Louis Paul Boon, Kurt Drawert

De Vlaamse dichter, schrijver en kunstschilder Louis Paul Boon werd geboren in Aalst op 15 maart 1912. Zie ook alle tags voor Louis Paul Boon op dit blog.

Uit: De Kapellekensbaan

“De wereld was een huis, dacht ondine… en in de bestekamer woonden de heren, en in het achtergebouwtje naast de vuilbak woonde het volk van termuren… of neen, ter-muren zelf was de vuilbak, en haar plaats was daar niet: zij kon zich best in het salon naast meneer achilles zetten – of dan desnoods naast meneer ludovic, want het zag er naar uit of hij blééf recht op haar hebben – om er de stank van de vuilbak te vergeten. Nochtans ze zat er op de knieën van meneer ludovic, maar zij kon zich niet wachten… neen zij kon het niet… van de ogen naar meneer achilles te richten: alleen maar om hem eens toe te lachen, om eens een oogje te pinken en te weten dat hij er nog was. Zij had graag dat hij er getuige van was als de anderen haar overlikten, alsof hij een kameraad was die begrijpen kon dat zij moest gekoesterd worden door elkendeen… een broer die niet jaloers was en kon verdragen dat haar driften gekoeld werden, maar die in haar iets anders waardeerde, iets dat dieper verborgen zat en waar de anderen geen jota van begrepen: een geheim, een zielsverwantschap misschien. Soms kwam christus van achter de toonbank om zich naast meneer achilles te zetten… de anderen waren dan dronken en poogden zich te vermaken met de ongehoordste dwaasheden, met een varken in de herberg te brengen en het zat te maken, met kleine kinderen te betalen om hun vuile manieren te laten doen of schrikbarende vloeken te doen zeggen… meneer achilles bleef bij zijn verstand, hij werd onder het zuipen alleen maar wit, ging buiten en spuwde, en kwam weer naar christus luisteren: het ging over de fabriek, dat er ontevredenen waren die geen angst hadden van naar de hel te zullen gaan, maar er over spraken van hun rechten te zullen eisen. Nu, eisen is een hard woord zei achilles, ik heb hen gezien, het waren sukkelaars die stonden te stamelen voor een beetje opslag. Ze zullen zich verenigen en machtig worden, zei christus, en zijn baard richtte zich als het ware op om deze profetie te bevestigen… maar meneer achilles schudde ongelovig het hoofd: zover zullen ze nooit geraken, ze zijn er te stom voor. En ondine liet zich van de een of andere zijn knieën glijden om zich bij hen te komen zetten: zij vond het dwaas, te moeten horen dat die afgedankte meesterknecht van de dekenfabriek labor, na al die jaren, nóg zijn schreeuwtetter roerde… zij vond het kostelijk dat die uitgeplunderde boone, die aan het station woonde, een soort dievenherbergje was gaan openhouden, en dat daar al die malcontenten samenkwamen. Och dat is allemaal het ergste niet, zei christus, het ergste was dat het kwaad tot op het bureel van de filature zelf was geslopen: met dat boekhoudertje, een mens van in de 60 al, die zei dat het de waarheid was dat de mensen in honger en gebrek voortwoekerden, en dat er iets zou moeten komen als een ziekenbond bijvoorbeeld, en dat het niet rechtvaardig was dat de armemensen geen kiesrecht hadden.”

 

Louis Paul Boon (15 maart 1912 – 10 mei 1979)
Portret door Victor Suy, eind jaren 1970

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

JUST NOW, 99 AAN HET EINDE

De elektronische dagen kunnen nu maar beter verbranden,
wat ooit geschiedenis genoemd werd
en tot slot rondslingerde als bevroren uitwerpselen
van honden. Voorbij zijn de afvalproblemen,

de gedwongen ontslagen, de overuren
van de vuilnisophaaldienst. Nu wordt het allemaal heel anders
geregeld doordat niet meer voorkomt,
wat vuil maakt. Eén klik naar de volgende

internet-buurman, dan een paar links
richting het lichaam en alles blijft schoon
en onaangeroerd in de kritieke zone
tussen heup en knie. Als Lenin dat eens wist

zoveel vooruitgangsmassa in het algemeen.
Ook hij zoiets als overblijfsel,
niet gemakkelijk in een comic te krijgen,
reactionair langs de gehele mislukte linie.

Maar genoeg daarover, deze jeugd
in het huilende oog van God werd toch overleefd,
bijna zonder schade, weggehangen van mijn kant,
zoals gerookte varkensbillen.

Maar aan de andere kant zijn de oorlogen ernstiger geworden,
harder, voor de bankenbalies,
moet ik zeggen. Een blik op het bankafschrift,
en ik weet dat ik kopje onder leef. Dan de brieven,

die al beginnen te stinken, vanaf de voetnoten
omhoog en niet erg virtueel, helaas.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2022 en ook mijn blog van 15 maart 2020 en eveneens mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Ben Okri, Kurt Drawert

De Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

Uit: Prayer for the Living

“I was searching for my family and my lover. I wanted to know if they had died or not. If I didn’t find out, I intended to hang on to life by its last tattered thread. If I knew that they, too, were dead and no longer needed me, I would die at peace. All my information led me to this town. If my lover, my brothers, my family are anywhere, they are here. This is the last town in the world. Beyond its rusted gate lies the desert. The desert stretches all the way into the past, into history, to the Western world, and to the source of drought and famine — the mighty mountain of lovelessness. From its peaks, at night, the grim spirits of negation chant their awesome soul-shrinking songs. Their songs steal hope from us and make us yield to the air our energies. Their songs are cool and make us submit to the clarity of dying. Behind us, in the past, before all this came to be, there were all the possibilities in the world. There were all the opportunities for starting from small things to create a sweet new history and future, if only we had seen them. But now, ahead, there lie only the songs of the mountain of death. We search for our loved ones mechanically and with a dryness in our eyes. Our stomachs no longer exist. Nothing exists except the search. We turn the bodies over, looking for familiar faces. All the faces are familiar; death made them all my kin. I search on. I come across an unfamiliar face; it is my brother. I nod. I pour dust on his flesh. Hours later, near a dry well, I come across the other members of my family. My mother holds on tightly to a bone so dry it wouldn’t even nourish the flies. I nod twice. I pour dust on their bodies. I search on. There is one more face whose beautiful unfamiliarity will console me. When I have found the face then I will submit myself to the mountain songs. Sunset was approaching when, from an unfinished school building, I heard singing. It was the most magical sound I had ever heard and I thought only those who know how sweet life is can sing like that, can sing as if breathing were a prayer. The singing was like the joyous beginning of all creation, the holy yes to the breath and light infusing all things, which makes the water shimmer, the plants sprout, the animals jump and play in the fields, and which makes the men and women look out into the first radiance of colors, the green of plants, the blue of sea, the gold of the air, the silver of the stars. It was the true end of my quest, the music to crown this treacherous life of mine, the end I couldn’t have hoped for, or imagined. It seemed to take an infinity of time to get to the school building. I had no strength left, and it was only the song’s last echo, resounding through the vast spaces of my hunger, that sustained me. After maybe a century, when history had repeated itself and brought about exactly the same circumstances, because none of us ever learned our lesson, or loved enough to learn from our pain, finally made it to the school-room door.”

 

Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Over weggaan en achterblijven

Er is veel dat ik
niet begrijp .
Kunstbloemen in het water,
of het verlangen van de een

aan een zijden draad,
die de ander
achteloos doorsnijdt.
Ik kuste haar en verloor

mijn lichaam
aan haar gesloten mond
vol kersen.
De beelden lijken op elkaar,

alleen was ik vroeger
de uitvinding van het wachten
liep in haar liefde te wandelen
of telde hardop

de knopen aan mijn hemd.
Wat waarheid is,
verandert elk uur
zoals de samenhang

tussen stilte
en plotselinge stappen
in de hal. Onbegrijpelijk,
op het eind, het knappen

van een zijden draad
als monoloog.
Maar toen was ze al
in andere dromen,

en ik stond nog altijd
treurend bij het raam
en wuifde
mijzelf in haar na.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)g: Kurt Drawert

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2020 en eveneens mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Hafid Aggoune, Kurt Drawert

De Franse schrijver Hafid Aggoune werd geboren op 17 maart 1973 in Saint-Etienne. Zie ook alle tags voor Hafid Aggoune op dit blog.

Uit: Premières heures au paradis 

“Mme Mila était heureuse de me revoir et d’apprendre que je vivais de mon métier d’acteur, même si tout n’était pas encore comme je voulais et qu’aucun rôle ne me don-nait le droit de dire que je faisais du cinéma. Elle disait que ce n’était pas grave, que jouer dans des publicités pouvait être un excellent apprentissage, et que surtout ce qui comptait c’était de travailler, même dans des séries, comme les acteurs américains. Elle disait qu’un jour les Français compren-draient. Et elle savait de quoi elle parlait : toute sa vie son mari avait préparé les décors, jusqu’à sa mort, tué sur le coup par un projecteur en plein tournage.
En l’écoutant, je n’ai pas manqué de voir dans son regard l’inquiétude que provoquait mon retour.
J’aurais aimé avoir une grand-mère comme Suzanne Mila. Elle était toujours aussi gentille. Elle me voyait tous les jours à la télévision. Elle disait que je donnais l’impres-sion d’être un autre à chaque fois. Et quand j’ai parlé de la chambre, elle ne m’a pas demandé pourquoi je souhaitais la reprendre. Suzanne est comme ça, généreuse, rien d’une concierge indiscrète, ne posant jamais les questions qui font de la peine, vous laissant venir comme un animal blessé qu’il ne faut pas effaroucher et qui finit par ne plus trembler.
Tu l’imagines, souriante et aimable, seule, la télé tou-jours allumée sur la seule chaîne que son vieux poste arrive à capter.
Du temps où j’étais le garçon au pair des Mila, Suzanne voyait son petit-fils tous les mercredis après l’entraînement de foot et tous les samedis après le match. Devenu adoles-cent, Aurélien ne venait voir sa grand-mère qu’une ou deux fois par mois, pour l’argent de poche et un goûter à la va-vite avant de dévaler les escaliers.
Tu remarqueras que je n’aime pas les chiffres.
Je tiens ça de toi.
Dans tes romans, tu écris toujours les chiffres en toutes lettres, comme une revanche sur ces heures de cours de mathématiques où le temps semblait arrêté et où l’ennui te poussait de minute en minute dans un état intermédiaire entre l’assoupissement avachi et le désir de crier en cla-quant la porte sur ce charabia abscons.
Après cinq ans et cinq de tes romans, je renouais avec la vie de célibataire, les sandwichs du midi et les mauvais dîners à cuisson rapide, seul dans un espace minuscule et perdu dans un gigantesque labyrinthe mental.
Après quelques jours d’isolement, j’ai repris les sorties nocturnes, celles pour se sentir moins seul, entouré d’ombres inconnues, enfumé jusqu’aux os.
Pour la première fois en cinq ans, septembre allait finir sans que j’aille faire le tour des librairies avec toi, pour le simple plaisir de voir à répétition le roman de Lucille Eden sur les tables.”

 

Hafid Aggoune (Saint-Etienne, 17 maart 1973)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

JUST NOW, 99 AAN HET EINDE

De elektronische dagen kunnen nu maar beter verbranden,
wat ooit geschiedenis genoemd werd
en tot slot rondslingerde als bevroren uitwerpselen
van honden. Voorbij zijn de afvalproblemen,

de gedwongen ontslagen, de overuren
van de vuilnisophaaldienst. Nu wordt het allemaal heel anders
geregeld doordat niet meer voorkomt,
wat vuil maakt. Eén klik naar de volgende

internet-buurman, dan een paar links
richting het lichaam en alles blijft schoon
en onaangeroerd in de kritieke zone
tussen heup en knie. Als Lenin dat eens wist

zoveel vooruitgangsmassa in het algemeen.
Ook hij zoiets als overblijfsel,
niet gemakkelijk in een comic te krijgen,
reactionair langs de gehele mislukte linie.

