Amin Maalouf, Gerald Murnane, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Aldo Busi, Karel Toman

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De rots van Tanios (Vertaald door Eef Gratama)

“Het was heel lang geleden, ik was nog niet eens geboren, en mijn eigen vader ook nog niet. In die tijd voerde de pasja van Egypte oorlog tegen de Osmanen, onze voorouders hebben het niet makkelijk gehad. Vooral niet na de moord op de patriarch. Hij is precies daar, aan het begin van het dorp gedood, met het geweer van de consul van Engeland …’ Zo sprak mijn grootvader wanneer hij me geen antwoord wilde geven, hij uitte flarden van zinnen alsof hij een weg aanwees, dan weer een andere, vervolgens een derde, zonder ooit een ervan te volgen. Ik heb jaren moeten wachten voordat ik de ware toedracht ontdekte. Toch zat ik dicht bij de bron want ik kende de naam Lamia. Iedereen in de streek kende die naam, dankzij een gezegde dat ons bij toeval na een reis van twee eeuwen ter ore kwam: `Lamia, Lamia, hoe zou je je schoonheid kunnen verhullen?’ Nu nog, wanneer de jongelui die op het dorpsplein bij elkaar komen, een vrouw gehuld in een omslagdoek voorbij zien komen, is er altijd wel één die mompelt: `Lamia, Lamia …’ Wat vaak een welgemeend compliment is, maar soms ook het toppunt van wrede spot. De meesten van deze jongens weten niet veel van Lamia, noch van het drama dat dankzij dit gezegde niet in de vergetelheid is geraakt. Ze volstaan met te herhalen wat ze uit de mond van hun ouders en grootouders hebben gehoord, en soms maken ze daarbij, net als zij, een handgebaar in de richting van het hoger gelegen deel van het dorp, waar nu niemand meer woont en waar je de nog altijd de imposante ruïne van een kasteel kunt zien. Vanwege dat gebaar, dat ik zo vaak heb gezien, heb ik lange tijd gedacht dat Lamia een soort prinses was die haar schoonheid achter die hoge muren voor de blikken van de dorpelingen verhulde. Arme Lamia, als ik haar in de keukens in de weer had gezien, of blootsvoets lopend van het ene voorportaal naar het andere met een kruik in haar handen en een sjaal om haar hoofd, zou ik haar moeilijk voor de kasteelvrouwe hebben kunnen aanzien. Maar ze was evenmin een dienstmeisje. Nu weet ik iets meer over haar. In de eerste plaats dankzij de oude dorpelingen, zowel mannen als vrouwen die ik alsmaar met vragen heb bestookt. Dat was meer dan twintig jaar geleden, nu zijn ze allemaal dood, op één na. Zijn naam is Gebrayel, hij is een neef van mijn grootvader en is nu zesennegentig jaar oud. Dat ik hem ter sprake breng, komt niet alleen omdat hij het voorrecht heeft gehad de anderen te overleven, maar vooral omdat de getuigenis van deze voormalige onderwijzer met een hartstochtelijke belangstelling voor de plaatselijke geschiedenis het meest waardevol is geweest; in feite onvervangbaar. Ik kon uren naar hem blijven kijken, hij had grote neusgaten, dikke lippen en een klein, gerimpeld kaal hoofd —trekken die met het klimmen der jaren sterk de nadruk hebben gekregen. Ik heb hem de laatste tijd niet meer gezien, maar men verzekert mij dat hij nog altijd op dezelfde vertrouwelijke toon spreekt, met dezelfde waterval van woorden en een ijzeren geheugen. Tussen de woorden door die ik hierna op papier ga zetten, zal de lezer vaak de echo van zijn stem horen.”

 


Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

 

De Australische schrijver Gerald Murnane werd geboren op 25 februari 1939 in Coburg, Victoria. Zie ook alle tags voor Gerald Murnane op dit blog.

Uit: Border Districts

“Two months ago, when I first arrived in this township just short of the border, I resolved to guard my eyes, and I could not think of going on with this piece of writing unless I were to explain how I came by that odd expression.
I got some of my schooling from a certain order of religious brothers, a band of men who dressed each in a black soutane with a bib of white celluloid at his throat. I learned by chance last year, and fifty years since I last saw anyone wearing such a thing, that the white bib was called a rabat and was a symbol of chastity. Among the few books that I brought here from the capital city is a large dictionary, but the word rabat is not listed in it. The word may well be French, given that the order of brothers was founded in France. In this remote district, I am even less inclined than I was in the suburbs of the capital city to seek out some or another obscure fact; here, near the border, I am even more inclined than of old to accept as well-founded any supposition likely to complete a pattern in my mind and then to go on writing until I learn the meaning for me of such an image as that of the white patch which appeared just now against a black ground at the edge of my mind and will not be easily dislodged.
The school where the brothers taught was built in the grounds of what had been a two-storey mansion of yellow sandstone in a street lined with plane-trees in an inner eastern suburb of the capital city. The mansion itself had been converted into the brothers’ residence. On the ground floor of the former mansion, one of the rooms overlooking the return veranda was the chapel, which was used by the brothers for their daily mass and prayers but was available also to us, their students.
In the language of that place and time, a student who called at the chapel for a few minutes was said to be paying a visit. The object of his visitation was said to be Jesus in the Blessed Sacrament or, more commonly, the Blessed Sacrament. We boys were urged by teachers and priests to pay frequent visits to the Blessed Sacrament. It was implied that the personage denoted by that phrase would feel aggrieved or lonely if visitors were lacking. My class once heard from a religious brother one of a sort of story that was often told in order to promote our religious zeal. A non-Catholic of good will had asked a priest to explain the teachings of the Church in the matter of the Blessed Sacrament. The priest then explained how every disc of consecrated bread in every tabernacle in every Catholic church or chapel, even though it appeared to be mere bread, was in substance the body of Jesus Christ, the Second Person of the Blessed Trinity. The inquirer of good will then declared that if only he were able to believe this, he would spend every free moment in some or another Catholic church or chapel, in the presence of the divine manifestation.”

 


Gerald Murnane (Coburg, 25 februari 1939)

 

De Nederlandse dichter, essayist, toneelschrijver, vertaler, kunstcriticus, journalist, redacteur en politicus Gabriël Wijnand Smit werd geboren in Utrecht op 25 februari 1910. Zie ook alle tags voor Gabriël Smit op dit blog.

 

Oud familieportret

Tussen de grote mensen – van de grond
gescheiden door een berg van brede plooien,
als op een onbereikbaar wereldrond –
zit zich het kind geduldig te verstrooien.

Het kijkt bevreemd de leegte in het rond:
het dikke kleed, de glinstering van het strooien
boeket, het grijze tuindoek, – al die mooie
dingen bekijkt het als een kleine hond.

Leeg is zijn hoofd achter de koele ogen,
zijn netvlies spiegelt alles onbewogen,
maar toch begint al in zijn rond gezicht

vermoeden van verwondering te trillen:
de mond bewoog, bevende om de stille
rimpeling van een wazig binnenlicht.

 

Tien sonnetten

V
En meer: Gij hebt ze om mij heen gezet,
uw hand even tevoren weggenomen
en warm van liefde, schuw in huiverend schromen,
vervullen zij hun opdracht: van uw wet

hier, voor mijn oog, de vaste stem te zijn,
mij dringend en vermanend niet te blijven
waar trots en zelfzucht mij willen inlijven
bij het verraad van hun devoten schijn.

Want alleen hier, in dit aandachtig spreken
met al wat Gij mij laat als troost en teeken,
ken ik de liefde, die de dag mij rooft.

Wat deed ik toch? Waar ben ik toch gebleven?
Bang keer ik terug naar wat mij heeft verdreven…
‘Caïn’, roept Gij, – en ik buig mijn hoofd.

 


Gabriël Smit (25 februari 1910 – 23 mei 1981)

 

De Britse dichter en schrijver Anthony Burgess werd geboren op 25 februari 1917 in Manchester, Engeland. Zie ook alle tags voor Anthony Burgess op dit blog.

