Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer, Madame de Staël

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Dood van een gelukkig man (Vertaald door Philip Supèr)

“Hij was de mening toegedaan dat het, eventueel op onorthodoxe wijze, begeleiden van een verlies ook tot de taken van een magistraat behoorde.
Op een bepaalde manier was hij een parasiet van het leed: zonder misdaden zouden er geen straffen zijn, en dus ook geen magistraten. Het leek hem daarom juist om de wereld nog iets anders terug te geven: dat wat zijn empathie als simpel en helder resultaat voortbracht.
En daar zat hij dus, zes maanden later, om te gedenken wat er was gebeurd en om even wijdlopige als zinloze betogen aan te horen over de goedheid van die man en over de tijd waarin ze leefden. En het was allemaal zonder problemen verlopen, alles was gegaan volgens het draaiboek: het gedenken van de gebeurtenis, de onoverkomelijke leegte die elke moordaanslag oproept, een paar geeuwen (na een tijdje wordt leed saai, behalve voor wie erdoor wordt opgevreten) en uiteindelijk de verzekering dat hij en zijn collega’s hun plicht niet zouden verzaken.
Het was goed gegaan – tot die jongen het woord had genomen. Beleefd had hij zijn hand opgestoken en Colnaghi meegedeeld dat hij vergelding wilde. Hij wilde vergelding omdat hij dokter Vissani’s zoon was. Was er een sterkere rechtvaardiging denkbaar dan deze? De volwassenen keken elkaar aan zonder iets te zeggen, sommige draaiden wat met de hoed in hun hand, een paar vrouwen konden een misplaatst glimlachje niet onderdrukken. In welke vorm ook, het uitgesproken verlangen leek algemeen te zijn.
Ten slotte had Colnaghi toch zijn reactie gegeven. ‘Als het gaat om vergelding ben ik niet de aangewezen persoon,’ zei hij alleen, terwijl hij met zijn glimlach een poging deed om de spanning wat te laten wegsmelten.’

 


Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

 

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Zie ook alle tags voor Jan de Hartog op dit blog.

Uit: Het koninkrijk van de vrede

“Drie keer ‘Lydia Best’ in één zin. Op een buitenstaander moest dat een zelfingenomen indruk maken, maar Rossini was nu voldoende vertrouwd met de Quaker-mentaliteit om te beseffen dat Lydia van het begin af aan duidelijk wilde stellen dat zij alleen verantwoordelijk was voor het gedurfde schouwspel dat haar leerlingen op het punt stonden op te voeren. Het idee alleen al van een toneelspel in een Quaker-school moest verfoeilijk zijn voor de Engelsman naast hem, Mordechai Monk, evangelist uit Londen. Voor de samenkomst begon had Rossini opgemerkt dat de heer Monk met gefronste wenkbrauwen naar de piano had gestaard alsof het een afgodsbeeld was. ’s Mans reputatie was hem al vooruitgereisd. Het scheen dat hij in Fort Wayne een harp had stukgeslagen en de vluchtende harpiste de brokken achternageslingerd onder het brullen van aanhalingen uit de Heilige Schrift. Hij vroeg zich af wat Lydia had bezield om uitgerekend deze man in het harnas te jagen. De school was zo afgelegen dat zij tot dusver ontsnapt was aan het schisma tussen ‘orthodoxe’ en ‘vrijzinnige’ Vrienden, de vloek van het huidige Genootschap; het was duidelijk dat Mordechai Monk gezonden was als orthodox inquisiteur. Voor de eerste maal voelde Rossini zich geïrriteerd door Lydia’s opstandigheid, die tot dusver zo verfrissend had geleken. Het was alsof de agressieve geest die bezig was de hele Wabash Vallei onherkenbaar te veranderen zich ook meester had gemaakt van dit laatste bastion van tolerantie en lankmoedigheid. In het afgelopen jaar was de vallei niet alleen van aanzien maar ook van karakter veranderd. Negen maanden geleden was een aanvang gemaakt met het graven van het laterale kanaal langs de rivier de Wabash, en reeds was het idyllische landschap van weiden en beboste heuvels verminkt door een wit litteken, tweehonderd meter breed. De invasie van honderden Ierse grondwerkers met hun gillende, gierende stoomzagen, hun heimachines, hun bruut rumoer leek een verontreiniging van wat eens een waar Arcadië geweest was met alleen, soms, het loeien van een koe en het koeren van duiven. De invasie had de zegeningen van de vooruitgang met zich meegebracht: hoeren, kwakzalvers, waarzegsters, landspeculanten, woeste kermissen, dronkemansgevechten; het landelijke stadje Pendle Hill was besmet met de schurft van honky-tonks, bordelen, gokhuizen…”

 


Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)
Cover biografie

 

De Duitse schrijver Björn Kern werd geboren op 22 april 1978 in Lörrach (Baden). Zie ook alle tags voor Björn Kern op dit blog.

Uit: Das erotische Talent meines Vaters

„Er lief nicht das Feld entlang und nicht den Weinberg hinauf, Ähren und Reben lagen verlassen im Nachmittags-licht. Die Gerste wuchs satt, der Riesling aber war erneut befallen, ölige löcher hatten sich in die Blätter gefressen, Grauschimmel überzog fast jeden Stamm. Unwahrscheinlich, dass die Genossenschaft nicht erlaubt hatte zu spritzen, auch für diesen Jahrgang waren die Trauben verloren. Ich ließ den Weinberg hinter mir und bog in den Feld-weg ein. Ober dem Betonquader, den wir noch immer als Villa bezeichneten, kreiste ein Bussard in der Thermik, es ging auf fünf (Ihr zat, und die Luft über dem Uferstreifen begann zu tragen. Ich stieg weiter bergab. Bald erreichte ich das Eisentor und stellte meinen Rucksack in den Kies. das Tor war geschlossen, die Villa selbst nicht zu sehen von hier, nur die großen, weißfleckigen Stämme der Platanen.
Auf dem Nachbargrundstück schlug kraftlos der Rüde an, dann hörte ich nichts mehr, dann landete ein Kastanien-blatt mit einem trockenen Rascheln im Kies. Auf dem Eisentor thronten zwei gusseiserne Greifvögel, die ihr erstarrtes Gefieder spreizten und jeden Eindringling unbesehen anfauchten. Sie waren so meisterhaft gegossen, dass sie auch die Haube eines Bentleys geschmückt hätten, zwischen ihnen aber saß ein blechernes und schlecht lackiertes Seepferdchen, das den Vögeln ihre hochmütige Würde nahm.
Die Raubvögel schienen auf ein prächtiges Anwesen in verweisen, zumindest aber auf ein verstecktes Kleinod, während das nachträglich aufgelötete Seepferdchen schon eher verriet, was einen hinter dem Tor tatsächlich erwartete. Ich wollte den rechten Flügel aufstoßen, eine Eisenkette spannte sich, allenfalls eine Katze hatte nun Platz zu passiren. Die Kette wirkte lächerlich schmal und doch ließ sie sich ohne Schlüssel nicht abnehmen. Schloss er sich ein oder schloss er mich aus? links ging das Tor in einen I lartmaschennun über, rechts aber wucherte nur loses Brombeergestrüpp, einige Ranken waren bereits abgeknickt selbst mit dem Rucksack kam ich problemlos am Torpfosten vorbei. Im Park hatten wieder Wildschweine die Krume durchpflügt, dicke Wurzelstränge ragten aus der aufgeworfenen Erde. Die Fassade der Villa war knöchelhoch mit Moos bewachsen, weiter oben hatte sich eine Mauerflechte ausgebreitet, der Beton schien an manchen Stellen fast schwarz. Neben dem Ein-gang stand der Citroen im Carport, der Motor knisterte noch. Ich stieg die beiden Stufen zum Foyer hinauf und wollte gerade klingeln, als sich die Haustür öffnete, erst nach einem zweiten Blick war ich mir sicher, nicht vor einem Tier, sondern vor meinem Vater zu stehen, nur langsam beruhigte sich mein Puls.“

 


Björn Kern (Lörrach 22 april 1978)

 

De Rüssisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersbürg, op 22 april 1899. Zie ook alle tags voor Vladimir Nabokov op dit blog.

Uit: Lolita

“A paper of mine entitled “The Proustian theme in a letter from Keats to Benjamin Bailey” was chuckled over by the six or seven scholars who read it. I launched upon an “Histoire abregie de la poisie anglaise” for a prominent publishing firm, and then started to compile that manual of French literature for English-speaking students (with comparisons drawn from Eng-lish writers) which was to occupy me throughout the forties—and the last volume of which was almost ready for press by the time of my arrest. I found a job—teaching English to a group of adults in Auteuil. Then a school for boys employed me for a couple of winters. Now and then I took advantage of the acquaintances I had formed among social workers and psychotherapists to visit in their company various institutions, such as orphanages and reform schools, where pale pubescent girls with matted eyelashes could be stared at in perfect impunity remindful of that granted one in dreams. Now I wish to introduce the following idea. Between the age limits of nine and fourteen there occur maidens who, to certain bewitched travelers, twice or many times older than they, reveal their true nature which is not human, but nymphic (that is, demoniac); and these chosen creatures I propose to designate as “nymphets.” It will be marked that I substitute time terms for spatial ones. In fact, I would have the reader see “nine” and “fourteen” as the boundaries—the mirrory beaches and rosy rocks–of an enchanted island haunted by those nymphets of mine and surrounded by a vast, misty sea. Between those age limits, are all girl-children nymphets? Of course not. Otherwise, we who are in the know, we lone voyagers, we nympholepts, would have long gone insane. Neither are good looks any criterion; and vulgarity, or at least what a given community terms so, does not necessarily impair certain mysterious characteristics, the fey grace, the elusive, shifty, soul-shattering, insidious charm that separates the nymphet from such coevals of hers as are incomparably more dependent on the spatial world of synchronous phenomena than on that intangible island of entranced time where Lolita plays with her likes.”

 


Vladimir Nabokov (22 april 1899 – 2 jüli 1977)
Cover

 

De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Zie ook alle tags voor Chetan Bhagat op dit blog.

Uit: One Indian Girl

“What do you mean not enough rooms?” I said to Arijit Banerjee, the lobby manager of the Goa Marriott.
“See, what I am trying to explain is…” Arijit began in his modulated, courteous voice when mom cut him off.
“It’s my daughter’s wedding. Are you going to shame us?” she said, her volume loud enough to startle the rest of the reception staff.
“No, ma’am. Just a shortage of twenty rooms. You booked a hundred. We promised eighty then. We hoped to give more but the chief minister had a function and…”
“What do we tell our guests who have come all the way from America?” Mom said.
“If I may suggest, there is another hotel two kilometers away,” Arijit said.
“We have to be together. You are going to ruin my daughter’s wedding for some sarkaari function?” my mother said, bosom high, breath heavy – classic warning signs of an upcoming storm.
“Mom, go sit with Dad, please. I will sort this out,” I said. Mom glared at me. How could I, the bride, be doing all this in the first place? I should be worried about my facials, not room allocations.
“The boy’s side arrives in less than three hours. I can’t believe this,” she muttered, walking to the sofa at the center of the lobby. My father sat there along with Kamla bua, his elder sister. Other uncles and aunts occupied the remaining couches in the lobby – in a Mehta takeover of the Marriott. My mother looked at my father, a level two glare. It signified: ‘Will you ever take initiative in life?’
My father shifted in his seat. I re-focused on the lobby manager.
“What can be done now, Arijit?” I said. “My family is all here.”
We had come on the morning flight from Delhi. The Gulatis, or the boy’s side, would take off from Mumbai at three p.m. and land in Goa at four p.m. Twenty hired Innovas would bring them to the hotel by five. I checked the time. 2:30 p.m.
“See, ma’am, we have set up a special desk for the Mehta-Gulati wedding,” Arijit said. “We are doing the check-ins for your family now.”
He pointed to a makeshift counter at the far corner of the lobby where three female Marriott employees with permanent smiles sat. They welcomed everyone with folded hands. Each guest received a shell necklace, a set of key cards for the room, a map of the Marriott Goa property and a ‘wedding information booklet’. The booklet contained the entire programme for the week, including the time, venue and other details of the ceremonies.”

 


Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)

 

De Zwitstserse schrijver en müsicüs Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenbürg. Zie ook alle tags voor Peter Weber op dit blog.

