Badelied (Novalis), Driss Chraïbi, Steffen Popp

 

 

Baders op het strand door A. de Fleury, 1e helft 20e eeuw

 

Badelied

Auf Freunde, herunter das heiße Gewand
Und tauchet in kühlende Flut
Die Glieder, die matt von der Sonne gebrannt,
Und holet von neuem euch Mut.

Die Hitze erschlaffet, macht träge uns nur,
Nicht munter und tätig und frisch,
Doch Leben gibt uns und der ganzen Natur
Die Quelle im kühlen Gebüsch.

Vielleicht daß sich hier auch ein Mädchen gekühlt
Mit rosichten Wangen und Mund,
Am niedlichen Leibe dies Wellchen gespielt,
Am Busen, so weiß und so rund.

Und welches Entzücken! dies Wellchen bespült
Auch meine entkleidete Brust.
O! wahrlich, wer diesen Gedanken nur fühlt,
Hat süße entzückende Lust.

 

Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)
Schloss Oberwiederstedt, het geboortehuis van Novalis

 

De Marokkaanse schrijver Driss Chraïbi werd geboren in El Jadida op 15 juli 1926. Zie ook alle tags voor Driss Chraïbi op dit blog.

Uit: Gehoord, gezien, gelezen  (Vertaald door Geertrui Marks)

“Ik dank het leven. Het heeft al mijn wensen vervuld. De rest is literatuur, om niet te zeggen eenzaamheid. Op mijn leeftijd – eenenzeventig al – loop ik op mijn dooie akkertje terug over de afgelegde weg, zonder besef van ruimte en tijd. Ik wend me naar mijn verleden. Dat probeer ik althans. Een vrouw op leeftijd verklaarde blozend tegenover mijn helaas overleden Britse collega Georges Bernard Shaw dat ze dertig was. ‘Ach zo,’ antwoordde de oude man droog als altijd, ‘maar op welke leeftijd bent u geboren?’ Diezelfde vraag had hij mutatis mutandis aan mij kunnen stellen. Niet dat ik een vrouw ben, u kent me. Maar er bestaat nog steeds enige twijfel over mijn geboortedatum, een zeker verschil tussen mondelinge en schriftelijke overlevering. Aan wat geschreven staat, wordt niet getwijfeld, vooral niet als het een ambtelijk document betreft. Maar aan wat gezegd wordt…
Bekijken we de officiële versie. Ik aanschouwde het levenslicht in Marokko, in El-Jadida (Mazagan in de tijd van het Protectoraat), aan de kust. De geboorteplaats staat vast, nu de datum nog. Bij ons, ‘inboorlingen’, bestond geen burgerlijke stand. En – het is sinds de kruistochten al zo vaak geschreven en beweerd – tijd speelt in de Arabische wereld nauwelijks een rol, ook al zijn de Marokkanen verzot op horloges die stipt gelijk lopen. Maar in het Franse geschiedenisboek, datzelfde boek waarin de lof gezongen werd van mijn Gallische voorouders, stond dat ons ‘beschaving’ moest worden bijgebracht. Voor het Lycée Lyautey in Casablanca moest ik een identiteitsbewijs hebben, en dus een officiële leeftijd. In een witte djellaba en in gezelschap van twee geloofwaardige getuigen die hem nog geld schuldig waren, nam mijn vader me aan de hand mee naar het politiebureau. Het was een verzengend hete middag in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tegenover de commissaris verklaarde hij plechtig dat ik Driss heette, met dubbel s graag, Idriss in het Arabisch maar je zegt Driss, dat ik echt zijn zoon was en dat hij tevreden over me was, ja, meneer, braaf, gehoorzaam en leergierig…
‘Zijn leeftijd, zegt u? Tja. Het was oogsttijd, toen hij met Gods hulp ter wereld kwam.’
‘Welke oogst?’ vroeg de commissaris die dikke parels zweette. ‘Gerst, haver, maïs, harde tarwe?’
‘Harde tarwe,’ zei mijn vader.”

 

Driss Chraïbi (15 juli 1926 – 1 april 2007)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Auratische veldstudies

I

Onmerkbaar stijlvormende wind uit het Noordwesten
en de garagedeur vormen een vloeiende rechthoek

het emotionele project, ontstemd
hangt het voor ons, in de lucht, ademt moeizaam

wij proberen de structuren van de liefde
in conversatie te binden, op lange boswandelingen
door mist.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

250 Jaar Novalis

 

250 Jaar Novalis

De Duitse dichter en schrijver Novalis werd geboren in Oberwiederstedt op 2 mei 1772. Dat is vandaag precies 250 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Novalis op dit blog.

