor, stak zijn brede borst vooruit, richtte zijn ongenaakbare blik wat hoger. Hij wreef langdurig in zijn handen. ‘Als wij boeren het land bewerken, neemt de geest van ons bezit. Hij is een onzichtbare reus die ons uitput. Als wij zweten, stinkt ons zweet naar hem.’ ‘Een geest in ons zweet? Hoe kan dat dan?’ vroeg ik. ‘De geest geeft ons hartkloppingen, en ook een maagkwaal. Als ik sterf aan kanker, komt dat door hem. ’Een geest? Een reus? Dat is onmogelijk, dacht ik. Nonkel Marcel zou trouwens niet sterven aan kanker maar aan een longontsteking.

Een geest, een genius, een daimon? Wat de oude professor daarmee bedoelde? De opsomming leek wel een dichtregel, een vers uit een klassiek gedicht, een poëtisch lijstje van drie verschillende mythische wezens. De professor knikte aanmoedigend. De geest, de genius, de daimon: ik begreep dit enigszins als het gevoel dat ook mij telkens in de Westhoek overviel. De professor, die ik meteen met zijn voornaam Remi mocht aanspreken, verhaalde soms van een reus die zich verschool in de mist, een monster dat bestond uit lichaamsresten van dode soldaten.  Opnieuw knikte Remi alsof ik net iets had gezegd, maar dat was niet zo. Hij vertelde me over de gesprekken die hij als tienjarige jongen voerde met zijn oom.”

Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Italiaanse filmregisseur, dichter en schrijver Pier Paolo Pasolini werd geboren in Bologna op 5 maart 1922. Zie ook alle tags voor Pier Paolo Pasolini op dit blog.

 

Acht gedichten voor Ninetto

5 /
De wind huilde door de Piazza dei Cinquecento
zoals in een kerk – was er geen teken van vuil.
Ik reed alleen door de verlaten straten. Het was bijna 2 uur ’s nachts.

In de kleine tuin zie ik de laatste twee of drie jongens,
noch Romeins noch van het platteland, cruisen voor
1000 lire. Hun gezichten zijn steenkoud. Maar ze hebben geen ballen.

Ik stopte de auto en riep naar een van hen.
Hij was een fascist, ’t zat hem niet mee en ik worstelde
om zijn wanhopige hart aan te raken.

Maar in het donker zag ik hem naar me kijken.
Je bent met je auto gekomen en hebt je plezier gehad, Paolo.
Dat gedegenereerde personage zat hier naast je. Hij is je dubbelganger.
Goedkope gestolen snuisterijen hangen aan zijn autoraam.

Nu moet je gaan
maar waar kun je heen? Hij is er altijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 – 2 november 1975)
Ninetto Davoli in 1971

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn twee romenu blogs van 9 maart 2019.

Koen Peeters, Peter Zantingh, Ariane Sommer, Ed Hoornik, Heere Heeresma, David Garnett, Peter Altenberg, Vita Sackville-West, Josef Weinheber