Uit: Aus dem Toggenburg nach Berlin Alexanderplatz

„Deutsch schien in fernen Begriffen aufgespannt, die Sprache bestand aus zirrischen Himmeln, die ich nicht berühren konnte, die mich nicht berührten. Selbst in der freien Musik, die damals so inspirierend war, wirkten Dogmen, sie war dogmatisch verhärmt, so durfte man nicht wiederholen, Wiederholung galt als reaktionär. Prärepetitive Staulage. Es gab viel Gedröhn. Nach der so genannten Wende wurden ganz andere Fragen dringend, die wirklich starken Winde wurden in Deutschland entfesselt. Westdeutsch und Ostdeutsch, zwei so unterschiedliche Sprachen und Sprachladungen, wurden mit dem Fall der Mauer verwirbelt, die Spannungsverhältnisse innerhalb der Sprache veränderten sich grundlegend, Ideologismen zerfielen allerorts. Kleinere Wirbel waren in der Deutschschweiz, am Südrand des Sprachraumes spürbar.
Und der Bahnhof? Nirgends lässt sich der elementare Wechsel von oben beschriebener Staulage in die schlanke digitale Gegenwart so schön nachzeichnen wie im Zürcher Hauptbahnhof. Er hat alles durchgemacht, was ich erlebt habe. Die einstige Gleishalle war voll gestopft, verpfercht, dunkel, als ich, eben der voralpinen Landschaft entschlüpft, nach Zürich kam. In den Beschreibungen des vollen alten Bahnhofes versuchte ich meine eben erlangte kleinzellige Sprache zu stauen. Ich konnte aufzählen, reihen, türmen. Der Bahnhof aber wurde Baustelle, schon lag der Lärm der Kompressoren in der Luft, und unterirdisch wurde gewühlt. Gleichzeitig wurde der Stundentakt eingeführt. Die dadurch erwirkte Verflüssigung der Abläufe war körperlich, diese Stunden haben mein Erleben, meine Tage strukturiert. Ich begann in Stundenklötzen zu denken. Die entstehenden Texte verfrachtete ich in alle Landesteile, ins Tessin, in die Südschweiz, über Zürich wieder nach Bern und in die Westschweiz, wieder in die Ostschweiz ins Toggenburg, benötigte den Perspektivenwechsel, um voranzuschreiben, in der Stadt schrieb ich, vereinfacht gesagt, über die Herkunftslandschaft, in den Landschaften über die Stadt. Ein frei migrierender Einheimischer, freilich im Inland. Meine Identitätskarte: Das Generalabonnement der Schweizerischen Bundesbahnen, nun gültig in allen Zügen, in den Trambahnen und Bussen aller Städte, in Postautos, den meisten Bergbahnen und Schiffen. Als ausgewachsenem Gleisschweizer hat man Infrastrukturprägungen erlebt, wie sie vielleicht nur die Japaner kennen. Ich bin bahnsozialisiert, ein Kind helvetischen Gleichtaktes. Ich habe nie Autofahren gelernt.“

 


Peter Weber (Wattwil, 22 april 1968)

 

De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leüven op 22 april 1920. Zie ook alle tags voor Jos de Haes op dit blog.

 

Vergeet, vergeet

Het pelzig kussen van uw schoot
beklemt en blijft beklemmen.
Gij laadt mijn hart met vuur en lood,
en remt, en viert de remmen.

En ‘k weet niet hoe die droeve rol
van mijden en verleiden
u laat van schroom en gratie vol,
maar mij doet dubbel lijden.

De laatste regel van het spel
kastijdt ons dwaze beiden.
Gij wijst mijn beten in uw vel,
en bijt, gebenedijde!

De zonde, schampre medicijn
van ’t leed dat ingevreten
eens zuiverende tol kon zijn…
Vergeet, vergeet haar beten.

 

Rust

Wanneer de dag met zijn gezoef is weggedwaald
en zachte duisternis met avond nederdaalt.
Wanneer uit bosch en wei een wierooknevel dringt
en ’t stille land aan U zijn hymnen zingt.
Wanneer mijn geest verheven is in droom
en ik in eeuwge Godsbedwelming koom,
dan eindlijk vind ik
rust ….een oogenblik.

 

 
Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)

 

De Duitse schrijver, musicus en schilder Thommie Bayer werd geboren op 22 april 1953 in Esslingen am Neckar. Zie ook alle tags voor Thommie Bayer op dit blog.

Uit: Die kurzen und die langen Jahre

„Als mein Vater dann viel später wirklich starb, waren die Telefone grün, rot oder beige, und ich wünschte mir nichts mehr. Nicht nur, weil es beim letzten Mal so schiefgegangen war und ich mir eigentlich hätte Vorwürfe machen müssen, schließlich hatte ich meine Mutter auf dem Gewissen. Aber ich machte die Vorwürfe nicht mir, sondern meinem Vater, der sich irgendwie aus der Schusslinie meines Fluchs gebracht und ihn auf meine Mutter umgeleitet hatte, und ich wusste längst, dass Wünsche nur etwas für Frauen und Kinder sind. Männer haben Pläne.
Ich war zweiundzwanzig und verdiente mein Geld als Klavierstimmer, nachdem ich von der Musikhochschule abgelehnt worden und aus einer Lehre als Klavierbauer rausgeflogen war.
Ein Polizist stand morgens um elf im Musikladen, wo ich gerade neue Geigensaiten einsortierte, das war mein Nebenjob, immer wenn ich keine Stimmaufträge hatte, half ich im Laden aus. Der Polizist fragte nach Herrn Stiller, ich sagte, der sei ich, und er änderte seinen Gesichtsausdruck von neutral auf besorgt.
»Ihr Vater wurde ermordet«, sagte er.
Ich sagte nichts, weil das absurd war. Mord gab es nur im Fernsehen und in Büchern, genauso wie Liebe und Spionage. Nicht dass ich viel ferngesehen oder gelesen hätte in dieser Zeit, aber früher hatte es Phasen gegeben, in denen die wirkliche Welt an dem, was ich erlebte, nur geringfügig beteiligt gewesen war.
Irgendwas musste ich mit dem Polizisten geredet haben, zumindest er mit mir, denn als er irgendwann wieder gegangen war, sah ich durch den Nebel in meinem Kopf das Bild zweier erschlagener Männer vor der Hütte am Feldberg, die mein Vater von seinem Vater geerbt und in der er seit einiger Zeit als Rentner gelebt hatte. Ohne Strom und Telefon. Und ohne Kontakt zu mir. Unser letztes Treffen lag schon Monate zurück.
Diesmal war ich nicht stolz auf das Drama, aber Trauer, wie sie mich nach dem Tod meiner Mutter bald mit Macht eingeholt und monatelang zu einer Art Roboter gemacht hatte, empfand ich nicht. Nicht nach der Nachricht und auch nicht später am Grab – mein Vater war mir so fremd geworden, dass ich nur eine Art inneres Achselzucken für ihn zustande brachte. Die Erinnerungen an meine frühe Kindheit hielt ich längst für Einbildung.“

 


Thommie Bayer (Esslingen am Neckar, 22 april 1953)

 

De Franse schrijfster Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zie ook alle tags voor Madame de Staël op dit blog.

Uit: Corinne; or, Italy (Vertaald door Isabel Hill)

“In the year 1794, Oswald, Lord Nevil, a Scotch nobleman, left Edinburgh to pass the winter in Italy. He possessed a noble and handsome person, a fine mind, a great name, an independent fortune; but his health was impaired; and the physicians, fearing that his lungs were affected, prescribed the air of the south. He followed their advice, though with little interest in his own recovery, hoping, at least, to find some amusement in the varied objects he was about to behold. The heaviest of all afflictions, the loss of a father, was the cause of his malady. The remorse inspired by scrupulous delicacy still more embittered his regret, and haunted his imagination. Such sufferings we readily convince ourselves that we deserve, for violent griefs extend their influence even over the realms of conscience. At five-and-twenty he was tired of life; he judged the future by the past, and no longer relished the illusions of the heart. No one could be more devoted to the service of his friends; yet not even the good he effected gave him one sensation of pleasure. He constantly sacrificed his tastes to those of others; but this generosity alone, far from proving a total forgetfulness of self, may often be attributed to a degree of melancholy, which renders a man careless of his own doom. The indifferent considered this mood extremely graceful; but those who loved him felt that he employed himself for the happiness of others, like a man who hoped for none; and they almost repined at receiving felicity from one on whom they could never bestow it. His natural disposition was versatile, sensitive, and impassioned; uniting all the qualities which could excite himself or others; but misfortune and repentance had rendered him timid, and he thought to disarm, by exacting nothing from fate. He trusted to find, in a firm adherence to his duties, and a renouncement of all enjoyments, a security against the sorrows which had distracted him. Nothing in the world seemed worth the risk of these pangs; but while we are still capable of feeling them, to what kind of life can we fly for shelter?”

 


Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)
Corinne au Cap Misène door Francois Gérard, 1819-1821

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer, Madame de Staël

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Dood van een gelukkig man (Vertaald door Philip Supèr)

‘Ze wilden dus vergelding. Colnaghi knikte een paar keer voor zichzelf, als om gedachten te vergaren die nog geen vorm hadden gekregen of die nog te verward waren. Hij legde zijn handen op de tafel en keek de jongen weer aan die zojuist had gesproken.
In het lokaal dat de kleuterschool van de wijk ter beschikking had gesteld, heerste stilte. Zweetplekken onder de oksels, de vleugels van de plafondventilator draaiden langzaam rond. Iedereen zat te wachten op een antwoord van hem, de zoveelste meelevende woorden.
Een stuk of dertig familieleden en vrienden van het slachtoffer. Vissani was chirurg geweest, en daarbij een van de toonaangevende figuren van de meest rechtse vleugel van de christendemocratische partij in Milaan. Tweeënvijftig jaar, asblond, gezet. De foto op de katheder stond tussen vele boeketten bloemen.
Misschien had Colnaghi de man één of twee keer gezien in de voorgaande jaren. Misschien had hij weleens een artikel over hem gelezen in het lokale katern van de Corriere della Sera, naar aanleiding van zijn opmars in de partij. Colnaghi hield niet zo van dat deel van Democrazia Cristiana, maar wie weet hadden ze elkaar lang geleden zelfs ooit de hand gedrukt, als ze toevallig aan elkaar waren voorgesteld door een collega die carrière wilde maken. Misschien wel op een avond half mei, wanneer Milaan wordt doorkruist door zwaluwen en het licht een ongrijpbare kleur heeft.
Misschien voelden ze zich alle twee wel gelukkig op dat moment, en misschien had Vissani zich wel op de knieën geslagen van pret om een grapje van Colnaghi. Waarna de medicus het goede humeur van de magistraat even moeiteloos weer kon hebben bedorven met een ongelukkige uitlating, een van de vele zoals Colnaghi die had kunnen lezen in het onderzoeksdossier – iets onaangenaams over jongeren of over fascisme of over de noodzaak van hard optreden door de regering.
Hoe het ook zij, daarna was het als volgt gegaan: die hatelijke, vulgaire en onschuldige figuur was vermoord op 9 januari 1981, ’s avonds laat, ergens bij de Piazza Diaz. Twee kogels kaliber 38 Spl. Zes maanden geleden nu. De aanslag was opgeëist door Strijdende Proletarische Formatie, een dissidente, afgesplitste cel van de Rode Brigades. De zaak liep nog, er werd aan gewerkt door officier van justitie Colnaghi.
Hij had zich lang afgevraagd of het wel een goed idee was om aanwezig te zijn bij de herdenkingsceremonie. Het was immers juist de bedoeling dat hij zich onttrok aan deze mensen, niet dat hij ze ging opzoeken. Maar uiteindelijk had hij zich toch gewonnen gegeven; het deed er eigenlijk niet toe wat opportuun was of niet.”

 


Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

 

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Zie ook alle tags voor Jan de Hartog op dit blog.

