Dolce far niente, Christa Kluge, Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, Paul Verhuyck

 

Dolce far niente

 

All Summer In A Day door Peter Graham, 2015


Sommerhitze

Des Mittags Hitze lastet schwer
und drückend auf den reifen Früchten.
Doch ohne Gnade strahlt die Sonne,
kein Lebewesen regt sich mehr.

Kein Wölkchen ist bis jetzt zu sehen
am Himmel, der wie blaue Seide.
Erschöpft und wie in tiefem Schlafe
die Rosen kaum noch aufrecht stehen.

Die Luft, vor Glut scheint sie zu flimmern,
ein leiser Windhauch lässt sie zittern.
Und auf des Daches dunklen Ziegeln
Millionen Sonnenstrahlen schimmern.

Kein Vogel singt sein frohes Lied,
von Blatt zu Blatt kein Falter taumelt,
der Nachbarshund, er schlummert fest,
auch keine Biene jetzt sich müht.

Der Gärtner selbst, in heit’rem Traum
ruht er von seiner Arbeit aus.
Doch – plumps – da fällt mit lautem Knall
auf ihn ein Apfel jäh vom Baum.

 

Christa Kluge (1941)
Naumburg, gedurende lange tijd de woonplaats van Christa Kluge


De Belgische dichter, schrijver en vertaler Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

Uit: Sprakeloos

“Het kleine moederland verzilverde het allemaal, dubbel en dik zelfs, dankzij zijn eeuwenoude troef. Zijn ligging in het klokhuis van Europa, pal op de kruisende lijnen van Londen naar Berlijn en van Parijs naar Rotterdam.
Veel beter kun je niet liggen in Europa, tenzij wanneer het oorlog wordt.
Maar spijts zijn beginnende burgerluchtvaart — opererend in wit en blauw, omdat zijn nationale kleuren te veel geleken op die van Duitsland — en spijts zijn dichte spoorwegnet met robuuste locomotieven van eigen makelij, spijts ook de doorbaak van een vaderlandse superbolide, de Minerva, ‘de Rolls-Royce van het Vasteland’, spijts dat alles en veel meer, deed het Belgisch interbellum buiten de hoofdstad — ‘Bruxelles? Petit Paris!’ — en, komaan, ook buiten Antwerpen en Luik natuurlijk, en allez vooruit: ook buiten Gent en Bergen, en uiteraard ja: ook buiten Charleroi — enfin, samengevat: in de provincie en op de boerenbuiten deed het Belgisch interbellum nog altijd een beetje terugdenken aan de belle époque. Maar dan zonder de koetsen en de paardentrams, en in kleren die gemakkelijker zaten en waaraan, boven de gordel dan toch, al eens een knop mocht blijven openstaan.
Evengoed werd van een vrouw die rookte op straat nog altijd schande gesproken, evengoed bleven de overal opduikende danszalen bestemd voor werkvolk en crapuul, evengoed stonden de priester-leraars aan de ingang van de steeds populairdere cinema’s de namen te noteren van bezoekende leerlingen, die de dag daarna zonder pardon veranderden in ex-leerlingen. En evengoed was het niet vanzelfsprekend dat een stichtelijk opgevoede jongedame uit het Waasland in haar eentje de wereld begon af te reizen terwijl ze niet eens missiezuster wilde worden, maar gewoon op cursus ging, ter Vervolmaking dan nog, tot ver over het Kanaal.
Dat kon met recht en reden curieus worden genoemd, het meiske zelf mocht nog zo bij de pinken zijn, nog zo koket, nog zo goed van de tongriem gesneden, in drie talen alstublieft. Maar zelfs dat van die drie talen? Dat had ze van jongs af aan zelf zo gewild en zo bepleit, bij ieder die daarover zijn toestemming te geven had, en bij een boel anderen die er helemaal niets over in de pap te brokken hadden. Als ze maar kon pleiten. ‘Het liefst van al,’ zou ze heel haar leven benadrukken, meestal achter haar slagerstoonbank vandaan, en met altijd iets van spijt, ‘het liefst van al was ik advocaat geworden aan de balie. Maar ik wilde kinderen. Dat ging voor. De mens moet leren kiezen in zijn leven.’
Ewel, wie weet? Misschien had ze op een goede dag ook uit zichzelf ervoor gekozen om zo knap en elegant te worden? En was dat vervolgens ook geschied?
Het zou weinigen verbaasd hebben. ‘Als ons Joséeke zich iets voorneemt?’ Dat kon je haar elf broers en zussen meer dan eens te berde horen brengen, niet zelden zuchtend, op nieuwjaarsfeesten en huwelijkspartijen, vlak voor, of nog lang na, het uitbarsten van alweer een familiedispuut dat jaren aan kon slepen. Al dient gezegd dat de Verbeken zich bij markante familiemomenten nooit lieten kennen als kleinzielig of kleinzerig. Ze verschenen zonder mankeren opnieuw op het appel, tegen hun goesting of juist in weergevonden harmonie, hoe dan ook: hier zaten ze weer, herenigd op elkaars lip, in hun gebruikelijke kakofonie van harde architectenstemmen, knarsende metsersmoppen en vloekend kaarterslatijn

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)


De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook alle tags voor Kristien Hemmerechts op dit blog.

Uit: Alles verandert

“Ze heeft zin om het tegen het portret van Freud te knallen. Knusjes hangt het tussen vader en grootvader Wouters in, alle drie in donkere tinten uitgevoerd, en in olieverf. Hij stelt zijn vaste vraag: of ze afgelopen week iets moois heeft gezien? Als er geen antwoord komt, loopt hij naar de mahoniehouten kast, kiest de dildo van Muranoglas. Ooit heeft ze hem toevertrouwd die het lekkerst te vinden, lekkerder zelfs dan de ivoren uit Japan, die een tijdlang ‘haar’ dildo was. Ze beeldde zich in dat de dokter een geisha was, zij zijn steenrijke klant. ‘En dat windt je op?’ — ‘Ja, dat windt me op.’ Daarna had hij haar de Murano leren kennen, door opa Wouters op Capri van een oude homo gekocht. Die had de dildo laten maken voor zijn vrouw, met wie hij een verstandshuwelijk gesloten had om zijn familie te paaien. Het echtpaar noemde de dildo `il toro di vetro’ en bewaarde hem in een nis waar ooit een Mariabeeld had gestaan. De echtgenote was overleden, de weduwnaar zat in geldnood, en dus werd de toro op de markt gegooid. Langer dan de Japanner moet dokter Wouters hem opwarmen in zijn vuist en hij moet hem met olie behandelen. Haar moet hij eerst natter laten worden, maar eenmaal in haar past hij zo perfect als Assepoesters voetje in het muiltje van glas. Hoe razend ze ook op de dokter is, haar kutje begint al te kwijlen. Hongerig, gulzig beest. Hij dempt het licht, zet de muziek iets luider, nodigt haar uit te gaan liggen. Alles verloopt zoals altijd, maar koeler, professioneler, alsof ze vreemden voor elkaar zijn geworden. Ze is een nummer, een van de vele vrouwen die hem voor een efficiënte behandeling 5o euro betalen, en die hij een getuigschrift overhandigt waarmee ze van het ziekenfonds 33 euro krijgen terugbetaald. Wat een luxe! Wat een land! Zodra de sessie is afgelopen, stapt ze van de onderzoekstafel. Ze trekt haar laarsjes aan, legt een briefje van vijftig op zijn bureau, pakt haar jas en tas. Bij de deur draait ze zich om. Dag’, zegt ze. ‘Dag’, zegt hij over zijn schouder. Op straat beseft ze dat ze het getuigschrift vergeten is, het allerlaatste getuigschrift uit zijn dokterscarrière, eentje om in te lijsten. Met snelle passen loopt ze terug, drukt op de bel bij de ingang voor patiënten, wacht, drukt opnieuw, wacht tevergeefs. Dan richt ze haar aandacht op de deur voor de bewoners. Er hangt geen bel, wel een codeslot. Hij slaat op de vlucht, denkt ze. Hij is bang voor wat er tussen ons is gegroeid. Het was er meteen, vanaf het allereerste moment. `Je hoeft je niet uit te kleden’, had hij met zijn diepe, vaderlijke stem gezegd. ‘Ik kan erbij.’ Alsof hij wist dat ze kousen droeg, en geen panty. Natuurlijk wist hij dat.”