Maar genoeg daarover, deze jeugd
in het huilende oog van God werd toch overleefd,
bijna zonder schade, weggehangen van mijn kant,
zoals gerookte varkensbillen.

Maar aan de andere kant zijn de oorlogen ernstiger geworden,
harder, voor de bankenbalies,
moet ik zeggen. Een blik op het bankafschrift,
en ik weet dat ik kopje onder leef. Dan de brieven,

die al beginnen te stinken, vanaf de voetnoten
omhoog en niet erg virtueel, helaas.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2020 en eveneens mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn blog van 17 maart 2018 deel 1 en ook deel 2.

P. C. Hooft, Kurt Drawert

De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook alle tags voor P. C. Hooft op dit blog.

Noodlot

Gelukkig die d’ oorzaken van de dingen
Verstaat: en hoe zij vast zijn onderlingen
Geschakeld zulks dat gene levendheên,
(God uitgezegd) ooit iets van zelven deên
Of leen, maar al door ander oorzaaks dringen.

Door oorzaaks kracht men al wat schiedt ziet drijven.
Waar’ die te flauw, geen werking zou beklijven,
En oorzaak zijn geen oorzaak. Wat gewracht
Ter wereld wordt, is dan te weeg gebracht
Door kracht zo groot dat het niet na kan blijven.

Elke oorzaak heeft haar moederoorzaak weder.
’t Gaat al zo ’t moet: en daalt van Gode neder.
Zijn goedheid wijs vermogen is de bron
Waar ’t al uit vliet als stralen uit de Zon.
Hij kon en zou, waar’ ’t nutst, ons helpen reder.

 

Zal nimmermeer gebeuren

Zal nimmermeer gebeuren*
mij dan na deze stond
de vriendschap van uw ogen,
de wellust van uw mond?

De vriendschap van uw ogen,
de wellust van uw mond,
de gunste van uw hartje
dat voor mij openstond.

Zo zal ik nochtans blijven
u eeuwig onderdaan*;
maar mijn verstrooide zinnen*,
wat zal hun anegaan*?

Mijn zinnen mogen* zwerven
de leide* lange tijd,
nu zij, mijn overschone,
zijn hunne leidster kwijt.

De schoon’ borst* uit tot tranen,
’t en baatte* geen bedwang;
de traantjes rolden neder
van de een en de ander wang.

De schone traantjes deden
meer dan een lachen doet:
al in zijn hoogste lijden
zij troostten zijn gemoed.

Vrouw Venus met haar sterre,
thans klaarder dan de maan,
bespiedde die vrijage
en zag ’t mirakel aan.

En hebben tere traantjes*,
zei zij, zo grote kracht,
waarom en is het schreien
niet in der goden macht?

De traantjes rolden neder,
maar de godinne zoet:
Beid*, liever zou ik schenden,
zei zij, mijn rozenhoed*.

En eer zij kon gedogen
dat iemand die vertrad,
ving zij de lauwe traantjes
in een koel rozenblad.

Wat geef ik om mijn rozen
of ’t maaksel van mijn krans;
ik zal gaan maken paarlen
van ongemene glans.

De tranen werden paarlen,
zo ras haar ’t woord ontging,
die zij met goud doorboorde
en aan haar oren hing.

De blanke paarlen hielden
de krachten van ’t geween;
zij doen nog in de hemel
wat zij op aarde deên*.

Als Venus in de spiegel
haar vindt* met dit sieraad,
zij wenst geen toverriemen*
noch kransen tot haar baat.

 

Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Portret door Cornelis van der Voort, 1622

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Te laat gekomen

Een boswandeling bijvoorbeeld
interesseert me niet zoveel.
Ik slenter hulpeloos rond
tussen niet-synthetische materialen
en maak me vuil.
Maar het groen is erg mooi
en kleurecht. Niets geeft af
of kleeft aan de toppen
van de vingers, die verlegen
het voorjaar aftasten. Ook de vogel
klinkt goed, een geslaagd optreden,
een bijna overtuigende dramaturgie –
: Niet te vergelijken
met het geluid van een voertuig,
met processen die je kunt verklaren
en die je meenemen
als je ze halt laat houden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn blog van 16 maart 2020 en eveneens mijn blog van 16 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Ben Okri, Kurt Drawert

De Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

Uit: Prayer for the Living

“1.
We entered the town at sunset. We went from house to house. Most of the roofs were shattered, the walls blown apart. Everything was run-down and deserted. The town quivered with death. The world was at the perfection of chaos. Gunrunners lived off the desolation. It was as expected.
The little godfathers who were in control raided the food brought for us. They sabotaged the airlifts and the relief aid. They shared the food among themselves and members of their clan.
We no longer cared. I had gone without food for three weeks.
I feed on the air and on my quest. Every day, as I grow thinner, I see more things about me. I see the dead. I see those who have died of starvation. The dead are happier than we are, living their luminous lives as if nothing has happened. They are more alive than us. They are everywhere.
The hungrier I become, the more I see them. I see my old friends who have died before me, among a chorus of flies. They feed on the light of the air.
They look at us, who are living, with pity and compassion. I suppose this is what the white ones cannot understand when they come with their television cameras and their aid.
They expect to see us weeping. Instead they see us staring at them with a bulging placidity in our eyes. We do not beg. Maybe they are secretly horrified that we are not afraid of dying this way.
But after three weeks of hunger the mind no longer notices. One is more dead than alive. It is the soul wanting to leave that suffers. It suffers because of the body’s tenacity.

2.
We should have come into the town at dawn.
In the town everyone had died. The horses and the cows and the goats too. I could say that the air stank of death, but that wouldn’t be true. It stank of rancid butter and poisoned heat and raw sewage and flowers.
The only people who weren’t dead were the dead. They were joyful and they sang lovely songs in low enchanted voices. They carried on their familiar lives.
The soldiers fought eternally. It didn’t matter to them how many died. All that mattered was how they managed the grim mathematics of war. All they cared about was winning the most important battle of all, control of this fabulous graveyard, this once beautiful and civilized land.”