Uit: Heinrich von Ofterdingen

„Die Eltern lagen schon und schliefen, die Wanduhr schlug ihren einförmigen Takt, vor den klappernden Fenstern sauste der Wind; abwechselnd wurde die Stube hell von dem Schimmer des Mondes. Der Jüngling lag unruhig auf seinem Lager, und gedachte des Fremden und seiner Erzählungen. »Nicht die Schätze sind es, die ein so unaussprechliches Verlangen in mir geweckt haben«, sagte er zu sich selbst; »fern ab liegt mir alle Habsucht: aber die blaue Blume sehn’ ich mich zu erblicken. Sie liegt mir unaufhörlich im Sinn, und ich kann nichts anderes dichten und denken. So ist mir noch nie zumute gewesen: es ist, als hätt ich vorhin geträumt, oder ich wäre in eine andere Welt hinübergeschlummert; denn in der Welt, in der ich sonst lebte, wer hätte da sich um Blumen bekümmert, und gar von einer so seltsamen Leidenschaft für eine Blume hab’ ich damals nie gehört. Wo eigentlich nur der Fremde herkam? Keiner von uns hat je einen ähnlichen Menschen gesehn; doch weiß ich nicht, warum nur ich von seinen Reden so ergriffen worden bin; die andern haben ja das nämliche gehört, und keinem ist so etwas begegnet. Daß ich auch nicht einmal von meinem wunderlichen Zustande reden kann! Es ist mir oft so entzückend wohl, und nur dann, wenn ich die Blume nicht recht gegenwärtig habe, befällt mich so ein tiefes, inniges Treiben: das kann und wird keiner verstehn. Ich glaubte, ich wäre wahnsinnig, wenn ich nicht so klar und hell sähe und dächte, mir ist seitdem alles viel bekannter. Ich hörte einst von alten Zeiten reden; wie da die Tiere und Bäume und Felsen mit den Menschen gesprochen hätten. Mir ist gerade so, als wollten sie allaugenblicklich anfangen, und als könnte ich es ihnen ansehen, was sie mir sagen wollten. Es muß noch viel Worte geben, die ich nicht weiß: wußte ich mehr, so könnte ich viel besser alles begreifen. Sonst tanzte ich gern; jetzt denke ich lieber nach der Musik.« Der Jüngling verlor sich allmählich in süßen Phantasien und entschlummerte. Da träumte ihm erst von unabsehlichen Fernen, und wilden, unbekannten Gegenden. Er wanderte über Meere mit unbegreiflicher Leichtigkeit; wunderliche Tiere sah er; er lebte mit mannigfaltigen Menschen, bald im Kriege, in wildem Getümmel, in stillen Hütten. Er geriet in Gefangenschaft und die schmählichste Not. Alle Empfindungen stiegen bis zu einer niegekannten Höhe in ihm. Er durchlebte ein unendlich buntes Leben; starb und kam wieder, liebte bis zur höchsten Leidenschaft, und war dann wieder auf ewig von seiner Geliebten getrennt. Endlich gegen Morgen, wie draußen die Dämmerung anbrach, wurde es stiller in seiner Seele, klarer und bleibender wurden die Bilder. Es kam ihm vor, als ginge er in einem dunkeln Walde allein. Nur selten schimmerte der Tag durch das grüne Netz. Bald kam er vor eine Felsenschlucht, die bergan stieg.“

 

Geestelijk lied

Als hij maar van mij is,
Als ik mijn hem weet,
Als mijn hart tot dood nabij is,
Nimmermeer zijn trouw vergeet,
Kan geen leed genaken
De aandacht mijner liefdeblijde wake.

Als hij maar van mij is,
Zeg ik ’t al vaarwel en ga,
Slaaf gelijk geen ander vrij is,
Reis ik mijnen meester na,
Kan getroost aan andren laten
Levens breede lichte volle straten.

Als hij maar van mij is,
Slaap ik zorgeloos,
En zijns harten warme tij is
Mijne lafenis altoos,
Tot de teedre dwang dier tochten
Heel mijn hart zal kneden en doorvochten.