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

De Vlaamse schrijver Paul Verhuyck werd op 27 augustus 1940 in Antwerpen geboren. Zie ook alle tags voor Paul Verhuyck op dit blog.

Uit: Inmiddels op aarde

“Waren we halve elfen? Interessant, vond Stijn, maar dat klankspel geldt alleen in onze taal, en is dus onvertaalbaar, want elke taal heeft zijn eigen metaforen, andere kruisverbanden voor afwijkende gewrichten. Stijn zou daar later zijn proefschrift over schrijven, Het vertalen van onvertaalbaarheden. Kobus wees erop dat elf ook het getal was van de zotten bij de carnavalsviering, de Raad van Elf, maar om ons nou de Elf Zotten te noemen, daar hadden we net niet genoeg zelfspot voor. Neen, we kozen voor de Elf Zonen van Kafka, dat klonk mooi en somber en als puber moest je levensmoeheid uitstralen. Een verveelde blik, sigaret in de mondhoek, een rebels air van onbemindheid. Kafka was toen al in de mode, hoewel hij in de lessen nog niet vermeld werd. Hij heerste over de buitenschoolse tegencultuur. Kafka s verhaal over de elf zonen was niet erg bekend, dat vonden we een voordeel. We dachten dat alleen wij het kenden. Het is een heel kort verhaal. De vader is aan het woord en begint met de zin Ik heb elf zonen, daarna bespreekt hij elke zoon in een korte, kritische alinea om te eindigen met de laconieke zin dat zijn de elf zonen. Hij somt ze op, hij geeft ze niet eens een naam, hij vindt ze niet geweldig. Maar de elf zonen en wij, dat was problematischer. Dagenlang hebben we bij elke zoon een passende klasgenoot gezocht. Dat lukte niet goed, hoe we ook schoven met de mogelijkheden tot we de tekst bijna uit ons hoofd kenden. We goochelden met genummerde rechthoekjes van gekleurd karton, links de rode voor de elf zonen van Kafka, rechts de groene voor ons, maar hoe we ook schoven en wisselden, we kwamen er niet uit. De kartonnetjes, die Alexander uit het kelderlokaal van Handenarbeid had gepikt, wilden geen verstandshuwelijk aangaan, zelfs geen afspraakje, hoezeer we onze vermeende eigenschappen ook vervalsten. Hadden we wel goed gekozen? Waren we wel de elf zonen van Kafka? Kennelijk niet. Toch bleven we ons stug zo noemen, misschien wel een paar maanden lang, tot de fictie in april 58 een stille dood stierf. Daar is nog een foto van, een klassenfoto.
De klassenfoto werd gemaakt toen we net geen zonen van Kafka meer waren. Die foto is een van de zeldzame documenten die bewijzen dat onze eindexamenklas ooit echt bestaan heeft, hetgeen met de jaren minder evident wordt. Verder zijn er ook de palmaressen geweest, gestencilde, geniete boekjes met de uitslagen die aan het eind van elk schooljaar ongevraagd werden uitgedeeld. De palmares: letterlijk de lijst van de uitgedeelde palmen. Palmen van lauwerblad. Daarin kon je zien wie de eerste van de klas was, wie de tweede, wie de laatste, wie bleef zitten of een herexamen had; we leken roedels wolven met alfa-, bèta- en omegadieren.”

Paul Verhuyck (Antwerpen, 27 augustus 1940)
In 1996

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e augustus ook mijn blog van 27 augustus 2018 en ook mijn drie blogs van 27 augustus 2017.

Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, Paul Verhuyck, Jeanette Winterson, Lolita Pille, David Rowbotham, Norah Lofts, Lernert Engelberts, Cecil Scott Forester, Heinz Liepman

De Belgische dichter, schrijver en vertaler Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

Uit: Sprakeloos

“Aan alle anderen: kijk nog maar eens naar die foto op het voorplat. Dat is wel degelijk zij. Schoonheid is niet per se overerfelijk van moeder op zoon.
Ook in haar eigen familie, de Verbeken — een oud geslacht van architecten, aannemers en metselaars, waarvan de mannen meestal groot maar altijd schonkig waren, de vrouwen meestal rijzig maar altijd ietwat hoekig van gezicht — ook in haar familie dus, was niet duidelijk waar zo veel schoonheid en elegantie opeens vandaan waren komen spruiten. Ze was het jongste meisje uit een gezin van twaalf. Het hadden er veertien moeten zijn, maar één broertje stierf naamloos bij zijn geboorte, en een ander, gedoopt en wel, stierf in zijn wieg. Er bleven broers genoeg over om het gemis niet echt te voelen.
Zij, de kleinste en fijnste van het dozijn, mocht als enige en al op haar zestiende een schooljaar lang gaan studeren in het Frans, in Dinant, daarna zelfs een paar maanden in het Engels, in Northampton. Iets met Huishouding, Boekhouding, Etiquette en de Vervolmaking Van Dat Alles. Iets met strenge reglementen, opwindende verplaatsingen en een paar vriendschappen, gesloten voor het leven.
We spreken nu van vlak voor de Tweede Wereldoorlog, de nadagen van een onbedreigd en eindeloos lijkend interbellum, waarin het kleine België, la petite Belgique, bloeide als nooit tevoren. Voor het eerst sinds de ravage van la Grande Guerre, de wereldbrand van ’14- ’18, werd zijn frank weer de Europese dollar genoemd, voor het eerst ook raakten zijn handvuurwapens en zijn streekbieren beroemd over heel de planeet. Zijn uitgestrekte Congo — een wereld binnen de wereld, ondoorgrondelijk van zeden en moordend van klimaat — braakte een eindeloze stroom aan koloniale waren uit over het moederland, dat met behulp van meetlat en schoenlepel gerust een keer of tachtig had gepast in zijn kolonie. Uit dat woeste tropenrijk bleef, als uit een hoorn des overvloeds, alles opwellen wat kon dienen tot fundament en ornament van welstand. Van rubber tot ivoor, van koper tot kobalt, een hoogvlakte van zink en tin, een waterval van diamanten, een zee van palmolie en cacao, oceanen van petroleum, zonder het goud te vergeten, en het uranium, en de kunstwerken in ruw brons en ebbenhout.”

 


Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook alle tags voor Kristien Hemmerechts op dit blog.

Uit: Alles verandert

‘En ik?’ Ze bedoelt: en wij?
‘Andere artsen zullen mijn werk overnemen.’
‘Andere artsen? Welke andere artsen? Hou me als je enige patiënte. Ik zal je meer betalen. Hoeveel wil je?’
Afgelopen is het met ‘u’, en met de schijn van hoffelijkheid.
‘Er zijn meer patiënten die dat vragen. Mijn vrouw en ik hebben een huisje in het zuiden gekocht. Het is daar beter voor haar. België is rampzalig voor astmalijders.’
Meer patiënten. Hoeveel meer? Nooit eerder heeft ze bij die vraag stilgestaan. Ze heeft zichzelf de uitverkorene gewaand.
‘En dit huis? Deze kamer?’ Ze kijkt naar de mahoniehouten kast waarin hij de verzameling dildo’s van grootvader Wouters bewaart. De hele wereld heeft de goede man ervoor afgereisd, forse bedragen heeft hij neergeteld, stamhoofden omgekocht.
‘Je bent jong, Iris. Zie het als een nieuwe start. Een nieuwe kans.’
‘Hoe kun je zo banaal zijn?’ Ze bedoelt: hoe kan ik verliefd zijn op een banale man? Met vlakke hand slaat ze op het bureau waaraan hij getuigschriften en voorschriften van onleesbare krabbels voorziet. ‘Denk je dat ik hier iedere week zou komen als ik jong was, dat ik een man zou betalen om …?’ Boos gooit ze haar boek voor zijn neus. ‘Lectuur voor in je schommelstoel.’
Haar woede glijdt van hem af, als water van een eend.
Rustig pakt hij het boek op, leest de titel, vraagt of die naar Lou Reeds ‘Walk on the Wild Side’ verwijst. Wanneer ze niet antwoordt, slaat hij het open, leest de opdracht, bedankt haar. Dan neemt hij de karaf portwijn, vult een glas met dieprood vocht, reikt het haar aan: medicijn om te kalmeren.