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: Duizend heuvels

“Stel dat je wakker wordt met een zwart gezicht. Ook je armen en benen, je rug en buik en billen zijn zwart. Alleen de binnenkant van je handen en de onderkant van je voeten zijn lichter gekleurd. Veronderstel dat jij leeft in dat zwarte lichaam, en dat is nooit anders geweest. Je bent zwart. Je hebt gewoon een zwart lichaam. Stel dat jij leeft in Afrika, in het hart van dat hartvormige continent waar ooit de mensheid ontstond. Alle talen komen daarvandaan. Jij leeft daar in de groene valleien waar de kraanvogels hun paardans opvoeren. Jij leeft ginds op die plek, ooit verbonden met Maanbergen, met pygmeeën in grotten en met de bronnen van de Nijl. Aan die kleine vlek, die zwarte pok, is een verhaal verbonden dat niet eerder werd verteld. Het lijkt een detail, zoals mussen op het dak in een roman, maar daar loopt toevallig een haas in beeld. Zijn naam is Bakame. Hij is slim, zelfs geslepen, en de haas komt je vertellen: ‘Jij leeft daar in een andere tijd.’ Jij bent zwart. Jij was daar in die andere tijd. Wanneer exact? Hazen kunnen geen getallen en zeker geen jaartallen onthouden, maar je volgt de haas zoals hij zigzagt over de rode aarde. Dit landschap is het land van de duizend heuvels: Rwanda. Terwijl je loopt, daal je af in de tijd. De teller van de jaren loopt terug. Zoals in een ouderwetse film van de vorige eeuw, de jaren tachtig, en dan de jaren zeventig, zestig, vijftig. Nee, het was nog vroeger. Stop. Kijk, daar kwamen de Tutsi’s. Hun kapsel was opzichtig: als vlokken, maar dan hoekig. Ze kamden en trokken hun kroeshaar in kuiven of kammen, zodat het hoog opwaaierde aan beide kanten van hun hoofd. Naast die lange magere mannen liepen enkele Twa’s. Die taterden. Ze waren veel kleiner dan de Tutsi’s. Ze hadden een platte neus en grote lippen. De lange Tutsi bekeek de kleine Twa met zijn bijna gesloten ogen. Hij glimlachte, maar dat kon ook spot zijn. Het was ook spot. De Tutsi dacht: hoor hem nu koddig spreken, van die hoge tonen naar die lage, en de Tutsi vond dat grappig, onhandig, zo typisch pygmee. Maar de Tutsi lachte niet hardop. Deze Tutsi’s van de Abazigaba-clan kwamen uit Ndorwa en waren op weg naar het hof van de koning. Zij dreven dertig volwassen koeien voor zich uit. Prachtexemplaren. Mensen kwamen uit hun hutten om de dieren te bewonderen. Een meisje dat al drie maanden aan een uiterst verfijnd mandje vlocht, keek op. De inyambo-koeien schommelden op hoge, fijne poten voorbij. Schrijdend, geoefend in traagheid, timide zelfs. Ze hadden een egale, glanzende bruine huid, ze waren ingesmeerd met boter en hun brede liervormige hoornen waren geschuurd met zand.”

 


Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook alle tags voor Peter Zantingh op dit blog.

Uit: Na Mattias

“Maar dat begreep ik pas toen ik het tikken van een draaiend wiel in een verder doodstil huis opmerkte. Toen wist ik dat het niet simpelweg zijn nooit meer op te heffen afwezigheid was, maar ook alle andere manieren waarop hij me jarenlang met geluid omringd had: zijn zijn in een andere kamer, het naarstige zoeken naar een kledingstuk dat hij kwijt was en dat toch érgens moest liggen, en, vooral, de liedjes waar hij vol van kon zijn, waar hij naar luisterde in alle kamers, alsof hij ze met zich meelokte, en ook dat hij meezong, en ik vroeg niet of het wat zachter mocht en ik zei het niet als ik er zelf niets aan vond, omdat ik wist dat dat het voor hem stuk kon maken, en ik was daar heel voorzichtig mee.
Tijdens het schoonmaken stootte ik een boek waar hij in gelezen had uit de vensterbank. Op de grond viel de bladwijzer eruit. Daar heb ik een uur bij zitten huilen, toen. Dat ik nu niet meer wist waar hij was in het boek.
In bed luisterde ik naar het lekken van de radiator, het vallen van de druppels in het bakje dat ik eronder had gezet.
Sara kwam langs, we bestelden eten en keken met opgetrokken knieën naar films die zij vooraf zorgvuldig had gescreend.
Regelmatig liet ik zijn moeder binnen als ze in de regen voor de deur stond. We praatten over Mattias. Ze vertelde over het vrijwilligerswerk waar ze mee was begonnen en gebruikte woorden als troost en voldoening, woorden uit zelfhulpboeken, woorden die zelden betekenen wat ze op hun plek in de zin zouden willen betekenen, als ze heel eerlijk zouden moeten zijn.”

 


Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

 

De Duitse schrijfster, columniste en presentatrice Ariane Sommer werd geboren op 9 maart 1977 in Bonn. Zie ook alle tags voor Ariane Sommer op dit blog.