 

Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Mooie zeldzame wilg

Soms na een herfststorm,
wanneer de lucht stil en geveegd is,
loop ik door de tuin en tel
de afgebroken takken.
Alleen de wilg toont geen verandering.
Ik kijk er lang met bewondering naar:
het ziet er niet altijd zo mooi uit
wanneer de buigzaamheid overleeft.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2020 en eveneens mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Heinrich Mann, Kurt Drawert

De Duitse schrijver Heinrich Mann werd geboren op 27 maart 1871 in Lübeck. Zie ook alle tags voor Heinrich Mann op dit blog.

Uit: The Loyal Subject (Der Untertan, vertaald door Ernest Boyd en Daniel Theisen)

“They came from a northerly direction, marching slowly in small sections. When they reached Unter den Linden they hesitated, as if lost, took counsel by an exchange of glances, and turned off toward the Emperor’s palace. There they stood in silence, their hands in their pockets, while the wheels of the carriages splashed them with mud, and they hunched up their shoulders beneath the rain which fell on their faded overcoats. Many of them turned to look at passing officers, at the ladies in their carriages, at the long fur coats of the gentlemen hurrying from Burgstrasse. Their faces were expressionless, neither threatening nor even curious: not as if they wanted to see, but as if they wanted to be seen. Others never moved an eye from the windows of the palace. The rain trickled down from their upturned faces. The horse of a shouting policeman drove them on farther across the street to the next corner—but they stood still again, and the world seemed to sink down between those broad hollow faces, lit by the livid gleam of evening, and the stern walls beyond them which were already enveloped in darkness.
“I do not understand,” said Diederich, “why the police do not take more energetic measures. That is certainly a rebellious crowd.”
“Don’t you worry,” Wiebel replied, “they have received exact instructions. Believe me, the authorities have their own welldeveloped plans. It is not always desirable to suppress at the outset such excrescences on the body politic. When they have been allowed to ripen, then a radical operation can be performed.”
The ripening process to which Wiebel referred increased daily, and on the twenty-sixth it was completed. The demonstrations showed that the unemployed were now more conscious of their objective. When they were driven back into one of the northern streets they overflowed into the next, and before they could be cut off, they surged forward again in increasing numbers. The processions all met at Unter den Linden, and when they were separated they ran together again. They reached the palace, were driven back, and reached it again, silent and irresistible, like a river overflowing its banks.”

 

Heinrich Mann (27 maart 1871 – 12 maart 1950)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

Contacten

Ik zag haar, achter de ramen,
spreken, zag dat ze alleen was,
en dat ze me niet zag

en sprak. Achter haar voertuig,
langs de weg,
twee naar elkaar gebogen,

zeer kale platanen,
daarachter de dode fabriek,
daarboven de maan

enigszins versplinterd door de winter.
Daarna reed ik verder
en ik reed lang zonder herinnering door.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn blog van 27 maart 2019 en ook mijn blog van 27 maart 2017 en ook mijn blog van 27 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Rense Sinkgraven, Kurt Drawert

De Nederlandse dichter Rense Sinkgraven werd op 17 maart 1965 geboren in het Friese Sint Jacobiparochie. Zie ook alle tags voor Rense Sinkgraven op dit blog.

 

Begraafplaats Wierum

Vogel schreeuwt
tegen de lucht.
Zo brons kan dood zijn.

De schelpen zijn een weg
naar Santiago de Compostela
hier in Wierum.
Onwennig liggen zij op
dit eiland zonder branding,
zonder zon. De gloedgele bol
is een roestrood hek, tralies
om het leven.
Mijn liefste!
Mijn medepelgrim van de Weg.

Bewonder mijn vleugels.
Zwever.

 

Mis-en-scène

Vogels
klankkarkasjes
in alle toonaarden.
Wind een
ingetogen trekharmonica.
Water
kabbelend metronoom.
Kikkers
ritmisch monotoon.
Instrumentarium
mortuarium in:
Ondergang
van een zonsondergang.

 

Roes

Drank doordrenkt.
Hersens opgestuwd tot
ongekende hoogte.
Decompressiekamergedachten
van het Genie
getransponeerd in termen
als Socratisch Sadomasochisme,
Xanthippekittelaar en
het Onnoembare.
Dehydratatiehamerslagen
op de holle denktank
is al wat rest.

 

Rense Sinkgraven (Sint Jacobiparochie, 17 maart 1965)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

Dagboek

De wolken drijven weg
deze morgen, zoals de
woorden in mijn hart,

totdat ze verdwijnen als de
wolken in deze morgen,
de morgen in deze dag

en de dag in de zinnen:
Dat was een wolk of
dat was een morgen

verdwenen zal zijn. Ik
denk dat alles eindigt
doordat het begint en

het is maandag en de dingen
verdwijnen en ik ga
het huis uit, over de

straat, over het plein, jouw
opmerking in gedachten: “Onze
liefde is werkelijk”, zoals

deze morgen, deze wolken, deze
dag, zoals de woorden in mijn hart
werkelijk werkelijk zullen zijn

geweest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn twee blogs van 17 maart 2018.

P. C. Hooft, Kurt Drawert

De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook alle tags voor P. C. Hooft op dit blog.

