Erwin Mortier, Nicole Brossard

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

 

Confessiones

Ik beken, in tijden van glasbraak en stormschade lees ik,
en zou vrede in alle kieren heersen

dan nog zou ik lezen,

om de dood en zijn ontreddering, uit weemoed
en wegens onzalige liefdes, en ook van de dorst

naar gods verheven onwaarschijnlijkheid.

Ik beken, al het geschrevene lees ik alsof de inkt
waarin het geschreven staat nog nat is,

en ook beken ik dat er geen heden bestaat
wanneer ik lees, noch een verleden,

want daar is maar één tijd in het lezen:
de eeuwig onontgonnen millennia

van wat mogelijk was.

Ik beken, ik hecht een naïef geloof aan de Parnassus,
die veeltalig krijsende meeuwenwolk

op de al te smalle richels
van een verticale rotswand,

en grif geef ik toe dat ik geen andere vooroudercultus
belijd dan de poëzie: het dode koraal,

de papieren draaikolk waarin ontvleesde stemmen slapen.

Ik beken, altijd vertrouw ik op mijn onvermogen
ooit te begrijpen wat ik lees, en dat ik, al lezende,

alle openbaringen herspreek, verspreek,
omdat ik slechts in nesten van misverstand wil huiveren.

Aan dit alles bezondig ik me, willens en wetens
en herhaaldelijk.

En ik beken dat ik mijn herkomst traceer
tot in de puinen van de ziggoerat, tot het stof

van de gevallen hangende tuinen.

Schaamteloos belijd ik mijn geloof
in het offer van de taal, dat klamme brood,

om onzentwille.

Want als zij niet open stonden,

de woorden, tochtig onvolkomen, enkel
vrijend met zichzelf, indien zij niet

vatbaar bleken voor infectie, virulentie, incantatie,
als zij niet wankelden van verval en verwachting,

hoe zouden wij
ons zalven met geschiedenis?

 

Driftwiegeliedje

Dit is het uur van het praatzieke dier,
van de spotvogellach en de kaketoe
in de kop, en van de koekoeksklok die

ratelt en rammelt.

Dit is het uur van de kangoeroe en de spring-
veren aap in mijn takken, en ook van de ring-
staartlemuur en de brulkikker die

blaat en brabbelt.

O wieg mij schipbreuk, slaap me
de spuigaten uit. Zing zacht in mijn zanikend
glas het lied

van de slierende vinger.

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Stad met zijn naam

een enkel neongehuil
duizenden tokens en voorbijgangers
toeschouwers van circus en toeval
levend gevild door hartstocht
de woestijn zo mooi en zo rood
Las Vegas zijn dobbelstenen en roulette lakens
zijn Eiffeltoren, zijn gondels, deze hemel van Venetië
zo blauw, zo fake
eetbaar bloemblad weergegeven als het omgekeerde van vrijheid
strip van de toekomst, marketingtoezicht

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e november ook mijn blog van 28 november 2022 en ook mijn blog van 28 november 2020 en eveneens mijn blog van 28 november 2018 en eveneens mijn blog van 28 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Navid Kermani, Nicole Brossard

De Duits-Iraanse schrijver en islamist Navid Kermani werd geboren op 27 november 1967 in Siegen. Zie ook alle tags voor Navid Kermani op dit blog.

Uit: Jeder soll von da, wo er ist, einen Schritt näher kommen

„Manche sagen: Das Leben ist, was es ist, das Ergebnis von chemischen, atomaren und genetischen Prozessen, sozusagen ein Supercomputer, der sich durch Trial and Error von selbst immer weiterentwickelt, durch Versuch und Irrtum, Auslese und Anpassung, Ursache und Wirkung. Opa gab dann stets zu bedenken, dass irgendwer diesen Computer, der alles in Gang setzt, doch gebaut und programmiert haben müsse. Und wenn die anderen beharrten: Nein, es gebe niemanden, der das Leben baut und programmiert, das entstehe von selbst und verschwinde auch wieder wie ein Tropfen Wasser, der verdampft und sich in Luft auflöst – dann sagte Opa immer: Etwas, das ist, kann nicht einfach nichts werden, weder ein Tropfen Wasser noch der Mensch oder überhaupt unsere Existenz. Und er behauptete sogar, dass die Vorstellung, etwas könne zu nichts werden, für Kinder beinah denkunmöglich sei. Und weißt du was? Ich glaube, Opa hatte sogar recht.
Es ist doch interessant, dass Kinder, wenn ich mich nicht täusche, so gut wie nie am Sinn des Lebens zweifeln, auch gar nicht groß darüber grübeln, Erwachsene hingegen sehr wohl. Oh ja, und wie sie zweifeln und grübeln! Also muss zwischen dem Kindsein und dem Erwachsen-sein etwas unseren Glauben erschüttern, dass alles schon seine Ordnung habe. Versuch dich selbst zu erinnern: Hast du früher, als du noch klein warst, etwa viel über den Tod nachgedacht? Doch wohl eher nicht. Du wusstest zwar, dass wir alle sterben, aber es hat dich nicht beschäftigt; es kam dir vor, als würde das Leben schon irgendwie weitergehen. Angst hattest du schon mal gar nicht, im Gegenteil: Für dich war es das Natürlichste der Welt, wenn ich vom Jenseits sprach, vom Himmel, von Engeln und vom ewigen Leben. Du konntest dir einfach nicht vorstellen, dass etwas, was ist, plötzlich nicht mehr sein soll, von einem auf den anderen Atemzug.
Erst jetzt, da dein eigener Opa gestorben ist und du auch älter geworden bist, immerhin schon zwölf, hast du den Tod von Angesicht zu Angesicht kennengelernt. Und du hast geweint am Grab. Du hast gemerkt, da stimmt etwas nicht, Opa ist jetzt weg, er wird dir nie mehr eine Geschichte erzählen, du wirst nie wieder im Sommer mit ihm ans Meer fahren. Vielleicht hast du zum ersten Mal darüber nachgedacht, dass du selbst einmal unter der Erde liegen wirst in so einem kalten, unwirtlichen Grab. Dass wir alle zu Staub werden, deine Mutter, dein Vater, deine Schwester. Und ich glaube, es ist unter anderem genau diese bewusste Begegnung mit dem Tod, die zwischen dem Kindsein und dem Erwachsensein geschieht. Es muss gar nicht unbedingt ein bestimmter Mensch sein, der stirbt; ich meine einfach die klare Einsicht, dass wir alle irgendwann nicht mehr da sein werden, niemand von uns.
Und zwei, drei oder spätestens vier Generationen nach uns auch niemand mehr, der sich an uns erinnert.“

 

Navid Kermani (Siegen, 27 november 1967)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Steden met hun naam

in de verte Praag, de brug de burcht
de tijd op de klokkentoren
de klokkentoren in de geschiedenis
de Joodse begraafplaats op de hoek
Skopje, Istanbul andere alfabetten
handel in uren en specerijen als een rivier
rode saffraan pulserend in de tijd

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e november ook mijn blog van 27 november 2021 en ook mijn blog van 27 november 2018 en eveneens mijn blog van 27 november 2017.