Uit: Lieben lassen

„An einem der gerade erst aufgestellten Tische vor dem Barocco setze ich mich und bestelle Caffe Corretto con Grappa, ein Schokoladen-Cornetto dazu, und reihe die Postkarten vor mir auf. Donnerstag ist Muttertag, und wie jeden Donnerstag schreibe ich an meine Mütter in Shanghai, Buenos Aires, Berlin und Paris. Meine neueste Mutter, Elisabetta Masina, werde ich nach dem Frühstück besuchen. Es gibt immer ein Altenheim, das sich über freiwillige Helfer freut. Klappernd stellt der Kellner das Espresso-Grappa-Gemisch vor mir ab. Es brennt in meiner Kehle, ein Gefühl, das ich mag, weil es mich ins Jetzt zwingt. Heute Mittag das Telefonat mit meinem Galeristen Frank Adler in New York. Wann die Prints für die Ausstellung fertig sind. Wann er die Motive zu sehen bekommt. Ich weiß es nicht. Seit Monaten bin ich auf der Suche, fotografiere wie besessen, aber nichts ist dabei, das gut genug ist, und die Zeit wird knapp. Letzte Nacht gab es einen Moment, in dem es sich angefühlt hat, als bewegte ich mich am Rand von etwas, als wäre ich einer Enthüllung nahe. Aber als ich dann versucht habe, genauer hinzusehen, und die Kamera wieder ansetzte, war es weg. Ich weiß, dass Frank fluchen wird, wenn er auflegt, und mein Hochgefühl fängt langsam an, sich aufzulösen. Versager, Versager, Versager, spricht es in einer Endlosschleife in meinem Kopf. Das Cornetto ist inzwischen auf ein Häufchen Krumen und Fetzen zusammengeschrumpft, und ich schubse es in Richtung einer ramponiert aussehenden Taube, die sich erschreckt und davonfliegt. Durch meine Sonnenbrille starre ich die Menschen um mich herum an. Bin ich die Einzige mit einem Geheimnis? Welche Dunkelheit verbirgt sich hinter ihren Augen? Das iPhone brummt. Bjorn, der schöne, traurige Schwede aus Paris, dessen himmelgrauen Regen-auf-der-Seine-Blick ich in meine letzte Serie S’Oublier gesetzt hatte. Ich traf ihn bei einem Spaziergang auf dem Friedhof. Pere Lachaise, Oscar Wildes Grab. Am selben Abend: Umarmung, Schwitzen, Erlösung. Als er in mich eindrang, stellte ich mir nordschwedische Bäume vor, gewaltige urzeitliche Ungetüme, welche die Erde mit ihren Wurzeln spalten, und ich schrie. Vive la France – und danke, Oscar. Wann ich wieder nach Paris komme?, blinken mich die elek-tronischen Schriftzeichen fragend an. Nicht absehbar, ich drücke »Send«. Paris war gestern, Rom ist heute, und wer weiß, was morgen ist.“

 


Ariane Sommer (Bonn, 9 maart 1977)

 

De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Zie ook alle tags voor Ed Hoornik op dit blog.

 

Man en vrouw

De tuin staat weder vol seringen,
Het gras liep uit en schoot omhoog,
Uw oogen, waarin droomen dringen,
Staan dieper dan een regenboog.

En uit des loovers openingen
Een merel, die naar ’t Oosten vloog,
Die over droomsters grenzen ging en
De zon, die naar het Westen boog.

Dan naast elkaar: het schamper zinnen,
Wat van de daad ons overbleef,
Uw hart te rusteloos van minne:
Een vogel, die ter kimme dreef,
Mijn hand – in eeuwig herbeginnen –
Die van Uw bloed gedichten schreef.

 

Kerkhof

Links liggen dooden, rechts wiegt veldgewas.
Hier komen boeren, kinderen en gekken
en voelen bang de vogels overtrekken
en knielen langzaam in het hooge gras.

– O, moeder, zeg mij, wie die vreemd’ling was,
wiens stok de engel met het waterbekken,
als was hij Mozes, sloeg, en wilde wekken…
de vreemde, die uw naam en sterfdag las.

‘Mijn kind, ga ’t pad af, waar hij is verdwenen
en waad als hij de beek door met de steenen,
misschien komt gij hem langzaam naderbij.

En valt het duister, ’t is van hem doorschenen,
en wordt ’t weer licht, ’t wordt licht voor hèm, den Eenen,
maar, waar gij vraagt, daar is hij juist voorbij.

 

 
Ed Hoornik (9 maart 1910 – 1 maart 1970)
In 1947

 

De Nederlandse schrijver en dichter Heere Heeresma werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1932. Zie ook alle tags voor Heere Heeresma op dit blog.