Uit: Nederlandsche Historiën (Haarlem)

“De gezanten van Haarlem, hoewel zy met geenafwyzigh aanschyn by Don Frederik ontfangen wer-den, verworven echter meer niet, dan dat hy zichhooren liet, blyde oover hun’ bekeering te weezenen ten beste te zullen schrijven aan den Hartogh,zynen vaader, om de verzochte genaade. Daaren-tussen zouden zy gaan, en schikken de soldaaten teloozen. Dirk de Vries, viellicht kleene smaak in zooschraal een antwoordt, en quaader oogh op ’t vor-deren der krysrusting hebbende, oft (zoo ’t heette)om te wachten op naader bescheydt, bleef t’ Amsterdam. D’ andere twee, tot Haarlem gekeert opden vyfden van Wintermaandt, vonden de beeldenen Roomschen Godsdienst ter kerken uitgeworpen,werden voorts daatlyk in hechtenis genoomen en opDelft naa den Prinse gevoert. Men wil, dat JonkerChristoffel, in ’t uitspannen tot Leyde, lichtelyk ont-gaan kon, ’t en waar by gewaant hadde, met hetbesluyt der vroedschap voor alle vierschaaren ge-noegh te mooghen bestaan. Maar zyn’ Doorluchtig-heit nam ’t hoogher en hield den Staate daaraangeleeghen te zijn, dat niemandt volmaght aannaame,die teeghens zyn’ eygen eedt en den plicht van delastgeevers streed. Dies gink men ernstelyk met hunte rechte, ende werd meester Adriaan oopenbaarlykonthalst. Jonker Christoffel ooverleed in de gevan-kenis, aan misquaam (zoo men zeyde) van zwaarpynighen. Voorts verzuimden nocht Prins nochtStaaten, dien van Haarlem, by brieven, moedt in tespreeken, beloovende alle kosten van ’t onderhoudtder krysluiden uit de gemeene borze te vergoeden.En quamp ‘er de Heer van Sant Aldegonde, uit lastzyner Doorluchtigheit, de wet verstellen. Zommigender zelve, die tot het handelen met den vyandt ge-stemt hadden, bewaarde men eenen zekeren tydtin hunne huyzen. “

 

Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647) Portret door Jan Maurits Quinkhard, 1738-48

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

SISYPHUS

Dat waren de dagen
toen er een voorwerp was
dat moest worden verplaatst.

Dat de opdracht een flop was
en de hoek van de helling
het object telkens kantelen

en terugvallen liet
kon als straf
alleen in de onderwereld gelden,

waarin amateurs aan het werk zijn.
– Geen gevoel voor het plezier
van herhaling,

zolang er nog materie
in het spel blijft,
geen rechtspleging,

die hij serieus moest nemen.
Sinds zijn vrijspraak
hangt hij somber wat rond

en staart in de leegte
tussen de handen.

Keer op keer.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn twee blogs van 16 maart 2019.

Ben Okri, Kurt Drawert

De Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Wat gebeurt er morgen

Vanaf de toppen van de bomen voor mijn raam
zakt langzaam het goud in het meer. De zwaan
is weer een dier onder andere dieren.

Dat was te voorzien.

En wat gebeurt er morgen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Ben Okri, David Albahari, Louis Paul Boon, Kurt Drawert, Gerhard Seyfried, Andreas Okopenko, An Rutgers van der Loeff, Prosper van Langendonck, Paul Heyse

e Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

 

I held You in the Square

I held You in the Square
And felt the evening
Re-order itself around
Your smile.

The dreams I could never touch
Felt like your body.
Your gentleness made the
Night soft.

And even if we didn’t know
Where we were going,
Nor what street to take
Or what bench to sit on
What chambers awaited
That would deliver us our
Naked joy.

I could feel in your spirit
The restlessness for a journey
Whose beauty lies
In the arriving moment
Of each desire.

Holding you in the evening square,
I sealed a dream
With your smile the secret pact.

 

Mental Fight

II
Allow uncontemplated regions
Of time to project themselves
Into your sleeping consciousness,
Inducing tenor, or mental liberation.
Much as death-confrontation
Paralyses some with despair
Makes others poison
Themselves with emptiness
But releases in a fortunate few
A quality of enlightenment
A sense of the limited time we have
Here on earth to live magnificently
To be as great and happy as we can
To explore our potential to the fullest
And to lose our fear of death
Having gained a greater love
And reverence for life
And its incommensurable golden brevity.
So it is with this moment.
A gigantic death
And an enormous birth.
This mighty moment.
In timelessness.

 

 
Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

 

De Servische schrijver David Albahari werd op 15 maart 1948 geboren in Pec in Servie. Zie ook alle tags voor David Albahari op dit blog.

Uit: Die Kuh ist ein einsames Tier (Vertaald door Klaus Wittmann en Mirjana Wittmann)

„Der Ton

Auf die Ellenbogen gestützt, versucht der Mann im Bett noch einmal den Ton zu hören, von dem er sicher ist, dass er ihn gerade gehört hat. Die Frau neben ihm wird unruhig, versucht ihn an sich heranzuziehen, berührt – oho – sogar seinen Penis, streichelt seine Schenkel. Den Ton, sagt der Mann, hast du diesen Ton gehört?

Das Ratespiel

Meine Frau versteckt beide Hände hinter ihrem Rücken, und ich soll raten, in welcher sie etwas für mich hat. Ich tippe auf die linke, sie streckt mir die Faust entgegen, öffnet sie, zeigt die leere Hand. Ich tippe auf die rechte. Sie streckt mir die Faust entgegen, öffnet sie, aber auch diese Hand ist leer. Meine Frau ist verlegen. Sie dreht die Hände um, schaut um sich, hebt die Füße. Gerade war es noch da, sagt sie, und jetzt kann ich es nicht mehr finden.

Der Schaffner

Ein Mann und eine Frau sitzen in einem Schnellzugabteil. Sie kennen sich nicht. Beim Hereinkommen hatten sie einige höfliche Sätze gewechselt, das war alles. Dann setzte sich die Frau an das Fenster rechts von der Tür, der Mann auf den Platz ihr gegenüber. Die Frau nahm ein Buch aus ihrer Tasche und begann zu lesen. Der Mann schaute aus dem Fenster. Die Frau hält noch immer das Buch in den Händen, aber sie liest nicht. Sie schläft. Auch der Mann schaut nicht mehr aus dem Fenster. Er sieht jetzt auf die Knie der Frau, die, je mehr der Schlaf sie überwältigt und ihr Körper in den Rhythmus des Schaukelns fällt, immer weiter auseinandergleiten, sodass er zunächst die Schenkel sieht, dann den Rand der Strümpfe und schließlich, ja, so ist es, ihren weißen Schlüpfer. Er bückt sich, um alles genauer zu sehen, da erscheint plötzlich der Schaffner an der Abteiltür. Der Mann setzt seine Bewegung fort, als wolle er etwas vom Boden aufheben, nimmt in der Tat wer weiß wessen Zigarettenkippe auf und wirft sie in den Aschenbecher unter dem Fenster. Der Schaffner entwertet zuerst den Fahrschein des Mannes, danach berührt er leicht die Schulter der Frau. Da bemerkt er ihre gespreizten Knie und den hochgerutschten Rock, sieht zu dem Mann rüber, zwinkert ihm zu und berührt sie noch einmal.