Uit:Het koninkrijk van de vrede

“De eerste voorjaarsstorm kwam omlaaggewerveld uit het Rotsgebergte, raasde over de honderden lege mijlen van de prairie en wierp zich, daverend als de branding, op het hoogste gebouw van het plaatsje Pendle Hill: de Rebekka Baker Kostschool, een bakstenen gevaarte op de heuvel waaraan het stadje zijn naam ontleende.
In de hooggezolderde aula zaten leerlingen, leerkrachten en eregasten in samenkomst bijeen, in afwachting van het hoogtepunt van de feestelijkheden ter gelegenheid van de achtenzeventigste herdenkingsdag: een reeks historische tableaus, op te voeren door de leerlingen. De jonge acteurs stonden klaar op het toneel, het hoofd gebogen, wachtend tot het schoolhoofd de samenkomst zou beëindigen door zijn echtgenote, die naast hem op de ouderlingenbank zat, de hand te drukken. Tegenover hen zaten vier eregasten, daarachter de leerlingen: aan de rechterkant vijfenzeventig meisjes in grijze jurken met witte boezelaars en witte Quaker-mutsen, links achtenzestig jongens in het zwart, met breedgerande Quaker-hoeden.
De storm deed de ramen rammelen, huilde door de kieren, bolderde in de schoorsteen; niemand kon zich onder dit kabaal op stil gebed concentreren, zelfs de eregasten zaten te luisteren naar het kolossale misbaar van de bulderende wind. Het waren drie Quakers: een jonge man in steedse kledij, een indrukwekkende grijsaard met witte manen en een oude vrouw in grijs en wit; de vierde gast was een vijftiger in werelds reiskostuum: dokter Léon Rossini, districtsarts van de Wabash Vallei.
Niettegenstaande het woeden van de storm kwam dokter Rossini allengs toch onder de ban van de Quaker-eredienst. Hij werd bevangen door hetzelfde onaardse gevoel van vrede dat hij voor het eerst had ervaren zeven jaar geleden, tijdens de grote cholera-epidemie, toen hij zijn eerste visite maakte aan de school op de heuvel. Iedereen in deze zaal, kinderen inbegrepen, had familieleden verloren in die epidemie, met uitzondering van de oude Engelsman naast hem die er waarschijnlijk nooit van gehoord had.”

 

 
Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)
Cover

 

De Duitse schrijver Björn Kern werd geboren op 22 april 1978 in Lörrach (Baden). Zie ook alle tags voor Björn Kern op dit blog.

Uit: Das Beste, was wir tun können, ist nichts

„Wenn ich im Hochsommer auf meiner Bank im Oderbruch sitze, die Füße in eine Wanne voll Eiswasser getaucht, ein kaltes Bier neben mir, dann weiß ich, dass ich es geschafft habe.
Vor mir leuchtet das Kornfeld so gelb, dass es beinahe schon blendet, und die Libellen aus dem Entwässerungsgraben schießen in die Luft und umkreisen mich und verschwinden dann wieder im Wiesengrund. Mal huscht ein Wiesel vorbei, mal bricht ein Wildschwein aus dem gegenüberliegenden Hain, der Birnbaum über mir treibt seine Früchte aus.
Bin ich einmal traurig, genügt es, dass ich mich ausreichend lang auf die Bank setze, schon sind meine Sorgen nichtig geworden und klein. Vor keiner noch so großen Kinoleinwand kann ich annähernd so schöne Bilder bestaunen, wie ich das von meiner Bank aus vermag, den Himmel, das Feld und die Weite. Und wenn direkt über mir eine Biene den Birnbaum anfliegt und zehn Fuß vor der Bank ein Reh durch das Gras streift, klingt das besser als Dolby Surround. Ich brauche nicht fortzugehen, um aufzubrechen, ich muss nichts tun, nur das Richtige unterlassen, ich brauche nichts als die Bank und das Feld.
Die Bank war ein Bausatz und hat neunzehn Euro neunzig gekostet. Ein paar Bretter, ein paar Schrauben, mehr nicht.
Doch die Bank war nicht nur günstig, es lässt sich sogar Geld mit ihr verdienen. Freilich braucht es dafür bereits einige Erfahrung im Nichtstun. Der Trick kann daher an dieser Stelle noch nicht verraten werden, nur so viel vorab: Wenn man mit der Bank Geld verdienen will, genügt es, sich daraufzusetzen und, ganz wichtig, nicht wieder aufzustehen.
……………..
Nichtstun hat mich in meinem Leben immer sehr glücklich gemacht. Schon als Kind lag ich lieber im Sandkasten, als darin zu sitzen, und schaute lieber in den Himmel, statt Sandburgen zu bauen. Als Jugendlicher verbrachte ich ganze Sommer rücklings auf dem Steg eines nahen Waldsees. Ohne
Weltschmerz, ohne Drogen, vor lauter Nichtstun war ich viel zu glücklich dazu.”

 

 
Björn Kern (Lörrach 22 april 1978)

 

De Rüssisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersbürg, op 22 april 1899. Zie ook alle tags voor Vladimir Nabokov op dit blog.

Uit: Speak Memory

“Short of suicide, I have tried everything. I have doffed my identity in order to pass for a conventional spook and steal into realms that existed before I was conceived. I have mentally endured the degrading company of Victorian lady novelists and retired colonels who remembered having, in former lives, been slave messengers on a Roman road or sages under the willows of Lhasa. I have ransacked my oldest dreams for keys and clues—and let me say at once that I reject completely the vulgar, shabby, fundamentally medieval world of Freud, with its crankish quest for sexual symbols (something like searching for Baconian acrostics in Shakespeare’s works) and its bitter little embryos spying, from their natural nooks, upon the love life of their parents.
Initially, I was unaware that time, so boundless at first blush, was a prison, In probing my childhood (which is the
next best to probing one’s eternity) I see the awakening of consciousness as a series of spaced flashes, with the intervals between them gradually diminishing until bright blocks of perception are formed, affording memory a slippery hold. I had learned numbers and speech more or less simultaneously at a very early date, but the inner knowledge that I was I and that my parents were my parents seems to have been established only later, when it was directly associated with my discovering their age in relation to mine. Judging by the strong sunlight that, when I think of that revelation, immediately invades my memory with lobed sun flecks through overlapping patterns of greenery, the occasion my have been my mother’s birthday, in late summer, in the country, and I had asked questions and had assessed the answers I received. All this is as it should be according to the theory of recapitulation; the beginning of reflexive consciousness in the brain of our remotest ancestor must surely have coincided with the dawning of the sense of time.
Thus, when the newly disclosed, fresh and trim formula of my own age, four, was confronted with the parental formulas, thirty-three and twenty-seven, something happened to me. I was given a tremendously invigorating shock. As if subjected to a second baptism, on more divine lines than the Greek Catholic ducking undergone fifty months earlier by a howling, self-drowned half-Victor (my mother, through the half-closed door, behind which an old custom bade parents retreat, managed to correct the bungling archpresbyter, Father Konstantin Vetvenitski), I felt myself plunge abruptly into a radiant and mobile medium that was none other than the pure element of time.”

 


Vladimir Nabokov (22 april 1899 – 2 jüli 1977)
Cover

 

De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Zie ook alle tags voor Chetan Bhagat op dit blog.

Uit: One Night @ The Call Center

“So what are you trying to say? I had to start somewhere, so I wrote about my college experiences. And you know the story is not so IIT specific. It could have happened anywhere. I mean, just for that you are trashing my book.”
“I am not trashing it. I am just saying it hardly represents the Indian youth,” she said and closed back the box of mints.
“Oh really..,” I said but was interrupted by the noise as the train passed over a long river bridge.
We didn’t speak for the next three minutes, until the train returned to smoother tracks.
“What represents the youth?” I said.
“I don’t know. You are the writer. You figure it out.,” she said, and brushed aside a few curls that had fallen on her forehead.
“That’s not fair,” I said, “that is so not fair.” I sounded like a five year old throwing a tantrum. She smiled as she saw me grumbling to myself. A few seconds later, she spoke again.
“Are you going to write more books?” she said.
“I’ll try to,” I said. I wasn’t sure if I ever wanted to talk to her again.
“So what is going to be? IIMs this time?” she said.
“No.”
“Why not?”
“Because it does not represent the country’s youth,” I said.
She started laughing.“

 

 
Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)

 

De Zwitstserse schrijver en müsicüs Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenbürg. Zie ook alle tags voor Peter Weber op dit blog.

Uit: Aus dem Toggenburg nach Berlin Alexanderplatz

„Weshalb die Bahnhöfe, warum nicht die Flughäfen? Der Himmel über dem Grossraum Frankfurt ist voller Flugzeuge, vom Zug aus sah ich sie an einem Wintermorgen: Fliegende Silberlinge, sie flogen mit ihren Kondensstreifen ein Geflecht in die Morgenröte. Die Frage stellt sich also, Flughäfen: Hypnoseanlagen, auf der ganzen Welt ähnlich, ein einziger Belämmerungsort sozusagen, man geht überall auf Watte, zudem sind die Flughäfen neuerdings voller Vereinzelungsanlagen, sogenannten Personenvereinzelungsanlagen, Gründe genug, die Flughäfen den Bahnhöfen vorzuziehen.
Aus Höfen sind Bahnhöfe, aus Häfen sind Flughäfen geworden, könnte ich antworten, vor sieben Jahren war ich ein Jahr lang Gast einer Schweizer Stiftung im Osten Londons: Der einstmalige Welthafen brach gefallen, die Themse führte Milchkaffee wie immer, zwischen den alten Docks landeten kleine Passagierflugzeuge auf dem neuen Flughafen. Über der Stadt, in langen Folgen, alle paar Minuten die Flugriesen aus Asien, Australien, Amerika, ihre Nasen pflügten sich durch die Westwindwolken, Atlantikdämpfe, die ihnen über der flachen Stadt entgegen segelten. Während ich den nahen Hafen erwanderte, aus dem bereits neue Hochbauten stiegen, während ich Welt sammelte, um aus ferner Welt ein Fernrohr zu bauen, so meine Absicht, mit dem ich aus der Gastwohnung in die Ferne blicken wollte – während ich im dunklen Winter Ausschau hielt, kamen die mir in Heftchen, auf Plakaten sehr präsenten Winteridyllen der Schweizer Gastlandschaften vors Auge, das Fernrohr wurde mir – von wem eigentlich – von der Weltinsel auf die Binneninsel zurückgedreht.
Weshalb aber die Bahnhöfe? Meine ersten Texte entstanden Ende der achtziger Jahre in der Schwellenzeit zwischen analog und digital, auch formal: Ich übertrug die frühen, auf weich federnden mechanischen Maschinen getippten Fassungen auf den Bildschirm, was das rhythmische Gefüge veränderte: Die Texte wurden Flüssigkeiten, durchsichtig, liessen sich durchschwimmen, ich konnte Flächen umgiessen, ohne Schere und Leim zu verwenden.“

 

 
Peter Weber (Wattwil, 22 april 1968)
Wattwil

 

De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leüven op 22 april 1920. Zie ook alle tags voor Jos de Haes op dit blog.

 

Bewonderen

Ik mag mijn voet langs blanke vloeren schuiven.
Verrukkend, waar ik treed, zweven gewelven
trillend aan als regenbogen die wuiven
en in mijn ziel oneindge diepten delven.

Verlichte diepten, waar Uw beelden groeien
weerspiegeld, Tempels, waar de Goden wonen.
Laat uit Uw kleuren duizend bloemen bloeien,
die woorden worden en Uw schoonheid toonen.

Ik mag het klankbord van mijn ziel ontvouwen.
O mocht ik eens een blanken tempel bouwen.

 

Zeegezicht

Mijn zoetelief, in licht en verven
van eeuwen her ben ik, zijt gij.
In vuur en water minnen, sterven,
verteren en verrijzen wij.

In vuur en water, gelijk helden
die koppig op de voorplecht staan
en blauwe werelddeelen melden,
maar met de hoop in ’t zicht vergaan.

Orkaan van zeewind en van duister,
ons gravend leven, zoute waan.
Een wrong van elementen bruist er
doorheen den donkren oceaan.

En over ’t zwoegen van de zeilen
het verre roeren van ’t geheim,
waar nevelrook en wolken ijlen,
en englen Gods rechtvaardig zijn.

Orkaan, ons leven: ’t schielijk vreezen
van duizenden in ieder eeuw.
Hoe zou een vrouwenmond genezen
de diepe scheur van elken schreeuw…

Maar ‘k zal u blind en vast beminnen
in de open golven van uw lach.
Nu aan de snaren van uw zinnen
mijn diepste wellen trillen mag,

nu gij nog dieper weet te beven,
nu ‘k immer gravend naast u zit,
mijn zoetelief, over de reven
slaan schuim en zout ons wangen wit.

 

 
Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)
Leuven, Oude Markt

 

De Duitse schrijver, musicus en schilder Thommie Bayer werd geboren op 22 april 1953 in Esslingen am Neckar. Zie ook alle tags voor Thommie Bayer op dit blog.