Uit: Machten der duisternis (Vertaald door Paul Syrier)

“Ik bleef nog even liggen, naakt, vlekkerig, vaalbleek, uitgemergeld, een sigaret rokend die postcoïtaal had moeten zijn maar het niet was. Geoffrey trok puffend zijn sandalen aan, waarbij zijn buik zich in drie rollen vet plooide, en daarna zijn gebloemde overhemd. Ten slotte verborg hij zich achter zijn zonnebril, zo een van het onbeschofte soort waarvan de bolle oppervlakken de wereld een duo metalen spiegels voorhouden. Ik kon mijn eenentachtig jaar oude gezicht en hals er heel duidelijk in zien: de bekende afgeleefde grimmigheid van iemand die het leven intens heeft ervaren, de ontvleesde pezen als kabels, de anatomie van de kaken, de Fribourg & Treyersigaret in zijn Dunhillpijpje, die mijn herkomst verried uit een tijd waarin roken een handeling was die men met elegantie verrichtte. Ik bezag het dubbelbeeld zonder rancune, terwijl Geoffrey zei: ‘Ik vraag me af wat Zijne Aartsbisschap in de zin heeft. Misschien komt hij een excommunicatiebul afleveren. In kakelbonte cadeauverpakking, natuurlijk.’
‘Zestig jaar te laat,’ zei ik. Ik reikte Geoffrey de halfopgerookte sigaret aan om uit te drukken in een van de onyx asbakken en merkte op hoe ongaarne hij me zelfs die kleine dienst bewees. Ik stapte uit het bed, naakt, vlekkerig, vaal, uitgemergeld. Mijn zomerbroek zat, conform het fatsoensminimum, verre van strak. Het overhemd met begonia’s en orchideeën stond een man van mijn leeftijd belachelijk, maar ik had al lang geleden de angel uit Geoffreys rotopmerkingen getrokken met de woorden: ‘Lieve jongen, ik zal toch ééns moeten wennen aan het vooruitzicht van een laatste bloemenhulde.’ Deze zinsnede dateerde uit 1915. Ik had hem gehoord in Lamb House te Rye, maar hij was minder echt Henry James dan Henry James die de spot dreef met de echte Meredith. Hij had herinneringen opgehaald aan 1909 en het moment dat een of andere dame Meredith te veel bloemen had gestuurd. ‘Een laatste bloemenhulde, ha, ha, ha,’ had James gespot, schokschouderend van geveinsde vrolijkheid.
‘De gelukwensen van de tróúwe gelovigen, dan.’
Ik kon de overdreven stembuiging waarmee Geoffrey dit woord uitsprak geenszins waarderen. Het ademde seks en zijn eigen infame trouweloosheden; het was een woord dat ik ooit in tranen tegen hem had gebezigd; het was voor mij geladen met een ouderwetse morele ernst die voor Geoffreys generatie niet meer dan een nichtengrap was.”

 


Anthony Burgess (25 februari 1917 – 22 november 1993)

 

De Franse dichter Robert Rius werd geboren op 25 februari 1914 in Château-Roussillon. Zie ook alle tags voor Robert Rius op dit blog

Uit: Votre vie vaut cinquante francs (mede ondertekend door André Breton, Henry Espinouze, Maurice Henry, Georges Hugnet, Jean, Benjamin Péret en Yves Tanguy)

« Deux cents francs pour quatre cadavres, on ne peut pas dire que ce soit cher. Soyons précis : Soixante-six francs soixante-six centimes, si l’on compte à sa juste valeur, c’est-à-dire rien, la carcasse de l’adjudant Untel, qui a trouvé une fin hono-rable dans l’exercice de ses sordides fonctions. Qu’on ne vienne pas nous dire que ce n’était pas sa faute. On ne devient pas adjudant comme on devient plombier; il faut la vocation. Après tout, Dreyfus n’avait qu’à ne pas être capitaine. Ça lui aurait évité des difficultés avec l’armée. Les paysans dont le sort nous touche aujourd’hui ont été assiégés dans leur ferme parce qu’ils devaient deux cents francs au fisc. On voit ici l’effet des direc-tions données par les responsables du Front Populaire aux percepteurs : accorder des facilités, ne pas instrumenter contre les gens trop visiblement désargentés. Il est très probable que les Cornuel auraient préféré payer deux cent francs que mourir grillés et mitraillés. 11 est entendu que le pauvre serrurier qu’ils ont descendu n’y était pour rien ; d’autant plus que si on l’avait laissé chez lui, il ne serait pas refroidi maintenant. Mais on a lancé des bombes lacrymogènes sur la vache des Cornuel. Erreur politique, d’ailleurs, il n’y avait rien d’autre à saisir dans leur lamentable ferme. On a mis le feu à la ferme (en sorte que l’enterrement des martyrs retombera finalement aux frais de la commune). Ne l’oubliez pas. Nous avons tous lu Sade avec un certain plaisir. N’oubliez pas la vieille paysanne qui fuyait la fournaise, les cheveux enflammés, canardée à loisir par des gendarmes épouvantés. »

 


Robert Rius (25 februari 1914 – 21 juli 1944)
Divisibilité indéfinie door Yves Tanguy, 1942

 

De Duitse schrijver Karl May werd geboren op 25 februari 1842 in Hohenstein-Ernstthal. Zie ook alle tags voor Karl May op dit blog.

Uit: Old Surehand

„Ich hatte dies natürlich in unsere Zeitrechnung zu übersetzen, und war zur bestimmten Zeit dort. Es war weder Winnetou noch eine Spur von ihm zu sehen, obgleich die Schattenlänge der Eiche genau fünfmal die meinige betrug. Ich wartete mehrere Stunden lang; er stellte sich nicht ein. Ich wußte, daß ihn nur ein Unfall hindern konnte, ein einmal gegebenes Wort zu halten, und wollte darum schon besorgt um ihn werden; da kam mir der Gedanke, daß er schon hier gewesen sein und einen triftigen Grund gehabt haben könne, nicht auf mich zu warten. In diesem Falle hatte er mir ganz gewiß ein Zeichen hinterlassen. Ich untersuchte also den Stamm der Eiche, und richtig! es steckte in demselben in Manneshöhe ein kleiner, verdorrter Fichtenzweig. Da eine Eiche keine Fichtenzweige hat, so mußte er mit Absicht angebracht worden sein, und zwar schon vor längerer Zeit, weil er vollständig vertrocknet war. Ich zog ihn heraus und mit ihm ein Papier, welches um sein zugespitztes, unteres Ende festgewickelt war. Als ich es aufgerollt hatte, las ich die Worte:
»Mein Bruder komme schnell zu Bloody-Fox, den die Comantschen überfallen wollen. Winnetou eilt, ihn noch rechtzeitig zu warnen.«
Diejenigen meiner Leser, welche Winnetou kennen, wissen, daß er sehr wohl lesen und auch schreiben konnte. Er führte fast stets Papier bei sich. Die Nachricht, welche ich hiermit von ihm erhielt, war keine gute; sie machte mich um ihn besorgt, obgleich ich wußte, daß er jeder, auch der größten Gefahr gewachsen sei. Auch um Bloody-Fox wurde mir bange, denn er war sehr wahrscheinlich verloren, wenn es Winnetou nicht gelang, ihn noch vor der Ankunft der Comantschen zu erreichen. Und was mich selbst betrifft, so war auch meine Lage nichts weniger als unbedenklich. Bloody-Fox hauste auf einer, ja wohl der einzigen Oase des öden Llano estakado, und der Weg dorthin führte durch das Gebiet der Comantschen, mit denen wir oft feindlich zusammengeraten waren.“

 


Karl May (25 februari 1842 – 30 maart 1912)
Pierre Brice als Winnetou en Stewart Granger als Old Surehand.in de gelijknamige film uit 1965

 

De Oekraïense dichteres, schrijfster en vertaalster Lesja Oekrajinka werd geboren op 25 februari 1871 in Novograd-Volynsky. Zie ook alle tags voor Lesja Oekrajinka op dit blog.