 

 
David Albahari (Pec, 15 maart 1948)

 

De Vlaamse dichter, schrijver en kunstschilder Louis Paul Boon werd geboren in Aalst op 15 maart 1912. Zie ook alle tags voor Louis Paul Boon op dit blog.

Uit: Een sentimenteele meneer van de dierenbescherming (Verzameld Werk)

“Met dat onze hofjes daar allemaal ineenloopen zit ik op onze bank en zit daar op de bank van het hofje van het café een vreemde meneer die mij aanspreekt en zegt dat het effenaf schoon weer is voor den tijd van het jaar en ik knik. En ik peins wie is dat? Want in den avond zijn het maar gewoonweg menschen-die-van-hun-werk-komen die zeggen dat het schoon weer is, terwijl het in den nanoen volk is waar ge uw notaboekje kunt voor opendoen of als ge geen notaboekje hebt in uw binnenste zeggen ‘die moet ik onthouden’, mannen die ’s nachts aan de kolen zitten of smokkelaars of landschapschilders of zwarte-brigade-die-hier-niets-misdaan-heeft maar die zich op een ander gaat amuseeren (zelf hooren zeggen). En het is de voorzitter van de dierenbescherming die een sentimenteele meneer is met tusschen zijn bolhoedje en zijn vuilgeworden halsboord een gezicht lijk een geslagen hond en dus bijlange geen zakenman lijk hij zichzelf in het begin van zijn loopbaan wou wijsmaken, eerst onder oude auto’s gedaan, koopen en verkoopen (er liggen nog altijd stukken ford en general-motor op het lapje grond vóór zijn huis) en failliet gaan, en daarna onder sausijsjes en kaas met iemand die veel verstand had van den stiel maar geen geld genoeg om te beginnen en als hij dan geld had, dronk, en tesamen failliet gegaan. Nu doet hij onder niets maar buiten zijn uren is hij van de dierenbescherming en zit hij daar op de café-bank in het zonneken; en de gevallen zóó gelaten waarin hij de held is en optreedt tegenover iemand die niet weet met wien hij te doen heeft en die zoomaar een hond in een karretje laat trekken zonder drinkpan te hebben, vertelt hij het volgende: vaneigens dat het mij mogelijk is grof geld te verdienen, ik ben in de commerce geweest dag en nacht, maar lijk dingen, dien andere van de dierenbescherming, die gaat rond bij de boeren zoogezegd omdat hij opdracht heeft hun stallen te inspekteeren en daar zegt hij zoomaar ‘uw stallen zijn niet in orde, daar zou ik moeten proces over opmaken binnen een dag of 3 kom ik nog eens voorbij’, en hij komt nog eens terug en in dien stal wat is daar veranderd? Buiten een hesp die er aan den muur hangt voor dingen-den-andere-van-de-dierenbescherming?”

 

 
Louis Paul Boon (15 maart 1912 – 10 mei 1979)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Uit: Der Körper meiner Zeit

I
Ich bin das Reh auf drei Beinen, wenn es am Baum steht
in seiner natürlichen Unschuld, und die Kugel ist schon
unterwegs. Ich bin der Schuss, der nach hinten ab-/feuert,

der gefährliche Rückstoß, der Unfall, das verlorene Auge.
Ich bin, was mich treffen wird, und ich bin das Getrof-
fene selbst. Ich bin das Unglück von beiden Seiten seiner

Wirkungsgeschichte, der Jäger, ehe er tötet, und das Blut,
das er fordert. Das Reh auf drei Beinen, wenn es das
vierte Bein ab-/spreizt, ein wenig nach oben in Richtung

eines immer fehlenden Gottes, bin ich, ich bin der Grund-
widerspruch aller Dinge in sich, die Aporie in ihrem
ursächlichsten Zustand, der Knoten, der nicht ge-/löst

werden kann. Ich bin die Sandspur der Schnecke, der Fall
der Zapfen in einen Ameisenhaufen, die Linie der flinken,
flitzenden Tiere. Ich sehe ringsum nichts als Dunkel-
heiten, sagte Pascal. Ich sehe ringsum nichts als mich
auf drei Beinen, das vierte zur Seite gehalten,
so lächerlich, so tragisch, kurz vor dem Ein-/schuss.

Ich bin selbst dieser Einschuss, das Loch, das er auf-
reißt, die Frage, die keine Antworten findet, das Wort,
das gilt und das nicht gilt. Ich klage nicht, ich fasse zu-

sammen: 1.) Ich sehe nichts um mich her als Vergeblich-
keiten. Ich bin eine davon, kleiner als etwas und größer
als nichts, unendlich in ihrer Zer-/streuung nach innen,

die Seele, ein Splitter-/paradies, ein Scherben-/haufen,
ein Algorithmus, der seinen Kaufrausch erwartet.
Aber nicht Nichts sein zu können, ist etwas, immerhin.

In Hinblick auf das Loch in meinem ab-/getrennten,
auf-/geplatzten Rehbockschädel bin ich also: 2.) alles.
So gehe ich hin, die Berge herauf und die Täler herab,

wenn der späte August erste Zeichen von Fäulnissen
sendet und die klügeren Vögel schon für den Rückflug
bereit sind. Der Mais ist die Uhr der Natur, er wächst,

er blüht, er verbrennt, grün, gelb, braun, schwarz. Ich lau-
fe an der Zeit vorbei und zähle, was mich überlebt – ein
Vielfaches immer. Hingegen ich bin 3.) das einzige Ding,

                                              das mich nicht überdauert.

 

 
Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

De Duitse schrijver, tekenaar en karikaturist Gerhard Seyfried werd geboren op 15 maart 1948 in München. Zie ook alle tags voor Gerhard Seyfried op dit blog.