Als hij maar van mij is,
Heeft mijn hart al wat het vraagt,
Zalig als de serafijn is,
Die der Jonkvrouw sluier draagt:
Mijn verrukte zinnen
Kunnen ’t aardsche haten noch beminnen.

Waar hij maar van mij is,
Staat mijn stad en huis;
Alle goed, waar hij van mij is,
Komt mij als een erfdeel thuis:
Broedren lang verloren
Vind ik in zijn jongeren herboren.

 

Vertaald door P.C. Boutens

 

Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)
Portret door Franz Gareis, 1799

 

Zie voor de schrijvers van de 2e mei ook mijn blog van 2 mei 2021 en ook mijn blog van 2 mei 2018 en ook mijn blog van 2 mei 2017 en ook mijn blog van 2 mei 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Esther Freud, Wytske Versteeg, Rob Waumans, Tilman Rammstedt, James Holmes, Theo Sontrop, Jef Last, Gottfried Benn, Novalis

De Engelse schrijfster Esther Freud werd geboren in Londen op 2 mei 1963. Zie ook alle tags voor Esther Freud op dit blog.

Uit: Mr. Mac and Me

“I was born upstairs in the small bedroom, not in the smallest room with the outshot window, where I sleep now, or the main room that is kept for guests – summer visitors who write and let us know that they are coming and how long they plan to stay. Sometimes, after a night’s drinking, folk may rest there, although Mother always takes their money off them first. If she doesn’t they wake up and protest they don’t know how they came to be lying in that fine wide bed, say they’ve been apprehended and held there, in comfort against their will. But that is at harvest time, when men and boys come to wash away the wheat chaff tickling their throats, or in high summer when they’ve spent the day thinning out the wild oats from hay. But I was born in winter, the sea storming on the beach beyond, roaring through the night, louder than my mother, whose ninth child I was.
My father was over at Sogg’s Fen searching out a rabbit, and when he came back in he brought with him news that three fishermen from Dunwich had been lost at sea. The bell was ringing in the church there, Mother swore she could hear it through the storm, and she laid me against her chest and cried so hard she nearly drowned me with her tears. ‘What is it?’ my sister Mary was tending her. ‘Will he not feed neither?’ But Mother said she knew someone had to be taken that night, and sinful as it was, she was just so very grateful that it wasn’t me.
My father gave the rabbit to Mary to skin and gut, and he climbed into bed himself, knocked sideways with the spirits he’d drunk to keep away his fright.
‘We can’t both be lying down,’ my mother shoved him, ‘or this boy will have survived for nothing.’ And when he didn’t rouse himself she got up and careful as she could she climbed down the ladder, and leaving me beside him, she laid a fire in the public bar in case anyone should come in for a sup.
It was Mother, more than anyone, who had the village in her blood. Born and reared up near the common where her father was a pig man. She’d never wanted to leave, never planned to, but one afternoon she was out on the street when a man pedalled by and winked his eye at her. ‘Knives to grind,’ he sang over his shoulder and she smiled right back at him. He was an older man, halfway to her father’s age, with a ragged look as if he needed someone’s caring. But he was smiling as he wheeled around, smiling as he asked her name, and soon he was offering to sharpen the family knives half price.”

 


Esther Freud (Londen, 2 mei 1963)

 

De Nederlandse schrijfster Wytske Versteeg werd geboren op 2 mei 1983. Zie ook alle tags voor Wytske Versteeg op dit blog.

Uit: Quarantaine

“Laat ik het meteen maar toegeven: ik had die zomer iets heel anders aan mijn hoofd.
Als gevolg van een aantal verwikkelingen in mijn persoonlijk leven had ik me eind juli gedwongen gezien om mijn praktijk als plastisch chirurg te sluiten.
Tijdelijk.
Of dat was wat ik mezelf voorhield, wat ik op de website vermeld had en ingesproken op het antwoordapparaat: wegens omstandigheden tijdelijk gesloten. Een aangenaam vage uitdrukking, want niemand durft ooit te vragen wat die omstandigheden zijn, anders dan het normale leven. Wegens omstandigheden dus kon ik niet naar buiten en in plaats daarvan keek ik televisie, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, verwonderde me over zo veel domheid. Het enige woord dat er werkelijk toe deed werd nooit genoemd, kwam hoe dan ook niet voor in de actualiteitenrubrieken.
De liefde, dacht ik terwijl ik me aftrok voor de tv en het beeld van een stel verdorde experts voor mijn geestesoog plaatsmaakte voor haar gezicht, haar borsten en haar hele veel te jonge lijf. Waarom praat niemand ooit over de liefde, over wat die van ons maakt, waar ze ons toe aanzet?
Maria.
Zo’n ouderwetse naam voor iemand van haar leeftijd, in elke lettergreep galmt de geruststellende klank van devotie. Ik heb haar er later vaak naar gevraagd, maar nu nog weet ik niet waarom ze zo genoemd is, of ze streng katholiek is opgevoed, of ze vernoemd is naar een oma.”