 


Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

De Vlaamse schrijver Paul Verhuyck werd op 27 augustus 1940 in Antwerpen geboren. Zie ook alle tags voor Paul Verhuyck op dit blog.

Uit: Inmiddels op aarde

“Twee breuken dus. Dat zijn zekerheden. Maar ook wetenschappelijke zekerheden duren niet lang, ze hangen af van de staat van het onderzoek op een bepaald moment. Steeds weer komen er nieuwe inzichten in de fysica aankloppen. En aan de andere kant van de sterrenkunde is er de letterkunde die de wereld hertovert, die het mysterie herstelt en groter maakt. De maanlanding was niet het einde van de poëzie over de maan. En na de demystificatie van de regenboog is men Somewhere over the Rainbow blijven zingen. De mythe houdt stand, de naam van de maan, de naam van de regenboog, de naam van de roos. We gaan naar de maan. Dat is het enige, achteraf gezien, wat we in ons volwassen leven hebben geleerd, het enige zekere. We gaan allemaal naar de maan, naar de lege maan. Later, veel later, gaan de maanzielen naar de zon. Daar kom ik nog op terug; dat is veel moeilijkere materie. Wat er daar gebeurt, valt niet zomaar te begrijpen. En zoals de schrijver die een boek begint de leerling is van wie het boek beëindigt, zo ook is de lezer aan het begin van een boek de leerling van wie het boek uitleest. Johan wacht, staart, mijmert over de elf zonen van Kafka. Zij zullen niet als individuen op de maan overleven, maar als een roedel, een groepsziel. Johan wacht rustig op de anderen, geduld is niet moeilijk, het is ook geen wachten als er geen tijd is. Het is altijd april 1958. *** Johan mijmert over de elf zonen van Kafka. Over april 1958 en hoe de wereld er toen uitzag. Johans wereld was de school, het Gymnasium van Dürer, zo geheten omdat Albrecht Dürer anderhalf jaar in Antwerpen had gewoond. Boven de poort prijkte zijn arduinen portret in bas-reliëf. April 1958, West-Europa. Een gymnasium bevolkt door uitsluitend blanke jongens. Nog geen drugs leverbaar. Elk gezin koopt een auto en een televisietoestel.De breekbare schellakplaat wordt vervangen door de vinylplaat. Er wonen bijna drie miljard mensen op de aarde. En wij. April 58 is een lentegevoel, een wij-gevoel. We zitten met elf jongens in de eindexamenklas. Elf jongens van zeventien jaar, bijna los, bijna vrij. Vol verwachtingen tussen ooit en nooit. We noemen onszelf de elf zonen van Kafka. Daar is heel wat denkwerk aan voorafgegaan. Een elftal deed aan voetbal denken, maar niet elk van ons voetbalde. Elf was een moeilijk getal in vergelijking met twaalf. Waren we met z’n twaalven geweest, hadden we onszelf misschien de tekens van de dierenriem genoemd, de twaalf apostelen, de ridders van de ronde tafel of twelve angry men, naar de film van Sidney Lumet die toen liep. Maar elf… eigenlijk een raar getal, iets meer dan de voleinding van tien, iets minder dan de perfectie van twaalf. Een anarchist, een eenzaam priemgetal, dobberend, hangend of zwevend. Het was Cyriel die met een hoogst bedenkelijke analyse van het getal elf kwam aanzetten.”

 


Paul Verhuyck (Antwerpen, 27 augustus 1940)

 

De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Zie ook alle tags voor Jeanette Winterson op dit blog.

Uit:The Stone Gods

“This new world weighs a yatto-gram.
But everything is trial-size; tread-on-me tiny or blurred-out-of-focus huge. There are leaves that have grown as big as cities, and there are birds that nest in cockleshells. On the white sand there are long-toed clawprints deep as nightmares, and there are rock pools in hand-hollows finned by invisible fish.
Trees like skyscrapers, and housing as many. Grass the height of hedges, nuts the swell of pumpkins. Sardines that would take two men to land them. Eggs, pale-blue-shelled, each the weight of a breaking universe.
And, underneath, mushrooms soft and small as a mouse ear. A crack like a cut, and inside a million million microbes wondering what to do next. Spores that wait for the wind and never look back.
Moss that is concentrating on being green.
A man pushes forward with a microphone – ‘And is there oxygen?’ Yes, there is. ‘And fresh water?’ Abundant.
‘And no pollution?’ None. Are there minerals? Is there gold? What’s the weather like? Does it rain a lot? Has anyone tried the fish? Are there any humans? No, there are not any humans. Any intelligent life at all?
Depends what you mean by intelligent. There is something there, yes, and it’s very big and very good at its job.
A picture of a scaly-coated monster with metal-plated jaws appears on the overhead screen. The crowd shrieks and swoons. No! Yes! No! Yes!
The most efficient killing machine ever invented before gunpowder. Not bad for a thing with a body the size of a stadium and a brain the size of a jam-jar.
I am here today to answer questions: ‘The lady in pink –’
‘Are these monsters we can see vegetarian?’
‘Ma’am, would you be vegetarian with teeth like that?’
It’s the wrong answer. I am here to reassure. A scientist steps forward. That’s better. Scientists are automatically reassuring.
This is a very exciting, and very reassuring, day.
We are here today to witness the chance of a lifetime. The chance of many lifetimes. The best chance we have had since life began. We are running out of planet and we have found a new one. Through all the bright-formed rocks that jewel the sky, we searched until we found the one we will call home. We’re moving on, that’s all. Everyone has to do that some time or other, sooner or later, it’s only natural.”

 

 
Jeanette Winterson (Manchester, 27 augustus 1959)

 

De Franse schrijfster Lolita Pille werd geboren op 27 augustus 1982 in Sèvres. Zie ook alle tags voor Lolita Pille op dit blog.

Uit: Hell

« Que dire du bonheur ? Rien. Je ne vais pas vous raconter mon sourire niais ? Ca ne se raconte pas un sourire, surtout niais ! Je ne vais pas vous retranscrire les adorables bêtises qu’on se débite à longueur de nuits, ni décrire sa façon de replacer mes mèches derrière mon oreille, la douceur de sa joue contre la mienne, et son regard plongé dans le mien… Vous voyez, je tombe très vite dans les mauvais clichés. Joue contre joue, yeux dans les yeux, mains dans la main… Ce qu’on est con quand on aime ! Ce qu’on est niaiseux, mielleux, fleur bleue, inactif, improductif, égoïste, aveugle et sourd ! Je promène ma tête d’autiste heureuse dans les rues de Paris, sans me préoccuper le moins du monde d’effrayer ou non mon entourage qui n’existe plus, ou les passants que je ne vois même pas.
Six mois de bonheur. Partagé. Des souvenirs désordonnés, et cette sensation au creux du ventre quand je les évoque… Un entrelacs de rires, de jambes, de fumée… l’hiver puis le printemps… mes mains crispées sur sa peau… sa voix qui me rend folle… l’obscurité radieuse qui règne dans ma chambre quand je dors dans ses bras… la fièvre qui nous anime, nos discussions exaltées et nos inlassables étreintes… le désir qui renaît aussitôt satisfait… l’oubli total de ce monde insignifiant… juste lui… juste moi… nos membres confondus… nos rires accordés… l’entente… et noyer mon regard dans ses yeux limpides… et offrir mon cou à ses lèvres avides… Allumer une cigarette qu’on fume à deux… ne plus rien désirer… ne plus rien redouter… l’imperfectible satiété du corps à corps… du cœur à cœur… bercé par la musique extatique de mots d’amour qui me sont destinés… Délicieuse lassitude qui freine quelques instants l’enthousiasme de la passion… nos deux êtres épuisés gisent côte à côte… en silence… et exultent uniquement d’être ensemble…”

 

 
Lolita Pille (Sèvres, 27 augustus 1982)

 

De Australische dichter, schrijver en journalist David Rowbotham werd geboren in Toowoomba.in de Darling Downs van Queensland op 27 augustus 1924. Zie ook alle tags voor David Rowbotham op dit blog.