Uit: Bleib Gesund! Brieven

“Aan James Brockway
Amsterdam-c., 8 augustus ’67
Beste Jimmy, Wat ontzettend fijn dat je besloten hebt De Vis te gaan vertalen! Ogenblikkelijk ben ik de tekst gaan korrigeren en zag toen wat voor een universele tekst het eigenlijk is. Het minst Nederlandse wat ik tot nu toe geschreven heb. De korrekties zélf zijn alleen taalkundig. Ik sta nog steeds wat de inhoud betreft áchter het boek. Ontzettend goed van je dat je het gaat doen! Tevens stuur ik je een synopsis (geschreven voor de Bioskoopbond) van wat alleréérst een roman wordt en, daaruit geschreven, een scenario. Ik vind het wel belangrijk dat tenminste jij weet wat ik zo’n beetje uitspook. De advertentie in London Magazine heb ik op het Britse konsulaat ingekeken en bij Van Gelderen besteld. Het is hier niet los te krijgen. Een jofele blikvanger. Raken we al door de eerste druk heen? De eksemplaren heb ik inmiddels gekregen. Je brief voor Times Supplement is áf! Er hoeft niet verder over gepraat te worden. Kostelijk. Ben je nu klaar met je roman? Ga je hem uitgeven bij Ross? En bij Contact? Bij Contact komen van mij nog 2 boeken uit: Hip hip hip voor de antichrist & het toneelstuk De eregast dat, na mijn vertaling en herschrijving van alleen maar zo hier en daar de mise en scene, lijkt op het oorspronkelijk: The Guests of Honour van Ronald Harwood. Na deze publikaties, heb ik Contact bericht, ga ik weg bij ze. Ze behandelen mijn belangen dermate slecht (de meeste boeken van mij zijn bijna nergens te krijgen), hebben géén vertegenwoordigers meer in dienst, hebben me Io % van de zde druk van Een dagje… door de neus geboord, kunnen mij, niettegenstaande beloften, niets aantrekkelijks aanbieden etc. etc. (ga voorbij aan de rotstemming vaak op de uitgeverij), terwijl andere uitgevers er alles voor over hebben om mijn naam aan hun gevel te bevestigen. Oké lieve Jimmy. Hoor verder van je, je heere heeresma”

 


Heere Heeresma (9 maart 1932 – 26 juni 2011)
Hier met echtgenote Louise en Heere jr.rond 1964

 

De Britse schrijver David (Bunny) Garnett werd geboren in Brighton op 9 maart 1892. Zie ook alle tags voor David Garnett op dit blog.

Uit: Vrouw of vos (Vertaald door Irwan Droog)

“Op een van de eerste dagen van 1880, vroeg in de middag, gingen man en vrouw wandelen door het bosje op de kleine heuvel boven Rylands. In deze dagen gedroegen ze zich nog als geliefden en waren ze altijd samen. Tijdens hun wandeling hoorden ze in de verte de honden en later de jachthoorn. Meneer Tebrick had haar op tweede kerstdag overgehaald om mee te gaan jagen, maar het had hem grote moeite gekost en ze had het niet naar haar zin gehad (al hield ze wel van paardrijden).
Toen hij de jacht hoorde, versnelde meneer Tebrick zijn pas om de bosrand te bereiken, waar ze de honden, als die hun kant op kwamen, goed zouden kunnen zien. Zijn vrouw liep langzamer en hij moest haar bijna voortslepen, haar hand in de zijne. Voordat ze de rand van het bosje bereikten trok ze haar hand plotseling met fors geweld terug en schreeuwde, waarop hij direct omkeek.
Waar een moment eerder zijn vrouw had gestaan stond nu een kleine, felrode vos. Het dier keek hem smekend aan, zette een stap of twee in zijn richting en hij zag direct dat het zijn vrouw was die hem door de ogen van het dier aankeek. Je mag er gerust van uitgaan dat hij van streek was; zijn vrouw was dat vast ook door haar nieuwe gedaante, dus staarden ze elkaar een halfuur lang alleen maar aan, hij verbijsterd, zij met vragende ogen, haast alsof ze sprak: ‘Wat ben ik nu geworden? Heb medelijden met me, mijn man, heb medelijden, want ik ben je vrouw.’
En zo, terwijl hij haar aankeek en zelfs in deze toestand herkende – en hoewel hij zichzelf bleef afvragen: Is zij het echt? Droom ik niet? – en zij smeekte en zelfs begon te kwispelen en hem leek te zeggen dat zij het écht was, zo kwamen ze eindelijk samen, en hij nam haar in zijn armen. Ze kroop heel dicht tegen hem aan, nestelde zich onder zijn jas en begon zijn gezicht te likken, maar bleef hem onafgebroken in de ogen kijken.
De man bleef al die tijd wikken en wegen en naar haar kijken, maar hij begreep niet wat er was gebeurd; hij troostte zich met de hoop dat dit niets dan een tijdelijke verandering was, dat ze straks weer zou veranderen in de vrouw die één van lichaam met hem was.
Omdat hij meer een geliefde dan een echtgenoot was, was een van de gedachten die in hem opkwamen dat het zíjn fout was, want hij zou altijd zichzelf de schuld geven als haar iets vreselijks overkwam.
Zo bleven ze een tijdje staan, tot er uiteindelijk tranen opwelden in de ogen van de arme vos en ze (vrijwel geluidloos) begon te huilen, en daarbij trilde ze alsof ze koorts had. Hierop kon ook hij zijn tranen niet bedwingen, hij ging op de grond zitten en huilde lange tijd, maar kuste haar tussen zijn snikken door alsof ze een vrouw was, en het maakte hem in zijn verdriet niets uit dat hij een vos op haar snuit zoende.”