 


Wytske Versteeg (Amsterdam (?), 2 mei 1983)


De Nederlandse schrijver Rob Waumans werd geboren in Alkmaar op 2 mei 1977. Zie ook alle tags voor Rob Waumans op dit blog.

Uit: Als je de stad binnenrijdt

“De muziek staat hard, er zitten vier mensen naast elkaar op het aanrecht. Op de grond staat een krat bier. Op de tafels plastic bakjes met nootjes en chips. Thijs staat bij een draagbare cd-speler die iemand heeft meegenomen. Ik weet niet goed waar ik moet gaan staan of zitten en sta daar maar. Laat ik maar een biertje pakken, denk ik. Ik drink het flesje vrij snel leeg, laat binnensmonds een boer. Het koolzuurgas komt door mijn neus en ik krijg tranen in mijn ogen. Dan komt Ruud langs-lopen. Hij kijkt in mijn natte ogen. `Emotioneel hè,’ zegt hij. Ik knik. Op de tafel waar normaal gesproken Thijs, Ruud, Khalid en Judith aan zitten, zit nu een vrouw. Ze zit erbovenop met haar voeten op een stoel en drinkt iets uit een wit bekertje. Ik neem een slok uit een nieuw flesje bier en loop naar haar toe. `In welk team zit je?’ vraag ik. Ze moet heel hard lachen. Met de hand waar ze haar bekertje mee vasthoudt wijst ze naar haar rechteroor. Ze draait haar hoofd een beetje, ik zie dat ze een telefoon tegen haar oor drukt. ‘Echt waar!’ roept ze heel hard in haar telefoon. ‘Dat is geweldig!’ Ik draai me om en kijk naar Khalid die heel vreemd staat te dansen. Thijs klapt in zijn handen. Het bier is lauw. Het lijkt altijd alsof lauw bier meer koolzuur bevat. De vrouw tikt op mijn schouder. Wat zei je?’ zegt ze. ‘Ik was even aan het bellen.’ `Maakt niet uit.’ Ik neem een slok bier. De slok is te groot en er loopt een straaltje over mijn kin. Ik doe alsof ik op mijn horloge kijk en veeg mijn kin af aan mijn mouw. `In welk team je zit.’ `Team 3, bij Michel.’ Ik kijk rond. Khalid staat bij een geopend raam en rookt samen met iemand die ik niet ken een sigaret. Dat mag dus niet. ‘Wie is Michel?’ Ze wijst naar een man met een kaal hoofd. Ik ken hem van gezicht. `0 ja,’ zeg ik, ‘die kale.’ Ze zegt niets meer. `Wat is jouw dagrecord?’ vraag ik.
`Dagrecord?’ Ja, boetes per dag.’ Ze moet heel hard lachen en ze schudt haar hoofd. ‘Weet ik veel,’ zegt ze. Ze moet weer lachen. Nu nog harder dan net, mijn gezicht wordt warm. Jezus,’ zegt ze, `heb je geen hobby? Ga zwemmen of zo.’ `Wijsneus,’ zeg ik en ik loop naar het keukentje. Ik pak mijn derde flesje bier.
Onderweg naar huis zie ik op de Kruislaan een oude Volkswagen Ta staan. Ik had hem nog niet eerder gezien. De eigenaar is er niet overdreven zuinig op, er zitten roestplekken op de wielkasten en de spijlen. Hij staat onder een lantaarnpaal en het oranje licht geeft de wagen een vreemde gloed. Er zit een oude parkeervergunning in de linkerbenedenhoek van de voorruit geplakt. Ik strijk met mijn vingers over de voorplaat en fiets weer verder.”

 


Rob Waumans (Alkmaar, 2 mei 1977)

 

De Duitse schrijver Tilman Rammstedt werd geboren op 2 mei 1975 in Bielefeld. Zie ook alle tags voor Tilman Rammstedt op dit blog.