 

Rogue Moon

Dying and difficult old men, the last
of their century, the war’s age, shake sticks and boast.
They wish to relive the stories their powers made.
They wish to be brave rogue moons again.
They want to be planetary men.

The blue and golden lights of green slopes shade
valleys that bequeath twilight tunnels of theft
a hundred years; only old men are left.

It has to be the moon. They stand on the moon
to be seen with the eminence of the thing they did,
sandbag and bunk guarded by the vigilant tongue
speaking as others, being alien, never could:
rogue moons of aimed metal from a bruising gun,
besieged, dying difficult old men.

 

Blossoms Mean Omens

It was her wish, as summer circled in
To seize him, that every season might be green.
She was all women murmuring of the men
They love in rooms of omens blossoms mean
When thrusting through the winter wood, through walls
And boughs of sable. Bright ascent distils
Beauty no sooner found than threatened, falls
Of green withering down again to walls
From which, bearing the springtide of his knees
Bending towards the crook that shakes the trees,
She could not save him; the seasons’ circles grew.
But this is why she wished, and wisely knew
She was was all women murmuring of the men
They love in rooms of omens blossoms mean.

 

 
David Rowbotham (27 augustus 1924 – 6 oktober 2010)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Lernert Engelberts werd geboren op 27 augustus 1977 in Leerdam. Zie ook alle tags voor Lernert Engelbert op dit blog.

 

Schending

Tussen een droge vingerplant en een vogelkooi

Tussen een droge vingerplant en een vogelkooi
breit oma al jaren het strakke achterpand
van een trui.
Wie het kledingstuk krijgt is onbekend;
ze vraagt echter veel wat ik er van vind.

Tijdens een visite zit ze met haar rug naar de
toekomst gekeerd, het verleden in te staren.
Ze legt haar breiwerk neer, waarna ze
fluisterend zegt:
‘Als je ooit over ons schrijft, beloof dan dat je
zwijgt over dat opa fout was in de oorlog.’

Tussen twee vingers door spuug ik op de vloer;
ik beloof

 

 
Lernert Engelberts (Leerdam, 27 augustus 1977)

 

De Engelse schrijver Cecil Scott Forester (pseudoniem van Cecil Lewis Troughton Smith) werd geboren in Cairo, Egypte, op 27 augustus 1899. Zie ook alle tags voor C. S. Forester op dit blog.

Uit: Hornblower and the Hotspur

‘The happiest day of my life,’ he said; if a thing had to be done it might as well be done thoroughly, so that in the same spirit he continued. ‘In my life so far.’
It was actually painful to note the unbounded happiness of the smile that answered this gallant speech. Maria put her other hand up to him, and he realised she expected to be kissed, then and there, in front of the altar. It hardly seemed a proper thing to do, in a sacred edifice–in his ignorance he feared lest he should affront the devout–but once more there was no drawing back, and he stooped and kissed the soft lips that she proffered.
‘Your signatures are required in the register,’ prompted the parson, and led the way to the vestry.
They wrote their names.
‘Now I can kiss my son-in-law,’ announced Mrs Mason loudly, and Hornblower found himself clasped by two powerful arms and soundly kissed on the cheek. He supposed it was inevitable that a man should feel a distaste for his mother-in-law.
But here was Bush to disengage him, with outstretched hand and unusual smile, offering felicitations and best wishes.
‘Many thanks,’ said Hornblower, and added, ‘Many thanks for many services.’
Bush was positively embarrassed, and tried to brush away Hornblower’s gratitude with the same gestures as he would have used to brush away flies. He had been a tower of strength in this wedding, just as he had been in the preparation of the Hotspur for sea.
‘I’ll see you again at the breakfast, sir,’ he said, and with that he withdrew from the vestry, leaving behind him an awkward gap.
‘I was counting on Mr Bush’s arm for support down the aisle,’ said Mrs Mason, sharply.
It certainly was not like Bush to leave everyone in the lurch like this; it was in marked contrast with his behaviour during the last few whirlwind days.
‘We can bear each other company, Mrs Mason,’ said the parson’s wife. ‘Mr Clive can follow us.’
‘You are very kind, Mrs Clive,’ said Mrs Mason, although there was nothing in her tone to indicate that she meant what she said. ‘Then the happy pair can start now. Maria, take the captain’s arm.’
Mrs Mason marshalled the tiny procession in business-like fashion. Hornblower felt Maria’s hand slipped under his arm, felt the light pressure she could not help giving to it, and–he could not be cruel enough to ignore it–he pressed her hand in return, between his ribs and his elbow, to be rewarded by another smile. A small shove from behind by Mrs Mason started him back in the church, to be greeted by a roar from the organ. Half a crown for the organist and a shilling for the blower was what that music had cost Mrs Mason; there might be better uses for the money.“

 

 
Cecil Scott Forester (27 augustus 1899 – 2 april 1966)
Ioan Gruffudd als Horatio Hornblower in de tv-serie uit 1998

 

De Duitse schrijver Heinz Liepman (eig. Liepmann) werd geboren op 27 augustus 1905 in Osnabrück. Zie ook alle tags voor Heinz Liepman op dit blog.

Uit: Karlchen oder die Tücken der Tugend

« Der mit dem Regenmantel stoppte scharf, als habe ihn wer an einem Draht zurückgezuckt. Er wandte sich um, starrte Karlchen mit leeren Augen an. Der in Uniform begriff langsamer, er runzelte zwar die Stirn, weil da etwas passierte, was nicht zur Ordnung gehörte, jemand macht einen Witz, das gehört sich nicht, er in Ausübung seines Dienstes — er runzelte Karlchen an. Karlchen hatte seine Stimme wiedergefunden, er wiederholte, eifrig, das Wohlwollen des Polizisten zurückzugewinnen: »Ich habe keine Fahrkarte; ich werde sofort verschwinden, ich muß nur noch mein Bier bezahlen …« »So …« Der mit dem Regenmantel hatte sich plötzlich verwandelt. Er war beleidigt worden in Ausübung seiner Pflicht. Seine Stimme war offiziell, schneidig, scharf: »Das ist ja liebenswürdig von Ihnen, daß Sie gleich verschwinden wollen. Sie wissen ganz genau, daß es streng verboten ist, im Wartesaal rumzulungern nach Mitternacht ohne Fahrkarte. Ich will Ihren Ausweis sehen, wenn Sie einen haben …« Und während er auf eine Antwort wartete, wandte er sich an den Bahnpolizisten und wurde strategisch. »Stellen Sie sich am Ausgang auf, daß uns keiner abhaut. Nur die ich von jetzt an kontrolliert habe, dürfen raus. Die Kerle denken, wir wären zum Spaß hier. Das hat man davon, wenn man menschlich ist.« Er erhob seine Rasiermesserstimme, sie schnitt durch den Mief und die Tabakwolken und die Müdigkeit: »Alles mal herhören … Fahrkartenkontrolle, Herrschaften. Ich möchte jetzt die Fahrkarten sehen. Und wer keine hat, Ausweise bereithalten. Werden euch mal zeigen, daß wir auch dienstlich sein können.« Die vielen Menschen in dem großen Wartesaal gerieten in Bewegung. Sie erhoben sich mit grauen Gesichtern von den Bänken, sie nahmen die Zeitungen von den Augen und Stirnen, blickten sich um, wohin sie entfliehen könnten. Kinder wachten auf und begannen zu plärren. Der Kellner war plötzlich hellwach und fing eilig an zu kassieren. Jeder sah vorsichtig, mißtrauisch, feindselig auf den Nachbarn. Der neben Karlchen auf der Bank gelegen hatte, setzte sich langsam, schwerfällig auf, reckte sich. »Du Schweinehund«, sagte er ohne Leidenschaft zu Karlchen, »jetzt muß ich wieder in ’n Knast, wo ich doch Bewährung habe …« Die blonde junge Frau mit den beiden Kindern starrte Karlchen an, offenen Mundes, verständnislos, ihre Augen schwer vor Müdigkeit. Sie schüttelte den Kopf und sagte vor sich hin, aber er hörte sie genau. »So dämlich wie Sie möchte ich auch mal sein — dann kann einem doch gar nichts passieren …«

 


Heinz Liepman (27 augustus 1905 – 6 juni 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e augustus ook mijn drie blogs van 27 augustus 2017.