Dein König kommt in niedern Hüllen (Friedrich Rückert), Luisa Valenzuela, Nicole Brossard

 

 

Christus Koning-beeld voor de Sint-Josephkerk in Alkmaar

 

Dein König kommt in niedern Hüllen

Dein König kommt in niedern Hüllen,
ihn trägt der lastbarn Es’lin Füllen,
empfang ihn froh, Jerusalem!
Trag ihm entgegen Friedenspalmen,
bestreu den Pfad mit grünen Halmen;
so ist’s dem Herren angenehm.

O mächt’ger Herrscher ohne Heere,
gewalt’ger Kämpfer ohne Speere,
o Friedefürst von großer Macht!
Es wollen dir der Erde Herren
den Weg zu deinem Throne sperren,
doch du gewinnst ihn ohne Schlacht.

Dein Reich ist nicht von dieser Erden,
doch aller Erde Reiche werden
dem, das du gründest, untertan.
Bewaffnet mit des Glaubens Worten
zieht deine Schar nach allen Orten
der Welt hinaus und macht dir Bahn.

Und wo du kommst herangezogen,
da ebnen sich des Meeres Wogen,
es schweigt der Sturm, von dir bedroht.
Du kommst, dass auf empörter Erde
der neue Bund gestiftet werde,
und schlägst in Fessel Sünd und Tod.

O Herr von großer Huld und Treue,
o komme du auch jetzt aufs Neue
zu uns, die wir sind schwer verstört.
Not ist es, dass du selbst hienieden
kommst, zu erneuen deinen Frieden,
dagegen sich die Welt empört.

O lass dein Licht auf Erden siegen,
die Macht der Finsternis erliegen
und lösch der Zwietracht Glimmen aus,
dass wir, die Völker und die Thronen,
vereint als Brüder wieder wohnen
in deines großen Vaters Haus.

 

Friedrich Rückert (16 mei 1788 – 31 januari 1866)
De Heilig-Geist-Kirche in Schweinfurt, de geboorteplaats van Friedrich Rückert

 

De Argentijnse schrijfster Luisa Valenzuela werd geboren op 26 november 1938 in Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Luisa Valenzuela op dit blog.

Uit: Other Weapons (Vertaald door Deborah Bonner)

The Words
“She doesn’t find it the least bit surprising that she has no memory, that she feels completely devoid of recollections. She may not even realize that she’s living in an absolute void. She is quite concerned( about: t: something else, about her capacity to find the right word for each thing and receive a cup of tea when she says I want (and that “I want” also disconcerts her, that act of willing) when she says I want a cup of tea. Martina attends to all her requests. And she knows that’s her name because Martina herself has told her so, repeating it over and over until she managed to • retain the name. As for herself, she’s been told she’s called Laura, but that’s also part of the haze in which her life drifts by.
There’s also the man: that one, him, the no-name she can call by any name that happens to cross her mind; they’re all just as effective, anyway, and when the guy’s around the house he answers even if she calls him Hugo, Sebastian, Ignacio, Alfredo or anything else. He seems to be around the house often enough to keep her calm, a little, stroking her shoulders and arms, in a progression not lacking in tenderness. Then there are the everyday objects: the ones called plate, bathroom, book, bed, cup, table, door. It’s exasperating, for example, to confront the one called door and try to figure out what to do. A locked door, yes, but there are the keys, on the ledge, within her reach, and the lock’s easy to open, her fascination with the beyond, which she can’t make up her mind to face. She, so-called Laura, is on this side of the so-called door, with its so-called locks and its so-called key begging her to cross the threshold. But she can’t; not yet. Facing the door, she thinks about it and realizes she can’t, although no one appears to care much. Suddenly the so-called door opens and the man we will now call Hector walks in, proving that he also has his set of so-called keys and uses them quite freely. If she stares at him when he walks in —it’s happened to so-called Laura before – she discovers that two other men arrive with Hector and stay outside the door, trying to look inconspicuous. She calls them One and Two, which sometimes gives her a sense of safety and other times makes a shudder run through her. Then she welcomes him knowing that One and Two are standing outside the apartment (apartment?) right outside the so-called door, maybe waiting or protecting him, and sometimes she can imagine that they’re with her and that they escort her, especially when he stares into her eyes as if he were weighing out the memory of old things about her which she doesn’t share in the least. Sometimes her head aches, and that pain is the only thing that really belongs to her and that she can communicate to the man. Then he gets worried, both hoping and fearing that she’ll remember something specific.”

 

Luisa Valenzuela (Buenos Aires, 26 november 1938)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Steden met hun doden

geen begraafplaatsen eigenlijk alleen de doden
woorden om niet te zeggen, geen voornamen, niemands naam
nog geen ongeluk, kleine voetstapjes die bevriezen
elk jaar loop ik door een nieuwe stad
met woorden, botten, haar, bril
ik loop met iemand die een boek heeft geschreven
“toen op zijn tenen wegging”*
om de horizon de dag na de horizon te vinden

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e november ook mijn blog van 26 november 2018 en eveneens mijn blog van 26 november 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maarten ’t Hart, Nicole Brossard

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Simons vrouwendienst. Waarom ik geen Vestdijk-biograaf werd