Uit:Heimweh nach dem Ort, an dem ich bin

„Also ignorierte ich den Anflug von Ärger, den mir ihr blasierter Ton verursachte, und ging zu ihr, lehnte mich an den Holzstapel und sah ihr in die Augen. Grün und Bernstein. Sie gähnte wieder. Sie hatte Mundgeruch.
»Und das, was du gerade tust, also hier liegen und in die Gegend schauen, wie fühlt sich das an? In Katzenkategorien gedacht?«
»Wie Vordemjagen, Nachdemschlafen oder Vordemspielen oder Nachdemessen.«
»Verarschst du mich?«
»Nein. Ich mag dich.«
»Warum?«
»Weil du mich magst. Und ich seh dir an, dass du schon mal um eine wie mich getrauert hast. Dein Blick ist liebevoll und sehnsüchtig, so als könnte ich vielleicht eine Wiedergängerin derjenigen sein, deren Fehlen du immer noch manchmal an deiner Haut spürst.«
Damit traf sie ins Schwarze. Und zwar mit solcher Wucht, dass ich den Blick von ihr abwandte, weil ich nicht wollte, dass sie sah, was in mir vorging.
Die Augen auf die Wiese gerichtet, versuchte ich, das Thema zu wechseln: »Du denkst also nur deinen Teil des Dialogs und schickst ihn dann auf irgendwie telepathische Weise in mein Gehirn, wo er sauber übersetzt in Menschensprache ankommt?«
»So etwa. Ja.«
»Dann bist du echt was Besonderes.«
»Gleichfalls. Du auch.«
»Wieso?
»Dem Hübschen macht der Spiegel Komplimente.«
Obwohl das nun ganz sicher was Nettes war, wurde ich den Verdacht nicht los, dass sie mich herablassend behandelte. Schon die Form ihrer Antwort, dieser Orakelton, war überheblich.
»Ist ein Spiegel eine Katzenkategorie?”

 


Thommie Bayer (Esslingen am Neckar, 22 april 1953)

 

De Franse schrijfster Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zie ook alle tags voor Madame de Staël op dit blog.

Uit: Delphine

“Madame d’Albémar à Matilde de Vernon.
Bellerive, ce 12 avril 1790.
Je serai trop heureuse, ma chère cousine, si je puis contribuer à votre mariage avec M. de Mondoville; les liens du sang qui nous unissent me donnent le droit de vous servir, et je le réclame avec instance. Si je mourois, vous succéderiez naturellement à la moitié de ma fortune: me seroit-il refusé de disposer d’une portion de mes biens pendant ma vie, comme les lois en disposeraient après ma mort? A vingt et un ans, convenez qu’il seroit ridicule d’offrir mon héritage à vous qui en avez dix-huit! Je vous parle donc des droits de succession, seulement pour vous faire sentir que vous ne pouvez considérer le don de la terre d’Andelys comme un service embarrassant à recevoir, et dont votre délicatesse doive s’alarmer.
M. d’Albémar m’a comblée de tant de biens en mourant, que j’éprouverois le besoin d’y associer une personne de sa famille, quand cette personne, ma compagne depuis trois ans, ne seroit pas la fille
de madame de Vernon, de la femme du monde dont l’esprit et les manières m’attachent et me captivent le plus. Vous savez que la sœur de mon mari, Louise d’Albémar, est mon amie intime; elle a confirmé avec joie les dons que M. d’Albémar m’avoit faits. Retirée dans un couvent à Montpellier, ses goûts sont plus que satisfaits par la fortune qu’elle possède; je suis donc libre, et parfaitement libre de
vous assurer vingt mille livres de rente, et je le fais avec un sentiment de bonheur que vous ne voudrez pas me ravir.”

 

 
Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer, Madame de Staël

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Het geweten van Roberto Doni (Vertaald door Philip Supèr)

‘Dat heb ik altijd wel gedaan, ja, hard werken.’
‘Ja, maar je gaat nog steeds door, je zakt niet in. Begrijp je wat ik bedoel?’
Doni schudde heel kort zijn hoofd.
‘Binnenkort geven ze je natuurlijk een mooi parketje ergens in de provincie, en dan kun je je gemak ervan nemen,’
ging Salvatori verder. ‘Ja toch?’
‘Dat hoop ik wel, inderdaad. Ik zou naar Varese gaan, maar uiteindelijk hebben ze de voorkeur gegeven aan Riccardi.’ Doni sneed het laatste stukje tong in twee gelijke delen. ‘Die is jonger en slimmer dan ik, schijnt het.’
‘En hij ligt wat beter bij bepaalde mensen.’
‘En hij ligt wat beter bij bepaalde mensen.’
‘Maar dat ga je nu dan toch goedmaken? Pavia, Piacenza… Of misschien meer naar het noorden, Como… Jezus, hoe heten al die plaatsen daar ook allemaal weer?’
‘Geen idee. Como? Lecco?’
‘Ja, precies, zo’n soort stad.’
‘We zullen zien.’
‘Je hebt het hier wel gehad, toch?’
Doni haalde zijn schouders op en nam een slokje water.
Het meisje van de bediening bracht de rekening.
‘Ikzelf heb er anders méér dan genoeg van,’ zei Salvatori.
‘Ik walg van Milaan. Ik werk hier vier jaar en ik kan er nu al niet meer tegen. Het is toch ook niet te doen? Ja, ik weet het, je moet proberen je erdoorheen te slaan. Maar dat is nou juist het probleem. Milaan is een stad die je alleen maar doorkruist. Ik begrijp er nog steeds niks van hier, en ik kén hier vooral ook niks. Ik zie alleen maar de onderkant van deze helse stad. Ik woon in Piola, daar neem ik de groene metrolijn, ik stap over op de rode en stap uit op San Babila.”

 

 
Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

Lees verder “Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer, Madame de Staël”

100 Jaar Jan de Hartog, Vladimir Nabokov, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Madame de Staël

 

100 Jaar Jan de Hartog

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Jan de Hartog op dit blog.

Uit: Hollands Glorie

“Eén en twintig December komt hij voor mijnheer van Munster met vuurrode oren en een grijnslach die zijn lippen laat beven, ook al bijt hij er op dat het bloedt; hij krijgt een pluim en loopt in het portaal een parapluiestander omver, gelukkig maar, want dat is beter dan onder de paardentram, al vloekt de boekhouder zó, dat zelfs een zeeman van twee en twintig jaar, die op zijn eentje een heel schip gered heeft, ervan verbleken moet.
Eén en dertig December drinkt hij een ijskoud biertje in de pronkkamer van Dijkmans, den sluiswachter, onder de ijskoude oogjes van moeder Dijkmans, die hij die nacht dreigend boven zijn bed zal zien zweven, met in iedere hand een hoedenspeld; hij schaamt zich, omdat hij steeds boertjes moet laten door de neus en hij heeft het ellendig vermoeden dat zijn kruinharen tòch overeind staan, ondanks al dat vet. Om twaalf uur morst hij, bij het klinken, met rode wijn op iets wits en is zo verschrikt en verward door het onheil, dat het niet eens tot hem doordringt, dat hij Nellie’s hand niet vast heeft kunnen houden bij het loeien van de stoomfluiten en het beieren van de klokken, en daar was het toch om begonnen geweest.
Op vijftien April krijgt hij zijn tweede rapport en gaat ’s avonds dansen; maar hij kan niet aan de driekwartsmaat denken, want zijn hoofd zit vol kruispeilingen en logarithmen, hij kan de naam ‘Ko!’ niet horen roepen, of hij denkt aan cosinus en zelfs Nellie’s hand in de zijne vergeet hij, omdat hij de variatie van het kompas tracht te berekenen voor het jaar negentienhonderd vijf en vijftig, terwijl zij, naast hem, over meubels en gordijntjes babbelt voor het jaar negentienhonderd en acht. Hij komt eerst weer bij, wanneer hij in de wind en de duisternis staat, met de warmte van haar mond dicht bij de zijne, en dan zinkt hij in een andere droom, verward, verschrikkelijk, verrukkelijk, met een werveling van gedachten, die geen gedachten zijn, en een wankel makende kracht, die uit de grond in zijn benen omhoogschiet; tot mannen in de omtrek lachen en iets roepen, dat zijn vuisten wakker maakt, hij wil vechten maar dan moet hij Nellie loslaten en dan valt ze zeker.”

 

 
Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)

Lees verder “100 Jaar Jan de Hartog, Vladimir Nabokov, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Madame de Staël”

Vladimir Nabokov, Jan de Hartog, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Gert W. Knop, Madame de Staël

De Rüssisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersbürg, op 22 april 1899. Zie ook alle tags voor Vladimir Nabokov op dit blog.

Üit: Lolita

“I attended an English day school a few miles from home, and there I played rackets and fives, and got excellent marks, and was on perfect terms with schoolmates and teachers alike. The only definite sexual events that I can remember as having occurred before my thirteenth birthday (that is, before I first saw my little Annabel) were: a solemn, decorous and purely theoretical talk about pubertal surprises in the rose garden of the school with an American kid, the son of a then celebrated motion-picture actress whom he seldom saw in the three-dimensional world; and some interesting reactions on the part of my organism to certain photographs, pearl and umbra, with infinitely soft partings, in Pichon’s sumptuous La Beauté Humaine that I had filched from under a mountain of marble-bound Graphics in the hotel library. Later, in his delightful debonair manner, my father gave me all the information he thought I needed about sex; this was just before sending me, in the autumn of 1923, to a lycée in Lyon (where we were to spend three winters); but alas, in the summer of that year, he was touring Italy with Mme. de R. and her daughter, and I had nobody to complain to, nobody to consult.

Annabel was, like the writer, of mixed parentage: half-English, half-Dutch, in her case. I remember her features far less distinctly today than I did a few years ago, before I knew Lolita. There are two kinds of visual memory: one when you skillfully recreate an image in the laboratory of your mind, with your eyes open (and then I see Annabel in such general terms as: “honey-colored skin,” “thin arms,” “brown bobbed hair,” “long lashes,” “big bright mouth”); and the other when you instantly evoke, with shut eyes, on the dark innerside of your eyelids, the objective, absolutely optical replica of a beloved face, a little ghost in natural colors (and this is how I see Lolita).”

 

Vladimir Nabokov (22 april 1899 – 2 jüli 1977)
Standbeeld in Montreux

Lees verder “Vladimir Nabokov, Jan de Hartog, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Gert W. Knop, Madame de Staël”

Madame de Staël, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn

De Franse schrijfster Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zie ook alle tags voor Madame de Staël op dit blog.

Uit: De l’Allemagne

Il y a dans les poèmes épiques, et dans les tragédies des Anciens, un genre de simplicité qui tient à ce que les hommes étaient identifiés à cette époque avec la nature, et croyaient dépendre du destin comme elle dépend de la nécessité. L’homme, réfléchissant peu, portait toujours l’action de son âme au-dehors; la conscience elle-même était figurée par des objets extérieurs, et les flambeaux des Furies secouaient les remords sur la tête des coupables. L’événement était tout dans l’antiquité, le caractère tient plus de place dans les temps modernes; et cette réflexion inquiète, qui nous dévore souvent comme le vautour de Prométhée, n’eût semblé que de la folie au milieu des rapports clairs et prononcés qui existaient dans l’état civil et social des Anciens.
On ne faisait en Grèce, dans le commencement de l’art, que des statues isolées; les groupes ont été composés plus tard. On pourrait dire de même, avec vérité, que dans tous les arts il n’y avait point de groupes; les objets représentés se succédaient comme dans les bas-reliefs, sans combinaison, sans complication d’aucun genre. L’homme personnifiait la nature; des nymphes habitaient les eaux, des hamadryades les forêts : mais la nature à son tour s’emparait de l’homme, et l’on eût dit qu’il ressemblait au torrent, à la foudre, au volcan, tant il agissait par une impulsion involontaire, et sans que la réflexion pût en rien altérer les motifs ni les suites de ses actions. Les Anciens avaient pour ainsi dire une âme corporelle, dont tous les mouvements étaient forts, directs et conséquents, il n’en est pas de même du cœur humain développé par le christianisme : les modernes ont puisé, dans le repentir chrétien, l’habitude de se replier continuellement sur eux-mêmes.”

 

Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)
Portret doorLouis-Ami Arlaud-Jurine, ca 1805

Lees verder “Madame de Staël, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn”

Robert Choquette, James Philip Bailey, Madame de Staël, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn

De Canadese dichter, schrijver en diplomaat Robert Choquette werd geboren op 22 april 1905 in Manchester, New Hampshire. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009 en ook mijn blog van 22 april 2010.

 

 

PÂQUES

 

Sous le soleil d’avril qui flambe dans l’azur

La campagne du Nord s’étale et se déroule

Avec ampleur. Tout est calme dans le vent pur.

La neige, amoncelée aux bras des sapins, croule.

 

Soudain voici venir sur le chemin du roi,

Pleins jusqu’aux bords d’un groupe en riant apanage,

La file des traîneaux dont la gai désarroi

Se mêle aux piaillements des moineaux en ménage.