Uit: The Forest Song (Vertaald door Percival Cundy) 

The Lost Babes
Please, oh, please! be not so savage,
Or our home you’ll surely ravage.
One small cave – for there’s none other
Than the one found by our mother.
Humble is the place we own –
Father’s love we’ve never known…
(They seize him by the hand, beseeching him.)
We’ll dive down to depths profound
Where no light or warmth is found;
There Rusalka watch is keeping
Where a fisher drowned is sleeping.
“He Who Rends the Dikes”
Let her leave him lying there!
Straightway let her come up here!
(The Lost Babes dive down into the lake.)
Come up, love, I say!
Rusalka comes up out of the water, smiling alluringly, joyfully clapping her hands. She is wearing two chaplets: the larger one, green; the other, small, like a crown of pearls, from which there hangs a veil.
Rusalka
Ah! ‘tis you, my sweetheart gay.
“He Who Rends the Dikes”
(Angrily)
Why all this delay?
Rusalka
(She starts to swim as though to meet him, but veers aside, avoiding him.)
All the night, dear, I’ve been yearning,
Dreaming that you were returning!
All the many tears I wept
In a silver cup I’ve kept.
Without you, the tears, my lover,
Filled the cup till it brimmed over.
(She claps her hands, darts forward as though to meet his embrace, but again swerves aside and avoids him.)
Some gold to the bottom fling,
And baptize the wedding ring!
(She laughs in bell-like tones.) “

 


Lesja Oekrajinka (25 februari 1871 – 1 augustus 1913)
Scene uit een opvoering op Bainbridge Island, 2017

 

De Italiaanse schrijver en vertaler Aldo Busi werd geboren op 25 februari 1948 in Montichiari, Brescia. Zie ook alle tags voor Aldo Busi op dit blog.

Uit: Standard Life of a Temporary Pantyhose Salesman (Vertaald door Ercole Guidi)

“In the compartment Angelo had felt uneasy toward Jürgen Ölberg, his friend always so avid of new diseases; the venereal warts Jürgen had yet to collect, and he, who had been so close to getting them, had ran away, like any other mortal still contaminated by the categories of disease and cure.
But Angelo was fed up to the back teeth with clinical testing and rubber gloves. He might as well get used to dying of health, and not speak a word to Jürgen.
No sooner was he back home than he couldn’t wait a minute longer for the imminent inhalation.
The man by the white or red shorts was having a snack, light, together with that man and that woman likewise disdainful, without a reason, as they both were freckled and freckles are the demise of all regality on lakes that be not Scandinavian. Angelo felt as if three minutes and not three days had passed since the affront suffered. He must think of something else.
At Portese an old fisherman-innkeeper had complained of the increasingly meager catch because «the lake is inclined of the discharges. He saw a shim beneath Riva, as beneath the leg of a table, and the water overflowing in all the directions of the imaginary geographical vulva. But the first to be swept away and sucked into that «inclination» were always those three, placid and manducating, with their backs turned.
It was at that moment that he saw the yacht, which surely had been there for hours, pop out of nowhere and approach with precaution the emerging rocks.
Angelo was heedful of the signs of social opulence and genetic paucity which contemporarily intercross within the same family. One of the things which he found most horrifying (splendidly subversive: nothing like nature could intervene with a more candidly vindictive and revolutionary hand), was an economical empire founded upon a couple of dynamic and capable and with attitude to leading persons who had generated a seriously handicapped or mentally challenged as their sole heir.”

 


Aldo Busi (Montichiari, 25 februari 1948)
Cover Italiaanse uitgave

 

De Tsjechische dichter, journalist en vertaler Karel Toman werd geboren 25 februari 1877 in Kokovice. Zie ook alle tags voor Karel Toman op dit blog.

 

The Sundial

A house in ruins. On holed-out walls the moss
is creeping ravenous
and lichen hordes of infestation bask.

In the yard bindweed hustles
and nettles stand a-jungled. The poisoned well
is for the rats to drink.

A cankered apple tree, half lightning-felled,
strains, of past blooms to think.

On clear days come the whistles
as linnets rummage. On sun-glowing days
the gable-end sundial arc revives,
and on it carefree jolly flits and jives
time’s shadow
reciting skyward in stern righteous gloom:
Sine sole nihil sum.

For all is but a mask.

 

Vertaald door Václav ZJ Pinkava

 

 
Karel Toman (25 februari 1877 – 12 juni 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e februari ook mijn 3 blogs van 25 februari 2018.

Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Karel Toman, Vittoria Colonna

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De rots van Tanios (Vertaald door Eef Gratama)

“In het dorp waar ik ben geboren hebben de rotsen een naam. Je hebt er het Schip, de Berekop, de Hinderlaag, de Muur en de Tweelingen, ook wel de Boezem van de Vampier genoemd. En vooral niet te vergeten de Soldatensteen; daar stond men vroeger op de uitkijk wanneer de achtervolging op rebellen werd ingezet; geen enkele plek wordt meer geëerd, is zwaarder beladen met legenden. Maar toch, als het landschap van mijn jeugd in mijn dromen opnieuw aan mij voorbijtrekt, zie ik een andere rots voor me. Hij ziet eruit als een vorstelijke zetel, uitgehold en als het ware ingesleten op het zitvlak, met een hoge, rechte rugleuning, die aan weerszijden als het ware met armsteunen afloopt — het is, geloof ik, de enige rots die de naam van een mens draagt, de Rots van Tanios. Ik heb deze stenen troon lange tijd aanschouwd zonder erop te durven klimmen. Het was niet uit angst voor gevaar; de rotsen bij het dorp waren ons geliefde speelterrein en reeds als kind had ik de gewoonte om grotere jongens tot de gevaarlijkste beklimmingen uit te dagen; onze blote handen en voeten vormden onze enige uitrusting, maar onze huid wist zich aan de huid van de steen vast te hechten en geen kolos kon ons weerstaan. Nee, het was niet de angst om te vallen die mij tegenhield. Het was een geloof, en het was een eed. Afgedwongen door mijn grootvader, enkele maanden voor zijn dood. ‘Alle rotsen, maar nooit die!’ De andere jongens bleven net als ik op afstand, uit dezelfde bijgelovige vrees. Ook zij hadden dat moeten beloven, met hun hand op het donzige haar van hun snor. En ook zij hadden dezelfde uitleg gekregen: ‘Zijn bijnaam was Tanios-kichk. Hij was op die rots gaan zitten. Daarna is hij nooit meer teruggezien.’
Men had mij vaak verteld over deze figuur, held van talloze plaatselijke verzinsels, en telkens weer had zijn naam mij geïntrigeerd. Tanios, dat begreep ik goed, was een van de vele plaatselijke varianten van Anton, net als Antoun, Antonios, Mtanios, Tanos of Tannous … Maar waarom die spottende bijnaam lichk’? Dat had mijn grootvader me niet willen vertellen. Hij heeft alleen maar gezegd wat hij tegen een kind meende te kunnen zeggen: Tanios was de zoon van Lamia. Je hebt vast en zeker van haar gehoord. Het was heel lang geleden,”

 

 
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

Lees verder “Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Karel Toman, Vittoria Colonna”

Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De ontheemden (Vertaald door Marianne Gossije)

“Vaak dachten zijn gesprekspartners dat hij ‘een oude vriend’ bedoelde. Maar Adam koos zijn woorden niet lichtvaardig. Mourad en hij waren vrienden geweest en daarna waren ze geen vrienden meer. In zijn ogen was ‘vroegere vriend’ dus de enige juiste woordkeus.
Wanneer hij die benaming gebruikte in haar bijzijn volstond Dolores met een meewarige glimlach. Maar die ochtend glimlachte ze niet.
‘Als ik morgen ruzie krijg met mijn zus, wordt ze dan ineens mijn vroegere zus? En mijn broer mijn vroegere broer?’
‘Met familie is het anders, dan heb je geen keus …’
‘In dit geval heb je ook geen keus. Een jeugdvriend, dat is een aangenomen broer. Je kunt er spijt van hebben dat je hem hebt aangenomen, maar je kunt hem niet ontaannemen.’
Adam had haar omstandig kunnen uitleggen dat bloedbanden van een heel andere orde waren, maar dan had hij zich op glibberig terrein begeven. Per slot van rekening was er tussen hem en zijn vriendin ook geen bloedverwantschap. Hield dat dan in dat zij op een dag ook van elkaar konden vervreemden, al stonden zij elkaar nu nog zo na? En dat als de een de ander aan zijn sterfbed riep, hij een weigering kon krijgen? Alleen al het ter sprake brengen van die mogelijkheid zou onterend geweest zijn. Hij verkoos te zwijgen.
Het had trouwens geen enkele zin om in discussie te gaan. Vroeg of laat zou hij toch moeten toegeven. Hij had redenen genoeg om Mourad van alles en nog wat kwalijk te nemen, om zijn vriendschap met hem op te zeggen en zelfs om hem te ‘ontaannemen’, ongeacht wat zijn vriendin daarvan vond, maar al die redenen stelden niets meer voor zodra de dood nabij was. Als hij niet naar het ziekbed van zijn vroegere vriend ging, zou hij daar tot zijn laatste snik spijt van hebben.
En dus had hij het reisbureau gebeld om een plaats te reserveren op de eerstvolgende rechtstreekse vlucht – diezelfde dag, ’s middags om half zes, met aankomst om elf uur ’s avonds. Sneller kon bijna niet.”