“Hoewel ik ernaar snakte dat er iemand zou opstaan die zou uitroepen dat ik ten enenmale de vereiste vermogens miste om de biografie van Vestdijk te schrijven – en mijn hoop was daarbij gevestigd op zo’n roemruchte autoriteit als Kees Fens, van wie ik weet dat hij weinig met mij op heeft (zoals ik ook op mijn beurt weinig met deze paap op heb, ik hoor nadrukkelijk niet tot de fans van Fens) – lokte het vooruitzicht langs de ‘Vestdijk-vrouwtjes’, gevoerd te worden, zoals Martin Ros ze beliefde te noemen, mij wel aan. Zulke bezoekjes zouden mij uiteraard nog niet verplichten tot het schrijven van de biografie.
Daar gingen wij dus. Onze eerste tocht voerde naar Jeanne van Schaik-Willing. Nog zie ik voor mij hoe zij, woonachtig in zo’n huis te Amsterdam waar je meteen na de deur de trap op moet, op de eerste verdieping over de balustrade van de trapleuning omlaag tuurde toen wij de treden opstommelden. Wat een aandoenlijk aardig, ja zelfs nog mooi te noemen gezicht doemde daar op in het halfduister. Zo lieflijk omlijst met grijs haar. En toch bleek ze nog kwiek, en allemachtig aardig, maar tegelijkertijd, zo merkte ik al spoedig toen wij van een kopje thee waren voorzien, wat Vestdijk betrof een informante waar bedroevend weinig uit te halen viel. Al wat ze te vertellen had, was dat Vestdijk haar huis als alibicentrale en uitvalsbasis gebruikt had om Henriëtte van Eyck te veroveren.
Hoe dat precies z’n beslag had gekregen, en of Jeanne daar wellicht onder had geleden, of misschien zelfs jaloers was geweest, daarover kregen wij niets te horen. Ik had ook niet de indruk dat ik, zou ik daar ooit nog terugkomen, alsnog uitvoeriger geïnformeerd zou worden. Ik begreep wel dat ik daar ontzaglijk veel thee zou moeten drinken om akelig weinig te weten te komen. Zelfs over de roman in brieven die Vestdijk samen met haar heeft geschreven, een boek waar ik een groot zwak voor heb – mede omdat het speelt in het gebied waar ik als dienstplichtig militair tot vaandrig werd opgeleid -, kreeg ik van Jeanne alleen te horen dat Vestdijk de plot had bedacht, en dat het werk probleemloos ontstaan was: hij schreef een brief, zij schreef een brief terug, en zo maar door, zonder enig conflict of wanklank of zelfs overleg.
‘Jetje’, dat was het toverwoord dat steeds maar weer viel, die lange avond bij Jeanne van Schaik-Willing. Jetje, daar moesten we heen, dat was Simons grootste vlam, ja zijn grootste liefde geweest. Van Jetje had hij, voorzover hij überhaupt van iemand houden kon, echt opmerkelijk veel gehouden, en dat het niet tot een huwelijk was gekomen, bleef een groot raadsel dat om een oplossing smeekte.”

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Steden met een terugkerende gedachte

Soms ontvlam ik
vanwege de bevolking
wie dan ook kan
nu de lijken tellen
met hun naam of zonder hun gezichten
in nachten dat het te donker is
ontvlam ik tenminste
in een stad
soms zijn het er twee op dezelfde avond
en ik glimlach niet

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2021 en ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.

Im Advent (Karl Rudolf Hagenbach), Nicole Brossard

 

Bij de eerste zondag van de Advent

 

Christkindlmarkt auf dem Oberen Stadtplatz von Deggendorf door Peter Jaru, 2012

 

Im Advent

Horch! was klirrt an Thür und Fenstern,
Horch! was rieselt durch den Wind?
Seid nur ruhig, vor Gespenstern
Fürchtet sich kein frommes Kind;
Nur der Englein Flügelrauschen
Hört es wachend und im Traum,
Nur dem Christkind gilt sein Lauschen
Mit dem schönen Weihnachtsbaum.

Christkind naht aus stillen Tritten
Morgens, Abends, für und für,
Horchet auf der Kinder Bitten
Draußen vor der Stubenthür;
Was es ihnen möge bringen
Schönes, Gutes allerlei,
Doch es fragt vor allen Dingen,
Wer da gut und artig sei?

Ferne merkt es die Gedanken,
Leise hört es jedes Wort,
Da wo Linnen ist und Zanken,
Schleicht es bang und traurig fort;
Aber wo mit holden Scherzen
Kinder froh beisammen sind,
Ach, da freut sich deß von Herzen
Das verborg’ne Weihnachtskind;

Freuet sich dem Fest entgegen,
Wie die Kinder alle thun,
Kann auch dieser Freude wegen
Nimmer rasten, nimmer ruhn,
Fliegt in heiligem Entzücken
Himmelaus und Himmelan,
Bis es alle Welt beglücken,
Alle Kinder segnen kann.

Wollen denn des Kindleins warten,
Warten, hoffen, früh und spät,
Bis das Wünschen aller Arten
Reichlich in Erfüllung geht,
Bis du wirklich uns erscheinest,
Christkind! in dem Strahlenkranz,
Jung und Alt im Chor vereinest
Um des Baumes Lichterglanz!

 

Karl Rudolf Hagenbach (4 maart 1801 – 7 juni 1874)
Kerstmarkt op de Münsterplatz in Basel, de geboorteplaats van Karl Rudolf Hagenbach

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

Steden na de ramp

als de stilte overstroomt
het licht voor en na de ramp
steden met de wind in hun haren
omdat je graag rechtop staat om
onder de bruggen het water van de snelle stroom en de levendige bron
te zien rollen door de tijd als in je borstkast
dan zie je ze van ver terugkomen
Paul Celan en Virginia Woolf
die haastig voortisnellen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e november ook mijn blog van 27 november 2021 en ook mijn blog van 27 november 2018 en eveneens mijn blog van 27 november 2017.

Luisa Valenzuela, Nicole Brossard

De Argentijnse schrijfster Luisa Valenzuela werd geboren op 26 november 1938 in Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Luisa Valenzuela op dit blog.

Uit: The Journey (Vertaald door Pablo Baler and Matt Losada)

She spent days trying to get in touch with Bolek by phone. She had no idea how she gave her master class at the Anthropological Association with such galloping anguish. On automatic pilot, of course. Friday at noon she opted for a decisive step. She called the Tel Aviv company and rented a car in order to pick him up at Creedmoor, that grand psychiatric institution. She arrived in one hour; that is, a bit before one, caught Bolek outside his sancta santorum , or better said, his lunatic lunaticorum, and I’ll have him give me some explanations that cannot be given over the phone. He leaves me insulting messages; he is about to get into a plane without even telling me and to top it all off he doesn’t return my calls. It’s too much. No one plays with me. Going by car would cost almost the same reasonable price as going to Kennedy, she had calculated, and she was not wrong. Now she is at home hurrying to get ready. She intends to send the car away at the door of Creedmoor as one who burns her own bridges. She can’t find the map with the directions, in desperation overturns a pile of papers on the kitchen counter, as an answer to her desperation the blessed map appears and she can finally set sail. She tells the driver Take the Triborough to LaGuardia airport and follow Grand Central Parkway to Union Turnpike, exit 22. The second exit, not the first one, eh? since it’s chaotic around here and if you get distracted for a second you get lost forever. Parallel lines do intersect, that is true, and the most dramatic part of it is that once they intersect they start irremissibly moving away from each other, and suddenly you take a street right next to another one and a bit further on you find yourself miles away from your destination. The driver is an unflappable guy. He’s only interested in exact directions. Maybe he thinks his passenger is going to the mental hospital to check herself in by her own will and he’d rather take no chances. His silence protects him, like the thick bullet-proof Plexiglas taxi drivers have on the back of their seats, with a tiny slot for the cash. It’s true that if she had to check herself in—none of us is exempted from having a breakdown—she would fight with her last speck of reason to not be committed by someone else. She would sign her own sentence; she knows the mechanics of it because one time she attended the drama of some old, poor parents who could not free their own daughter from a certain psychiatric institution for the simple reason that they had signed her in themselves. All this is very complex and it’s not to the point, except to define the strange laws governing the confinement of the insane, the pseudo-insane and the mentally disturbed in this part of the planet.”

