Yi Mun-yol, Markus Breidenich

De Zuidkoreaanse schrijver Yi Mun-yol werd geboren op 18 mei 1948 in Yongyang. Zie ook alle tags voor Yi Mun-yol op dit blog.

Uit: The Old Hatter (Vertaald door Brother Anthony van Taizé)

“The first encounter between our clan’s urchins and the horsehair-hat maker, Top’yo”g, took place one summer on a market day toward the end of my childhood. To be sure, his modest hat shop had stood there for as long as we could remember, but we no more noticed it than the pebbles on the shores of our creek or the grass in the shade of our valley. However, we happened to discover that horsehair, being strong and nearly transparent, was excellent for hanging bait in a squirrel trap or making cicada nets. After this momentous discovery, we would go to his shop almost every market day for horsehair. For children without money like us–it was before Korean parents gave their children regular allowances–the only way to get what we needed was to steal. In the childish parlance of the day, we “snatched” it.
Of course, old man Top’yo”g didn’t just put himself at our mercy. But we were tireless, and having neither toys nor recreational facilities, we needed horsehair badly. Old man Top’yo”g was bound to be defeated by our brilliant tactics.
On days when the old man tried to drive us away, believing he had safely hidden his horsehair, we took more of it than was necessary. Our tactic was to start a conversation with him on topics like “the day Venerable Hahoe came back without his topknot.” He was sure to get excited and hotly denounce the impious act of the late clan elder, failing to notice what was going on around him. Meanwhile, our commandos circled around to the back of the shop and snatched some horsehair. It took us a decade to understand why the anecdote so excited and infuriated the old man, but we were clever enough to use the circumstance to our advantage.
Even on days when the old man generously handed each of us horsehair not good enough for him but quite usable for us, he would still lose good horsehair, though in somewhat smaller quantity. On such days we would effusively express our gratitude and insist on helping him, blowing on the glue stove until the shop floor was covered with white ash or scrawling with our crayons on his ridiculously small and humble signboard, which said “Horsehair hats and headbands for sale. Repairs also done.” He would then scowl at us and click his tongue in disapproval, but always ended up handing out superior grade hair.”

 


Yi Mun-yol (Yongyang, 18 mei 1948)

 

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Thermostatisch I

Wij radiatoren. Dragen sporen
van olie in de poriën. Binnenkort verlichten
luchtbevochtigers de droogtijd.
Adderhuid, die in de Namib over het
zand jaagt. Ongetwijfeld stormachtig ook
wij stropen de vacht van een zebra.
Dit retro-uiterlijk tussen de ribben.
Gepiep en geritsel in de wind.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2022 en ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

Een verhaal uit Rusland
(Metaroman)

Er bestaan van die wat grotere woonblokken,
waar de verhouding tussen huizen en ramen niet klopt.
Resultaat: een onverdraaglijk staren.
Wat daar zo staart zijn ramen!

Een schrale heer, op bezoek m een of ander departement,
laat een grofgebreide handschoen op een stoel liggen. Hij gaat zijns weegs.

De handschoen wordt gevonden door Y. Het is bitterkoud. Hij trekt hem aan.
Hij wordt abusievelijk voor Z. gehouden en raakt zo in moeilijkheden.

En wij betreden de oerwouden van de europese beschaving!
Tragedies, persoonsverwisselingen, elegante feesten! Nauwkeurig bekeken,
welk een zeldzaam patroon weven onze lotsbestemmingen niet:
Monsieur A…. eenzaam,
‘Parmi les proses écrasés de sa jeunesse’.

Maar buiten alle proza’s is het volkomen stil, een winternacht.
Onderzoek de geschiedenis nauwkeurig: zij had er net zo goed niet kunnen zijn,
de geschiedenis: vorsten, opstanden, verhalen. Duisternis.
Bitter koud, glashelder maanlicht en zelfs geen sledespoor!

Wat daar zo staart zijn ramen!

 

Inscriptie op een steen

‘Ik word in steen veranderd en mijn pijn blijft duren.’
Vertalen. Maar in welke taal? En hoe?