 

 
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

Lees verder “Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna”

Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna

De Libanese (Franstalige) schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook alle tags voor Amin Maalouf op dit blog.

Uit: De ontheemden (Vertaald door Marianne Gossije)

“Mijn voornaam verwijst naar het begin van de mensheid, maar ik hoor tot een groep mensen die uitsterft, zal Adam twee dagen voor de dramatische gebeurtenis in zijn dagboek noteren.
Ik heb nooit geweten waarom mijn ouders mij zo genoemd hebben. In mijn geboorteland kwam die voornaam nauwelijks voor, en vóór mij was er niemand in de familie met die naam. Ik vroeg het een keer aan mijn vader en hij antwoordde simpelweg: ‘Hij is de voorvader van ons allemaal!’, alsof ik dat niet wist. Ik was tien en ik stelde me tevreden met die uitleg. Misschien had ik hem, toen hij nog leefde, moeten vragen of die keuze een bepaalde bedoeling had, ingegeven was door een ideaal.
Het lijkt me wel. Volgens hem hoorde ik bij de grondleggers. Nu, op mijn zevenenveertigste, moet ik erkennen dat mijn missie niet voltooid zal worden. Ik zal niet de eerste van een geslacht zijn, ik zal de laatste zijn, de allerlaatste van mijn familie, de hoeder van al hun treurnis, hun desillusies en ook alles waarvoor ze zich schaamden. Op mij rust de afschuwelijke taak de gezichten te identificeren van degenen van wie ik hield, en dan te knikken zodat het laken er weer overheen getrokken kan worden. […]
Ik ben degene die het licht moet uitdoen. En wanneer het mijn beurt is, zal ik vallen als een gevelde boom, zonder te hebben gebogen, en tegen ieder die het horen wil zal ik zeggen: ‘Ik heb gelijk, de Geschiedenis heeft het bij het verkeerde eind!’
Die hoogmoedige, absurde kreet klinkt voortdurend in mijn hoofd. Het zou trouwens het motto kunnen zijn voor de zinloze pelgrimstocht waar ik al tien dagen aan bezig ben.
Door terug te keren naar mijn overspoelde land dacht ik nog wat sporen van mijn verleden en van mijn familie te kunnen redden. Maar daar verwacht ik niet veel meer van. Wanneer je probeert de overstroming tegen te houden, loop je het gevaar deze juist te versnellen … Toch heb ik geen spijt dat ik aan deze reis begonnen ben.”

 

 
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

Lees verder “Amin Maalouf, Aldo Busi, Gabriël Smit, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka, Vittoria Colonna”

Aldo Busi, Amin Maalouf, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka

De Italiaanse schrijver en vertaler Aldo Busi werd geboren op 25 februari 1948 in Montichiari, Brescia. Zie ook alle tags voor Aldo Busi op dit blog.

Uit: Standard Life of a Temporary Pantyhose Salesman (Vertaald door Ercole Guidi)

He had called him and now he was telling him he didn’t wish to speak with him or know him because it wasn’t him. He had returned to his rock; he didn’t feel like swimming anymore. He’d have only done it to drown himself.
He felt smothered by that humiliation mixed with the attraction which now, confused, acquired from the refusal an uncontainable acumen that shook his lungs. It was stimulating to be turned down, to be mistaken for another, it had to be admitted. One was forced out of the rite, the brain skidding off the usual tracks of costless renunciations. The sudden hatred, mingled with desire and by now shattered into petty self-justifications, dazed in an unusual way; it called to life.
That afternoon he had been fiddling about what to do, without ever again turning his head toward the place of the offense or turning it elsewhere. The colors plunged into a self-pitying languor, of uncommitted punishments to be given in his mind. He beheld under his fastened eyelids – of himself who had the air of one who’s basking in the sun – the death’s head: it stripped the flesh from his scalp with his own teeth, stripped the flesh off his skull, spit the gray matter to the frogs.
To be able to tear him to pieces! He put on his trousers very slowly; someone asked him mundane explanations as to his leaving so early, and, as he was out of everyone’s view, he started running on the other side of the fence.
He thought he had always been kind and brotherly when he said «no». He knew he wasn’t being sincere.
In the evening he received a phone call from Galeazzo, a cop from Naples, an invitation. He had yet to finish the baths; but he thought that after the inhalations he’d have gone back to the Grotte, see him again, perhaps consume himself in that inconclusive hatred for another week.”

 

 
Aldo Busi (Montichiari, 25 februari 1948)
Hier links bij de opname van de film “Mutande pazze” , 1992

Lees verder “Aldo Busi, Amin Maalouf, Anthony Burgess, Robert Rius, Karl May, Lesja Oekrajinka”

Lesja Oekrajinka, Friedrich von Spee, Karl Wilhelm Ramler, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann

De Oekraïense dichteres, schrijfster en vertaalster Lesja Oekrajinka werd geboren op 25 februari 1871 in Novograd-Volynsky. Zie ook alle tags voor Lesja Oekrajinka op dit blog.

 

The Guelder-Rose

The Cossack is dying, the maiden crying :”
Let me stay beside you, deep in earth I would be lying ! “
” O if you are truly such a faithful maiden,
Then become a guelder-rose with snowy blossom laden.
Dew that in the morning on the mowing settles
Shall not weigh upon my grave but on your flowing tresses.
When the hot sun scorches and the blossom blanches
Heat shall not dry up my bones but shrivel your green branches. “
” O my sweet, how can it give you any pleasure
That I glow so red when I feel sorrow beyond measure ?
O my sweet, how can it be a cause for gladness
That I blossom when my heart is full of gall and sadness ?
Will the grave be dearer to you, my beloved,
If I am a green tree rising silently above it ? “
” Even my own mother could not grieve so deeply
As you grieve for me, my guelder-rose tree was already growing.
People with small children came and stood there gazing,
Never had they seen before a wonder so amazing :
” Who is it lies buried here beside the highway
Where a guelder-rose is blossoming in frost so spryly ?
See its green and slender leaves there twisting, curling,
And the blood-red berries in its snowy blossom stirring ! “
In reply the guelder-rose its leaves uncovered :
” Why must I be silent at the side of my beloved ?
O the tree is silent while the axe is swinging,
When the man cuts deeply, then the tree is singing.
First a branch he severs, then a pipe he’s playing,
With an arrow from the guelder-rose his heart assai
ling.“

 

Vertaald door Peter Tempest

 

Lesja Oekrajinka (25 februari 1871 – 1 augustus 1913)
Monument in Kovel

Lees verder “Lesja Oekrajinka, Friedrich von Spee, Karl Wilhelm Ramler, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann”

Franz Xaver Kroetz, Gérard Bessette, Karl May, Mary Chase, Lesja Oekrajinka, Karl Wilhelm Ramler, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann

De Duitse dichter, schrijver, regisseur en acteur Franz Xaver Kroetz werd geboren op 25 februari 1946 in München. Zie ook mijn blog van 25 februari 2009 en ook mijn blog van 25 januari 2010.

 

Grüss Gott!

 

Oft wenn ich

am Morgen

aufwach

 

steckt mir

ein Messer

Angst

im Herzen.

 

 

 

Wahllose Qual

 

Ein anderes Zimmer.