 

Luisa Valenzuela (Buenos Aires, 26 november 1938)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Steden met hun oesters

zout op de wangen, daar hou ik van
deze smaak van intieme materie die voedt
gedachten, viooltjes, wijn, blote schouders van zomeravonden
in Sète, Sitges en in de hele Memramcook-vallei
het hoofd boven de stilte
Ik kan mezelf onderdompelen in de oester en het heldere zeezout

grijs, roze of zonder vuur
steden schoongeveegd door het ochtendgloren
overgevlogen als mijnenvelden
met antwoorden ver weg begraven
die lijken op fantoompijn omgeven door
blauwe bloemblaadjes van een middag
steden in het heden zonder afscheid te nemen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e november ook mijn blog van 26 november 2018 en eveneens mijn blog van 26 november 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Navid Kermani, Nicole Brossard

De Duits-Iraanse schrijver en islamist Navid Kermani werd geboren op 27 november 1967 in Siegen. Zie ook alle tags voor Navid Kermani op dit blog.

Uit: Zwischen Koran und Kafka

„Gott-Atmen. Goethe und die Religion
Stellen wir uns vor, wir würden nichts tun. Wir lägen bequem, die Hände neben dem Körper, hätten die Augen geschlossen, ringsum keinerlei Geräusche, fühlten keinen Schmerz, nicht einmal die Verspannung dieses oder jenes Muskels, frören weder, noch schwitzten wir. Wir würden sofort merken, daß wir nicht nichts tun können.
Wir würden immer noch atmen. Wir hörten, wie die Luft hauchend in die Nasenlöcher oder mit einem leisen Zischen zwischen Lippen und Zähne strömt; wir bemerkten, wenn wir genau darauf achte¬ten, das Kribbeln in der Kehle beim Durchzug der Luft; wir spürten je nachdem, wohin wir atmen, die Brust oder den Bauch sich wei¬ten, bevor der Atem wendet und die Kehle hinauf wieder aus dem Mund oder der Nase strömt, Brust oder Bauch sich senken. Wir
könnten die Luft anhalten, allerdings nur für einige Sekunden, bei sportlicher Konstitution etwas länger, eine Minute vielleicht oder zwei. Danach atmeten wir umso kräftiger wieder aus. Wir bestimmen nicht den eigenen Atem – nicht einmal über den eigenen Atem bestimmen wir. Über die elementarste Tätigkeit des Lebens haben wir – ich will nicht sagen: keine, aber nur minimale, nur einige Sekunden oder ein, zwei Minuten Verfügungsgewalt. Sind wir es dann überhaupt selbst, die atmen?
Es gibt wahrscheinlich keine andere Frage, an der sich der Unter¬schied zwischen einem religiösen und einem Bewußtsein, das die Welt rein immanent erklärt, präziser, anschaulicher, auch grundlegender festmachen ließe als die Frage nach dem eigenen Atem. Gott ist im Vergleich ein nachrangiger, vor allem ein zu abstrakter, letzt¬lich nicht erklärbarer Begriff – man kann religiös sein, ohne Gott im Munde zu führen; man muß das Wort nicht einmal kennen oder mag es für den Sprachgebrauch verwerfen. Erst recht amorph sind alle anderen Begriffe, die die monotheistischen Traditionen der Re¬ligion zuweisen: die Offenbarung, das Heilige, die Schöpfung. Selbst wenn wir uns, etwa auf der Grundlage langjähriger Spekulation oder einer spirituellen Erleuchtung, im klaren darüber zu sein meinten, was genau wir darunter verstehen, hätten wir keinen An¬halt, daß andere dasselbe verstehen oder vor zweihundert oder zweitausend Jahren verstanden haben. Es sind Begriffe, die eine lange, nicht nur in den Glaubens¬, mehr noch in den Sprachgemein¬schaften je spezifische Geschichte angereichert haben, mithin weit davon entfernt sind, etwas unmittelbar Angeschautes zu bezeich¬nen, wie man es für das Wort ‹Holz› sagen könnte oder für ‹Milch›, selbst für das Kulturgut ‹Brot›. Einen Laib Brot, ein Stück Holz, ein Glas Milch könnten wir jedem Menschen auf der Welt zeigen, und er wüßte es in aller Regel präzise in seine Sprache zu übersetzen –
nicht so mit der Offenbarung, dem Heiligen, der Schöpfung, erst recht nicht mit Gott.“

 

Navid Kermani (Siegen, 27 november 1967)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Weerklinkende steden

steden met het woord koraal
om de schaduw van de aderen
van binnenuit te observeren

galopperend met het schuim en de weerklank
van woorden en luchtspiegelingen in onze mond

ik zou graag terugkomen

zo vaak dat de horizon
van hitte beeft

verrast door kleine herhalingen van tederheid
door verwondingen keer op keer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e november ook mijn blog van 27 november 2018 en eveneens mijn blog van 27 november 2017.

Erwin Mortier, Nicole Brossard

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Uit: Gestameld liedboek. Moedergetijden

“Voor de rest doen we zo goed als mogelijk ons best de trage dood die zich thuis aan het afspelen is niet als een beproeving te beschouwen – wat niet voor de hand ligt. Rationeel kan ik alleen maar hopen dat mijn moeder niet lang meer moet lijden, want het is zo zinloos. Ze heeft nog amper besef van tijd, plaats, de anderen. De flamboyante vrouw die altijd graag le-ven en plezier om zich heen had, is nu een kromgetrokken, broodmagere gestalte geworden, die over het tuinpad naar de auto toe schuifelt, met veel moeite het portier opent en dan gaat zitten, vermoedelijk omdat ze zich in dat kleine Peugeotje, dat blikken baarmoedertje, veilig voelt.
Mijn hart breekt als ik het zie.
Tegelijk vind ik de gedachte dat ze er in het geheel niet meer zou zijn verkillend, en ik maak me ook wat zorgen om mijn vader, die haar nu met veel geduld en toewijding omringt en zijn verdriet uitstelt – een valies dat almaar zwaarder wordt…
Soms treft me de ongevoeligheid, ongetwijfeld onbedoeld, der medemensen, bijvoorbeeld wanneer ik te horen krijg dat het erg is, zeker, maar dat zesenzestig nu toch ook niet meer zo jong is. Alsof er een leeftijd zou bestaan waarop je iemand wel het noodlot kunt toevertrouwen.
We schrijven gedichten, dat wil zeggen pogingen tot welluidende bezwaarschriften tegen de grillen van het lot en het noodlot, tegen de opmaak van het universum en onszelf. Maar achter het betreffende loket blijft het stil terwijl de rij wachtenden steeds langer wordt – en tegen het glas is een A-viertje geplakt, met daarop de melding: Onze diensten zijn nooit open.