 


David Garnett (9 maart 1892 – 17 februari 1981)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen. Zie ook alle tags voor Peter Altenberg op dit blog.

At Home (Fragment)

„Grillparzerstrasse, eine breite lichte Gasse, welche Oktobersonne trank und in die gelben Flächen der Häuser einschlürfte, dass die Sonnentropfen auf den Spiegelfenstern spritzten. Das Holzstöckelpflaster erinnerte den Fuss an feste braune Waldwege.
In dem dumpfigen Stiegenhause stampften müde Männer in milchblauen Blousen. Oben im zweiten Stock waren die Thüren weit geöffnet. Es roch nach Thüranstrich und Dienstbotenkaffee.
In den Débâcles der Hauswirthschaft sitzen die Dienstboten ruhig auf Sesseln aus weichem Holz und trinken Punkt fünf den Jausenkaffee aus dicken weissen Schalen.
Und wenn einst Alles in Trümmer sinkt und Asche, wird sich aus dem Schutt des Hauses noch das hellbraune Rauchwölkchen des Dienstbotenkaffee’s friedlich emporschlängeln!
Die Dienstboten! Hasserfüllt verlassen sie im Frühjahr die Stadt und ziehen mit stupider Hoffnung in die Wälder, in die Berge – – –.
So verlassen sie hasserfüllt im Herbst das elende Land und ziehen mit stupider Hoffnung in den Stadtkerker ein –.
Die Wohnung schläft, eingehüllt in graue Tücher und moosgrünen Organtin, ungewaschen, unfrisirt, im dumpfen Schlaf des Naphtalin-Rausches.
Plötzlich rasseln im Oktober die weissen Jalousieen hinauf.
Die Hausfrau betrachtet die Schläferin mit feindlichen  Blicken: »Dich zu neuem gemüthlichem Leben erwecken, dumpfe Sybaritin – – –?!«
Jedesfalls bindet sie sich das rothseidene Tuch um den Kopf – – –.
Fräulein Margarethe sitzt in ihrem Zimmerchen mit der kühlen Oktoberluft, den dunkelbraunen Tapeten mit den tausend gepressten goldenen Chrysanthemen und dem staubigen hellbraunen Thonofen mit den Goldlinien.
Auf ihrem Antlitz liegen die Farben des »pleinair«. Sie schält mit einem goldenen Messerchen eine Isenbartbirne und reiht die feuchten saftigen Stückchen auf ein weisses Tellerchen. Dann steckt sie eins nach dem anderen in den Mund, lässt sie zerschmelzen, vergehen und feiert eine edle stille Orgie der Geschmacksnerven.
Um sie herum tobt die Schlacht.”

 

 
Peter Altenberg (9 maart 1859 – 8 januari 1919)
Cover

 

De Engelse dichteres en schrijfster Vita Sackville-West werd geboren op 9 maart 1892 in Kent. Zie ook alle tags voor Vita Sackville-West op dit blog.

 

The Garden(Fragment)

Small pleasures must correct great tragedies,
Therefore of gardens in the midst of war
I boldly tell. Once of the noble land
I dared to pull the organ-stops, the deep
Notes of the bass, the diapason’s range
Of rich rotation, yielding crop by crop;
Of season after season as the wheel
Turned cyclic in the grooves and groves of time;
I told the classic tools, the plough, the scythe,
In husbandry’s important ritual,
But now of agriculture’s little brother
I touch the pretty treble, pluck the string,
Making the necklace of a gardener’s year,
A gardener’s job, for better or for worse
Strung all too easily in beads of verse.
No strong no ruthless plough-share cutting clods,
No harrow toothed as the saurian jaws,
Shall tear or comb my sward of garden theme,
But smaller spade and hoe and lowly trowel
And ungloved fingers with their certain touch.