Ein anderer Tisch.

Die alte Fron.

 

Und immer sicherer

wissen was ich

mir abringe

bewegt nichts

mehr und niemand.

 

Nach Not und Tränen

dem alten Leiden

der Versuchung

nicht widerstanden

durch Literatur

Ordnung zu haben.

 

 
Franz Xaver Kroetz (München, 25 februari 1946)

 

Lees verder “Franz Xaver Kroetz, Gérard Bessette, Karl May, Mary Chase, Lesja Oekrajinka, Karl Wilhelm Ramler, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann”

Karl May, Mary Chase, Karl Wilhelm Ramler, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann, Lesja Oekrajinka

De Duitse schrijver Karl May werd geboren op 25 februari 1842 in Hohenstein-Ernstthal. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007  en ook mijn blog van 25 februari 2008 en ook mijn blog van 25 februari 2009.

 

Uit: Durch die Wüste

 

Halef war ein eigentümliches Kerlchen. Er war so klein, dass er mir kaum bis unter die Arme reichte, und dabei so hager und dünn, dass man hätte behaupten mögen, er habe ein volles Jahrzehnt zwischen den Löschpapierblättern eines Herbariums in fortwährender Pressung gelegen. Dabei verschwand sein Gesichtchen vollständig unter einem Turban, der drei volle Fuß im Durchmesser hatte, und sein einst weiß gewesener Burnus, welcher jetzt in allen möglichen Fett- und Schmutznuancen schimmerte, war jedenfalls für einen weit größeren Mann gefertigt worden, so dass er ihn, sobald er vom Pferde gestiegen war und nun gehen wollte, empor nehmen musste, wie das Reitkleid einer Dame. Aber trotz dieser äußeren Unansehnlichkeit musste man allen Respekt vor ihm haben. Er besaß einen ungemeinen Scharfsinn, viel Muth und Gewandtheit und eine Ausdauer, welche ihn die größten Beschwerden überwinden ließ. Und da er auch außerdem alle Dialekte sprach, welche zwischen dem Wohnsitze der Uëlad Bu Seba und den Nilmündungen erklingen, so kann man sich denken, dass er meine vollste Zufriedenheit besaß, so dass ich ihn mehr als Freund denn als Diener behandelte. Eine Eigenschaft besaß er nun allerdings, welche mir zuweilen recht unbequem werden konnte: er war ein fanatischer Muselmann und hatte aus Liebe zu mir den Entschluss gefasst, mich zum Islam zu bekehren. Eben jetzt hatte er wieder einen seiner fruchtlosen Versuche unternommen, und ich hätte lachen können, so komisch sah er dabei aus.”

 

May
Karl May (25 februari 1842 – 30 maart 1912)

Hier gekleed als Old Shatterhand

 

 

De Amerikaanse schrijfster Mary Chase werd geboren op 25 februari 1907 in Denver, Colorado. Zie ook mijn blog van 25 februari 2009.

 

Uit: The Wicked, Wicked Ladies in the Haunted House

 

„Maureen Swanson was known among the other children in her neighborhood as a hard slapper, ashouter, a loud laugher, a liar, a trickster, and a stay-after-schooler.
Whenever they saw her coming they cried out, “Here comes Old Stinky,” and ran away.
Sometimes she would pretend she hadn’t seen them. She was a good pretender. If she was pretending she was a queen or a movie star or Maureen Messerman, she would not notice. At other times she would chase them, slap the one she caught, then run and hide until the trouble died down.
Her mother often said to her father, “How I wish Maureen could be a little lady: sweet, kind, and nice to everyone.”
He frowned. “She better learn to mind first. She better stop hanging around that Old Messerman Place.”
The Old Messerman Place, which took up half a city block, was walled in, boarded up, deserted. You couldn’t see inside because the brick walls were too high, and the spruce trees growing just inside the walls grew so tall and so close together that even when you threw your head back and looked up, all you could see were four chimneys like four legs on a giant’s table turned upside down.“

 

Mary_Coyle_Chase

Mary Chase (25 februari 1907 – 20 oktober 1981)

 

 

 

De Duitse dichter en filosoof Karl Wilhelm Rạmler werd geboren in Kolberg op 25 februari 1725. Zie ook mijn blog van 25 februari 2009.

 

An den Apoll

Bey Eröffnung des Opernhauses zu Berlin.

 

Apollo! (denn dir hat Friedrich den Tempel

Aus Stufen erhöht, mit Säulen umpflanzet,

Und deinen Spielen eingeweiht:

 

Melpomene singt in Eratons Laute,

Terpsichore tanzt in Waffen, im Schleyer,

Dir menschliche Geschichten vor;)

 

Vergönne doch auch der süssen Cythere

Den Zutritt, und o! dem freundlichen Amor,

Der leichtgerüstet vor ihr hüpft!

 

Den Grazien, die der Gürtel entbehren,

Der Suada, mit hold einladenden Lippen,

Und allem jungen Göttervolk!

 

Komm, munterer Witz, und Muthwill, und Lachen,

Und artiger Trotz, und fröhlicher Leichtsinn,

Und du, schalkhafter kleiner Scherz!

 

Karl_Wilhelm_Ramler

Karl Wilhelm Rạmler (25 februari 1725 – 11 april 1798)

Portret door Anton Graff

 

 

 

De Italiaanse toneelschrijver Carlo Goldoni werd geboren in Venetië op 25 februari 1707. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 25 februari 2009.

 

Uit: The War (La Guerra,vertaald door Alexander Gross)

 

„(Enter three soldiers, carrying a lamb, some chickens, a wineskin, and other looted goods.)

FIRST SOLDIER: Lucky they called a truce when they did.

SECOND SOLDIER: Yeah, we would have killed them.

THIRD SOLDIER: Sure, we were only getting started.

FIRST: It was pretty good for a while—then they all ran back to the camp.

THIRD: I was all set to go after them when they raised that white flag.

SECOND: They’re nothing but a bunch of cowards.

FIRST: Anyway, that wasn’t a real attack, so I went and assaulted a hen house.

SECOND: Yeah, and I took this lamb prisoner.

THIRD: And I found this wineskin, and I slit its gullet.

SECOND: Boy, if they hadn’t surrendered, we’d have ripped them to shreds.

THIRD: All the better for us: at least we can rest up a little during the truce.

FIRST: Let’s find some wood and get a fire going.

SECOND: Who’s gonna be cook?

FIRST: Hey, that’s your job. Today we eat.

ALL THREE: That’s right! Yeah, we eat! Yeah, let’s eat!

(they are about to go offstage. Enter Lisetta, a pretty peasant girl carrying a basket of food)

THIRD: Hey, look what’s coming here.

FIRST: She looks like she has some stuff we can use.

SECOND: Quick, let’s hide everything.

(they do so, then lie in wait for Lisetta, pouncing on her when she draws near. They try to take away her basket, but she manages to hold onto it.)

 

Carlo_Goldoni_01
Carlo Goldoni (25 februari 1707 – 6 februari 1793)
Standbeeld door Antonio Dal Zotto in Venetië.

 

 

 

De Duitse dichter en mysticus Quirinus Kuhlmann werd geboren op 25 februari 1651 in Breslau. Zie ook mijn blog van 25 februari 2009.

 

Uit: Der Kühlpsalter

Der 1. Gesang

 

3.

Seelenlibster! las mich lodern,

Wi zuvor, in Himmelsglutt!

Las mich deine Libe fodern!

Ach durchhitze Blutt und Mutt!

Nach dem Himmel geht mein schwingen,

Leihe Flügel, Jesus, doch!

Las mich Wolkenhöher dringen!

Ach entjoche mir mein Joch!

 

4.

Komme, Jesus, mich zustärken,

Weg, verdammtes Erdhyän!

Weiche mit den Blendniswerkken,

Angeschminkte Weltsyren!

Ehe wird di Sonn erblassen,

Und ihr Feuer bringen Eis,

Als ich werde Jesum lassen,

Um zugeben dir den Preis.

 

QuirinusKuhlmann

Quirinus Kuhlmann (25 februari 1651 – 4 oktober 1689)

 

 

 

De Oekraïense dichteres, schrijfster en vertaalster Lesja Oekrajinka werd geboren op 25 februari 1871 in Novograd-Volynsky.Zie ook mijn blog van 25 februari 2009.