Dolce far niente, Rainer Kirsch, Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, Paul Verhuyck, Jeanette Winterson

Dolce far niente

 

 
Beach Figures Looking Up door Grant Drumheller, 2013

 

Schwimmen bei Pizunda

Grün ist das Meer bei Pizunda, manchmal
Blau, von Schiffen schwarz, in dieses schwimm
Weit wies dich trägt und dreh dich auf den Rücken: So
Siehst du den Kaukasus mit weißen Gipfeln
Und ruhst in Meer; und dies ist Ruhe. Wiegend
Kaum, und durchs Durchsichtige
Das um dich ist, grenzt dich deutlich die Haut;
Vorne am Steinstrand rutschen die Gesichter
Ab von den Chefs, die blinzeln, um sich bezahlte
Natur, zum Bauch plätschernd im Wasser:
Sie könnens nicht Groß ist der Kaukasus. Mit kleiner Kraft
Liege im Gleichgewicht löse die Arme und
Spür dich oder Meer, wie sonst Mädchen vorm Aufgehn
(Dann kommt, die ineinanderstürzt, die Lust);
Hier aber ist die Mitte. Zwischen Meer, Fels, Schnee, Himmel
Schwarzgrüne Wälder. Dies
War der Augenblick, nun gleit, treib, leicht
In überm Meer—hier
Ist der Triumph des Körpers: Ich, ungemordet
In diesem Jahrhundert! schwimm
Nicht schnell, nicht langsam durch was um mich fließt
An ein besteintes Ufer bei Pizunda.
Ich hab noch vierzig Jahre, oder mehr.

 

 
Rainer Kirsch (17 juli 1934 – 14 september 2015)
Döbeln, de geboorteplaats van Rainer Kirsch

Lees verder “Dolce far niente, Rainer Kirsch, Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, Paul Verhuyck, Jeanette Winterson”

Dolce far niente, Frank O’Hara, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Kristien Hemmerechts

Dolce far niente

 

 
Badende Jünglinge door Ludwig von Hofman, 1905

 

The Bathers

After the immersion and the stance
how the blood bubbles like a firefly!
and the many flies come clipping through
the cumulus. Paradise melts its wings,

the shingle shows a red flag, lit,
incandescent, and chattering forth.
Crushing as always the pale leaves
of children’s feet, the shells crush,

the petals thrash, a lifeguard weeps
for his dead mother who has just sailed on.
Rumpling and rolling over, the rain
dumps its burden of restraint stonily,

without pressure from above. Be it killing
or caressing, the unhappy bathers moan
and remonstrate, hurtling through indifferences
and colors. On the sandbar lovers

hound each other to the salt, afraid of
neither running paralyzed nor trembling
hung, longing only to drift totally
in the garrulous frequency of their immanence.

Striding like statues the tremendous
arches, partially concealed by sunlight,
bounce. From barges grey with carrion
seem to rise the frenzied-whimpers of those

who are not thrusting their cheeks
against the wicker chests of heroes and
Desdemonas. Shall they drown that passion
they remember best? glinting and passing,

that discord scratching them a future
white-embossed and streaked? The delicacy
of birds eating fleas, so the sand may have
an eye at last, that crater and that sun.

 

 
Frank O’Hara (27 juni 1926 – 25 juli 1966)
Baltimore Beach. Frank O’Hara werd geboren in Baltimore.

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Frank O’Hara, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Kristien Hemmerechts”

Kristien Hemmerechts, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, David Rowbotham

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Kristien Hemmerechts viert vandaag haar 60e verjaardag. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kristien Hemmerechts op dit blog.

Uit: Een huwelijk

“Hij is pas een dag in Amsterdam en eet mee aan de grote zwarte tafel. Hij zit er stilletjes bij, verstaat geen woord van het Nederlandse gekwebbel. Ik zwijg, wacht mijn moment af, oefen zorgvuldig het zinnetje dat ik hem straks wil zeggen. Of het waar is dat Britten geen identiteitskaart hebben. Ik had hem ook kunnen vragen of Londen inderdaad de hoofdstad van het koninkrijk is. En of de aarde rond de zon draait.
Maar hij hapte meteen toe. Was waarschijnlijk niet zo groot en sterk als iedereen dacht.
Daarna ging het zo snel dat er nog maar net de tijd was om hem aan de overkant van de straat te zien lopen zonder dat hij me zag, en hem te bekijken zoals je alleen iemand kan bekijken die jou niet ziet. Hij droeg de bruine houtje-touwtjejas die hij van zijn grootvader had geërfd en waarvan een zoekgeraakt houtje door een denneappel aan een ijzerdraadje was vervangen. Verder droeg hij een groen hoedje met een veer dat hij kort nadien ergens zou laten liggen. Een Tiroler hoedje. Ik zag hem lopen maar riep niet zijn naam. Ik haalde mijn schouders op en dacht: gewoon een man. Een beetje een sjofele man. Een man die toevallig in dezelfde flat woont als ik.
We gingen naar de film, we gingen naar het park, we gingen naar het strand, we gingen naar de kroeg. Nog geen maand later stapte hij mijn kamer binnen, zette zijn tas neer en zei dat hij een nieuwe huurder voor zijn kamer had gevonden. Dat we immers hadden afgesproken dat hij dat zou doen. O, zei ik en maakte plaats in mijn bed. Het was vroeg en ik was nog niet opgestaan. Maar ik had nog altijd iemand anders. Iemand die me lange brieven schreef uit een Belgische kazerne in Duitsland waar hij zijn legerdienst deed. Iemand die ik even was vergeten maar die het weekend daarop naar Amsterdam zou komen. Wat moest ik straks met die twee mannen in mijn kamer, in mijn bed? Dus vertelde ik hem wat ik al veel vroeger had moeten vertellen. En ik sprak de zin uit die jaren ons leven zou bepalen. ‘Het spijt me. Jij bent de eerste man met wie ik graag zou zijn getrouwd.’ Een zin als een ander. Als geen ander”.

 
Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

Lees verder “Kristien Hemmerechts, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, David Rowbotham”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

Het is een magere troost

Het is een magere troost
dat alles moet verdwijnen

en ik je hoe dan ook op een keer
toch zou moeten missen, bij voorbeeld

door de dood. Ik hou van je, al
kunnen we waarschijnlijk niet meer
worden wat we vroeger waren of dachten
te zijn. Geen verhalen over afkeer,

over waanzin of grote trouw: ik
verlang naar toen terwijl
ik ouder word. Ik denk
nog veel aan jou.

 

In the mood

Daarnet, twee uur in de nacht alweer,
floepte de TV aan en daar stond ik,
in Madison Square Garden, tien jaar
jonger en goochelend als geeneen.

Door een onzichtbare massa opgezweept,
cirkelzaagde ik mijn assistente rats
in twee, de wekker die ik stuksloeg
werd niet heel en de konijnen vluchtten
naar de concurrentie. Het werd ze allemaal
teveel.

‘Kop op, ouwe jongen!’ Mijn hoofd
schoot door het scherm. ‘Zo zie je maar:
tien jaar geleden ging je ook al naar
de kloten. Encore, mijn beste, het kan er
alleen maar op verbeteren. Encore!’

Showmuziek werd ingezet, warm applaus, en
goedgebouwde vrienden die ik lang vergeten was,
dansten en swingden on the floor, als gek.