(Delicate are the tools of gardener’s craft,
Like a fine woman next a ploughboy set,
But none more delicate than gloveless hand,
That roaming lover of the potting-shed,
That lover soft and tentative, that lover
Desired and seldom found, green-fingered lover
Who scorned to take a woman to his bed.)
So to such small occasions am I fallen,
And in the midst of war,
(Heroic days, when all the pocket folk
Were grabbed and shaken by a larger hand
And lived as they had never lived before
Upon a plane they could not understand
And gasping breathed an atmosphere too rare,
But took it quickly as their native air,
Such big events
That from the slowly opening fount of time
Dripped from the leaky faucet of our days,)
I tried to hold the courage of my ways
In that which might endure,
Daring to find a world in a lost world,
A little world, a little perfect world,
With owlet vision in a blinding time,
And wrote and thought and spoke
These lines, these modest lines, almost demure,
What time the corn still stood in sheaves,
What time the oak
Renewed the million dapple of her leaves.

 


Vita Sackville-West (9 maart 1892 – 2 juni 1962)
De tuinen bij Sissinghurst Castle in Kent, gecreëerd door Vita Sackville-West en haar echtgenoot Harold Nicolson

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en essayist Josef Weinheber werd geboren op 9 maart 1892 in Wenen. Zie ook alle tags voor Josef Weinheber op dit blog.

 

Praterfrühling

Rasen, hell und ohne Fehle.
Reiter straffen Ritts.
Ferne Erlen, bange Birkenseele,
bleicher Stamm im Sonngeschwele,
und gehöhlt vom Blitz.

Amselruf und Knabenspiele.
Kahn in stummer Fahrt.
Braun noch im Kastanienblattgewühle
Kerzenblust, unendlich viele
Kerzen, mädchenzart —

Weiße Wege, graue Alte,
abseits, kühl und still;
Ruhende in jeder Wiesenfalte.
Durch die Blätter hingemalte
Bläue des April.

 

Die Kaffeehauspositur

Ich bitt Sie, Herr Nissel,
a Schale mehr braun,
die Presse und bißl
zum Bildl anschaun.

Ob Tapper, ob Stoß,
das Leben is mies.
In Geschäft is nix los,
und ma kriegt kalte Fiß.

Was schreibt denn das Blatt?
Is eh alles Stuß.
Ich weiß nicht, ma hat
ka Freid an den Schmus.

Was mach ich zuhaus!
Mei Taschenuhr steht.
Die Gall geht am raus
vor der bleden Diät.

Ich bitt Sie, ma weiß
scho eh, was sich g’hert.
Ich lob mir und preis’
den sittlichen Wert.

Ich hab mei Kultur,
bin gewitzt und gescheit,
und in Wirtshaus gehn nur
die gewehnlichen Leit.

 
Josef Weinheber (9 maart 1892 – 8 april 1945)
Ansichtkaart van het Weinheber-Haus in Kirchstetten, Oostenrijk

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

Koen Peeters, Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West, Josef Weinheber, Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: De mensengenezer

‘En amid, wat betekent dat, Remi?’ vroeg nonkel Marcel.
‘Tussen, nonkel. Het gedicht zegt: de leeuweriken zingen dapper, zij vliegen, maar niemand kan hen horen tussen het lawaai van de wapens. In de klas hebben wij dat gedicht vanbuiten geleerd.’
‘Vanbuiten?’
‘Ja, want wij hebben in de klas nog geen Engels geleerd.’
‘Dus daarover ging dat gedicht,’ zei nonkel Marcel, zijn bezwete voorhoofd deppend met zijn zakdoek. ‘Daarover gaat het altijd. Overal zijn geheimen en opdrachten, droevige geheugensporen. Niemand is de eigenaar ervan, daarom blijven ze hangen tussen de mensen. Weet je waarom?’
Ik wist het niet.
‘In onze streek is te veel gebeurd.’
Hij wees in de verte naar de drie heuvels op een rij: de Kemmelberg, de Rodeberg, de Zwarteberg. Voor de rest was het landschap plat. Een strakgetrokken laken. Soms leken de schuren boven de graanvelden te zweven; bij de minste hitte zinderde de lucht. Elektriciteitsdraden huppelden op stelten naar de boerderijen en overal waren de boeren aan het werk, ook in de felle regen of wanneer een striemende wind uit de zee opstak.
Nonkel Marcel zei: ‘Onze streek is verdoemd. De geest schroeit iedereen met miltvuur.’
‘Welke geest, nonkel? Wat is miltvuur? Waarom verdoemd?’
‘De geest is onzichtbaar, maar hij is samengesteld uit de overblijfselen van lichamen. Uit zijn weggeschoten gezicht kijkt de geest ons aan. Zijn verhalen ratelen als een ekster, ze kwetteren.
Ze fluiten als een afgeschoten granaat.’
Ik zweeg.
‘Remi?’