 

Uit: The Forest Song

 

“Ancient, thick, primeval forest in Volyn. In the middle of the forest there is vast glade with the weeping birch tree and a big and bushy oak. From the side the lawn is overtaken by marsh and reed and at places by bright-green mire – those are banks of the forest lake that is born from a forest stream. That stream runs from the wildwood into the lake and then on the other side of the lake runs away getting lost in the covert. The lake itself is very quiet, covered with duckweed and pond lilies but with clear surface in the middle. The whole vicinity is savage, mysterious, but not sullen, filled with tender and thoughtful beauty of Podilla. Early spring. On the fringe of the forest and on the glade first green birthwort appears, snowdrops and windflowers are blooming. Trees are still standing bear but covered with young buds that are about to open. The fog over the lake lies like a thick veil, or waves to the wind, or tears itself apart, showing pale blue water.

 

Some noise came through the forest, the stream started growling, jingling, and together with its waters appeared “One That Destroys Flood Walls” – young, extremely blondish, blue-eyed, with tumultuous and yet sliding moves. His clothes change colours from muddily-yellow to serene-blue and flicker with sharp golden sparks. He jumps from the stream into the lake and starts moving around the surface exciting its sleepy water. The fog slips away and water becomes deep blue.”

 

Lesja_ukrainka

Lesja Oekrajinka (25 februari 1871 – 1 augustus 1913)

 

 

Anthony Burgess, Amin Maalouf, Robert Rius, Aldo Busi, Gérard Bessette, Franz Xaver Kroetz, Mary Chase, Lesja Oekrajinka, Karl May, Karl Wilhelm Ramler, Friedrich von Spee, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann

De Britse dichter en schrijver Anthony Burgess werd geboren op 25 februari 1917 in Manchester, Engeland. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 25 februari 2008.

 

Uit: Revolutionary Sonnets

 

A dream, yes, but for everyone the same.
The thought that wove it never dropped a stitch.
The absolute was everybody’s pitch,
For, when a note was struck, we knew its name.
That dark aborted any wish to tame
Waters that day might prove to be a ditch
But then was endless growling ocean, rich
In fish and heroes till the dredgers came.
Wachet auf! A fretful dunghill cock
Flinted the noisy beacons through the shires.
A martin’s nest clogged the cathedral clock,
But it was morning: birds could not be liars.
A key cleft rusty age in lock and lock.
Men shivered by a hundred kitchen fires.

 

 

Going, Going, Gone

 

i know it is time to go

and go i must

so does it mean i don’t care,

questioning did I ever care

or was it fear that made stay so long

fear of starting over

fear on the unknown

but to stay i must to lie

lying is a cowardly trait

and i can not longer wear those shoes

they are much too small for my feet now

so with a kiss on the cheek

i taste the sadness of notorious love

and I’m gone

 

anthony-burgess

Anthony Burgess (25 februari 1917 – 22 november 1993)

 

De Franstalige schrijver Amin Maalouf werd geboren in Beiroet, Libanon, op 25 februari 1949. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 25 februari 2008.

 

Uit: In the Name of Identity (Vertaald door Barbara Bray)

 

A life spent writing has taught me to be wary of words. Those that seem clearest are often the most treacherous. “Identity” is one of those false friends. We all think we know what the word means and go on trusting it, even when it’s slyly starting to say the opposite.

    Far be it from me to want to keep on redefining the idea of identity. It has been the fundamental question of philosophy from Socrates’s “Know thyself!” through countless other masters down to Freud. To approach it anew today would call for more qualifications than I possess and for very much greater temerity. The task I set myself is more modest. I want to try to understand why so many people commit crimes nowadays in the name of religious, ethnic, national or some other kind of identity. Has it always been like this since time immemorial, or is the present era influenced by hitherto unknown factors? Sometimes what I say may seem rather simplistic. If so it’s because I want to set my argument out as calmly, patiently and fairly as possible, without resorting to jargon or unwarranted shortcuts.

What’s known as an identity card carries the holder’s family name, given name, date and place of birth, photograph, a list of certain physical features, the holder’s signature and sometimes also his fingerprints—a whole array of details designed to prove without a shadow of doubt or confusion that the bearer of the document is so-and-so, and that amongst all the millions of other human beings there isn’t one — not even his double or his twin brother — for whom he could be mistaken.”

 

Malouf

Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)

 

De Franse dichter Robert Rius werd geboren op 25 februari 1914 in Castle-Roussillon. Hij begon als journalist voor Catalan Coq in Perpignan, een satirsche weekblad in Perpignan. In 1937 kwam hij in contact met de groep surrealisten rond André Breton and Benjamin Péret. In die tijd schiep hij samen met Breton, Péret and Remedios Varo het stuk Le Jeu du dessin communiqué. In 1940 verscheen Frappe de l’Écho. Vanaf 1942 zat hij in het Franse verzet en publiceerde nog sporadisch (Essai d’un dictionnaire exact de la langue française, Serrures en friches en Picasso.) Op 4 juli 1944 werd hij gearresteerd, en daarna lang gefolterd. Hij weigerde echter te spreken en werd op 21 juli geëxecuteerd in Fontainebleau.

 

Œil-de-père

 

L’imagination-poil-de-chat
Mange tout
Rape voyelles

 

L’imagination peinte sang-de-bœuf

 

L’imagination à lorgnons
Qui a la flemme
Elle est dans un œuf
Se mange au couteau
Et se place à responsabilité illimitée

 

L’imagination cheval
Celle qui
Celle que l’on rôtit
Celle que Dominguez appelle petite colombe blanche

 

L’imagination ferme-portes
Décide de rester à croche-pied

 

L’imagination compresse sédative

 

L’imagination rail

 

L’imagination canevas

 

L’imagination croque-mots

 

Chutt

 

L’imagination rêve les bras croisés.

 

rius-1941

Robert Rius (25 februari 1914 – 21 juli 1944)

 

De Italiaanse schrijver en vertaler Aldo Busi werd geboren op 25 februari 1948 in Montichiari, Brescia. Gedurende zijn jonge jaren werkte hij veel buiten Italië. Zodoende leerde hij verschillende vreemde talen. Hij studeerde aan de universiteit van Florence en aan de universiteit van Verona, waar hij afstudeerde op een onderzoek naar de dichter John Ashbery. Busi debuteerde in 1984 met de roman Seminario sull gioventù (Ned: Over de jeugd). Intussen heeft hij al meer dan twintig titels op zijn naam staan. Busi is ook vertaler van werk van o.a. Lewis Caroll en Friedrich Schiller.

 

Uit: Seminario

 

While contemplating the signs of Barbino’s first wet dream on his underwear that she has taken to the river, she comments: “Ah, youth, it is a great time for sowing seed.” And “sowing seed,” besides its sexual meaning, also refers to the seminarists whose underwear Lenta often washed, to the seminar which the grown-up Barbino will conduct on the anxieties of his youth, and to the literal meaning of “throwing seeds” which we may find grown one day.“

 

aldobusi

Aldo Busi (Montichiari, 25 februari 1948)

 

De Canadese schrijver Gérard Bessette werd geboren op 25 februari 1920 in Sainte-Anne-de-Sabrevois, Quebec en bezocht de Université de Montréal waar hij letterkunde studeerde. In die tijd verschenen ook zijn eerste gedichten. Hij brak door met zijn roman Le libraire uit 1960 over een bediende in een boekwinkel in een klein plaatsje in Quebec in de jaren vijftig. Voor zijn roman Le cycle (1971) kreeg hij de Governor General’s Award. In 1980 ontving hij de Prix Athanase-David, Quebec’s hoogste literaire onderscheiding. Gérard Bessette doceerde ook aan de Royal Military College of Canada en aan Queen’s University

Uit: Le libraire 

„Ne rien faire
Quand il n’y a pas de chalands dans ma section et que mes rayons sont pleins, c’est le bon temps. Je m’installe sur un tabouret derrière le comptoir, les mains au menton, la visière rabaissée sur le nez, et je ne fais rien. J’attends l’heure de la fermeture, cinq heures et demie. Il est étonnant comme le temps passe vite quand on ne fait rien. Pourvu qu’on ne soit pas libre. Je veux dire : pourvu qu’un “devoir” vous force à rester en place. Autrement, ça ne tient plus. Ainsi moi, si je n’étais pas obligé de travailler à la librairie Léon pour gagner ma vie et qu’on me demandât de passer des heures d’affilée perché sur un tabouret, j’en serais complètement incapable.“

Besette

Gérard Bessette (25 februari 1920 – 21 februari 2005)

 

De Duitse dichter, schrijver, regisseur en acteur Franz Xaver Kroetz werd geboren op 25 februari 1946 in München. Daar bezocht hij de toneelschool en vervolgens het Max-Reinhardt-Seminar in Wenen. Bekend werd hij toen in 1971 de opvoeringen van zijn stukken Heimarbeit en Hartnäckig door neofascisten werden verstoord. In zijn rol van Baby Schimmerlos in de televisieserie Kir Royal werd Kroetz bij een groot publiek bekend. Kroetz ontving o.a. de Bertolt-Brecht-Literaturpreis, het Bundesverdienstkreuz en de Marieluise-Fleißer-Preis.