 

Et le ciel verse sa cascade de splendeur

À la plaine. Là-bas, le clocher catholique

Au-dessus des pins bleus brille. Lors, plein d’ardeur,

Grelots en tête, ils vont sur la route publique.

 

Car c’est au vieux Québec la fête du printemps,

La fête du clocher qui fait les toits plus proches.

Jour de Pâques, jour d’or où la Terre a vingt ans.

Eclosion du coeur, renaissance des cloches !

 

Robert Choquette (22 april 1905 – 22 januari 1991)

Lees verder “Robert Choquette, James Philip Bailey, Madame de Staël, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn”

Björn Kern, Ana María Shua, Louise Glück, James Philip Bailey, Robert Choquette, Madame de Staël, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn

De Duitse schrijver Björn Kern werd geboren op 22 april 1978 in Lörrach (Baden). Hij groeide op in het Zwarte Woud en  deed vervangende diensplicht in een psychiatrisch instituut in Frankrijk. Daarna studeerde hij diverse vakken in Tübingen, Passau en Aix-en-Provence en vervolgens aan het Literaturinstitut Leipzig. Voor zijn werk ontving hij de Brüder-Grimm-Preis en een Stipendium der Casa Baldi.

Uit: Flugangst

„Kobers Frau liebte den Orient oder vielmehr das, was sie dafür hielt, bevor sie ihn kennen lernte. Schuld sind die Romane, sagte Kober, wir irrten durch das Zigeuner­viertel in Edirnekapi, ein eisiger Wind ging, Frauen schnalzten mit ihren Zungen aus den Fenstern, Kober beachtete sie nicht. Er dirigierte mich in das nächste Teehaus und bestellte çay, rutschte nervös auf seinem Stuhl herum, erklärte, dass die Romane an allem Schuld seien, ich wollte Raki, Kober kippte seinen winzigen Tee herunter, wobei er sich vor dem Zucker ekelte oder vor dem Schmutzrand am Glas, jedenfalls verzog er das Gesicht, warf ein paar Millionen Lira auf den Tisch und zerrte mich zurück auf die Straße.

Es dunkelte, eine Dogge schlug an. Über uns wurde ein Fenster aufgerissen, ein Mann schleuderte Salven explodierender Kehl­kopf­geräusche auf uns herab, Kober klappte seinen Mantelkragen hoch, er sprach genauso hektisch, wie er lief, es liegt an dieser verdammten Engländerin, sagte er, und an Scheiß-Flaubert und seinem Voyage en Orient, ich bettelte an jedem Kiosk, an jeder Spelunke, Halt zu machen, mein Anschlusszug ging um elf.

Kober irrte durch immer enger werdende Gassen, Jungen fassten nach meinem Rucksack wie nach einem Schatz, Kuppler starrten uns an und winkten uns zu sich, das ganze Viertel schien uns einzuspinnen, festzuzurren, aufzunehmen in jedem noch so kleinen Mauerloch. Kober zischte mir zu: sie lag den ganzen Tag auf der Couch, trank flaschenweise Médoc und las diese verfickten Romantiker. Sie dachte, sie lebt in den Zwanzigern, sagte er, sie verseuchte unsere Wohnung mit Jugend­stil­lampen und Raubtier­fällen, ich musste mich freuen, wenn sie einen Leoparden­teppich durch einen Löwen­teppich ersetzte, er sagte: natürlich waren beide aus Plastik.

Im Halbdunkel erreichten wir die alte Stadtmauer, Kober fluchte und dampfte, er zog mich in eine Nische wie eine Stadtrandhure und eine Rakiflasche aus seinem Mantel, dann entzündete er ein Streichholz vor dem gelben Moos der Bruchsteinmauer, sein Gesicht leuchtete irr. Ich ließ ihn trinken, sein Atem ging bald ruhiger, er zündete ein weiteres Streichholz an, fixierte meine Augen und sprach plötzlich in zusammenhängenden Sätzen, eindringlich und klar.“

Kern
Björn Kern (Lörrach 22 april 1978)

 

De Argentijnse dichteres en schrijfster Ana María Shua werd geboren op 22 april 1951 in Buenos Aires. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.

Uit: Microfictions

Watching TV

How strange to be like this, on the sofa, watching my own face making clumsy faces on the screen. The show’s not bad but my acting leaves a lot to be desired. I don’t recognize my voice; and my gestures seem false, derivative, hardly spontaneous. And the strangest thing, perhaps, is that
the show is live.

The Keys of Fate

There are six keys of fate. The golden key is the key to misery. The silver one is the key to pain. That of Chinese copper is the key to death. The iron one is the key to power. The platinum one is the key to happiness and wisdom. The bronze key is the key to the garage.

Shua

Ana María Shua (Buenos Aires, 22 april 1951)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.

April 

No one’s despair is like my despair–

You have no place in this garden
thinking such things, producing
the tiresome outward signs; the man
pointedly weeding an entire forest,
the woman limping, refusing to change clothes
or wash her hair.

Do you suppose I care
if you speak to one another?
But I mean you to know
I expected better of two creatures
who were given minds: if not
that you would actually care for each other
at least that you would understand
grief is distributed
between you, among all your kind, for me
to know you, as deep blue
marks the wild scilla, white
the wood violet.

 

Confession

To say I’m without fear–
It wouldn’t be true.
I’m afraid of sickness, humiliation.
Like anyone, I have my dreams.
But I’ve learned to hide them,
To protect myself
From fulfillment: all happiness
Attracts the Fates’ anger.
They are sisters, savages–
In the end they have
No emotion but envy.

gluck

Louise Glück (New York, 22 april 1943)

 

De Engelse dichter James Philip Bailey werd geboren op 22 april 1816 in Nottingham. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.

 

I loved her for that she was beautiful

I loved her for that she was beautiful;
And that to me she seem’d to be all Nature,
And all varieties of things in one:
Would set at night in clouds of tears, and rise
All light and laughter in the morning; fear
No petty customs nor appearances;
But think what others only dream’d about;
And say what others did but think; and do
What others dared not do: so pure withal
In soul; in heart and act such conscious yet
Such perfect innocence, she made round her
A halo of delight. ‘Twas these which won me; —
And that she never school’d within her breast
One thought or feeling, but gave holiday
To all; and that she made all even mine
In the communion of love: and we
Grew like each other, for we loved each other;
She, mild and generous as the air in spring;
And I, like earth all budding out with love.

 

Bailey

James Philip Bailey (22 april 1816 – 6 september 1902)

 

De Canadese dichter, schrijver en diplomaat Robert Choquette werd geboren op 22 april 1905 in Manchester, New Hampshire. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.

Ode Aux Vents Du Nord

O VENTS qui du genou poussez les noirs orages !
Cavaliers effrayants dont la chanson de mort
Ébranle et fait s’enfuir la tribu des nuages !
O vous les effaceurs d’étoiles ! Vents du Nord,
Diaboliques vengeurs à la sombre rancune !
Vents de rébellion dont le cœur est amer !
Vous qui stérilisez le ventre de la lune
Quand vous faites bondir les vagues de la mer !

Vents du Nord qui passez comme des oriflammes
Sur les nuages noirs écroulés par monceaux !
Qui tordez les bouleaux comme des doigts de femmes!
O vous qui renversez leurs troncs sur les ruisseaux
Pour en faire des ponts suspendus ! Vents d’automne
Qui, portant sur vos seins mille enfers avortés,
Violentez la mer dans sa robe en cretonne
Et hurlez de douleur dans vos brutalités !

Souffles qui dévalez du penchant des collines
Tels les guerriers géants de la Bible! Ouragans
Qui fouettez l’océan comme des disciplines,
Décapitez les blés avec vos yatagans
Et fuyez vers la mort en renversant des granges !
Oh! pressez donc mon cœur gonflé d’un rêve humain,
Pour qu’il donne son sang vermeil, comme aux vendanges
Le trop-plein de la cuve arrose le chemin !

Venez! N’oubliez pas que je suis votre frère,
O fils à cheveux noirs sortis des flancs du Nord!
Mettez vos larges mains sous mon cœur téméraire,
Soulevez-le plus haut que l’ombre de la mort !
Soulevez-le plus haut que la ville bruyante
Où le péché visqueux siffle comme un serpent !
O vents, emportez-moi sur votre aile effrayante
Par-dessus la poussière et le monde rampant !

Venez! Soulevez-moi sur vos âmes maudites !
Emportez-moi si haut qu’à regarder les champs
Les moutons dispersés semblent des marguerites I
O vents du Nord, emportez-moi ! Souffles méchants
Qui foulez au talon des récoltes entières,
Traînez-moi donc ailleurs, n’importe où, mais ailleurs!
Embarquez donc mon cœur sur vos ailes altières
Puisque seuls vous savez où sont des cieux meilleurs!

Vents du Nord, vents du Nord qui cravachez ma face
Oh! portez donc mon cœur dans le lieu du repos !
Souffles impétueux des poumons de l’espace,
Ouragans qui donnez des ailes aux troupeaux !
Vents du Nord, vents du Nord que ma faiblesse envie.
Puisque vous devez voir l’horizon de mes vœux,
Emportez donc mon cœur, emportez donc ma vie
Comme une cendre chaude éparse en vos cheveux !

robert_choquette

Robert Choquette (22 april 1905 – 22 januari 1991)

 

De Franse schrijfster Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008 en Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.

 

Uit: Des Passions

„La vertu, j’en conviens, sait jouir ‘ d’elle-même; moi, j’ai besoin de vous pour ob» tenir le prix qui m’est nécessaire  pour que la s gloire de mon nom soit unie au mérite de sactions. ‘ Quelle franchise, quelle simplicité dans ce contrat! comment se peut-il que les nations n’y soient jamais restées fidèles, et que le génie seul en ait accompli les conditions?

C’est, sans doute, une jouissance enivrante que de remplir l’univers de son nom, d’exister tellement au-delà de soi, qu’il soit possible de se faire illusion, et sur l’espace et sur la durée de la vie, et de se croire quelques-uns des attributs métaphysiques de l’infini. L’âme se remplit d’un orgueilleux plaisir par le sentiment habituel que toutes les pensées d’un grand nombre d’hommes sont dirigées sur vous; que vous existez en présence de leurespoir; que chaque mé’ ditation de votre esprit peut influer sur beaucoup de destinées; que de grands événemens se développent au dedans de vous, et commandent, au nom du peuple, qui compte sur vos lumières, la plus vive attention à vos propres pensées. Les acclamations de la foule remuent l’âme, et par les réflexions qu’elles font naître, et par les. commotions qu’elles excitent; toutes ces formes animées, enfin, sous lesquelles la gloire se présente, doivent transporter la jeunesse d’espérance et l’enflammer d’émulation.“

 

Stael

Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)

 

De Engelse schrijver Henry Fielding werd op 22 april 1707 in Glastonbury geboren. Zie ook ook mijn blog van 22 april 2009.

 

Uit: Tom Jones

Black George was, in the main, a peaceable kind of fellow, and nothing choleric nor rash; yet he did bear about him something of what the ancients called the irascible, and which his wife, if she had been endowed with much wisdom, would have feared. He had long experienced, that when the storm grew very high, arguments were but wind, which served rather to increase, than abate it. He was therefore seldom unprovided with a small switch, a remedy of wonderful force, as he had often essayed, and which the word villain served as a hint for his applying.

No sooner, therefore, had this symptom appeared, than he had immediate recourse to the said remedy, which though, as it is usual in all very efficacious medicines, it at first seemed to heighten and inflame the disease, soon produced a total calm, and restored the patient to perfect ease and tranquility.

This is, however, a kind of horse-medicine, which requires a very robust constitution to digest, and is therefore proper only for the vulgar, unless in one single instance, viz., where superiority of birth breaks out; in which case, we should not think it very improperly applied by any husband whatever, if the application was not in itself so base, that, like certain applications of the physical kind which need not be mentioned, it so much degrades and contaminates the hand employed in it, that no gentleman should endure the thought of anything so low and detestable. “

 

fielding

Henry Fielding (22 april 1707 – 8 oktober 1754)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 22 april 2009.

De Duitse schrijver en vertaler Michael Schulte werd geboren op 22 april 1941 in München.

De Cubaanse schrijver Guillermo Cabrera Infante werd geboren op 22 april 1929 in Gibara, Cuba.

De Duitse schrijver Ludwig Renn (eig. Arnold Friedrich Vieth von Golßenau) werd geboren op 22 april 1889 in Dresden.