*********************************************************

Een namiddag lang heb ik bij haar gebabysit. Ze was onrustig, en soms agressief. Ze wilde weglopen. Mijn vader was naar het voetbal van mijn neefjes gaan kijken. Ik heb de achterdeur moeten vergrendelen.
Na een tijdje werd ze rustiger, en dan hebben we, ik kan het geen andere naam geven, ‘huisje gespeeld’, maar dan zonder de lol die kinderen daaraan beleven. Ze kwam met een pantalon van pa uit de badkamer. Ze wilde eerst dat ik die aantrok, waarschijnlijk omdat ik dan op hem zou lijken. Dan moest ik de broek voor haar opplooien. Ze liep ermee naar de tafel. Ik moest het bundeltje gladstrijken voor haar. Dan wilde ze van haar schoenen in haar pantoffels stappen, en van haar pantoffels in haar schoenen, en weer in haar pantoffels. Dan even haar bed in – en ik op de overloop al jankend staan wachten tot ze weer zou opstaan (ze staat altijd op, altijd weer, na een minuut of vijf).
Pas na een uur of twee kalmeerde ze helemaal. Zat in de zetel beneden te rillen. Ik vroeg: Heb je kou?
Ze knikte.”

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Steden met hun dwazen van god

deze keer tel ik de handen, de voeten,
de talen, de tunieken, de kiezelstenen
de hoofden, de baarden
de petten, sluiers, sjaals,
tel de duizeligheid niet mee
de wassingen de wonderen
de zweepslagen,
in de luidsprekers
tientallen uitgespuwde woorden, een vuur zo groot
dat je water op het voorhoofd nodig hebt, op de voeten,
ik tel de ogen, de vingers,
ik tel tot aan het stof
ik tel tot aan de kindertijd

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e november ook mijn blog van 28 november 2018 en eveneens mijn blog van 28 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Navid Kermani, Nicole Brossard

De Duits-Iraanse schrijver en islamist Navid Kermani werd geboren op 27 november 1967 in Siegen. Zie ook alle tags voor Navid Kermani op dit blog.

Uit: Ungläubiges Staunen. Über das Christentum

„Der katholische Freund schließt nicht aus, daß der Evangelist Lukas persönlich das Bild gemalt habe. Er hat Artikel darüber geschrieben, wie er es aufstöberte, von denen ich erst einen las. Im Labor ist das Holz noch nicht untersucht worden. Die Nonnen hätten Sorge, weil es bereits so morsch sei. Kunsthistoriker hätten das Bild allerdings für eindeutig antik befunden, erstes Jahrhundert sei wahrscheinlich. Die Jungfrau hat auch mich angeschaut, ohne Alter.
Der Freund brachte mich zu dem Kloster, das in einer gewöhnlichen Wohnstraße auf dem Monte Mario liegt, am anderen Ufer des Tibers neben dem Hilton, und ließ sich durch eine Sprechklappe in der bröckligen Seitenmauer den Schlüssel aushändigen, während ich im Auto wartete. Bevor er mich in die Kapelle führte, wo die Nonnen das Bild bereits für uns umgedreht hatten, pinkelte er noch ins Gebüsch neben dem Eisentor. Gewöhnlich schaut die Jungfrau in den Gebetsraum der Nonnen, die sich lebenslang eingesperrt haben, weder Besucher empfangen noch auf Reisen gehen oder auch nur spazieren oder einkaufen. Gott genügt.
Durch das vergitterte Fenster, in dem das Bild hängt, sahen wir einige von ihnen und hörten alle im fahlen Licht beten, bis übers Kinn verschleiert, weißes, gestärktes Gewand, schwarze Hauben. Fünf der dreizehn Schwestern sind über achtzig. Die in dem Ausschnitt der Gebetsbank saßen, den ich durch das Fenster sehen konnte, waren nicht jünger. Auf den kahlen Wänden ihrer Barockkirche zeichnen sich groß-flächig die Wasserflecken ab. Der Freund sagt, daß die Leitungen verrotten, die Telefone nicht funktionieren und an Reparatur nicht zu denken ist, bevor das Kloster seine Schulden begleicht. Die Bitte um Spenden ist der Teil ihres Gebets, dessen Erfüllung noch aussteht.
Nach einigen Minuten löschten die Nonnen das Licht, so daß wir nur noch ihre Stimmen hörten, ein Vers tief, ein Vers hoch, Singsang mit Pausen, ohne daß ich ein Wort verstand. Seinem Buch hat der Freund ein Zitat des zurückgetretenen Papstes vorangestellt, das nichts Neues sagt, doch immer wieder neu zu sagen ist: «Große Dinge werden durch die Wiederholung nicht langweilig. Nur das Belanglose braucht die Abwechslung und muß schnell durch anderes ersetzt werden. Das Große wird größer, indem wir es wiederholen, und wir selbst werden reicher dabei und werden still und werden frei.» In Rom wurde ich ohnehin neidisch aufs Christentum, neidisch selbst auf einen Papst, der auch solche Sätze sagt, und wenn ich den Gedanken der Inkarnation in nur einem Menschen nicht für grundverkehrt hielte und speziell die ¬katholische Vorstellungswelt mir nicht so heidnisch vorkäme, mich die Ordnung nicht abstieße, die alle und eben auch die menschlichen Verhältnisse hierarchisiert, die Demonstration von Macht in jeder katholischen Kirche, dazu die bis in den Blutrausch reichende Leidensvergötterung, womöglich hätte ich mich seinen Praktiken nach und nach angeschlossen, hätte die lateinische Messe besucht und wäre mit Pausen in den Singsang eingefallen, wenngleich anfangs mehr aus ästhetischen Gründen, vielleicht auch aus Faszination für die beispiellose Kontinuität einer Institution, die aus Gottes Angehörigen eine Gemeinschaft bildet. Nur ihr ist sie auf Dauer gelungen. Wer weiß, vielleicht wäre auch mir eines Tages das Wunder erschienen, das dieses prächtigste aller Himmelsgebäude hervorgebracht hat. So halte ich die Möglichkeit zwar weiterhin für falsch – aber erkenne, mehr noch: spüre, warum das Christentum eine Möglichkeit ist.“

 

Navid Kermani (Siegen, 27 november 1967)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Steden met een gezicht

zo velen ontvingen ideeën als een kloof
in mijn spieren
in de buurt zeggen we dat jij het bent, maar wij zijn het
met een gedachte aan bruggen, ghats
rivieren in tijden van vrede en marteling

een streling langs de oorlel
steden gemaakt om ons in verwarring te brengen
in de blauwe schoonheid van de droom

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e november ook mijn blog van 27 november 2018 en eveneens mijn blog van 27 november 2017.