Uit: Verdammte Deutsche!

„London, Westminster, 3. Juli 1911, Montag Adrian Seiler steigt die letzten Stufen der Waterloo-Treppe hinab und tritt auf die breite, von Bäumen gesäumte Mall hinaus. Er trägt einen dunkelgrauen Anzug mit marineblauer Krawatte, den Bowler hat er keck auf ein Ohr geschoben und ist recht gutgelaunt. Ein paar Minuten bleibt er stehen, blinzelt in die Morgensonne, die schon ziemlich hoch über dem Admiralitätsgebäude steht, und besieht sich das Treiben auf dieser berühmten Promenade an der Nordseite des St. James Park. Hier vergnügt sich all- morgendlich die bessere Gesellschaft und führt ihre schönsten Pferde und teuren Equipagen vor, Automobile sind auf der Mali nicht erlaubt. Zwei adrette junge Damen unter Sonnenschirmchen rasseln in einer eleganten Spider-Phaeton-Kutsche vorbei und winken ihm ausgelassen mit ihren Fächem zu. Seiler zieht höfich den Hut, aber sie hinterlassen ihm nur eine Staubwolke. Er grinst, setzt den Bowler wieder auf und marschiert entschlossen auf den mächtigen Torbau des Admiralty Arch zu, der straff gerollte Regenschirm hängt über dem Arm. Adrian Seiler ist siebenundzwanzig Jahre alt, Oberleutnant zur See in der Kaiserlichen Marine und vorübergehend an die Deutsche Botschaft kommandiert. Es ist sein vierter Tag in London. Er freut sich, wieder einmal in England zu sein, und genießt das herrliche Sommerwetter. Heute morgen soll er eine Buchhandlung aufsuchen und Bestellungen für Korvettenkapitän Widenmann aufgeben. Dessen Sekretär ist krank, und einen der Botschaftsdiener mochte der Attachä nicht beauftragen, da er deren Verschwiegenheit mißtraut. Eigentlich ein Auftrag, den auch ein Laufbursche erledigen könnte. Aber er ist froh, mal herauszukommen, es ist ziemlich langweilig im Vorzimmerbüro des Attachäs, wo er dem Kapitän bei der Zusammenstellung einer umfassenden Dokumentation über den derzeitigen Stand der Royal Navy helfen muß. Immerhin, diese Kommandierung, wenn sie auch seine Ausbildung zum Wachoffizier bei der Kieler U-Boot- Flottille für ein paar Wochen unterbricht, bedeutet eine Anerkennung. lind vielleicht die Chance, schneller befördert zu werden. Seiler kommt auf den Charing Cross Place, welcher der Mittelpunkt Londons sein soll.“

 

 
Gerhard Seyfried (München, 15 maart 1948)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Andreas Okopenko werd in Košice (Slowakije) geboren op 15 maart 1930. Zie ook alle tags voor Andreas Okopenko op dit blog.

 

Midlife

O Tagebuch, o Tagebuch,
wie grau sind deine Blätter.
Wo blieb „des Lebens goldner Baum“,
wo blieb das Meer im Pfeifenschaum?
O Klagefluch, o Klagefluch,
bald gibt es schlechtes Wetter.

 

Seltsame Nacht

Blaukalter Maiwind
aus mondbraunen Wolken gasend.

Buschende Baumspitzen treibende
Allee Kastanien Wald

Es will bis jetzt nicht Regen anlangen.

 

Vorgang aus roter Tinte

Rote Tinte wird in weißes Wasser geschüttet.
Im Abendleuchten kehrt Odysseus nach Ithaka heim.
In seinen Parks spielen die Kinder der Fremden.

Er stellt eine Frage, die ihr verstehen sollt:
Wo sind die Lichter des ausgebrannten Chicago?
Er stellt die Frage sinnreich, bärtig und schwer.

Über seinem Haar schwirren die Mücken des Waldrands.
Die Linien, die die ziehn, leuchten wie Fenchel wenn Wind geht.
Aus dem Wald schleppen Männer hölzerne Kübel mit Waldpech,

Hinter dem Horizont geht ohne Ende ein Schiffshorn – – –

 

 
Andreas Okopenko (15 maart 1930 – 27 juni 2010)

 

De Nederlandse schrijfster An Rutgers van der Loeff werd geboren in Amsterdam op 15 maart 1910. Zie ook alle tags voor An Rutgers van der Loeff op dit blog.

Uit: Alleen tegen alles 

`Ik bood je toch m’n sigaretten aan?’ `Nog wat! Jij rookt honderd maal de mijne tegen ik één keer de jouwe!’ Mark deed er het zwijgen toe. Zijn mondhoeken trokken lichtelijk spottend omhoog, terwijl zijn ogen dromerig langs de natte straat gingen en even bleven hangen bij het rode hoofddoekje van een meisje. In het voorbijrijden keerde hij zelfs zijn gezicht naar haar om, maar met een uitdrukking van afkeer keek hij daarna weer voor zich. Wat een smoel,’ was alles wat hij zei.
`Is ’t weer niet goed?’ voeg Pieter, nu echt kwaad. ‘Kan dat kind er wat aan doen dat haar gezicht jou niet bevalt? Nooit is iets jou goed genoeg.’ Hij trapte opeens wild naar Marks dynamo, die meteen luid snorrend op het natte wiel ging draaien. ‘Jij wilt altijd álles!’ eindigde hij met een snauw. Ja zeker,’ zei Mark kalm, terwijl hij de dynamo weer van de velg aftrapte. ‘Alles of niets.’ Woorden!’ hoonde Pieter. ‘Als jij voor je vertalingen krappe voldoendes haalt, ben je verrekte blij, al laat je ’t niet merken.’ `Dat doe ik dan ook zonder ervoor gewerkt te hebben,’ merkte Mark hooghartig op. ‘Ik doe er dus niets voor en krijg er alles voor, want als ik voldoende haal, kunnen ze me niet laten bakken.’ `Klets maar raak. Let maar eens op, wat voor kool ze jou nog zullen stoven, als je houding in de klas zo blijft. Doorwerth kan je laten zakken als een baksteen.’ `Dat zal Doorwerth wel uit zijn hoofd laten,’ zei Mark dreigend, ‘voordat het zover is, zal ik hem onder vier ogen duidelijk maken dat ik iets weet wat niemand weet.’ En toen Pieter hem verschrikt aankeek, schoot hij plotseling woedend uit: ‘Ja goddorie, ik moet toch op de één of andere manier van die rotschool afkomen? Het is al erg genoeg dat we elke ochtend braaf in die ondermaatse bankjes komen zitten. Mijn wervelkom groeit er krom van.’ Wil je een zakje patates hebben?’ stelde Pieter goedig voor.
Hij had zijn vriend van opzij aangekeken en opeens had hij medelijden gekregen met dat witte verbeten gezicht. Zoals die zwarte pruik ook slierde, en die adamsappel die maar wipte, één brok zenuwen. En toch was Mark de fijnste vent die je maar bedenken kon. Waarom? Joost mocht het weten. Hij zei of deed feitelijk nooit iets waar een ander eens blij mee kon zijn. Maar hij wond iedereen om z’n pink, de meisjes incluis. `Nou, vooruit maar, die petatten zijn tenminste vers.”