Men vraagt mij te vertalen. Het vraagt om een vertaling,
alsof het niet reeds geschreven stond. Bestaan er andere woorden?

Zo is alles reeds geschreven. En in hetzelfde schrift.

 

Over de zachtste geluiden

Er rust een toon in grote orgels,
de tweeëndertigvoetige bas, kontrafagot

geweldig trillende luchtpilaar, najaar,
wanneer het water in de bronnen stijgt

het ondergrondse net van bronnen en van stromen.
En dat meer uit verdriet dan uit geluid bestaat.

Aan die onderste grens waar de muziek ophoudt
wil iets anders beginnen,

meer lichaam dan geluid, lichaam en duisternis,
en najaar waarin de bronnen stijgen,

maar aangezien het onderaards is,
onder de muziek, onder de weeklacht

wil het niet beginnen, begint het niet,
en bestaat aldus ook niet.

Nu is het dichterbij, nu is het duidelijk!
Nu valt het zo meteen in de hele streek te horen.

 

Vertaald door J. Bernlef

 


Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Uit de geschriften van de stenen

Over de ondergang wist ik weinig.
Op het betreffende tijdstip
ging ik wandelen met katers. Niets
aan hun gedrag was ongewoon.
Er viel alleen maar regen.

Dat de dagen weer langer zouden worden,
las ik af van de positie van de zon tussen
de rotsen. Eenmaal
viel het eerste licht op het slaapkamertafeltje.
De ochtend begon geheimzinnig, zonder enige ophef.
Gewoon het gebruikelijke schouwspel van de lucht. Merels
bleven onopgemerkt.

De ingewanden van mijn kanarie
voorspelden niet veel goeds. Vanuit de kelder
kropen maden over mijn hand, die ik
ontving als vrienden. Zij waren
de voortekenen van de asterplaag,
Beproevingen tussen huizen,
Tuinen en bermen. Al lang
vlogen boven mijn hoofd grijze ganzen
aan de touwtjes, en op hey ritme
van hun vleugelslagen bewoog ik mij.
Wat leek op een Sint-Vitusdans of
meanderend leven, was een uitdrukking
van mijn inflatoire bezorgdheid.

Langs de junihemel
volgde de komeet zijn baan. Ik
beschouwde laatste dingen. Ontelbare bloemen
stonden in propvolle vazen. Later
pakte ik inkt en ganzenveer.
Alles kwam plotseling,
terwijl de katten miauwden.

Toen de zon verdween,
was ik negentien, de aarde grijsgroen.
Op de puimstenen liet ik mijn naam en adres achter. 

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

W.G. Sebald, Markus Breidenich

De Duitse schrijver W.G. Sebald werd geboren in Wertach (Allgäu) op 18 mei 1944. Zie ook alle tags voor W. G. Sebald op dit blog.

Uit: Nach der Natur. Ein Elementargedicht

Ihm, seinem erwählten Protektor,
der inmitten des Lebens seinen Tod
mit sich führt, gibt Grünewald das Ansehen
Riemenschneiders, dem der Würzburger Bischof
zwanzig Jahre darauf auf der Folter
die Hände zerbrechen ließ. Lang vor der Zeit
geht der Schmerz bereits ein in die Bilder.
Das ist die Vorschrift, weiß der Maler,
der sich einreiht auf dem Altar
in die viel zu geringe Genossenschaft
der vierzehn Nothelfer. Sie alle, die heiligen
Blasius, Achaz und Eustach; Pantaleon,
Aegidius, Cyriax, Christophorus und
Erasmus und der wirklich wunder-
schöne heilige Veit mit dem Hahn,
schauen ein jeder in eine andere
Richtung, ohne daß wir verstünden,
warum. Die drei Nothelferinnen
Barbara, Katharina und Margarethe hingegen
stecken am Rand der linken Tafel
hinter dem Rücken des Georg ihre
gleichförmigen orientalischen Köpfe
zu einer Verschwörung gegen die Männer
zusammen. Auch das Unglück der Heiligen
ist ihr Geschlecht, ist die furchtbare
Separation der Geschlechter, die Grünewald
am eigenen Leib erfuhr. Der ausgetriebene
Teufel, den Cyriax, nicht bloß aufgrund
der Enge des Raumes, sondern
wie ein Emblem hoch in die Luft
erhoben hält, ist ein weibliches
Wesen und stammt, wie eine Grisaille
Grünewalds im Frankfurter Städel aufs drastischste
vorführt, aus der epileptischen Tochter
Diokletians, der verzwängten Prinzessin
Artemia, die Cyriax, neben dem sie kniet
an der Erde, mit dem Manipel seines Ornats
wie einen Hund kurz gebunden hält.