Vladimir Nabokov, Jan de Hartog, Jos de Haes, Chetan Bhagat, Peter Weber, Thommie Bayer, Ana María Shua, Louise Glück, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn, James Philip Bailey, Robert Choquette, Madame de Staël, Henry Fielding

De Russisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersburg, op 22 april 1899. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008.

Uit: Speak Memory

“The cradle rocks above an abyss, and common sense tells us that our existence is but a brief crack of light between two eternities of darkness. Although the two are identical twins, man, as a rule, views the prenatal abyss with more calm than the one he is heading for (at some forty-five hundred heartbeats an hour). I know, however, of a young chronophobiac who experienced something like panic when looking for the first time at homemade movies that had been taken a few weeks before his birth. He saw a world that was practically unchanged—the same house, the same people—and then realized that he did not exist there at all and that nobody mourned his absence. He caught a glimpse of his mother waving from an upstairs, and that unfamiliar gesture disturbed him, as if it were some mysterious farewell. But what  particularly frightened him was the sight of a brand-new baby carriage standing there on the porch, with the smug, encroaching air of a coffin; even that was empty, as if, in the reverse course of events, his very bones had  disintegrated.

Such fancies are not foreign to young lives. Or, to put it otherwise, first and last things often tend to have an adolscent note—unless, possible, they are directed by some venerable and rigid religion. Nature expects a full-grown man to accept the two black voids, fore and aft, as solidly as he accepts the extraordinary visions in between. Imagination, the supreme delight of the immortal and the immature, should be limited. In order to enjoy life, we should not enjoy it too much.

I rebel against this state of affairs. I feel the urge to take my rebellion outside and picket nature. Over and over again, my mind has made colossal efforts to distinguish the faintest of personal glimmers in the impersonal darkness on both sides of my life. That this darkness is caused merely by the walls of time separating me and my bruised fists from the free world of timelessness is a belief I gladly share with the most gaudily painted savage. I have journeyed back in thought—with thought hopelessly tapering off as I went—to remote regions where I groped for some secret outlet only to discover that the prison of time is spherical and without exists.”

WladimirNabokov

Vladimir Nabokov (22 april 1899 – 2 juli 1977)
Standbeeld in Montreux

 

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008.

Uit: De kinderen van het licht

 

“De eersten die de ruiters het drijfzand van Morecambe Bay zagen oversteken waren Harry Martin en Bonifacius Baker, staljongens van Swarthmoor Hall. Het was de eerste echt warme dag na Sinte Margriet; de rijknechts, de tuinlieden, zelfs sinjeur Woodhouse, de huismeester, waren na het middagmaal naar bed gegaan om een dutje te doen, allemaal zo loom van de ongewone hitte dat niemand eraan gedacht had de jongens een karweitje op te dragen. Ze hadden van de gelegenheid geprofiteerd door op hun kouse-voeten naar buiten te sluipen, klompschoenen in de hand, en snel en geluidloos langs de muren van de binnenplaats te rennen, langs de duiven die in de schaduw opeengedromd zaten, te doezelig om op te fladderen of zelfs maar te koeren. Ze riskeerden de roede, afgezien van de straf die hen voor spijbelen zou worden opgelegd, toen zij dwars door de verboden rozentuin met de weelderige bloembedden van mevrouw Fell de boomgaard inholden, waar ze als jonge honden met grote sprongen door het tot de heupen reikende, met johannesbloemen bezaaide gras naar het hoge booghek van de ingangspoort snelden en naar buiten, de verlaten, woeste heide op.

Ze gingen naar meikevers zoeken, waar het in juni van wemelde en die een hoop geld waard waren als je ze had afgericht om wagentjes te trekken of tredmolentjes aan het draaien te brengen; ze vormden een van de attracties van iedere dorpsjaarmarkt. De jongens dartelden over de heide, zonder iets te merken van de zich snel opstapelende donderwolken die van de bergen in het noorden kwamen aandrijven. Er waren volop meikevers te zien, die met snorrende vleugeltjes van bremstruik naar bremstruik fladderden, maar zo vroeg in het jaar waren ze nog te kwiek om zich te laten vangen. Dus begonnen de jongens naar vogelnestjes te zoeken, vooral die van de heidehupper, want als je de kuikentjes eruit haalde en een paar weken met kleine insekten voedde en ze dan met een roodgloeiende naald blind maakte, gingen ze zingen en dan kon je ze op de markt verkopen.“

 

Jan_de_Hartog

Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)

 

De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leuven op 22 april 1920.  Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008.

Elyseum

Hier vloeien aarde en hemel samen
in ’t smelten der verblinde zon.

Hier bij de sprankelende bron
gaf God de dingen namen.

Hier is de sappenstroom, hier is het bloed
der aarde en geurt de lucht zoo zoet.

Maar wiegend in een smalle boot
vaart wit en peinzende de dood.

 

La noue

I
Nabij kuitetende neusvis en barbeel
ligt zij op slib van de rivier,
de handen in water en bloeiend wier.

Zijzelf iets tussen slijmvis en plateel,
een dun en ademend ovaal
van verend vlees in een verlicht foedraal.

De losgeraakte geur van geiteblad
opent haar dieper dan mijn woord vermag
terwijl ik haar van bloem en twijg gerief.

Ik zeg haar wel hoe op een ochtend ik hier zat
en voor mijn neus een rosse muishond zag,
maar niet dat op zo’n uur mijn moeder stierf.

DeHaes

Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)

 

De Indiase schrijver Chetan Bhagat werd geboren op 22 april 1974 in New Dehli. Bhagat werkt voor een grote bank. Van zijn hand verscheen het boek One Night @ The Call Center dat inmiddels verfilmd is in Bollywood, met louter sterren in de hoofdrol.  Na 11 jaar in Hong Kong gewoond te hebben, verhuisde Bhagat naar Mumbai. Daar woont hij nu sinds 2008, waar hij werk heeft gevonden bij een investeringsmaatschappij. Bhagat is getrouwd en vader van een tweeling.

 

Uit: One Night @ The Call Center

 

„The night train ride from Kanpur to Delhi was the most memorable journey of my life. For one, it gave me my second book. And two, it is not everyday you sit in an empty compartment and a young, pretty girl walks in.

Yes, you see it in the movies, you hear about it from friends’ friends but it never happens to you. When I was younger, I used to check the reservation chart stuck outside a train bogie to see all the female passengers near my seat (F-17 to F-25 is what I’d look for most). Yet, it never happened. In most cases, I shared my compartment with talkative women, snoring men and wailing infants.

But this night was different. Firstly, my compartment was empty. The railways had just started this new summer train and nobody knew about it. Secondly, I was unable to sleep.

I had come to IIT Kanpur for a talk. Before leaving, I drank four cups of coffee in the canteen chatting with the students. Bad idea, given it was going to be boring to spend eight insomniac hours in an empty compartment. I had no magazines or books to read. I could hardly see anything out of the window in the darkness. I prepared myself for a silent and dull night. Of course, it was anything but that.

She walked in five minutes after the train had left the station. She opened the curtains of my enclosure and looked puzzled.

“Is coach A4, seat 63 here?” she said.

The yellow lightbulb in my compartment had a mood of its own. It flickered as I looked up to see her.

“Huh..,” I said as I saw her face. It was difficult to withdraw from the gaze of her eyes.

“Actually it is. My seat is right in front of you,” she said and heaved her heavy suitcase on the upper berth . She sat down on the lower berth opposite to me, and gave out a sigh of relief.“

 

chetan-n

Chetan Bhagat (New Dehli, 22 april 1974)

 

De Zwitstserse schrijver en musicus Peter Weber werd geboren op 22 april 1968 in Wattwil / Toggenburg. Na zijn schooltijd woonde hij in Zürich. Daar werkte hij aan verschillende projekten met musici uit verschillende genres samen. In 1993 verscheen zijn eerste roman Der Wettermacher. In 2008 ontving hij de Alemannischer Literaturpreis voor Die melodielosen Jahre.

 

Uit: Bahnhofsprosa

 

„Ich sitze in der Bahnhofshalle im üppig aufwachsenden Gerede, das zum Gebrabbel wird, die Decke entlang ufert. Wieder und wieder hatte ich festgestellt, daß es im Hauptbahnhof Orte gibt, an denen das Gerede aufwächst wie in der Sixtinischen Kapelle, wo es ein einmaliges Gerede gibt, zusammengesetzt aus Sprachen aller Welt. Laute der unterschiedlichsten Formung verbinden sich zu einem Brei, der Blasen treibt, steigt, als würde er hochgekocht werden von geheimem Feuer, bald an der Decke anschwappt, Wellen wirft, die zu Winden werden, die man Sprechwinde nennt. In diesen Sprechwinden, die stark variieren, bei hohem Anteil Deutschsprechender oder Englischsprechender zu Turbulenzen werden, bleibt einiges an Feuchtigkeit, teils des Atems, teils des Speichels wegen. Die Feuchtigkeit in den Sprechwinden ist Gift für die Farben der Fresken und wird ursächlich in Verbindung gebracht mit dem Gilb, der sich, von der Decke her, die Wände hinabgefressen hat. Sprechwinde sind dem Gilb günstige Nahrung, ja je mehr geredet wird in der Sixtinischen Kapelle, desto eifriger frißt er sich herab, als würde er sich nähren von den Staunlauten, den Steigerungsformen, den sich wiederholenden Ausrufen des Kaum-zu-Glaubens, die zur Decke geschickt werden. Das geheime Feuer, das dieses Gerede aufheizt, ist die freigewordene Hitze der Sprechladungen der Reisenden aus aller Welt, je größer die Worte, die ihnen aus größer werdenden Mündern kommen, desto heftiger werden die Sprechwinde, und zu immer gröberen Verallgemeinerungen lassen sich die Menschen aus aller Welt hinreißen, nur Großes, Wichtiges, Bedeutsames hört man, die Hälse leeren sich, immer neues Sprechholz lagert sich ab, woraus sich das Feuer selbstredend speist. Benommene sitzen die Wände entlang auf den immervollen Bänken im Hall und starren in die Höhe, sie sind gefahren, geflogen, durch unzählige Säle und Gänge geeilt, vor ihren Augen beginnen sich die gemalten Figuren zu regen.“

 

WEBER

Peter Weber (Wattwil, 22 april 1968)

 

De Duitse schrijver, musicus en schilder Thommie Bayer werd geboren op 22 april 1953 in Esslingen am Neckar. Van 1972 tot 1978 studeerde hij schilderkunst aan de Staatlichen Akademie der Bildenden Künste Stuttgart. Vanaf 1974 trad hij ook op als zanger. In 1979 had de Thommie Bayer Band met de song Der letzte Cowboy kommt aus Gütersloh het grootste succes. Na de scheiding van zijn eerste vrouw trok hij in de jaren tachtig naar Freiburg im Breisgau waar hij zich op het schrijven toelegde. Als zijn hoofdwerk wordt wel zijn roman uit 1991 Das Herz ist eine miese Gegend beschouwd. In 1992 ontving hij de 1992 de Thaddäus-Troll-Preis

 

Uit: Eine kurze Geschichte vom Glück

Der Anruf kam kurz nach elf. Ich hatte bis dahin schon sieben Zigaretten geraucht, trank eben den vierten Espresso und dachte darüber nach, ob ich ein Aspirin schlucken sollte. Falls mein Kopfweh von dem billigen Wein herrührte, den ich am Abend zuvor getrunken hatte, dann würde es auch so weggehen – aber wenn es am Wetter lag, der bleigrauen Wolkenwand, die sich von Westen, von Frankreich her, langsam näher schob, aber partout nicht ankommen wollte, dann nähme es zu und überschritte bald den Punkt, an dem keine Tablette mehr hilft. In diesem Fall musste ich rechtzeitig gegensteuern. Schmerzmittel sind Drogen, ich gehe sparsam damit um, weil ich nicht in Abhängigkeit geraten will. Nicht auch noch davon. Alkohol, Zigaretten und Kaffee, das ist genug. Laster braucht der Mensch, die unterscheiden ihn vom Roboter, aber man muss auch seine Grenzen kennen.