‘Welcome back, crazy Jack.
Welcome back.’

 

Kurma (schildpad)

Hoewel er geen bewijzen zijn. Misschien
als ik slaap, maar bij het minste geluid
verdwijnen zijn geschubde pootjes langs mijn
oren en mijn ogen, ze worden als het ware

in een schild gezogen. Zijn magere kop
raspt soms over mijn tong, en praat maar
zo vertraagd dat men het nauwelijks

verstaat: hij noemt mijn klieren
liefde en ik hou van hem. Ik ben

blij dat hij bestaat.

 
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
Hier met Herman Brusselmans (rechts) in 1989

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

 

Uit: Het derde huwelijk

 

“Waarschijnlijk heeft zijn bezitter hier lang staan wachten op klandizie, heeft hij de inwendige mens proberen te versterken met een zakje borrelnootjes, en heeft hij een opkomende kriebel bedwongen door met zijn eethand eens flink aan zijn zak te scharten.
Op zich begrijpelijk ? maar stel nu eens dat ik allergisch was geweest voor noten? Dan lag ik nu schuimbekkend achterover op mijn rug te stuiptrekken, vermoord of toch minstens in coma door een scrotum met notensmaak. Je mag van de immer oprukkende civilisatie zeggen wat je wilt, maar de mogelijkheden om volstrekt surrealistisch aan je eind te komen nemen exponentieel toe.’

(…)

 

Het gaat om Tamara. Dit kan ik haar niet aandoen.
En zelfs dat is het niet. Ik wil haar dit niet aandoen.
Nee, het ligt nog anders. Ik wil het ook zelf niet. Ik heb dit niet meer nodig. Als ik na dit avontuur ooit nog zin krijg in scharrels, kan ik altijd nog in een of ander park opnieuw op mijn knieën gaan zitten. Maar ik neem niemand nog in huis. Behalve Tamara. Zij is iets anders. Onze band is, zeg maar, puur. En ik ben gesteld geraakt op haar. Ik wil haar trouwdag niet verknallen. Haar entree. Haar redding.

(…)

 

Ik zou wel kunnen schreien, soms. Maar zo wil ik me niet ook nog eens zien zitten. Het is al gênant genoeg, met al dat schransen, en dat tv kijken, en de rest. Laat het schreien maar over aan wie dáár talent voor heeft. Er zijn er genoeg. Het klagen neem ik wel voor mijn rekening. Klagen zonder janken. Een mens moet zich toeleggen op waar hij goed in is. Klagen en medicijnen slikken. Lijden en aarzelen.”

 

 

 

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

 

Uit: Een slagerszoon met een brilletje

“Om half twaalf ’s nachts word ik geboren. Ik leef amper. Ik zie blauw en heb een te lage temperatuur. Geen nood mevrouw, glimlachen de verpleegsters, een paar uurtjes in een van onze splinternieuwe couveuses helpen hem er zó bovenop.

Gerustgesteld valt mijn moeder in slaap. De volgende dag blijk ik op gaan, dan liever in mijn armen dan in zo’n rotmachine, zegt mijn moeder, vooruit geef hem aan mij. Ze legt me op haar warme lichaam, dekt me onder, wrijft me warm en probeert me te zogen. Ik spuw de melk weer uit.

Op dat moment komt mijn vader binnen. In zijn spoor mijn broers en glunderende zusje. Voor de deur van de winkel thuis moet nu het bord hangen ‘Gesloten Wegens Blijde Geboorte’.

‘En hoe gaat het met onze patiënt?’ roept Bob opgewekt. ‘Slecht,’ antwoord ik, ‘ik kan maar niet beslissen of ik eraan zal beginnen of niet.’ Dat komt goed uit, wij hebben nog niet beslist of we je wel willen!’ zegt Guy om mijn zusje Laurie te pesten. Zij roept ‘jawel, jawel!’ en begint te huilen. Mijn moeder maant tot stilte.
‘Luister,’ zeg ik, ‘ik weet niet of het wel de moeite loont. Ik zou tegelijk een goed dichter willen worden, én een kruising tussen Frank Sinatra, Fred Astaire en Michael Jackson. Dat is onmogelijk. En bovendien: als een bundel hier een oplage haalt van duizend exemplaren, dan is dat al een onverhoopt succes. En wat zou ik op een podium moeten aanvangen? Had ik maar een stem die alle big bands de baas kan. Groot zal ik niet worden, en slank, dat zit er ook niet voor me in. Als ik een goede danser aan het werk zie, word ik misselijk van jaloezie. In de turnkring zal ik op elke jongen verliefd worden, zonder ooit mijn bek open te durven
doen natuurlijk. Kon ik maar geboren worden op 50 kilometer van Broadway, als een prachtige neger die ook nog saxofoon en piano speelt.”

 


Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts”

Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009 en ook mijn blog van 27 augustus 2010.

 

Uit: Over literaire honden

„De staart, de nieuwe roman van Patricia de Martelaere, heeft wat met honden. Theo, de hoofdfiguur, denkt ‘aan de alfabetische lijst van honderassen die hij ooit, samen met de rasbeschrijvingen en de standaardnormen, uit het hoofd heeft geleerd.’ De lezer krijgt exacte informatie over de sint-bernard, de bokser, de dobermann, de poedel, de Duitse herdershond, de Afghaanse windhond, de golden retriever, de chihuahua, de collie, de rottweiler, de buldog, de Chinese shar-pei, de chow-chow, de karabash of Anatolische herdershond, de Ierse wolfshond, de mopshond. Dat gebeurt in de vorm van steekkaarten, die in de ‘taalstroom’ (zonder hoofdstukken, zonder alinea’s) tussen andere tekstsegmenten gemonteerd staan. Maar ook in het ‘verhaal’ lopen nogal wat honden rond, zoals Boes, Kazan en Hermes. Theo, die vaak als kind of puber wordt opgevoerd, wil zo vreselijk graag een hond op moeilijke momenten in zijn bestaan, bijvoorbeeld als hij geen vriend meer heeft. Soms ook voelt hij zich hopeloos verloren tussen zijn altijd zieke moeder en zijn vader-met-het-vampieregezicht, die buldert dat hij nooit volwassen zal worden, altijd kind zal blijven en van wie hij weet met wie hij zal trouwen na mama’s dood. Dan kan een hond helpen. Want sommige honden springen tegen je op als ze je zien en weten dan met hun blijdschap geen blijf; ze blijven maar likken aan je gezicht, terwijl hun staart ‘roffelend tegen de deurpost slaat’. En je moet niet vrezen dat ze genegenheid veinzen, want als ze iets niet kunnen, is het wel veinzen. Zoals overigens te lezen staat in Wittgensteins filosofische onderzoeking 250: ‘Waarom kan een hond geen pijn veinzen? Is hij te eerlijk? Zou je een hond pijn kunnen leren veinzen? Je kunt hem misschien leren bij bepaalde gelegenheden te janken alsof hij pijn heeft, zonder dat hij pijn heeft. Maar voor het eigenlijke veinzen zou de juiste omgeving voor dit gedrag nog altijd ontbreken.’ In dat verband is het verhaal van Odysseus’ hond, dat in De staart ter sprake komt, heel typisch. Alleen de hond Argos herkent Odysseus, die na twintig jaar omzwervingen vermomd naar het eiland Ithaca terugkeert. Argos spitst de oren, kwispel-staart en sterft. Slechts hij heeft de echte Odysseus gezien ondanks de vermomming, over de tijd heen. Wat de mensen niet kunnen, kan hij wel.“

 

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

Lees verder “Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2006 en ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: Sprakeloos

„En dit is het relaas van een beroerte, vernietigend als een inwendige blikseminslag, en van de tergende aftakeling die zich daarna twee jaar lang voltrok aan een vijfvoudig moederdier en amateuractrice eersteklas. Ze had haar bestaan altijd ten dienste gesteld van het gesproken woord, van werklust en gezonde kost voor heel de familie, van profijtelijk genieten en betaalbare hygiëne van kop tot teen. En toch werd uitgerekend zij, door het leven dat ze altijd had geëerd – met bescheiden middelen en tomeloze ambitie, met trotse koppigheid en koppige trots – beloond met kwade dank en botte wreedheid.