 

W.G. Sebald (18 mei 1944 – 14 december 2001)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Het lezen van de brieven

Ik zelf hou rekeningen in mijn handen
(wat ik heb uitgegeven, dat heb ik
uitgegeven). Mijn witte duiven
stop ik geld in de snavel en
vraag hen om te blijven zwijgen
over mij. Tijdens de vlucht
zet ik mijn mobieltje uit en beweeg me
nauwelijks. De dieren landen laat
in de middag als de zon achter
de bomen verdwijnt. De meesten
leggen het geld onder de deurmat van de
toegangsdeur en zijn ’s avonds terug.
Sommigen van hen dragen takken in hun
snavels. De tekenen wijzen op land.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)
In 2011

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2022 en ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

De bruggen in Königsberg

In de stad Königsberg in Pruisen
ligt een eiland dat Kneiphof heet,
omgeven door twee armen van de Pregel.
Zeven bruggen voeren over die twee armen.

Zeven bruggen. En ieder slechts één keer.
Het water is nu bijna overal te horen.
Het is blind water, zwart water,
nachtelijk water. Drie soorten water.

Kerken en torens en schuine groene daken.
Hier is een trap. Hier is een huis.
Hier is de hond die blaft op het erf.
Hij is zwart, pikzwart. Hij blaft.

Jaren. Jaren en dagen. Zo gelijk aan elkaar als…
Horen jullie mij? Ik zit opgesloten.
En men hoort het niet. Als Maagdeburger halve bollen.
Zo verschillend van elkaar als: Appels.

Vanuit een frisse oktobermaand; hondegeblaf
stemmen en maar één brug tegelijk,
nooit twee keer over dezelfde brug.
Sommige kinderen stappen altijd op iedere derde steen,

alleen op de derde. De afgrond lokt.
De derde deur die altijd piept.
Jaren. Jaren en dagen. Horen jullie mij? Oktober,
en nog steeds geen vorst in de lucht.

Om achtereenvolgens over zeven bruggen te lopen
en over iedere brug slechts één keer,
is, zo zegt de mathematicus Euler,
in feite een achtste brug nodig. Die is er niet.
Dat verdomde ijs, dat maar niet wil bevriezen!

 

Over alles wat nog zweeft

Mijn graf valt nog nergens te bekennen.
En dus zweef ook ik:
rust ook ik, onwetend van mijzelf,
in een luchtzee.
Zwevend met de zwevenden,
levend met de levenden,
rustend met de rustenden,
en, wellicht ook, zonder het te weten,
dood met de doden.
Hiervoor bestaat geen woord:
het is een manier van zweven.
“In de luchtzee”zoals ballonvaarders van weleer,
en die luchtzee ben je zelf.

Een keer, in Texas, zes uur ’s morgens,
zwemmend in het kristalheldere water
van een heel diep zwembad
eigenlijk bestemd voor duikers,
werd het zwemmen voor mij plotseling zweven.
Door de venstertjes van mijn duikbril neerkijkend
op de zwarte en witte tegels van de schone bodem,
vanuit precies zo’n hoogte die men in een vrije val
niet overleeft, kon ik een ogenblik bevroeden:
steeds verder te vallen, al vallend
toch te zweven, door iets onzichtbaars gedragen.
Glimlachend doorzien wij de klassieke schilders
en hun kinderlijke toverkunst
om een paar vogels veraf in het beeld te plaatsen,
heel klein, zwevend als bewusteloze tekens
tussen aarde en lucht, tussen licht en donker,
tussen water en land, kortweg:
iets dat zich tussen de verschillen bevindt,
schemerachtige dingen, die de diepte verschaffen
die het centrale perspectief alleen ons niet biedt.
Zo zweeft al wat dodelijk is in het binnenste
van zijn eigen beeld, ergens in de schemering,
en voor dit zweven bestaat geen naam