Navid Kermani, Nicole Brossard, Han Kang, Philippe Delerm, James Agee, Jos. Habets, Friedrich von Canitz, Jacques Godbout, Saskia Goldschmidt

De Duits-Iraanse schrijver en islamist Navid Kermani werd geboren op 27 november 1967 in Siegen. Zie ook alle tags voor Navid Kermani op dit blog.

Uit: Große Liebe

„Der Leser darf sich den Jungen nicht eigentlich befangen, verwirrt, schwachmütig vorstellen. In seiner eigenen Klasse bewegte er sich mit breiter Brust, galt manchen Mitschülern als überheblich, den Lehrern als aufmüpfig, das Wort der Eltern mißachtete er oft. Auch war er nicht ganz ohne Erfahrung, zog mit seinen langen dunklen Locken durchaus die Blicke auf sich. Mit gleichaltrigen Mädchen war er schon mehrmals »gegangen«, wie es noch hieß. Daß er mit keiner geschlafen hatte, war für das Alter nicht ungewöhnlich, beunruhigte ihn jedenfalls kaum. Sosehr ihn das Geheimnis beschäftigte, das die Vereinigung zweier Körper ihm war, ahnte er zugleich dessen Bedeutung im Leben und hatte sich vorgenommen, auf eine Verbindung zu warten, die den Namen Liebe verdiente. An die Schönste des Schulhofs dachte er nicht. Als er die Pausen bereits in der Raucherecke verbrachte, dachte er nicht im Traum oder genau gesagt ausschließlich unter der Bettdecke daran, sie jemals zu küssen, sie nackt vor sich zu sehen. So viel Wirklichkeitssinn besaß er, um zu erkennen, daß die Schönste sich nicht für jemanden interessieren würde, der noch zu jung für die Raucherecke war. Der Leser darf eine plausible Erklärung erwarten, warum es den Jungen dennoch zwischen die breiteren Rücken zog, wo er sich tatsächlich so befangen, verwirrt und schwachmütig fühlen mußte, wie ich es auf der gestrigen Seite beschrieb. Seit vier Tagen versuche ich mir den Hergang zu erklären, meine Erinnerung ähnelt hier einem Film, aus dem ein Zensor die entscheidenden Szenen herausgeschnitten hat. Ich habe vor Augen, wie der Junge in einem langen Gang, der zwei Gebäude des Gymnasiums verband, auf die Schönste zulief, wie ihre Blicke sich trafen und sofort wieder trennten, sich ein zweites und drittes Mal begegneten; ich vergesse nie das Lächeln, das er auf ihren Lippen wahrzunehmen meinte, bevor sie aus dem Sichtfeld trat; ich erinnere mich vage der süßlichen Phantasien, denen er sich auf den restlichen Metern des Gangs und noch im Unterricht überließ, ohne länger als Sekunden an die Erfüllung zu glauben, er als ihr Geliebter, sie beide Hand in Hand, die erstaunten Blicke seiner Klassenkameraden.
Danach steht er im Film, den der Zensor geschnitten hat, bereits zwischen den breiteren Rücken. Nur mutmaßen kann ich, wieviel Überwindung es ihn kostete, sich in die Raucherecke zu stellen und, mehr noch: jede Pause wiederzukehren, sofern keiner der strengen Lehrer Aufsicht führte, jede Pause die Blicke zu ertragen, die über die Schultern geworfen wurden, jede Pause dem getuschelten Spott zu trotzen, den er zu hören glaubte, zwei oder drei Schritte von der Schönsten entfernt, unter dem Schattendunkel ihres Haars — gut, sie war blond — ihr Gesichtchen eine Lampe oder war auch eine Fackel, umflattert von Rabengefieder, wie der Dichter Nizami im 12. Jahrhundert über die sagenhafte Leila schrieb: »Wessen Herz hätte beim Anblick dieses Mädchens nicht Sehnsucht gefühlt? Aber Madschnun fühlte mehr! Er war ertrunken im Liebesmeer, noch ehe er wußte, daß es Liebe gibt. Er hatte sein Herz schon an Leila verschenkt, ehe er noch bedenken konnte, was er da weggab.“

 


Navid Kermani (Siegen, 27 november 1967)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Towns really

towns with their ancient piles of misfortune
wavering
between memory and floods of virtual fury
until
the black and very-gray of dust and cries
make in my mouth
an erosion of life that cannot be shared

 

Echoing towns

towns with the word coral
in order to observe from inside
the shadow of veins

galloping with the foam and echo
of mirages and words in our mouths
I want comes back
so often the horizon quivers
with ardor
surprises with small tendernesses,
or wounds again and again

 

Towns with faces

so many received ideas like a chasm
in my muscles
someone says very close it’s you but it’s us
thinking about bridges, ghats,
rivers in a time of peace and torture

a caress along the earlobe
towns made to confound our soul
in the blue beauty of a dream

 

Vertaald door Sylvain Gallais en Cynthia Hogue

 

 
Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

De Zuid-Koreaanse schrijfster Han Kang werd geboren op 27 november 1970 in Gwangju, in de provincie Zuid-Cholla. Zie ook alle tags voor Han Kang op dit blog.