Uit: Morgen mehr

“Ich weiß ja schon alles. Ich weiß, wie alles werden wird und mache mir dennoch Sorgen, weil man mit Sorgen nie verkehrt liegt. Ich weiß, dass ich knapp dreihundert Meter über dem Erdboden zur Welt komme. Ich weiß, dass ich viel später die Silbermedaille in einer Randsportart gewinne und der Liebe meines Lebens im längsten Stau der Welt begegne. Ich weiß, wie mich mein bester Freund verrät. Ich weiß die Nacht im Gefängnis und den Sommer mit beiden Beinen in Gips. Ich weiß dieses Weihnachten, an dem die Mädchen mir zum ersten Mal etwas schenken, das sie selbst gekauft haben, dieser aufgeregte Stolz in ihren Augen. Ich weiß, wie wenig ein Meer tröstet und wie sich fremde Haut anfühlt, wenn sie nicht mehr fremd ist.
Ich weiß das entscheidende Gewitter und wie ich in der U-Bahn zum ersten Mal höre, dass ich alt bin. Ich weiß ein Wiedersehen nach vierundvierzig Jahren, und wie einfach auf einmal alles ist, wenn man in einen See springt. Ich weiß, wie ich mich zwischen zwei Lügen für die falsche entscheide. Ich weiß, wie mich Fäuste treffen. Ich weiß die Müdigkeit und wie ganze Jahre verschwinden. Ich weiß, wie es ist, nicht zum Mond zu fliegen, und ich weiß das Wartezimmer und wie es dann doch gutartig ist, wie so vieles gutartig ist, und ich weiß, wie oft ich das vergesse.
Ich weiß, wie ich die Unschuld verliere, nicht den ersten Sex, obwohl ich den auch weiß, sondern die echte Unschuld, wenn man sicher ist, nie wieder einwandfrei glücklich zu sein. Ich weiß den milchigen Blick des Elefanten in Kalkutta. Ich weiß sämtliche Klingeltöne. Ich weiß den Schneesturm, wenn ich das letzte Mal »Ich liebe dich« sage, ohne es zu meinen. Ich weiß, wie ich glaube, Gott zu sehen, und dann war er es doch nicht. Ich weiß, wie sich das Auto überschlägt, zweimal, dreimal, vielleicht öfter, ich weiß das »Jetzt ist es aus«, ich weiß, wie wahr es scheint und dass es dann doch erst Tage später aus sein wird in diesem gelblichen Provinzkrankenhauszimmer mit Blick auf Weinberge und alles doch kein Wunder ist. Es wird früher Nachmittag sein, ein Donnerstag, der Fernseher läuft, aber das weiß ich dann nicht mehr, das weiß ich dann endlich nicht mehr.
Es wird ein volles Leben gewesen sein, zumindest werde ich mir das glauben. Ich werde manchmal schön sein und manchmal ein wenig zu weise. Ich werde mir beides verzeihen. Ich werde mir vieles angewöhnen und nur selten Gutes. Ich werde das meiste nicht beenden. Vielleicht wird nichts nach mir benannt, und vielleicht ist das auch tatsächlich nicht entscheidend. Ich werde dabei gewesen sein, das weiß ich sehr genau.“

 

 
Tilman Rammstedt (Bielefeld, 2 mei 1975)

 

De Amerikaanse dichter en vertaler James Stratton Holmes werd geboren in Collins, Iowa, op 2 mei 1924. Zie ook alle tags voor James Holmes op dit blog.

Uit: A Long Night In Leatherland (Verschenen onder het pseudoniem Jacob Lowland)

“The door bell doesn’t stop ringing, and within half an hour the bar is overcrowded. Karl tries to find a way to the back to go for a pee upstairs. Thanks to his thirsty willingness I don’t have to make that journey. He comes back with the message that the backroom and the hallway upstairs are full too. We sit on the bench in front of the window, talk a little, pet for a while, tired, content with life and with each other. Me partially lying on the bench, he on the floor with his head in my crotch. We fall asleep.
We are woken up by Steve, who has already chased everybody away. It’s seven ‘o clock.
We have to hurry to catch the train. Karl departs on time. His waving, a mixture between enthusiasm and submissiveness, is almost saying “Goodbye, sir”. His slave collar glistens in the light. I take the tram, homewards among daypeople who are wide awake. Worn-out. And tonight that damn article has to be finished.
But Karl is coming back next Friday. “To clean the dungeon, master, if I may?” If he does well, we’ll go to the leathernight at Steps. And the night afterwards there is a party again at the Pakhuis.”