Zo zweven ook tekens boven witte vellen papier,
de sleuven boven de sneeuw, het goede boven de slechte tijd.
Zo zweeft alles. Het staat, zoals de engelen staan,
in ongekende beweging.
En voor de gang van de wereld bestaat geen naam.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Second Life

Hier waren de sproeten op
je gezicht slechts online pixels.

De handen een zee van
duizend kruisende lijnen.

Toekomst was een muisklik en één
van vele glazen bollen.

Griekse schoonheidsprofielen.
Je schreef dat je in die wereld

één kat en meerdere levens had. Een
zou alleen mij toebehoren. En jij zei

dat dit een spel met alles is. Een
meermaals geback-upt geluk opgeslagen

te zijn. Alleen soms spring je
uit alle wolken naar Off. Eenmaal

was het als delen van mij
in een lucht met hoge resolutie. Ik viel op

glazen hooi. Simuleerde de pijn
van de naalden in mijn hersenen. Dan

weer ving ik je op en las
in de ogen van knipperende cursors: L0ve.

De laatste keer sprong je alleen. Je

had het scherm van het lichaam gescheiden.
Het regende draden uit de lucht. In

real time. Op mijn scherm. Laatste
tekenen van jou. Op het scherm geschreven:

En blijf jij mijn kunsthart? Mijn
bedrieglijk echte omarming. Een vredig

berekende mond. Thuis in de kamer.
Blijf jij mijn aan? Mijn uit. Op de

terugweg van de computer naar bed
draadloos verbonden?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

Ascension (Malcolm Guite), Markus Breidenich

 

Bij Hemelvaartsdag

 

De Hemelvaart door James Thornhill, jaren 1720

 

Ascension

We saw his light break through the cloud of glory
Whilst we were rooted still in time and place
As earth became a part of Heaven’s story
And heaven opened to his human face.
We saw him go and yet we were not parted
He took us with him to the heart of things
The heart that broke for all the broken-hearted
Is whole and Heaven-centred now, and sings,
Sings in the strength that rises out of weakness,
Sings through the clouds that veil him from our sight,
Whilst we our selves become his clouds of witness
And sing the waning darkness into light,
His light in us, and ours in him concealed,
Which all creation waits to see revealed .

 

Malcolm Guite (Ibadan, 12 november 1957)
De Dominicaanse Kapel in Ibadan, Nigeria

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Sound Check

Soms glijdt

uit het niets een pick-upnaald
over de oneffenheden van de hemel.

Men ontdekt in de leisteen de
originele persing van The Velvet Underground.

Uit de groeven van de platen mixolydisch:
Tektoniek. Door de ether dringt

vogelgetjilp. Uit de soundtrack ontstonden
de jaarringen.

Iemand verzamelt de schellak van
scherven schors . Aan wolkenkrabbers

voltrekt het leven zich in grote sprongen.
Evergreen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

Legende

Eens was er winter boven alle huizen,
sneeuw viel en de vorst hield aan.
En alle rook der straat steeg recht
als witte zuilen van de daken op.

Elke ademtocht werd zichtbaar, wit,
de hemel violet in vroege schemering,
gedempt klonk ieders stemgeluid,
en van elk uur bleef in de sneeuw een spoor.

Maar ’s morgens vroeg ligt steeds de sneeuw weer ongerept,
en zijn de mussen zichtbaar op elk raamkozijn.

Nu wordt het zieke meisje wakker,
het morgenlicht rondom haar bed is wit.
Met schroom heft zij haar aangezicht naar ’t raam,
het bruine haar valt over ’t voorhoofd heen,

de hand die ’t steunt is smal,
en het oog is een spiegel der vogels daar buiten.
Dan ziet zij door de dageraad op straat
vijf zwarte schoorsteenvegers komen op een rij.