Uit: Human Acts

‘Take off your clothes,’ Seong-hee bellowed. ‘All of us together, let’s all take off our clothes.’ It was impossible to say who was first to respond to this rallying cry, but within moments hundreds of young women were waving their blouses and skirts in the air, shouting ‘Don’t arrest us!’ Everyone held the naked bodies of virginal girls to be something precious, almost sacred, and so the factory girls believed that the men would never violate their privacy by laying hands on them now, young girls standing there in their bras and pants. But the men dragged them down to the dirt floor. Gravel scraped bare flesh, drawing blood. Hair became tangled, underwear torn. You mustn’t, you mustn’t arrest us. Between these ear-splitting cries, the sound of square cudgels slamming into unprotected bodies, of men bundling girls into riot vans.
You were eighteen at the time. Dodging a pair of grasping hands, you slipped and fell onto the gravel, grazing your knees. A plain-clothes policeman stopped in his wild dash forward just long enough to stamp on your stomach and kick you in the side. Lying with your face in the dirt, the girls’ voices seemed to swing between yells and whispers as you drifted in and out of consciousness. You had to be carried to the emergency room of the nearest hospital and treated for an intestinal rupture. You lay there in the hospital bed, listening to the reports come in. After you were discharged you could have resumed the fight, stood shoulder to shoulder with your sisters. Instead, you went back down south to your parents’ home near Gwangju. Once your body had had enough time to heal, you went back up to Incheon and got a job at another textiles factory, but you were laid off within a week. Your name had been put on the blacklist. Your two years’ experience working in a textiles factory was now worth nothing, and one of your relatives had to pull some strings to get you a job as a machinist at a Gwangju dressmaker’s. The pay was even worse than when you’d been a factory girl, but every time you thought of quitting you recalled Seong-hee’s voice:
And that means . . . we are noble. You wrote to her, calling her onni, older sister. I’m getting on fine, onni. But it looks like it’ll be a while before I can learn how to be a proper machinist. It’s not so much that it’s a tricky technique to learn, just that I’m not being taught very well. All the same, I have to have patience, right?”

 


Han Kang (Gwangju, 27 november 1970)

 

De Franse schrijver Philippe Delerm werd geboren op 27 november 1950 in Auvers-sur-Oise. Zie ook alle tags voor Philippe Delerm op dit blog.

Uit: Les eaux troubles du mojito

“On fête la convivialité de se retrouver en terrasse, de parler sans restriction. Prendre un cocktail, c’est chaud. Il y a souvent des couleurs d’îles, des rouges tropicaux, des saveurs de noix de coco, un petit côté soleil Club Med à boire au deuxième degré, en se moquant de sa propre soif, d’une gourmandise enfantine que le rhum va créoliser.
Et puis il y a le mojito. Trrrrrr ouille ouille ! Le mot est sud-américain. Mais on attend bien autre chose. On a beau continuer à suivre la conversation, feindre l’indifférence, quand le serveur dépose le verre sur la table, on sent qu’une aventure commence.
C’est tellement pervers, tellement trouble. D’emblée, une invite à plonger, à s’embarquer vers des fonds sous-marins qu’on aura bien du mal à maîtriser. On va nager à la recherche d’une épave, peut-être, ou bien pour caresser des algues étranges, qui veulent emprisonner ou caresser, l’équivoque est tentante.
Le mojito, c’est à la fois opaque et transparent. Dans les verts, bien sûr, mais dans les noirs aussi, avec des zones un peu plus claires à la surface et des mystères insondables tout au fond de l’apnée. On y trempe les lèvres, surpris de cette fraîcheur qui sait prendre les oripeaux d’une moiteur de marigot. Tout cocktail impose une consommation lente, entrecoupée de pauses, d’abandons et de retours. Avec le mojito, on ne domine rien. La dégustation devient fascination, et c’est lui qui commande. Le plus étonnant est cette persistance du sucré dans une mangrove aux tons si vénéneux. On se laisse pénétrer par une fièvre froide, on s’abandonne. Au bout de cette errance glauque on sait que vont venir une chaleur, une euphorie. Mais il faut dériver dans la forêt feuilles de menthe, ne pas craindre de s’engloutir, abandonner l’espoir de la lumière. Nager toutes les transgressions, se perdre, s’abîmer, chercher infiniment, descendre. Alors montera le plaisir.

 


Philippe Delerm (Auvers-sur-Oise, 27 november 1950)

 

De Amerikaanse dichter en prozaïst James Agee werd geboren in Knoxville, Tennessee.op 27 november 1909. Zie ook alle tags voor James Agee op dit blog.

 

Sonnet II

Our doom is in our being. We began
In hunger eager more than ache of hell:
And in that hunger became each a man
Ravened with hunger death alone may spell:
And in that hunger live, as lived the dead,
Who sought, as now we seek, in the same ways,
Nobly, and hatefully, what angel’s-bread
Might ever stand us out those short few days.
So is the race in this wild hour confounded:
And though you rectify the big distress,
And kill all outward wrong where wrong abounded,
Your hunger cannot make this hunger less
Which breeds all wrath and right, and shall not die
In earth, and finds some hope upon the sky.

 

Sonnet III

The wide earth’s orchard of your time of knowing,
Shine of the springtime pleasures into bloom
And branched throes of health: but soon the snowing
And tender foretaste of your afterdoom,
Of fallen blossoming air persuades the air
In hardier practices: and soon dilate
Fruits and the air together that shall bear
Earthward the heavied boughs and to their fate:
Wrung of the wealth and wonder they unfurled
By that same air: which air the sun deranges
To slope the living season from the world
And charge the world with snow that all estranges.
Watch well this sun, and air, and orchard green:
None stay these changes every man has seen.

 


James Agee (27 november 1909 – 16 mei 1955)
Covers

 

De Nederlandse schrijver, priester en archivaris Joannes Josephus (Jozef) Habets werd geboren in Oirsbeek op 27 november 1829. Zie ook alle tags voor Jos. Habets op dit blog.

 

Een liedeken van de Bockenrijders uit het jaar 1743. (Fragment)

Tot Herten geen ik mette spoed,
Daer men ook heeft gevonden.
Kaumer daerbij, al weest gegroet!
Op die Zocht al heeft (sich) verbonden,
Die Spekeserheijdt mit Overhei,
Maer Kerckeraedt het meeste deil.
Het landt van der Heijden wordt bange.
Van de Blijerheidt sijnder gevangen.

Op den Kaffenberg was den enten verstakt,
Die ons allen heeft verraeden.
Den enten daeh wordt hij gepakt
Ende gevoert naar Kerckeraede
Gevangen ende geboenden.
Toe Herten hat men der gevoenden.
Toe Mercksteljn (ende overall)
Woendt onsen zoeten generael,

Op den Hoestert, daer al met spoet,
Men der oock heeft gevonden.
In die Groenstraet, alsoo benoempt
Daer wij te samen stoenden;
Tot Mergenberg al mit onzahle
Gevangen vast in een zael.
Tot Braechelen in het Gulkerlandt
Tot Poeffendorp al mit schandt.

 

 
Jos. Habets (27 november 1829 – 22 juni 1893)
Beeld van een bokkenrijder op de Markt in Schaesberg

 

De Duitse dichter, schrijver en diplomaat Friedrich Ludwig Rudolf Freiherr von Canitz werd geboren op 27 november 1654 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Friedrich von Canitz op dit blog.

 

Zufriedenheit im niedrigen Stande

Ich trachte nicht nach solchen Dingen,
Die hoch und zu gefährlich sind;
Mein Geist sucht nirgend durchzudringen,
Als wo er leichte Bahne findt.
Ich ruhe sanfft biß an den Morgen,
Wenn mancher, welcher voller Sorgen,
Nach eitler Hoffnung ängstlich ringt,
Der blinden Göttin Weyrauch bringt.