Ze verloor eerst haar spraak, dan haar waardigheid, dan haar hartenklop.

Wie haar kende, had altijd verwacht dat het anders zou gaan. Dat haar hart, hoe broos en krakkemikkig ze het zelf ook altijd noemde, geen twee jaar zou wachten. Het zou met kloppen stoppen zodra die mond van haar niet meer kon spreken, niet meer kon kijven, prijzen, proeven, monkelen en declameren – en dan laat ik het discuteren nog achterwege, en het zuinige trekken aan haar, met de jaren, steeds lichtere filtersigaretten, en ook ga ik voorbij aan het misprijzende samenknijpen van haar dunne lippen als iets haar niet beviel, ik maak zelfs geen gewag van het schampere optrekken van haar ene mondhoek en de tegenovergestelde wenkbrauw, als ze te kennen wilde geven dat niemand haar iets moest komen wijsmaken aangaande haar stiel, haar opvoedingsmethodes, haar kookboeken, haar visie op treffelijk theater of op de rest van het menselijk bestaan.

En ik waarschuw u graag, lezer. Indien u niet houdt van geschriften die grotendeels berusten op waarheid en de onbrekende delen er gewoon bij fantaseren; indien u afknapt op een roman die volgens velen geen roman zal mogen heten omdat hij een deugdelijke kop mankeert, een schone krulstaart en een ordentelijk middenstuk, laat staan dat hij bij wijze van darmstelsel een fatsoenlijk samenhangend verhaal bevat; en indien u onwel wordt van teksten die tegelijk een klaagzang zijn, een eerbewijs en een krakende vlok, omdat ze handelen over het leven zelf en tegelijk slechts één dierbare verwant van de auteur opvoeren – dan is voor u nu al het moment aangebroken om dit boek te sluiten.“

 lanoye

 Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2009.

 Uit: Lighthousekeeping

 „My mother called me Silver. I was born part precious metal part pirate.

I have no father. There’s nothing unusual about that – even children who do have fathers are often surprised to see them. My own father came out of the sea and went back that way. He was crew on a fishing boat that harboured with us one night when the waves were crashing like dark glass.

His splintered hull shored him for long enough to drop anchor inside my mother.

Shoals of babies vied for life.

I won.

I lived in a house cut steep into the bank. The chairs had to be nailed to the floor, and we were never allowed to eat spaghetti. We ate food that stuck to the plate – Shepherd’s Pie, Goulash, Risotto, scrambled egg. We tried peas once – what a disaster – and sometimes we still find them, dusty and green in the corners of the room.

Some people are raised on a hill, others in the valley. Most of us are brought up on the flat. I came at life at an angle, and that’s how I’ve lived ever since.

At night my mother tucked me into a hammock slung cross-wise against the slope. In the gentle sway of the night, I dreamed of a place where I wouldn’t be fighting gravity with my own body weight. My mother and I had to rope us together like a pair of climbers, just to achieve our own front door. One slip, and we’d be on the railway line with the rabbits.

‘You’re not an outgoing type’ she said to me, though this may have had much to do with the fact that going out was such a struggle. While other children were bid farewell with a casual, ‘Have you remembered your gloves?’ I got, ‘did you do up all the buckles on your safety harness?’

Why didn’t we move house?

My mother was a single parent and she had conceived out of wedlock. There had been no lock on her door that night when my father came to call. So, she was sent up the hill, away from the town, with the curious result that she looked down on it.“

 

winterson

Jeanette Winterson (Manchester, 27 augustus 1959)

 

De Franse schrijfster Lolita Pille werd geboren op 27 augustus 1982 in Sèvres. Pille groeide op in Boulogne-Billancourt, nabij Parijs. Na de middelbare school begon zerechten te studeren, voordat ze begon te schrijven. Ze werd ontdekt door het enfant terrible van de Franse literaire scene Frederic Beigbeder. Haar eerste roman „Hell“ was een bestseller. Bovendien is het interessant dat zij de inspiratie voor haar debuut vond op de juridische faculteit van de universiteit van Parijs. In 2005 werd het boek verfilmd met de Franse actrice Sara Forestier. De film kwam op 1 Maart 2006 in de Europese bioscopen. Haar tweede boek „Bubble Gum“ was even succesvol en ging evenals het eerste boek over de leegte in het bestaan van de jonge upper class en het leven van de jet-set.

Uit: Hell

„On vit…comme des cons. On mange, on dort, on baise, on sort. Encore et encore. Et encore… Chaque jour est l’inconsciente répétition du précédent : on mange autre chose, on dort mieux, ou moins bien, on baise quelqu’un d’autre, on sort ailleurs. Mais c’est pareil, sans but, sans intérêt. On continue, on se fixe des objectifs factices. Pouvoir. Fric. Gosses. On se défonce à la réaliser. Soit on ne les réalise jamais et on est frustrés pour l’éternité, soir on y parvient, et on se rend compte qu’on s’en fout. Et puis on crève. Et la boucle est bouclée. Quand on se rend compte de ça, on a singulièrement envie de boucler la boucle immédiatement, pour ne pas lutter en vain, pour déjouer la fatalité, pour sortir du piège. Mais on a peur. De l’inconnu. Du pire. Et puis qu’on le veuille ou non, on attend toujours quelque chose. Sinon on presserait sur la détente, on avalerait la plaquette de médocs, on appuierait sur la lame de rasoir jusqu’à ce que le sang gicle…
On tente de se distraire, on fait la fête, on cherche l’amour, on croit le trouver, puis on retombe. De haut. On tentede jouer avec la vie pour se faire croire qu’on la maîtrise. On roule trop vite, on frôle l’accident, on prend tropde coke, on frôle l’overdose. Ça fait peur aux parents, des gènes de banquiers, de PDG, d’hommes d’affaires, qui dégénèrent à ce point là, c’est quand même incroyable. Il y en a qui essaient de faire quelque chose, d’autresqui déclarent forfait. Il y en a qui ne sont jamais là, qui ne disent jamais rien, mais qui signent le chèque à la fin du moi. Et on les déteste, parce qu’ils donnent tant et si peu.“

pille

Lolita Pille (Sèvres, 27 augustus 1982)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Lernert Engelberts werd geboren op 27 augustus 1977 in Leerdam. In 1995 besloot Engelberts te stoppen met zijn havo-opleiding. Hij vertrok naar Ierland en vervolgens naar Israël zonder zijn ouders in te lichten. Engelberts werkte in Israël op een kibboets. Hij publiceerde onder andere in het cultureel humoristische magazine Mens & Gevoelens en het literaire tijdschrift Maatstaf. Engelberts debuteerde in 1996 op 19-jarige leeftijd met zijn dichtbundel ‘Oedipoes werpt jongen’. In 1996 trad Engelberts op tijdens het Crossing Border Festival en in 1997 las hij voor tijdens de Nacht van de poëzie.In 1997 verscheen ‘Ivoren toren te huur’, de tweede gedichtenbundel. Engelberts schrijft voor onder meer Rails. Ook werkt hij als redacteur van VPRO’s Waskracht! Voor Waskracht! schreef hij samen met Arnoud Holleman het script van de in India opgenomen televisiefilm Driving Miss Palmen, een parodie op de Nederlandse literaire wereld.

Verlaten terrein

Het mooitste van de kermis was niet
het schelle geluid van botsende auto’s
het lonkende licht, de grijparm
die het horloge miste of de zoete geur
van de suikerspinwagen, maar

de bleke vierkanten in het gras,
de afdruk die de kermis op de grasmat
van het park achterliet.