Vijf zwarte schoorsteenvegers met borstels, bol en touw,
als in een rouwstoet, plechtig lopen ze.
Hun kalme pas brengt hen steeds dichterbij.
Zij ziet in de sneeuw van hen geen spoor.

Vijf zwarte schoorsteenvegers komen in processie aan,
een opdracht schijnt hun stappen te belasten.
Men weet niet wat zij brengen, is het redding of alarm?
Of zijn zij soms een omen dat in rook weer op zal gaan

of vijf broers misschien, als hulp hierheen gezonden:
‘Zuster, hier zijn wij, onze weg was lang!’
’t Geluid van bol en borstels is verstild.
Zij hebben bij haar deur een halteplaats gevonden.

 

De bruggen in Königsberg

In de stad Königsberg in Pruisen
ligt een eiland dat Kneiphoff heet,
omvloeid door twee armen van de rivier de Pregel.
Zeven bruggen leiden over de twee armen.

Zeven bruggen. En nooit meer dan een keer.
Het water is nu bijna overal te horen.
Blind water, zwart water,
nachtelijk water. Drie soorten water.

Kerken en torens en schuine groene daken.
Hij is zwart, geheel zwart. Hij blaft.
Hier de hond die blaft op het erf.
Hier is een trap. Hier is een huis.

Jaren. Jaren en dagen. Zo gelijk aan elkaar als…
Hoor Je mij? Ik ben opgesloten.
En men hoort het niet. Als Maagdenburgse halve bollen.
Zo verschillend van elkaar als: Appels.

Vanuit een koele oktober; hondengeblaf,
stemmen, en maar een brug per keer,
nooit tweemaal over dezelfde brug.
Er zijn kinderen die steeds op de derde steen stappen,

alleen maar op de derde. De afgrond die lokt.
De derde deur die altijd piept.
Jaren. Jaren en dagen. Hoor je mij? Oktober,
en nog geen vorst in de lucht.

Om over zeven bruggen achtereen te gaan,
en over elke brug naar eenmaal,
is er, zo zegt de wiskundige Euler,
in feite een achtste brug nodig. Die is er niet.
Waarom wil dat vervloekte ijs niet komen?

 

Vertaald door Rita Verschuur

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Luchtruim

Wij cirkelen. In het gekrabbel van de vluchtrecorders.
Geluidsbanden, scherven. Drie zuurstofmaskers.
Voorbijgangers. Op de achtergrond: geluid.

De goden – hier hingen ze de held uit in het spel –
belemmerden het zicht. Zolang er maar brandstof was
in de vleugels van de engelen. Waren wij het,
op een van de retourvluchten, in het geheim, naar het paradijs,
die ronde na ronde speelden. Met geluk
drukte een steward op de knoop aan de jas
van de automatische piloot, nam elk noodlot ter hand.
Iets meer nog te sturen met de stuurknuppel
en middels het toetsenbord aan het richtingsroer te draaien.
De wielen een beetje uit te klappen.
Krassen in wolken te snijden.

Wat weten we nog meer na het schoonmaken
van de schijven. Hoeveel verloren levens?
Over het puntental. De waarderingscijfers
van innerlijke stemmen. Tegen het einde van de simulatie:

Het crashen van de computer boven de velden van Attica.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

Yi Mun-yol, Markus Breidenich

De Zuidkoreaanse schrijver Yi Mun-yol werd geboren op 18 mei 1948 in Yongyang. Zie ook alle tags voor Yi Mun-yol op dit blog.