 

 
Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

Lees verder “Koen Peeters, Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West, Josef Weinheber, Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba”

ECI Literatuurprijs voor Koen Peeters

ECI Literatuurprijs voor Koen Peeters

Donderdagavond is de ECI Literatuurprijs van 50 duizend euro toegekend aan de Vlaamse schrijver Koen Peeters voor “De mensengenezer”. Juryvoorzitter Thom de Graaf reikte de prijs van 50 duizend euro uit in het Theater aan het Spui in Den Haag. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit:De mensengenezer

“Het wezen, er bestaat misschien zoiets als het wezen van de Westhoek. Misschien is het een geest, een daimon, een genius, die niet bestaat als lichaam maar toch sluipt en heerst in het  West-Vlaamse landschap. Altijd opnieuw lijkt deze geest te verschijnen: in de huizen, de dorpen en langs de wegen. Het is alsof die geest de hele tijd opstijgt en neerdaalt in het vlakke landschap. Op ijle wijze. Misschien gebeurt de beweging via zonnestralen, lijsters en leeuweriken, of als een haast onhoorbare tamtam, of via een andere stofwisseling of circulatie. Men kan hem horen hijgen tussen de woorden die de mensen zeggen, in het corpus van zinnen en verhalen die men elkaar vertelt.
Als deze geest een verschijningsvorm heeft, dan zit hij waarschijnlijk daarin: in de verhalen.
Ook zijn er mensen die de geest kunnen waarnemen in de dikke mist die in de Westhoek hangt. Als een deken van as. Als gescheurde flarden van oude gordijnen. In mistslierten over de akkers onder de herfstmaan.
De geest.
Deze geest, de genius, de daimon of hoe moeten we hem noemen?
Wat is een daimon eigenlijk? Hoe noemen we de kracht die iemand verrukt of rusteloos op pad stuurt, over de grenzen van generaties, continenten of zelfs beschavingen heen?
In alles wat in de Westhoek wordt gezegd klinkt die galm.
Het is een klein gonzend geroffel, alleen opgemerkt door een gevoelige observator. Misschien wordt het ritme, de resonantie via de sporen van hazen in de aarde gelegd. Hazenprenten.
Dat zou een mooie theorie zijn: dat oude geschiedenissen per hazenpoot neerdalen en weer opstijgen in al wat groeit. Veelsoortig, onuitroeibaar, elk jaar opnieuw. Deze verhalen verliezen zichzelf in bloemblaadjes. Zachte rode, bloedrode bloemblaadjes. Ik bedoel klaprozen.

In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.

‘Of in korenbloemen, dat zou ook kunnen,’ zei nonkel Marcel knorrig, wrijvend met de hand over zijn voorhoofd. De ogen trillend gesloten. ‘Larks, wat waren dat ook weer, jongen?’
‘Dat zijn leeuweriken, nonkel.’