Ich konnte es nicht lassen, immer wieder Weine vom Discounter zu probieren, obwohl ich nur alle Schaltjahre mal einen anständigen fand – fast immer war es gefärbtes Wasser mit Fusel, Kirschsaft mit Bitterstoff oder anderer flüssiger Müll. Und ich trank diesen Müll, anstatt ihn wegzuschütten, weil ich so viel Soße nicht kochen konnte und der Überzeugung war, Wein sollte nur auf dem Umweg durch den menschlichen Körper in den Wasserkreislauf zurückgelangen. Immer nach solchen Selbstversuchseskapaden kehrte ich eine Zeit lang reumütig zu meinem Sechs-Euro-Cabernet aus dem Bioladen zurück, bis mich wieder die Sparwut juckte und ich dachte, die Regale sind voll, da muss doch einer trinkbar sein.“

 

TommyBayer

Thommie Bayer (Esslingen am Neckar, 22 april 1953)

 

 

De Argentijnse dichteres en schrijfster Ana María Shua werd geboren op 22 april 1951 in Buenos Aires. Haar eerste bundel El sol y yo publiceerde zij toen zij 16 jaar was. In Buenos Aires studeerde zij kunstgeschiedenis en literatuur. Tijdens de militaire dictatuur leefde zij in ballingschap in Frankrijk. Terug in Argentinië in 1980 publiceerde zij haar eerste roman Soy paciente. In 1984 verscheen La sueñera, een verzameling mini-verhaaltjes. Dit genre bleef zij de daaropvolgende jaren beoefenen.

 

Uit: Microfictions

 

Matches

Matches are nothing like ants. Their ways are flickery and nocturnal, hardly gregarious, and they refuse to be part of a collective society in which every member’s life is of little importance. Every time one lights up, it’s an individual per-sonality that goes out. They will only accept you if you’re willing to have your head explode in an instant that’s abso-lute, orgasmic, final, whose presumed ecstasy it’s impossi-ble to be sure of beforehand.

 

Flattery

This isn’t the work of a human being, says the gentleman in the frock coat, looking closely at the deep and bloody marks left buried in the flesh. Come on, what a flatterer, you’re exaggerating, I tell him, modest, my claws buried in my pockets.

Vertaald door Steven J. Stewart

anamshua

Ana María Shua (Buenos Aires, 22 april 1951)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. In 1961 deed ze haar eindexamen aan de George W. Hewlett High School, in Hewlett, New York. Daarna studeerde zij o.a. aan de Columbia University. Glück won de Pulitzer Prize for Poetry in 1993 voor The Wild Iris. Zij doceerde o.a. aan het Williams College in Williamstown en aan Yale University. In 2008 ontving zij de Wallace Stevens Award.

 

 

A Fantasy

  

I’ll tell you something: every day

people are dying. And that’s just the beginning.

Every day, in funeral homes, new widows are born,

new orph
ans. They sit with their hands folded,

trying to decide about this new life.

 

Then they’re in the cemetery, some of them

for the first time. They’re frightened of crying,

sometimes of not crying. Someone leans over,

tells them what to do next, which might mean

saying a few words, sometimes

throwing dirt in the open grave.

 

And after that, everyone goes back to the house,

which is suddenly full of visitors.

The widow sits on the couch, very stately,

so people line up to approach her,

sometimes take her hand, sometimes embrace her.

She finds something to say to everbody,

thanks them, thanks them for coming.

 

In her heart, she wants them to go away.

She wants to be back in the cemetery,

back in the sickroom, the hospital. She knows

it isn’t possible. But it’s her only hope,

the wish to move backward. And just a little,

not so far as the marriage, the first kiss.

 

Glueck

Louise Glück (New York, 22 april 1943)

 

De Duitse schrijver en vertaler Michael Schulte werd geboren op 22 april 1941 in München. In zijn jeugd verbleef hij een tijd in Damascus. Ook was hij een jaar lang als uitwisselingsstudent in de VS. Hij studeerde germanistiek, geschiedenis en filosofie in Göttingen en Frankfurt am Main. Hij brak die studies af en leefde toen als zelfstandig schrijver in Duitsland. In 1982 trok hij weer voor een jaar naar de VS (New York en Santa Fe). Na weer een tijd Duitsland vertrok hij begin jaren negentig opnieuw voor vier jaar Naar de VS.

 

Uit: Ich freu mich schon auf die Hölle

 

„Das Fach Turnen gab es nicht in der Schule, auf die ich schließlich geschickt wurde, die übrigens keine französische oder arabische war, wo ich noch mühelos ein oder zwei Fremdsprachen hätte erlernen können, sondern eine Zwergschule, die von einer österreichischen Volksschullehrerin, einer gewissen Frau Mariani, und ihrem bemerkenswert vertrottelten Schwiegervater Bobby, Nervenarzt seines Zeichens, eigens für die Kinder der in Damaskus lebenden Deutschen ins Leben gerufen worden war. Meinem Stiefvater war ein gutes Dutzend anderer Deutscher beigesellt, ehemalige Offiziere vorwiegend, die nicht mit der Ausbildung der Soldaten, sondern mit Verwaltungs- und Organisationsaufgaben befasst waren. Und all diese Offizierskinder trippelten Morgen für Morgen in das Institut der Wiener Pädagogin.

Frau Mariani unterrichtete Deutsch und Englisch. Nach zwei Jahren konnten wir folgenden Satz hersagen: ‘A polite little boy always says: Good morning mother, good morning father.’ Der Bobby, Haarbüschel in de nOhren, schiefe Absätze, den Hosenbund kurz unter den Brustwarzen, unterrichtete Rechnen und Erdkunde. Alle anderen Fächer waren entweder für die Zukunft vorgesehen oder Frau Mariani und ihrem Bobby unbekannt.“

 

muenchen_1
Michael Schulte (München, 22 april 1941)
München (Geen portret beschikbaar)

 

 

 

De Cubaanse schrijver Guillermo Cabrera Infante werd geboren op 22 april 1929 in Gibara, Cuba. Als enthousiast cineast richtte hij in 1951 op Cuba de cinemateek op. In 1952 zat hij een tijd in de gevangenis omdat hij verhalen had gepubliceerd die het regime niet bevielen. Aanvankelijk was hij een aanhanger van Castro. Toen bleek dat hij tegen een verbod op boeken was zond Castro hem als cultureel attachée naar Brussel. In 1965 liepen de spanningen op en Cabrera Infante in ballingschap, eerst naar Madrid, later naar Londen. Zijn eerste roman Tres tristes tigres verscheen in 1967. In 1997 ontving hij de belangrijke Premio Cervantes.

 

Uit: View of Dawn in the Tropics (Vertaald door Suzanne Jill Levine)

 

„The comandante gave him a story to read. In it a man would go into the bathroom and spend hours locked inside it. The wife worried about what her husband was doing in the bathroom for such a long time. One day she decided to find out. She climbed out the window and walked along the narrow ledge that went around the house. She slid up to the bathroom window and looked in. What she saw stunned her: her husband was sitting on the toilet and had a revolver in his hand with the barrel in his mouth. From time to time he took the barrel of the gun out of his mouth to lick it slowly like a lollipop.

He read the story and gave it back to its author without further comment or perhaps with an offhand comment. What makes the story particularly moving is the fact that its author, the comandante, committed suicide seven years later by shooting himself in the head. So as not to wake his wife, he wrapped the gun in a towel.“

 

Infante

Guillermo Cabrera Infante (22 april 1929 – 21 februari 2005)

 

De Duitse schrijver Ludwig Renn (eig. Arnold Friedrich Vieth von Golßenau) werd geboren op 22 april 1889 in Dresden. Tijdens WO I vocht hij aan het Westers front. Zijn ervaringen verwerkte hij in zijn roman Krieg uit 1928. Renn studeerde rechten, economie, kunstgeschiedenis en filosofie in Göttingen en München. Toen hij door de nazi’s werd aangevallen legde hij zijn adelijke titels neer, noemde hij zich naar de held van zijn roman en sloot hij zich bij de communisten aan. In 1936 ging hij naar Spanje waar hij aan de kant van de republikeinen streed als lid van de 11e Internationale Brigade. Na de nederlaag ging hij naar Mexico in ballingschap. In 1947 vestigde hij zich in de DDR.

 

Uit: Krieg

 

“Von meinen Leuten hatten zwei die Sohlen von den Schnürschuhen geschnitten und nach der Heimat geschickt, weil es dort kein Leder mehr gab. Ich meldete das Lamm. Er befahl eine Durchsicht des ganzen Schuhwerks. Bei den anderen Zügen, bei denen ältere Leute und mehr Familienväter waren als bei mir, fehlte noch viel mehr. …

 

Besser sprach auch immer von dem unsinnigen Krieg, und man müsste einfach streiken und nicht mitmachen. Ich sagte einmal dem Hartenstein: “Weshalb verkehrst Du nur mit dem?” Hartenstein lachte: “Weil das der beste Mensch von der Welt ist. Der redet nur so, aber wenn´s drauf ankommt, da sollst Du mal sehen, wie der mitmacht!” Aber auch mir wurde der Krieg immer verdächtiger”.

Renn

Ludwig Renn (22 april 1889 – 21 juli 1979)
Joris Ivens, Ernest Hemingway en Ludwig Renn 1936 tijdens de Spaanse Burgeroorlog.

 

De Engelse dichter James Philip Bailey werd geboren op 22 april 1816 in Nottingham. Hij studeerde in Glasgow rechten en werd in 1840 advocaat. Hij besteedde zijn tijd echter hoofdzakelijk aan dichten en had succes met zijn 1839 uitgegeven „Festus“, een bewerking van de Faustsage, en met “The angel world” (1850).

 

We live in deeds . . .

 

WE live in deeds, not years; in thoughts, not breaths;

In feelings, not in figures on a dial.

We should count time by heart-throbs. He most lives

Who thinks most, feels the noblest, acts the best.

And he whose heart beats quickest lives the longest:

Lives in one hour more than in years do some

Whose fat blood sleeps as it slips along their veins.

Life’s but a means unto an end; that end,

Beginning, mean, and end to all things — God.

The dead have all the glory of the world.

 

bailey_philip

James Philip Bailey (22 april 1816 – 6 september 1902)

 

De Canadese dichter, schrijver en diplomaat Robert Choquette werd geboren op 22 april 1905 in Manchester, New Hampshire. Zijn familie verhuisde naar Montreal in 1914. In 1925 publiceerde hij de bundel À travers les vents, waar hij een jaar later de Prix David voor ontving. Deze prijs sleepte hij in 1932 opnieuw in de wacht, toen voor de bundel Metropolitan museum. In 1935 schreef hij zijn eerste radiofeuilleton Le Curé du village (1935-1938). In 1964 werd hij consul-generaal in Bordeaux. Van 1968 tot 1970 was hij ambassadeur voor Argentinië, Uruguay en Paraguay.

 

 

VIVRE ET CRÉER

Ah ! le mal de créer obsède ma jeunesse !

Je voudrais me refaire, afin d’être plus fort

Et meilleur et plus pur, et pour que je renaisse

Et que je vive encor lorsque je serai mort

 

Vivre ! baigner mon coeur dans l’aurore ineffable !

Chanter la mer profonde et les arbres épais

Jusqu’à ce que la voix de mon corps périssable

Invente un cri d’amour qui ne mourra jamais !

 

Vivre ! Vivre ! éclater les chaînons de la chaîne !

D’un grand coup d’aile atteindre au flamboiement de Dieu,

Y ravir l’étincelle et faire une oeuvre humaine

Qui soit presque divine et pareille au ciel bleu !

 

Oh ! l’infini du ciel m’étreint. Mon coeur avide

Tel l’éponge des mers se gonfle et se remplit.

Mais ma bouche qui s’ouvre est comme un antre vide

Où la morne impuissance habite et fait son lit;

 

Et ma langue se meut comme l’algue marine

Que retient par les pieds le rocher triomphant ;

Et quand mon coeur ému se heurte à ma poitrine

Ma langue balbutie un murmure d’enfant.

 

robert_choquette_1930

Robert Choquette (22 april 1905 – 22 januari 1991)

 

De Franse schrijfster Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zie ook mijn blog van 22 april 2007 en ook mijn blog van 22 april 2008.

Uit : Corinne ou l’Italie

 

« Corinne, à Lord Nelvil

Ce 15 décembre 1794

 

Je ne sais, mylord, si vous me trouverez trop de confiance en moi-même, ou si vous rendrez justice aux motifs qui peuvent excuser cette confiance. Hier je vous ai entendu dire que vous n’aviez point encore voyagé dans Rome, que vous ne connaissiez ni les chefs d’œuvres de nos beaux arts, ni les ruines antiques qui nous apprennent l’histoire par l’imagination et le sentiment ; et j’ai conçu l’idée d’oser me proposer pour guide dans ces courses à travers les siècles.

Sans doute Rome présenterait aisément un grand nombre de savants dont l’érudition profonde pourrait vous être bien plus utile ; mais si je puis réussir à vous faire aimer ce séjour, vers lequel je me suis toujours sentie si impérieusement attirée, vos propres études achèveront ce que mon imparfaite esquisse aura commencé.