Uit:  Meeting with My Brother (Vertaald door Heinz Insu Fenkl en Yoosup Chang)

“Come in,” a woman’s voice called from the shadows be-hind the counter. I couldn’t be sure from her short greeting, but she didn’t seem to have the local Yanji accent. She came over to me as I found an empty table. She appeared to be around thirty. “What would you like?” When she handed me a menu and asked again what I’d like, her accent sounded so much like the Seoul dialect that I did a double take. She was dressed the way a proprietor of a cafe in Seoul would dress, and for a moment I wondered if she was from there, but then decided against it. I’d heard that people from the South were starting lots of businesses here in Yanji, but why bother opening a second-rate café? I couldn’t imag-ine a woman from Seoul coming all the way to Yanji to be a hostess. “I’ll just have a glass of juice,” I said. I was curious about her, so I tried a ploy I used when I wanted to chat with pro-prietresses of country cafes in the South. “Bring one for yourself, too, if you like.” The woman returned with two glasses of juice—she was obviously used to this sort of thing—and sat down with me. She might have been bored, since there were no other custom-ers, or else her lack of self-consciousness meant she wasn’t a local. She spoke first. “You’re not from around here,” she said with exaggerated interest. “Where did you come from?” I suppressed my curiosity about her for the moment. “I’m from Seoul; I said. “Are you here alone?”
“No, I’m with a group. But I broke away to take care of some business.” “Are you a businessman?” “Not really, I’m just meeting someone.” “Where’s the rest of your group?” “It’s just a tour group. They’re at I leaven Lake.” “When do they get back?” I figured there was no reason to hide anything from her, so I told her the truth. “Tomorrow night. We’re supposed to stay in the hotel together.” “Then bring them here tomorrow night,” she said with a knowing look. “I’ll take good care of you all. It may not be much, but we have karaoke here. And a lot of irresistibly beautiful girls, real killers.” “I’ll tell them,” I said. I had finally found an opening, so I asked her, casually, “Are you from here?” She answered without much hesitation. “Yes. Not exactly Yanji, but I grew up nearby. Why? Don’t I look like a local?” “You don’t sound like it. Have you ever been to Seoul?” “Oh, my accent! Yes, I lived in Seoul for about two years. I got funny looks and there were a lot of other disadvantages, too, when people heard my accent so … I worked hard on a Seoul accent. Does it sound pretty close?” “What do you mean by disadvantages of having a Yanji accent?” “Once they find out you’re from Yanji, they look down on you and try to cheat you. And when I had a job they’d try to grope me while I was working.” She must have gone to Seoul to make some money.”

 

Yi Mun-yol (Yongyang, 18 mei 1948) 

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Cold Play

Soms kan men

van deze werkbespreking in de sneeuw
een geknerp opvangen.

Alsof het de toon van vlokken is, die hier
de stemming dicteert.

De gedempte nadering van een kraai
op de takken van een blauwe spar.

Of het luwen van de sneeuwjacht
hiernaast.

In de voorbewerkte groeven kon je
de naald van een spar horen vallen

voor het aftasten van opgenomen tracks.
Zoals

die het knisperen van het ijs weergeeft.
Onder de voeten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

DE RANGORDE DER GENADE

Deze kaart geeft de houder geen recht
op een zitplaats in de eerste klas.

Deze kaart geeft de houder geen recht
op een zitplaats.

Deze kaart geeft de houder geen recht
op de Orde van Karel de XIIIe, twaalfde in rang
in Seraphim’s Orde.

Deze kaart geeft de houder überhaupt geen recht
op algemene aandacht, liefde en bewondering.

Deze kaart geeft de houder geen recht
op sexuele diensten, levensmiddelen of een huis.

Deze kaart geeft de houder geen recht
andere kaarten te bezitten,

Deze kaart geeft de houder daarentegen het recht
zo lang hij wil, zijn kaart te houden.

 

ARISTOTELES EN DE LANGOUSTINES

We gingen maden kopen in een winkel
duidelijk voor dat doel bestemd.

En vonden wat wij zochten:
meelwormen, dik en kronkelend,

de soort waar vissen hier verzot op lijken.
Maar midden in die winkel een grote, ouderwetse

pot van klei: blauw, rond en gevuld met langoustines.
Mijn zoontje zou ontroostbaar zijn

als wij deze prachtdiertjes hier achterlieten.
Wij kochten er twee en lieten ze los

in ons schone, glasheldere akwarium,
waar de goudvissen zwaarwichtig rondzwommen

als oude dichters in een illustere academie. En zie,
grote duisternis zonk over alles neer,

meningsuitingen, discussies vonden plaats
die ons verstand te boven gingen; slechts zeegras

dat naar de oppervlakte dreef getuigde van
de strijd die daar in het verborgene woedde.