En dat ik dan met mijn zusje aan de hand
naar die plek terugkeerde en zei:
‘Kijk, daar stond de draaimolen,
daar de schiettent, en hier de jongen
die kaartjes verkocht voor het spookhuis.’

engelberts

Lernert Engelberts (Leerdam, 27 augustus 1977)

 

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955.  Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: Als een kinderhemd

Stilte
Dit zijn woorden voor alle ouders die in stilte rouwen om hun gestorven kinderen, de kinderen voor wie geen boom wordt geplant, geen mars georganiseerd, geen bergen bloemen neergelegd, geen petities getekend, geen comités opgericht, geen ballonnen opgelaten, geen bos aangelegd, geen verontwaardigde brieven geschreven, geen volkswoede gevreesd, geen.
Dit zijn woorden voor de vrouw die me achter in een propvolle kerk tijdens de begrafenis van een hoogbejaarde vage kennis aanklampte om het verhaal van haar doodgeboren kind te vertellen. Ik zou het immers begrijpen, zei ze, ik zou weten wat het betekende, maar in alle eerlijkheid, hoezeer haar verhaal me ook aangreep, ik kan me niet beginnen voor te stellen wat het betekent om van een dood kind te bevallen, om vooraf te weten dat de baby in je buik dood is, maar dat je hem toch uit je lijf moet persen, hij kan er niet blijven zitten. Goddank weet ik niet echt wat dat betekent. Maar deze woorden zijn voor haar en voor al wie deze bittere weg heeft moeten gaan. En ook voor de vrouw van wie de schijnbaar kerngezonde zoon zomaar dood neerviel, hij was dertig, haar lieveling, ze had al twee kindjes op erg jonge leeftijd verloren, en ook door haar man was ze in de steek gelaten, hij was er met een ander vandoor. Haar familie begreep niet dat ze na één jaar het verlies van haar zoon nog altijd niet had verwerkt, vond dat het tijd was om op te houden met huilen en jammeren en de morbide details van zijn dood herkauwen. Waarom liet ze zich zo gaan? Tja, waarom?
Dit zijn woorden voor de zwangere vrouw die, opgenomen in een ziekenhuis, ’s nachts alleen was toen ondanks de medicatie de geboorte op gang kwam en haar eigengereide tweeling niet langer in haar buik wilde blijven, al kwam hun voortvarendheid op een zelfmoordactie neer, ze waren immers nog lang niet levensvatbaar.”

hemmerechts

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

De Australische dichter, schrijver en journalist David Rowbotham werd geboren in Toowoomba.in de Darling Downs van Queensland op 27 augustus 1924. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

The Bird-Lover

He is the bird-lover and the solemn mender
Of shoes; in shop half-light endures the leer
Of a ceiling, leather’s irritation, the taste
Of tacks and the petulant thump of a hammer’s head
Beating above the tremor of his heart.
Around his feet the chips of leather fall
And tumble like the crumbs he throws to wagtails,
sparrows
And pardalotes in spring, when “weekend” means
A closed shop door, an open heart, and the songs
Of a valley miles away by zig-zag track,
A wing by a thought of love… The valleyed trees

There brush from him the dungeon-dust that smells
of drab routine. Cupped in the earth’s contours,
He drinks a thousand lyric syllables
To toast the day and sits against a rock
Lit with flecks of congealed sunset, feeling
A legend warm his bones… Here he pounds
A mite of pointed steel into a shoe
Which, in its dark restored perfection, seems
To his dreaming eyes a moment like a bird
At rest… and he fondles it with rough hands.

 

Aladdin And The Ghost At The Guilty Door
– To The Fallen –

There’s no pleasing anyone
once you go to war.
There’s more to survival than returning.
One climbs fast as the rest fall down,
and to the ghost at the guilty door,
who does get home, goes nothing.

In the whole household of his life
the sly ones keep on thieving.
They pick his pocket while he’s dining,
perhaps to find in his heart a leaf
of the tree of knowledge they resent,
or a wound still there that they badly want.

Up the steps of their masked dungeon, damp
to a medieval door,
they slide like confessional instruments
to extract and possess his worst offence.
The worst wound of his woebegone war
healed to their want of the wonderful lamp

of some Aladdin, a sesame magic
like his at their guilty door.
Even the most residual gift
of a genie should have been theirs like logic.
There’s no pleasing the angels of theft
once you go to war.

 rowbotham

David Rowbotham (Toowoomba, 27 augustus 1924)
Toowoomba, City Hall

 

De Britse schrijfster Norah Lofts werd geboren op 27 augustus 1904 in Shipham, Norfolk als Norah Robinson. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: Eleanor the Queen

“JUST BEFORE THE MOON ROSE to full glory over the city of Bordeaux in that June of 1137, a young man who had been moving swiftly and secretively through the deserted streets came to the end of his journey at the foot of a tall round tower. There he stood for a moment in the shadow and then, emerging cautiously, moved away a little, took in his right hand one of three small stones which he carried in his left palm, and aimed it at the narrow, unglazed arrow-slit near the tower’s top. His aim was accurate and the stone disappeared into the opening. He stepped back into the shadow and waited while a man might have counted, with deliberation, to fifty. He was fingering a second stone when a door close beside him opened silently and a voice whispered,

“Richard?”

In his excitement he momentarily forgot to be cautious and said, “Eleanor . . .” in a loud, normal voice. The girl who had been waiting for him said,

“Sh! Danger everywhere!” She drew him into the complete black darkness of the tower and guided his hand to the wall. “Keep to this side,” she whispered. “There are eighty-four steps; be careful.” She closed the door, which swung silently on its well-oiled hinges, but she did not replace its heavy iron bar.

The eighty-four steps were worn hollow and smooth and dangerous, for they were part of the original castle and in the fardistant times of the Roman occupation of Aquitaine had formed the main approach to the lookout turret at the top of the tower; for the past two hundred and fifty years they had been used only by those on secret errands, by lovers and assassins, by grave men on worthy but unadvertised business, by hurried men carrying secret messages from popes and kings and sultans to successive Dukes of Aquitaine. The staircase ended at a doorway, always locked and concealed by a hanging tapestry within arm’s reach of the bed in the Duke’s own sleeping chamber. Tonight this door stood open and, as young Richard de Vaux rounded the last curve of the spiral staircase, he could see the glimmer of light ahead. Moving more swiftly, he gained the room and stood aside as Eleanor, who had been hard on his heels, entered and half closed the door behind her.”

lofts

Norah Lofts (27 August 1904 – 10 September 1983)

 

De Engelse schrijver Cecil Scott Forester (pseudoniem van Cecil Lewis Troughton Smith) werd geboren in Cairo, Egypte, op 27 augustus 1899. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: The African Queen

„Although she herself was ill enough to justify being in bed had she been a person weak—minded enough to give up, Rose Sayer could see that her brother, the Reverend Samuel Sayer, was far more ill. He was very, very weak in—deed, and when he knelt to offer up the evening prayer the movement was more like an involuntary collapse than a purposed gesture, and the hands which he raised trem—bled violently. Rose could see, in the moment before she devoutly closed her eyes, how thin and transparent those hands were, and how the bones of the wrists could be seen with almost the definition of a skeletonÌs.

The damp heat of the African forest seemed to be in—tensified with the coming of the night, which closed in upon them while they prayed. The hands which Rose clasped together were wet as though dipped in water, and she could feel the streams of sweat running down be—neath her clothes as she knelt, and forming two little pools at the backs of her bent knees. It was this sensation which helped most to reconcile RoseÌs conscience to the absence, in this her approaching middle age, of her corset Ûa garment without which, so she had always been taught, no woman of the age of fourteen and up—wards ever appeared in public. A corset, in fact, was quite an impossibility in Central Africa, although Rose had resolutely put aside, as promptings of the evil one, all the thoughts she had occasionally found forming in her mind of wearing no underclothing at all beneath her white drill frock.

Under the stress of this wet heat that notion even re—turned at this solemn moment of prayer, but Rose spurned it and bent her mind once more with anguished intensity to the prayer which Samuel was offering in his feeble voice and with his halting utterance. Samuel prayed for heavenly guidance in the ordering of their lives, and for the forgiveness of their sins. Then, as he began to utter his customary petition for the blessing of God upon the mission, his voice faltered more and more.“

forester

 Cecil Scott Forester (27 augustus 1899 – 2 april 1966)