 

November

 

Tröste mich.

Dir hab ich mich

anvertraut.

 

Dir hab ich

meine Frauen geopfert.

Und meine Kinder

die kennen mich nicht.

 

Du hast meine Gesundheit.

Du hast meine Kraft.

Du hast meine Freunde.

 

Du hast vom Besten

von mir

alles.

 

Tröste mich

denn ich hasse dich.

Literatur.

 

Kroetz

Franz Xaver Kroetz (München, 25 februari 1946)

 

De Amerikaanse schrijfster Mary Chase werd geboren op 25 februari 1907 in Denver, Colorado. Na de universiteit werkte zij een tijd als journaliste tot zij in 1928 trouwde met de journalist Robert Lamont Chase. Als huisvrouw begon zij toneelstukken te schrijven.  In 1944 kwam met Harvey de doorbraak. In 1945 kreeg zij er de Pulitzer Prijs voor. Het stuk werd alleen al in New York 1775 keer opgevoerd. Zij zelf schreef ook voor twee verfilmingen het draaiboek.

 

Uit: Harvey

 

(ELWOOD enters. MRS. CHAUVENET turns back to pick up her

scarf from chair, and sees him.)

MRS. CHAUVENET. (Rushing forward.) Elwood! Elwood Dowd! Bless your heart.

ELWOOD. (Coming forward and bowing as he takes her han
d.)

Aunt Ethel! What a pleasure to come in and find a beautiful woman waiting for me!

MRS. CHAUVENET. (Looking at him fondly.) Elwood—you haven’t changed.

VETA. (Moves forward quickly, takes hold of her.) Come along, Aunt Ethel—you mustn’t miss the party.

MYRTLE. There’s punch if you don’t like tea.

MRS. CHAUVENET. But I do like tea. Stop pulling at me, you two. Elwood, what night next week can you come to dinner?

ELWOOD. Any night. Any night at all. Aunt Ethel—I would be delighted.

VETA. Elwood, there’s some mail for you today. I took it up to your room.

ELWOOD. Did you, Veta? That was nice of you. Aunt Ethel- I want you to meet Harvey. As you can see he’s a Pooka. (Turn toward air beside him.) Harvey, you’ve heard me speak of Mrs. Chauvenet? We always called her Aunt Ethel. She is one of my oldest and dearest friends. (Inclines head toward space and goes “Hmm!” and then listens as though. not hearing first time. Nods as though having heard someone next to him speak.) Yes—yes—that’s right. She’s the one. This is the one. (To MRS. CHAUVENET.) He says he would have known you anywhere. (Then as a confused, bewildered look comes over MRS. CHAUVENET’S face and as she looks to L. and R. Of ELWOOD and cranes her neck to see behind him—ELWOOD not seeing her expression, crosses toward VETA and MYRTLE MAE.) YOU both look lovely. (Turns to the air next to him.) Come on in with me. Harvey—We must say hello to all of our friends—(Bows to MRS. CHAUVENET.) I beg your pardon. Aunt Ethel. If you’ll excuse me for one moment—(Puts his hand gently on her arm, trying to turn her.)

 

Chase

Mary Chase (25 februari 1907 – 20 oktober 1981)

 

De Oekraïense dichteres, schrijfster en vertaalster Lesja Oekrajinka werd geboren op 25 februari 1871 in Novograd-Volynsky. In 1881 werd kreeg zij te lijden aan tbc en begon zij uitgebreide reizen te maken op zoek naar genezing. Met haar bundels Na krylakh pisen (1893; “Eng: On the Wings of Songs”), Dumy i mriyi (1899; “Eng: Thoughts and Dreams”), and Vidhuky (1902; “Eng: Echoes”) vestigde zij haar naam als dichteres. Zij was actief in de strijd tegen het tsarisme en vertaalde in 1902 het Communistisch Manifest van Marx. In 1907 werd zij gearresteerd. Vanaf 1906 richtte zij zich meer op het schrijven van poëtisch drama, met verschillende historische achtergronden. Ukrainka schreef opok korte verhalen en essays en vertaalde werk van Homerus, William Shakespeare, Lord Byron, Victor Hugo, en Ivan Toergenjev.

 

Contra spem spero (Hope against hope)

 

Hence, dark thoughts! Away, ye autumn mists!

Golden spring is here, she’s here today!

Should my days of youth be spent in woe,

Drearily and sadly pass away?

 

Nay, through all my tears, I still will smile,

Sing my songs through troubles round me loom;

Hopeless, still hope on against all odds,

I will live! Away, ye thoughts of gloom!

 

On this hard and ingrate soil I’ll sow

Flowers that shall bloom with colors rare;

Flowers will I plant where frost doth reign,

Water them with many a bitter tear.

 

And these burning tears will soften then

All that ground so crusted, chill, malign,

Flowers, then perhaps, will bloom and bring

Joyous spring e’en to this heart of mine.

 

Though the mountain side be rough and steep,

Onward will I bear the ponderous stone;

Struggling upwards ‘neath the crushing load,

Still will I my joyous song intone.

 

Through the long, dark night inscrutable

Never will I close my wearied eyes,

Searching ever for guiding start –

Radiant empress of the midnight skies.

 

Yes, through all my tears, I still will smile,

Sing my songs through troubles round me loom;

Hopeless, still hope on against all odds,

I will live! Away, ye thoughts of gloom!

 

Lesya_Ukrainka_portrait

Lesja Oekrajinka (25 februari 1871 – 1 augustus 1913)

 

De Duitse schrijver Karl May werd geboren op 25 februari 1842 in Hohenstein-Ernstthal. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007  en ook mijn blog van 25 februari 2008.

 

Uit: Kara Ben Nemsi im Reiche des Großherrn

 

“Es war Abend und wir lagerten am Rand eines Tschinarwaldes (Platenenwald). Über uns wölbte sich ein Himmel von solcher Reinheit, wie sie nur in diesen Gegenden zu beobachten ist. Wir befanden uns in der Nähe der persischen Grenze, und die Luft Persiens ist wegen ihrer Klarheit berühmt. Das Licht der Sterne war so stark, dass ich, obwohl der Mond nicht am Himmel stand, die Zeiger meiner Taschenuhr deutlich erkennen konnte. Zu lesen hätte ich, selbst bei kleiner Schrift, ganz gut vermocht. Sogar Gestirne, die gewöhnlich nur mit dem Fernrohr wahrgenommen werden können, kamen zum Vorschein. Der siebente Stern des Siebengestirns war ohne bedeutende Anstrengung des Auges zu erkennen. Die Klarheit eines solchen Sternenhimmels macht einen tiefen Eindruck auf das Gemüt, und ich begriff, warum Persien die Heimat der Astrologie ist, dieser unfrei geborenen Mutter der edlen Tochter, die uns mit den leuchtenden Welten vertraut macht.” –

 

KarlMay

Karl May (25 februari 1842 – 30 maart 1912)
Karl May als „Kara Ben Nemsi”, rond 1896

 

De Duitse dichter en filosoof Karl Wilhelm Rạmler werd geboren in Kolberg op 25 februari 1725. Vanaf 1798 washij hoogleraar logica aan de kadettenschool in Berlijn en vanaf 1790 theaterdirecteur van hhet Nationaltheater. Hij werd wegens zijn oden in antieke stijl wel de Duitse Horatius genoemd. Rạmler wordt gerekend tot de periode van de Verlichting, maar ook wel tot de Empfindsamkeit.