Op de derde dag werd het akwarium weer doorzichtig.
Het werd opnieuw zoals het was. Maar geen langoustine

viel meer te bekennen. Wij stelden vast dat zij
nu als heremieten moesten leven, in hogere wijsheid,

onttrokken aan de openbaarheid,
diep onder alle bodems.

Zo bleef het lange tijd tot ik op
een dag mijn Aristoteles opsloeg

en een kreeftenlijkje vond, plat
als een plantje in een herbarium

en wel precies op die plek waar de Filosoof
spreekt over het geheugen en het oproepen

van het verleden. En dat hoofdstuk,
een van de beste dingen

ooit over het geheugen neergeschreven,
zal van nu af aan voorgoed verbonden zijn

met een niet licht te vergeten geur,
de geur van licht verrotte kreeft.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

MORPHING

Men begint met zich op te doffen een
zweem van parelmoer over zachte lichamen
te dragen en – aan het einde van het koude buffet –
een slakkenhuis te legen, uit eigen behoefte.

Zoals laat het heffen van de glazen van de grond af.
Parels smelten op de tong. De stenen.
Kettingen waar men aan hangt.

Met algen volgehangen zalen, kroonluchters, die
– van de vloer af – schitteren in zeestromingen.

Dan ziet men het ’s nachts, met nattere ogen.
Met een hoofd vol goud valt men in slaap. En
hoort in de schalen ver weg het
kloppen van het echolood.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

W.G. Sebald, Markus Breidenich

De Duitse schrijver W.G. Sebald werd geboren in Wertach (Allgäu) op 18 mei 1944. Zie ook alle tags voor W. G. Sebald op dit blog.

 

Uit: Nach der Natur. Ein Elementargedicht

Wer die Flügel des Altars
der Pfarrkirche von Lindenhard
tzumacht und die geschnitzten Figuren
in ihrem Gehäuse verschließt,
dem kommt auf der linken
Tafel der hl. Georg entgegen.
Zuvorderst steht er am Bildrand
eine Handbreit über der Welt
und wird gleich über die Schwelle
des Rahmens treten. Georgius Miles,
Mann mit eisernem Rumpf, erzen geründeter
Brust, rotgoldnem Haupthaar und silbernen
weiblichen Zügen. Das Antlitz des unbekannten
Grünewald taucht stets wieder auf
in seinem Werk als das eines Zeugen
des Schneewunders, eines Einsiedlers
in der Wüste, eines Mitleidigen
in der Münchner Verspottung.
Zuletzt im Nachmittagsschimmer
der Erlanger Bibliothek scheint es hervor
aus einem mit weiß gehöhter Kreide angelegten,
später mit Feder und Tusche von fremder
Hand zerstörten Selbstbildnis eines vierzig-
bis fünfzigjährigen Malers. Immer dieselbe
Sanftmut, dieselbe Bürde der Trübsal,
dieselbe Unregelmäßigkeit der Augen, verhängt
und versunken seitwärts ins Einsame hin.
Auch kehrt Grünewalds Gesicht wieder
in einem Basler Bild des jüngeren
Holbein, das eine gekrönte Heilige zeigt.
Es seien dies merkwürdig verstellte
Fälle von Ähnlichkeit, schrieb Fraenger,
dessen Bücher die Faschisten verbrannten.
Ja, es scheine, als hätten im Kunstwerk
die Männer einander verehrt wie Brüder,
einander dort oft ein Denkmal gesetzt,
wo ihre Wege sich kreuzten. Darum wohl
auch in der Mitte des rechten Flügels
des Lindenhardter Altars in Besorgnis
den Blick auf den Jüngling auf der anderen
Seite gerichtet jener ältere Mann, dem ich selber
vor Jahren einmal an einem Januarmorgen
auf dem Bamberger Bahnhof begegnet bin.
Es ist der heilige Dionysius,
das abgeschlagene Haupt unterm Arm.