 

 
An Rutgers van der Loeff (15 maart 1910 – 19 augustus 1990)
Hier met oud-minister van Verkeer en enthousiast tuinier Danny Tuijnman in 1982

 

De Vlaamse dichter en schrijver Prosper Antoine Joseph Van Langendonck werd geboren in Brussel op 15 maart 1862. Zie ook alle tags voor Prosper van Langendonck op dit blog.

 

Hoe eindloos lang…

Hoe eindloos lang die nachten van ellende!
Hoe lang nog in ’t verschiet de dag die naakt,
nu ‘k uit de korte koortsdroom half ontwaakt,
mij oprichte en de blik naar buiten wende.

’t Is dag, maar toch geen dag voor mij, die kende
de volle luister, die ’t Heelal doorblaakt:
zie alles treurt zó mat, zó dor, zó naakt….
maar dat de zon me een enkle hoopstraal zende

en ’t schijnt me of weder, in ’t verdord gemoed,
iets op gaat wellen en zijn vreugde spreiden
in en rond mij in gouden zomergloed.

En ‘k wou zo graag de minnende armen breiden
en weer het ganse leven benedijden,
met al zijn smarten nog in kracht zó zoet.

 

Regenlucht

En boordevol is ’t herte en toch en wil niet vloeien
die staande en stille stroom in klare poëzie
op ’t blad, dat ‘k o! zoo graag met tranen zou besproeien,
in ’t lied, dat wentlen zoude in louter harmonie;

en boordevol is ’t herte en niets en kan het boeien,
– geen levensdroom, waarin ‘k een wens weerspiegeld zie! –
geen menselijk gevoel ’t in eedle drift ontgloeien…
Zo noodloos staat het vol…. genot?…. melancholie?….

zo noodloos in de onverschilligheid der dingen,
bestendig draaiend in hun vast omschreven kringen
en zielloos hangende in die eindeloze nood

van wat?… ‘k en weet niet wat…
en boordevol is ’t herte,
onledigbaar, – en staat het vol van vreugde of smerte? –
‘K en wete….
en zielloos drukt de hemel, zwaar als lood…

 

 
Prosper van Langendonck (15 maart 1862 – 7 november 1920)
Cover

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Paul Heyse werd geboren in Berlijn op 15 maart 1830. Zie ook alle tags voor Paul Heyse op dit blog.

Uit: Der Sohn seines Vaters

„Der schönste Frühlingstag leuchtete über der Küste von Bordighera. Die schlanken Wedel der Palmen und die Wipfel der Olivenhaine schauerten in der mild durchsonnten Luft, da über die weite See ein frischer Morgenwind heraufkam, der die hohen, dürren Blütenstengel der Agaven leise hin und her schwanken machte. Himmel und Erde blauten in die Wette, und aus dem Grün der Orangen- und Citronengärten, in das schon die ersten Pfirsichblüten ihren röthlichen Schimmer mischten, blickten die weißen Mauern der Villen friedlich träumend hervor, als horchten sie auf das eintönige Rauschen der Brandung, das von unten heraufdrang. Noch war es so früh im Jahr, daß auch die Kaktus- und Aloewildniß auf den Gartenmauern und die üppig wuchernden, tief herabhängenden Geflechte der Hauswurz nicht, wie im Hochsommer, vom Staube gepudert erschienen, sondern ihre fetten, blanken Triebe in der Sonne spiegelten. Dazu eine tiefe Stille ringsum, kaum hie und da ein Vogelruf und nur in langen Zwischenräumen der Pfiff einer Locomotive, die einen Wagenzug unten am Meer an diesen gesegneten Gefilden vorbeischleppte.
Der junge Mann aber, der durch den tropischen Garten des großen Hôtels herunterschritt und die sonnige Straße nach dem hochgelegenen alten Städtchen einschlug, schien für den Zauber dieses frühen südlichen Frühlings unempfänglich zu sein. Langsam, ohne rechts oder links zu blicken, die Augen auf die Kiesel am Boden geheftet, wandelte er unter seinem gelbseidenen Sonnenschirm dahin, als sei er in ein dunkles Problem vertieft, das seinen Geist nach innen kehrte. Ein auffallend hübsches Gesicht, eine schlank gewachsene Gestalt, in einem hellen englischen Sommeranzug vom neuesten Schnitt, ein weißes, weiches Filzhütchen aus dem kurz gehaltenen braunen Haar, in der blauen Crawatte eine große schwarze Perle. Bei alledem in der ganzen Erscheinung nichts Geckenhaftes. Wer ihm begegnete, mochte ihn, nach dem müden Ausdruck seiner Augen, für einen eben Genesenen halten, der sich behutsam wieder an die Sonne wagte.“

 

 
Paul Heyse (15 maart 1830 – 2 april 1914)
De Paul-Heyse-Villa in München, waar de schrijver van 1874 tot 1914 woonde.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.