Beaucoup d’étrangers viennent à Rome, comme ils iraient à Londres, comme ils iraient à Paris, pour chercher les distractions d’une grande ville ; et si l’on osait avouer qu’on s’est ennuyé à Rome, je crois que la plupart l’avoueraient ; mais il est également vrai qu’on peut y découvrir un charme dont on ne se lasse jamais. Me pardonnerez-vous, mylord, de souhaiter que ce charme vous soit connu ?

Sans doute il faut oublier ici tous les intérêts politiques du monde ; mais lorsque ces intérêts ne sont pas unis à des devoirs ou à des sentiments sacrés, ils refroidissent le cœur. Il faut aussi renoncer à ce qu’on appellerait ailleurs les plaisirs de la société ; mais ces plaisirs, presque toujours, flétrissent l’imagination. L’on jouit à Rome d’une existence tout à la fois solitaire et animée, qui développe librement en nous-mêmes tout ce que le ciel y a mis . Je le répète, mylord, pardonnez-moi cet amour pour ma patrie, qui me fait désirer de la faire aimer d’un homme tel que vous ; et ne jugez point avec la sévérité anglaise les témoignages de bienveillance qu’une italienne croit pouvoir donner, sans rien perdre à ses yeux, ni aux vôtres. »

 

staelGerard

Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)
Portret door François Gérard

 

De Engelse schrijver Henry Fielding in Glastonbury op 22 april. Fielding bezocht de public school in Eton en studeerde klassieke talen in Leiden. Na zijn terugkeer begon hij te schrijven voor het theater. De blijspelen die hij produceerde (Tom Thumb, 1730 en Pasquin, 1736) waren satirisch van karakter. Hij zette zich in zijn werk af tegen de regering van Sir Robert Walpole. Toen, mede als gevolg hiervan, het Haymarket Theatre (waar Fieldings stukken werden opgevoerd) in 1737 werd gesloten, stopte hij met het schrijven voor het toneel. Hij hervatte zijn rechtenstudie en werd in 17
40 advocaat en in 1748 vrederechter. Hij stopte echter niet met het schrijven van satirisch werk. Zijn Tragedy of Tragedies over het leven van Tom Thumb had als gedrukt toneelstuk veel succes. Ook publiceerde hij bijdragen in tijdschriften. Zijn doorbraak kwam er in 1741 met Shamela, een parodie op het melodramatische ‘Pamela’ van Samuel Richardson.  In 1743 trouwde hij met Charlotte Cradock en verscheen zijn eerste roman, The History of the Life of the Late Mr Jonathan Wild the Great, ook weer een satirisch werk over Robert Walpole. Fieldings bekendste werk is Tom Jones (1749), een schelmenroman over een vondeling die het ver weet te schoppen.

 

Uit: The History of Tom Jones, a Foundling

 

„THAT propense inclination which is for very wise purposes implanted in the one sex for the other, is not only necessary for the continuance of the human species; but is, at the same time, when governed and directed by virtue and religion, productive not only of corporeal delight, but of the most rational felicity.

But if once our carnal appetites are let loose, without those prudent and secure guides, there is no excess and disorder which they are not liable to commit, even while they pursue their natural satisfaction; and, which may seem still more strange, there is nothing monstrous and unnatural, which they are not capable of inventing, nothing so brutal and shocking which they have not actually committed.

Of these unnatural lusts, all ages and countries have afforded us too many instances; but none I think more surprising than what will be found in the history of Mrs. Mary, otherwise Mr. George Hamilton.“

 

fielding

Henry Fielding (22 april 1707 – 8 oktober 1754)

 

Jan de Hartog, Vladimir Nabokov, Madame de Staël, Jos de Haes

De Nederlandse schrijver Jan de Hartog werd geboren in Haarlem op 22 april 1914. Zie ook mijn blog van 22 april 2007.

Uit: Hollands Glorie

“Bas had hem gewaarschuwd, in de gauwigheid voor het vertrek: ‘Kijk uit met dien Rus, jong. Een puike zeeman, en opvreten zal-ie je zo dadelijk niet, maar ’t is een woesteling in de vaart. Laat je niet paaien voor werk, dat je niet aankunt, denk aan je vrouw, die thuis op je wacht….’

Hij had lachend geantwoord: ‘Laat mij maar waaien, schipper, ik red ’t wel met die hannekemaaier…. Nee, meid, die sextant niet inpakken! En nou m’n laarzen….’ Toen hij terug was gekomen uit de bijkeuken, de armen vol oliegoed, had hij Bas en Nellie zien smoezen in de deuropening. Bas had haar op de schouder geklopt en was toen weggegaan met een laatste: ‘’t Ga je goed!’ maar hij had Nellie aardig van de kook gebracht. ‘O, Jan, jongen….’ had ze gezegd, met ongeruste ogen, ‘zal je me belóven dat je uitkijkt met die Sjimmenof? Bas zegt….’ ‘Bas kan de rolling krijgen,’ had hij geantwoord, ‘laat je door die man niet overhoop kletsen!’ Maar zij had aangehouden; Bas dit en Bas dat, en iedereen wist dat Sjimmenof niet te vertrouwen was, hij had Aaltje van Joris d’r man…. ‘Sjemonof, heet-ie!’ had hij geroepen. ‘En als ièmand die man kent, dan ben ik ’t!’ Dat was nou ronduit gebazel, want hij had den vent nog nooit in levenden lijve gezien. Verhalen kende hij genoeg over hem, daar niet van, en hij kon hem zó uittekenen ook, maar dat was toch nog wel iets anders dan…. ‘En die Donker, dan?’ had Nellie gevraagd, met driftige ogen; ‘ieder kind weet hoe Donker aan z’n gebroken been is gekomen!’ Hij had woedend de laarzen en het oliegoed tegen de vloer gesmeten en was, met de vuisten in de zij, bar groot voor haar gaan staan en had gezegd: ‘Nou zal ik jou, potverdomme, ’s één ding vertellen, drilboor dat je…. Au!’ Ze had hem een opstopper gegeven in zijn maag, en daar zat hij nu, de praatjesmaker, geveld met zijn eigen wapenen.”

 

DeHartog

Jan de Hartog (22 april 1914 – 22 september 2002)

 

 

De Russisch-Amerikaanse schrijver Vladimir Vladimirovic Nabokov werd geboren in St. Petersburg, op 22 april 1899. Zie ook mijn blog van 22 april 2007.

Uit: Lolita

Annabel was, like the writer, of mixed parentage: half-English, half-Dutch, in her case. I remember her features far less distinctly today than I did a few years ago, before I knew Lolita. There are two kinds of visual memory: one when you skillfully recreate an image in the laboratory of your mind, with your eyes open (and then I see Annabel in such general terms as: “honey-colored skin,” “thin arms,” “brown bobbed hair,” “long lashes,” “big bright mouth”); and the other when you instantly evoke, with shut eyes, on the dark innerside of your eyelids, the objective, absolutely optical replica of a beloved face, a little ghost in natural colors (and this is how I see Lolita).

Let me therefore primly limit myself, in describing Annabel, to saying she was a lovely child a few months my junior. Her parents were old friends of my aunt’s, and as stuffy as she. They had rented a villa not far from Hotel Mirana. Bald brown Mr. Leigh and fat, powdered Mrs. Leigh (born Vanessa van Ness). H
ow I loathed them! At first, Annabel and I talked of peripheral affairs. She kept lifting handfuls of fine sand and letting it pour through her fingers. Our brains were turned the way those of intelligent European preadolescents were in our day and set, and I doubt if much individual genius should be assigned to our interest in the plurality of inhabited worlds, competitive tennis, infinity, solipsism and so on. The softness and fragility of baby animals caused us the same intense pain. She wanted to be a nurse in some famished Asiatic country; I wanted to be a famous spy.

All at once we were madly, clumsily, shamelessly, agonizingly in love with each other; hopelessly, I should add, because that frenzy of mutual possession might have been assuaged only by our actually imbibing and assimilating every particle of each other’s soul and flesh; but there we were, unable even to mate as slum children would have so easily found an opportunity to do. After one wild attempt we made to meet at night in her garden (of which more later), the only privacy we were allowed was to be out of earshot but not out of sight on the populous part of the plage. There, on the soft sand, a few feet away from our elders, we would sprawl all morning, in a petrified paroxysm of desire, and take advantage of every blessed quirk in space and time to touch each other: her hand, half-hidden in the sand, would creep toward me, its slender brown fingers sleepwalking nearer and nearer; then, her opalescent knee would start on a long cautious journey; sometimes a chance rampart built by younger children granted us sufficient concealment to graze each other’s salty lips; these incomplete contacts drove our healthy and inexperienced young bodies to such a state of exasperation that not even the cold blue water, under which we still clawed at each other, could bring relief.”

nabokov

Vladimir Nabokov (22 april 1899 –  2 juli 1977)

 

 

De Franse schrijfster Madame de Staël werd in Parijs geboren op 22 april 1766. Zie ook mijn blog van 22 april 2007.

Uit: De l’Allemagne

Le nom de romantique a été introduit nouvellement en Allemagne pour désigner la poésie dont les chants des troubadours ont été l’origine, celle qui est née de la chevalerie et du christianisme. Si l’on n’admet pas que le paganisme et le christianisme, le nord et le midi, l’Antiquité et le Moyen Âge, la chevalerie et les institutions grecques et romaines, se sont partagé l’empire de la littérature, l’on ne parviendra jamais à juger sous un point de vue philosophique le goût antique et le goût moderne.

On prend quelquefois le mot classique comme synonyme de perfection. Je m’en sers ici dans une autre acception, en considérant la poésie classique comme celle des Anciens et la poésie romantique comme celle qui tient de quelque manière aux traditions chevaleresques. Cette division se rapporte également aux deux ères du monde : celle qui a précédé l’établissement du christianisme, et celle qui l’a suivi.

On a comparé aussi dans divers ouvrages allemands la poésie antique à la sculpture, et la poésie romantique à la peinture ; enfin on a caractérisé de toutes les manières la marche de l’esprit humain, passant des religions matérialistes aux religions spiritualistes, de la nature à la divinité.

La nation française, la plus cultivée des nations latines, penche vers la poésie classique imitée des Grecs et des Romains. La nation anglaise, la plus illustre des nations germaniques, aime la poésie romantique
et chevaleresque, et se glorifie des chefs-d’œuvre qu’elle possède en ce genre. Je n’examinerai point ici lequel de ces deux genres de poésie mérite la préférence : il suffit de montrer que la diversité des goûts, à cet égard, dérive non seulement de causes accidentelles, mais aussi des sources primitives de l’imagination et de la pensée. »

 

StaelNecker

Madame de Staël (22 april 1766 – Parijs, 14 juli 1817)

 

 

De Vlaamse dichter en essayist Jos de Haes werd geboren in Leuven op 22 april 1920. Zie ook mijn blog van 22 april 2007.

Avond en morgen

I

 

Geen dingen heb ik ooit begrepen,

niet de dynamo, niet de haat,

niet het vernuft van rake knepen.

Ook Christus niet – maar dat is nu te laat.

 

De kwijl van een behaarde geitelip,

de warmte onder een appelboom van biggen

die welgeschapen zijn uit vaders rib,

zijn mij genoeg om bij te liggen

 

’s avonds. Maar als ik in de morgen stuik

bij mijn collega’s op ’t geboden uur,

wat ben ik dan, hoe sta ik daar

ineens met opgebonden botten,

 

een dungetakte dorenstruik

tegen een witgekalkte muur,

als een Kretenzer gapend naar

verlichte pinksterpolyglotten.

 

 

 

Elza

Een linnenmeisje, amfibieënoog,

haar vlees een vluchtige olie

en bijtende loog,

haar vlees met wol omwonden twijgen.

 

Zij groeit uit bronnen van gom

met licht vertakte ledematen,

zoekende pels, diepliggende honingraten,

en spint haar teerste plekken in.

 

Opgerolde goudkattin,

dier dat aankijkt uit de grotleem,

liggend een zaad in zijn bed.

 

En, in een schildpadschild gesneden,

verlichte lippen violet.

Keverkop waarop men zijn tanden zet.

Rib van een goddelijk skelet.

 

 

Landschap

Rinkelt de glazen wind

rinkelen doet mijn gebint,

schervenschedel mandolien.

 

Denken, door een riet zien,

rieten splinters in het oog.

 

En op de stalen einderboog,

waar de zon verschaalt,

een medemens, een zwarte naald.

 

jos_de_haes

Jos de Haes (22 april 1920 – 1 maart 1974)