 

An den Frieden

 

Wo bist du hingeflohn, geliebter Friede?
Gen Himmel, in dein mütterliches Land?
Hast du dich, ihrer Ungerechtigkeiten müde,
Ganz von der Erde weggewandt?

 

Wohnst du nicht noch auf einer von den Fluren
Des Oceans, in Klippen tief versteckt,
Wohin kein Wuchrer, keine Missethäter fuhren,
Die kein Eroberer entdeckt?

 

Nicht, wo mit Wüsten rings umher bewehret,
Der Wilde sich in deinem Himmel dünkt?
Sich ruhig von den Früchten seines Palmbaums nähret?
Vom Safte seines Palmbaums trinkt?

 

O! wo du wohnst, laß endlich dich erbitten:
Komm wieder, wo dein süßer Feldgesang,
Auf heerdenvollen Hügeln und aus Weinbeerhütten
Und unter Kornaltären klang.

 

Sieh diese Schäfersitze, deine Freude,
Wie Städte lang, wie Rosengärten schön,
Nun sparsam, nun wie Bäumchen auf verbrannter Heide,
Wie Gras auf öden Mauern stehn.

 

Die Winzerinnen halten nicht mehr Tänze;
Die jüngst verlobte Garbenbinderin
Trägt, ohne Saitenspiel und Lieder, ihre Kränze

 

Zum Dankaltare weinend hin.

Denn ach! der Krieg verwüstet Saat und Reben
Und Korn und Most; vertilget Frucht und Stamm;
Erwürgt die frommen Mütter, die die Milch uns geben,

 

Erwürgt das kleine fromme Lamm.

Mit unsern Rossen fährt er Donnerwagen,
Mit unsern Sicheln mäht er Menschen ab;
Den Vater hat er jüngst, er hat den Mann erschlagen,

 

Nun fodert er den Knaben ab.

Erbarme dich des langen Jammers! rette
Von deinem Volk den armen Überrest!
Bind’ an der Hölle Thor mit siebenfacher Kette
Auf ewig den Verderber fest.

 

Karl_Wilhelm_Ramler_2

Karl Wilhelm Rạmler (25 februari 1725 – 11 april 1798)
Portret door Gottfried Hempel

 

 

De Duitse jezuïet en dichter Friedrich von Spee werd op 25 februari 1591 in Kaiserswerth bij Düsseldorf geboren. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007 en ook mijn blog van 25 februari 2008.

 

Zu dir auß tieffem grunde

 

Zu dir auß tieffem grunde

Hab ich geruffen, Herr:

Ach höre mich zur-stunde,

Nit bleibe doch so ferr.

So du die zahl der sünden

Villeicht wolst schawen an,

Wer würd ohn schanden könden

Vor deinen augen stahn?

 

Ein gnaden Meer verschloßen

In deinem hertzen ligt,

Das komt mit hauff gefloßen,

Wan vns die noth anficht:

Drumb nie will ich verzagen,

Auff ihn will harren fäst,

Wan mich bey trüben tagen

Schon liecht, vnd glantz verläst.

 

Ach Israël mich höre,

Was dir von hertzen rath;

Kein vngemach dich störe,

Nit zage früh, noch spath:

Wan sich der tag entzündet

Zur ersten morgen-wacht,

Dein hoffnung sey gegründet

Auff Gott, biß in die nacht.

 

Auff ihn wer sich geleinet

Mit festem helden-mut,

Die gnad ihm bald erscheinet,

Der streit kompt ihm zu gut.

Dan vnser Gott so milde,

Voll süß- vnd gütigkeit,

All vnser schutz, vnd schilde

Verbleibt in Ewigkeit.

 

Friedrich-von-Spee-Denkmal

Friedrich von Spee (25 februari 1591 – 7 augustus 1635)
Standbeeld in Paderborn

 

De Italiaanse toneelschrijver Carlo Goldoni werd geboren in Venetië op 25 februari 1707. Zie ook mijn blog van 25 februari 2007.

 

Uit: Der Diener zweier Herren

 

“Pandolfo, Doktor Lombardi, Tebaldo.

 

DOKTOR. Hier haben sie meine Hand – es bleibt dabei.

Sie schlagen ein.

PANDOLFO. Es bleibt dabei. – Heute Verlobung und morgen Hochzeit. Unser junges Volk ist so ineinander verliebt, daß sie uns gern die weitläufigen Vorbereitungen und Zeremonien schenken werden. – Sie sollen Zeuge sein, alter Krugvater!

TEBALDO. Viel Ehre!

PANDOLFO. Man kann wohl sagen, hier hat der Himmel seine Hand im Spiele gehabt. Ohne den plötzlichen Tod des jungen Rasponi wären wir wohl nie Schwäger geworden.

DOKTOR. Accidit in puncto –

TEBALDO. Was? der junge Rasponi ist tot?

PANDOLFO. Tot! – Er ist ermordet worden – in einer Gesellschaft wilder junger Leute – der Liebhaber seiner Schwester, den er nicht leiden konnte, war auch dabei. – Ich weiß die eigentliche Geschichte nicht; aber tot ist er.

TEBALDO. Der arme brave junge Mensch!

PANDOLFO. Haben Sie ihn gekannt?

TEBALDO. Wie das Mutterfäßchen in meinem Keller. Ich habe vier Jahre in Turin gewirtschaftet, und er war mein täglicher Gast. Ich hab’ auch seine Schwester gekannt, ein prächtiges Mädchen! nur zu männlich erzogen. Sie trieb alle Übungen ihres Bruders. – Wer hätte das denken sollen!

PANDOLFO. Sie wird sich wohl trösten; des Bruders Tod macht sie zu einem sehr reichen, unabhängigen Mädchen. Aber daß wir nicht vergessen, warum ich Sie herbitten ließ. – Wir wollen das Hochzeitsmahl bei Ihnen einnehmen. Treffen Sie Anstalten! Nicht prächtig, aber gut.

 

Carlo_Goldoni

Carlo Goldoni (25 februari 1707 – 6 februari 1793)
Portret door Alessandro Longhi)

 

De Duitse dichter en mysticus Quirinus Kuhlmann werd geboren op 25 februari 1651 in Breslau. Hij studeerde rechten in Jena, maar leidde daarna een reizend leven omdat hij geloofde dat hij zijn door de Heilige Geest ingegeven visioenen moest openbaren. Zijn hoofdwerk Kühlpsalter (1684-1686) is een dichterlijke autobiografie waarin hij het einde van de wereld aankodigde. Op een reis naar Rusland werd hij gearresteerd en als ketter levend verbrand.

 

Uit: Der Kühlpsalter

 

Der 1. Gesang

 

Als er zum Davidisiren unter geistlicher Anfechtung getriben ward in Jehna, dahin er von Breslau den 20 Septemb. 1670 ausreisend, 15 Monden nach seinem Erleuchtungsmay 1669, über Lignitz, Buntzlaw, Görlitz, Leipzig, Lützeu, Naumburg im October ankommen.

 

1.

 

Libhold ging unlängst spatziren

Um zukleinern seinen schmertz:

Trauren wolte ihn berühren,

Hoch verwundet ward sein Hertz.

Ach wär ich aus Sünd und Erden!

Sang der seufftzervoller Mund:

Mus ich dann verschlungen werden

Von dem grausen Abgrundschlund?

 

2.

 

Seit mein Jesus weggeschiden,

Seit schid aller Segen hin.

Unruh küsset mich vor Friden:

Seelenschade stat Gewin.

Löse, Jesus, meine Banden,

Drein ich selber mich vernetzt!

Wo nicht Hülfe mir verhanden,

Leb ich ewiglich verletzt.

 

kuhlmann

Quirinus Kuhlmann (25 februari 1651 – 4 oktober 1689)