Ich mercke, daß in unserm Leben
Was Göttliches mit unter spielt;
Wer sich will zu den Sternen heben,
Und diesen Trieb nicht bey sich fühlt,
Muß endlich gar ein Spott auf Erden,
Ja, sich selbst Höll und Hencker werden:
Weil der, der sich am meisten quält,
Zu erst offt seinen Zweck verfehlt.

Wer will, mag in den Lüfften fliegen,
Mein Ziel erstreckt sich nicht so weit;
Ich lasse mich mit dem begnügen,
Was nicht bemüht, und doch erfreut.
Ein andrer mag sich knechtisch beugen,
Um desto höher aufzusteigen,
Ich neid ihn nicht in meinem Sinn,
Und bleibe gerne wer ich bin.

 


Friedrich von Canitz (27 november 1654 – 11 augustus 1699)
Cover

 

De Canadese dichter, schrijver, essayist en filmmaker Jacques Godbout werd geboren op 27 november 1933 in Montreal, Quebec. Zie ook alle tags voor Jacques Godbout op dit blog.

Uit: The World of the Gift (Vertaald door Donald Winkler)

“But how can we understand unilateral gifts to strangers?
According to this typology, the gift to strangers is characterized by what Sahlins calls “negative reciprocity” and is aimed at a return exceeding what has been given. We have seen that this rule of profitable return does not apply to the contemporary sphere of unilateral gifts to strangers, such as blood and organ donations. Nor does it apply to donations in time of disaster or volunteer work.
And there are mutual support groups, which sometimes create a bond that crosses frontiers, so that a member of Alcoholics Anonymous, wherever he is, can phone someone who will help him with his problems. In all these cases, contrary to what Sahlins says, there is no correlation between the proximity of the protagonists and the elasticity of equivalence.
We have said that this sphere of the gift to strangers is quintessentially modern. Why? First, most gifts in most societies, according to Sahlins, are mediated by networks of personal affinity, primary ties such as family or friendship. But these gifts are not, or such mediation is not essential to them. Often we have no idea of the specific recipient, despite, as noted elsewhere, the consistent tendency to personalize the relationship and to reduce the number of intermediaries other than the donors themselves, those inscribed in the system of the gift and imbued with its spirit.
But, one could reply, religions, Christianity especially, have always encouraged this sort of gift. The “love of the stranger” is an essential tenet of Christianity, and the charitable gift is never restricted only to those near and dear. On the contrary, one’s neighbour is held to be all of humanity. Religious communities are exemplary in this regard, though their future is insecure.
Their members are in some sense “professionals in the gift,” an unthinkable category for modern theory, whether Marxist or liberal or feminist, whose basic concepts are those of exploitation, domination, and utilitarianism. (Although it is difficult to see how anyone can feel they have correctly understood such communities when they portray the vow of poverty as just another form of exploitation or hypocrisy.)
But religion is not specifically modern, so how can we claim that the gift to strangers is exclusive to the modern gift? It is very likely that this sort of gift has its roots in the great religions, especially Christianity but the current link between religion and the gift to strangers is much more tenuous, and often non-existent. Religions, while playing an important role, are no longer indispensable to this phenomenon and their influence is often reflected privately, in a personal spirituality that keeps its own council. What is clear is that all the people we met insisted on repudiating the traditional religious model for the charitable gift: the gift as a form of sacrifice made in order to go to heaven.”

 


Jacques Godbout (Montreal, 27 november 1933)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Saskia Goldschmidt werd geboren in Amsterdam in 1954. Zie ook alle tags voor Saskia Goldschmidt op dit blog.

Uit: De hormoonfabriek

“Ezra is erbij gelapt, de sukkel. Mizie heeft geprobeerd het voor me te verbergen, maar het jonge ding dat haar helpt met mijn gênante verzorging vergat haar krant. Voorpaginanieuws, dat heeft hij dan weer wel voor elkaar gekregen. Gebrek aan beheersing op het meest cruciale moment van zijn leven. Die jongen is altijd grenzeloos geweest. In zijn passies, zijn ambities, zijn eerzucht en zijn lichamelijke behoeftes. Een honger naar meer, altijd. Of het nu om eten gaat, om aandacht, macht of seks, nooit heeft hij genoeg. Die angst om niet gezien en overgeslagen te worden, het zat in hem vanaf het moment dat zijn moeder hem het leven schonk. Het lot van een nakomertje. Van jongs af aan genoodzaakt geweest zich in de belangstelling te vechten. De gulzigheid waarmee dat kind zich aan de borst van zijn moeder vastzoog heb ik bij geen van de anderen gezien. Hij was haar vanaf het eerste moment aan het uitvreten. Zo hardhandig dronk dat wurm en zo vastberaden leek het om de laatste druppel uit zijn moeder weg te zuigen. Gejankt heeft ze van de pijn, die tandeloze mond die zich haar tepel toe-eigende en hem weigerde los te laten, ook al schreeuwde ze het uit. Een klein monster was het, onze benjamin. Rivka, die altijd met zoveel plezier haar kinderen zoogde, was snel klaar met hem. Haar gemoedsrust werd door hem weggevreten, het kostte haar te veel hartenbloed, dit kind. Ik betrapte haar toen ik onverwachts thuiskwam. Daar zat ze, fles in de hand, met een tegenspartelende Ezra. Het kind rood van het huilen, graaiend naar haar borst, die ze stevig achter haar enorme bh en haar zwartkanten bloesje had afgeschermd. Rivka zat met een verhit hoofd, Ezra in de houdgreep, en duwde de weke rubberen speen van de fles zijn mondje in, waar hij zich dan weer walgend van ontdeed. Smaak heeft hij altijd gehad, mijn jongste. Toen ze me zag begon ze te huilen. `Mordechai, dit kind, dit koekoeksjong, ik heb het geprobeerd. Ik kan het niet. De vier meisjes heb ik allemaal met liefde gezoogd. Maar dit duivelskind, ik wil niet meer, zoek het maar uit met hem.’ Ze smeet de fles de kamer in, reikte me het krijsende kind aan, stond op en verliet het vertrek, huilend. Ik was even thuisgekomen om me te verkleden, stond op het punt naar Londen te vertrekken voor een belangrijke bespreking over het veiligstellen van onze buitenlandse belangen, het was februari 1939. Een lange bespreking zou het worden, met ongetwijfeld een frivool diner na om de goede afloop te vieren.”

 

 
Saskia Goldschmidt (Amsterdam, 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e november ook mijn blog van 27 november 2017.