 
Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

Koen Peeters

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959 als een van de vijf zoons van volksvertegenwoordiger Renaat Peeters, Hij studeerde communicatiewetenschappen en antropologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Na zijn studies werkte hij in verschillende bedrijven. Op dit moment werkt hij op de afdeling communicatie van een bank. Peeters is gehuwd en heeft drie kinderen. In 1988 verscheen zijn debuutroman “Conversaties met K”., een losse collectie Belgische anekdotes. Het hoofdpersonage was Robert Marchand. Deze keerde ook in latere romans terug. In 1991 werd “Bezoek onze kelders” genomineerd voor de NCR Literatuurprijs. In 1994 kreeg hij deze prijs (AT&T literair ondertussen) inderdaad voor “De postbode”. In 1996 verscheen “Het is niet ernstig, mon amour”, een roman over een viertal vrienden à la Titaantjes die volwassen worden en de wereld willen veroveren. Een jaar later schreef Peeters samen met Kamiel Vanhole (auteur van onder meer de roman “Overstekend Wild”), de novelle “Bellevue, Schoonzicht, of De kunst van het wandelen”. Het is een verslag van een wandeling door industrieel Brussel, een oefening in anarchisme en burgerlijkheid. “In Acacialaan” (2001) ging Peeters op zoek naar de straten waar Louis Paul Boon ooit woonde. In zijn werk “Mijnheer sjamaan” (2004) rekende hij af met new age in onze samenleving, maar bekende dat hij als schrijver een modern sjamaan wil zijn. Eind 2006 verscheen met “Fijne motoriek” zijn poëziedebuut. In 2007 liet Peeters zich inspireren door Europa in zijn “Grote Europese Roman” die werd vertaald in het Sloveens, Italiaans, Bulgaars en Hongaars. In 2009 verscheen “De Bloemen”. In 2012 verscheen “Duizend heuvels” waarin hij een beeld schetst van Rwanda. In 2017 verscheen “De Mensengenezer”, waarin hij vertelt hoe een West-Vlaamse boerenzoon de ouderlijke boerderij ontvlucht, intreedt in een streng klooster en uiteindelijk in Congo belandt waar hij gefascineerd raakt door genezingsrituelen van de Yaka.

Uit:Grote Europese Roman

“BERN
Brussel, de nieuwe eeuw was begonnen en in september werd overal in de kantoren de eerste budgettering voor het nieuwe jaar opgemaakt. Men bedacht plannen voor marktuitbreiding, bestelde marktonderzoek en draaide de laatste vakantieverhalen achteloos de nek om. De geesten van de mensen: ambitieus, meer en meer gefocust. Het zakenleven is geen kinderspel. Theo Marchand sloot de deur van zijn kantoor en wenste, op zijn hartelijkst, zijn secretaresse het beste toe. Hij vertrok voor een autorit van drie uur, zei hij tegen haar. Ze glimlachte bescheiden, hield afstand. Exact drie uur later kwam Theo op zijn bestemming. Een berg, met daarbovenop het exclusieve Hotel des Roses. Door de voorruit zag hij hoe de avondzon zilveren linten en spiegeltjes over de omgeving strooide. Niets kwam verkeerd in beeld. Theo stapte uit zijn auto en ging op het terras staan kijken naar het onwezenlijke landschap. Hij zag iets uit een film, een mistige prent. Romantische wolken waren de uitdrukking van liefde, eeuwigheid, godsbewijzen. Theo Marchand was ruim zeventig. Rijzig, gebruind, uitstulpende mannelijke lippen. Ook al was hij oud, hij had nog altijd het gevoel dat iedereen in zijn bedrijf hem begreep en volgde. Alles was altijd onder controle. Hij hield zijn hand boven zijn ogen en luisterde naar de wind die om de heuvel waaide. Het was er onwezenlijk stil. Toch steeg daarginds muziek op, als rook. Een boodschap, losgesneden van de bron. Op Theo’s voorhoofd tekenden de rimpels zich dieper af. In zijn bedrijf was alles onder controle, maar er waren sinds een tijdje sectorproblemen met budgetten, de globale besteding, overaanbod. Er bleek plotseling niet genoeg werk voor zijn mensen te zijn. De conjunctuur, mijnheer, the economy, stupid. Een gebochelde garçon kwam gedienstig zeggen dat de berg een restant was van een prehistorische duin, en dat er dáár, voor hen, ooit een voorwereldse zee had gelegen. Theo voelde zich betrapt en ging naar binnen. Hij gaf zijn leren overjas af. Daaronder had hij een zwart, driedelig pak en rode, fors geknoopte das. Ja, de toestand was redelijk dramatisch. Het rendement slonk overal. De focus lag tegenwoordig op lawaaierige, dure overnames en te weinig op integratie. De markt was veranderd, maar niemand kon exact zeggen in welke richting en hoe snel. Het interieur van Hotel des Roses was een donkere wieg van comfort en ouderwetse huiselijkheid. Op de vloer lag wijnrood tapijt met symmetrische ruiten. Bij de koffie werd een koffertje sigaren gepresenteerd. ‘Van het merk Bal Morale’, zei de bultenaar knipogend. Andere collega-ondernemers waren al aanwezig. Net als Theo hadden ze grijs haar en droegen ze de juiste maatpakken. Iedereen praatte, rookte, dronk koffie. Ze kletsten in het Duits, het Engels en het Frans over acquisities en verzelfstandiging. Deze heren waren courtiers, handelsagenten, en zij noemden zichzelf jongens. Entrepreneurs!”

 
Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)