 

W.G. Sebald (18 mei 1944 – 14 december 2001)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

GRAND CHATEAU

Leven uit koffers. Een niet-thuis zijn was het chateau.
Een niet gekraakte code voor schaaldieren.
Wie we ook zijn, we stappen op. Een
onderhemd eruit halen, een stuk zeep, een crème.

Wij waren er. En bleven hangen. Aan roestige spijkers
sterrenbeelden. Aan de deur. Het schip van de
Argonauten. Nog op de badkamerspiegels
in de deining: de eigen reflecties.

’s Avonds tussen de gangen door. In de vleugel van het huis
de wind. Nog een keer na het Angelus
de wederopstanding van de gasten.

En de laatste sesamolie
op rucolabladeren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Markus Breidenich

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Letzte Nacht

Es war dieses Fingerspitzengefühl auf deiner Haut,
das sich einstellte, wenn man dir nahe kam. Über
dem Hals zum Beispiel, der unmerklich – aber
pars pro toto – für dich stand. Nur gelegentlich
konnte man, abends vor allen Dingen, spüren,
dass etwas dir über die Zunge kam. Die Lippen.
Dann wischte man mit angefeuchteten Tüchern
über deinen Mund. Während du fernsahst. Etwas,
das aussah wie ein Kreis oder Stern, der jetzt in
deinem Gesicht geschrieben stand. So konnte man
in einem der fallenden Abendblätter lesen, dass
der Mond über dem Schützen aufgehe und
allmählich in dein Zimmer scheine. Für ein
Licht auf die trüben Linsen. All die Krater und
Furchen erinnerten an Bestandsaufnahmen. An
Röntgen- und Spiegelbildliches im Dimmerlicht
einer kleinen, verrauchten Lunge. Nach der Sperr-
stunde. Der letzten Ölung einer Kneipentür, die dir
dort, im Augenblick deines Nach-Hause-Weges, zu-
oder einfach nur eingefallen war. So sehr lief jetzt
jeder Film über deinen Augen noch einmal an dir ab.
Die Mitwirkenden, die im Abspann ihre Erwähnung
fanden. Die Haupt- und Nebenrollen unter deinen
Stühlen. Die Gitter und Stäbe. Alles vor und
hinter deinem Rücken Gewesene. Hin und zurück
durch dein Haar Gefahrene. Jedes Streicheln, Streichen.
Alles Kuscheln und Kuschen. Zur Ruhe gesetzte,
all das Schlafen gelegte, sedierte, traumhafte Leben.

 

Luftraum

Wir kreisen. Im Kritzeln der Flugschreiber.
Tonbänder, -scherben. Drei Sauerstoff-Masken.
Passanten. Im Hintergrund: Schall.

Die Götter – hier gaben sie Helden im Spiel –
nahmen die Sicht. So lange noch Treibstoff war
in den Flügeln der Engel. Waren wir es,
auf einem der Rückflüge, heimlich, ins Paradies,
die Runde um Runde spielten. Mit Glück
berührte ein Steward den Knopf an der Jacke
des Autopiloten, nahm jedes Schicksal zur Hand.
Ein wenig noch mit den Steuerknüppeln zu lenken
und über die Tastatur am Seitenruder zu drehen.
Die Räder ein Stück weit auszufahren.
Kratzer in Wolken zu ritzen.

Was wissen wir noch nach dem Reinemachen
der Platten. Wie viele verlorene Leben?
Über den Punktestand. Die Auswertung
innerer Stimmen. Gegen Ende der Simulation:

Absturz des Rechners über Attikas Feldern.

 

HOE JE DAT VOLHOUDT.
Dat je binnen bent.
En de huid over de dingen.

Hoe je ’s avonds laat nog
op de bus wacht. Als het
mogelijk is dat hij niet komt.

Dan te voet gaat. Dan
op handen. Ondersteboven in
de regen. In het bos.

Hoe dat gaat. Hoe dat
mogelijk is. Dat met de ogen.
Dat het altijd zo blijft.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.