James Holmes (2 mei 1924 – 6 november 1986)
Leather Pride in Amsterdam

 

De Nederlandse dichter, letterkundige en uitgever Theodorus Alexander Leonardus Maria (“Theo”) Sontrop werd geboren in Haarlem op 2 mei 1931. Zie ook alle tags voor Theo Sontrop op dit blog.

 

Doctus poeta

Of hij nu lyrisch opwiekt tot de pieken,
De Muze langzaam uitkleedt tot het bot,
Of als de drekpoëet bij Hogarth
Het rijmelboek van Ezelsoor beduimelt,
– de bakkersvrouw kijkt toe en toont de lat –
Of hij – hoe groter beest – door de Geest
In het oor wordt bevrucht met dictees
Zoals Claudel die de hel en de hemel in pacht had,
Of vlijtig een perzisch tapijt knoopt:
Of hij nu klopt, veegt of zuigt
Het blijven tenslotte woorden van tijd
Die hoe dan ook wat dan ook zeggen.

 

Yen Yu

Pratend over de avant-garde in China,
lang geleden, de dertiende eeuw –

‘De allerslechtsten,’ zei Yen Yu
‘die schreeuwen en grauwen,
en de taal die hen bezigt!
Een ramp, zulke dichters.’

Hij zei, ‘Zie je die mier daar?
Let op, daar komen er meer,
hoe hij stopt, zijn sprieten naar voren,
en weer omkeert, naar “nieuwe wegen”.
Zo blijf je miertje de voorste.’

En hij zei ‘Schuw slechte dichters,
van de avant- of welke garde.’

(naar Louis Simpson)

 

 
Theo Sontrop (2 mei 1931 – 3 september 2017)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Josephus Carel Franciscus (Jef) Last werd geboren in Den Haag op 2 mei 1898. Zie ook alle tags voor Jef Last op dit blog.

Uit: Zuiderzee

“Zwart aanjagende golvenreeksen met wit schuim, nijdig opbeukend tegen de hooge Noordkust van het eiland.
Golven – schuim – regen, en het donkere loeien van den wind dat al vier dagen aanhoudt.
Storm – regen – zee, en een kleine jongen in een leege harington, tusschen den Ommele bommele steen en den toren.
Achter zijn rug zijn de witte vuurtoren en het huis van dominee, iets lager het kreunende ruischen der gemartelde boomtoppen op het kerkplein, daar beneden staat de school, waarvan de groote groene deur een half uur geleden met een zwaren klap achter hem dicht viel.
En de kinderen op school zitten nu zeker heel stil en beangst in hun banken terwijl meester, met een witten zakdoek om zijn hand, voor het bord staat.
– Als die regenwolk daarginds naderbij komt en het nog donkerder wordt zal meester het gele petroleum-licht aansteken boven de banken, dat het bord doet glimmen….
In zijn mond het zilte nat van den zeewind herinnert Theun aangenaam den smaak van bloed bij het bijten. Naproevend laat hij zijn tong langzaam strijken langs verhemelte en lippen.
– Geraakt heeft hij hem! God-ver-domme!
In den mond van den achtjarigen jongen heeft de vloek het gewicht van een zware zonde, maar tevens de voldoening van een onverschillige mannelijke fierheid.
– God-verdomme!, herhaalt hij, hardop nu, en rolt zich tegelijk nog kleiner op in de leege ton, die het geheime hol is voor hem en Auke.
De gedachte aan meester en de wijze waarop hij Auke uit de bank gesleurd heeft spant al zijn spieren stijf en hard alsof hij kramp heeft.
– Altijd weer Auke!, – om mij te pesten!
De tranen komen Theun in de oogen. Hij probeert in zijn eigen hand te bijten, maar dat is niet hetzelfde, en ook de lekkere bloedsmaak van daarnet is ver dwenen.
De klok van den toren slaat drie uur. Over zee jaagt een grijs gordijn van neerstriemenden regen. Tegen den heuvel op blaast de wind vlokken met zand vermengd schuim tot vlak voor zijn klompen.”

 
Jef Last (2 mei 1898 – 15 februari 1972)
Jef Last (midden) en André Gide (rechts) in de Sovjet Unie in 1935

 

De Duitse dichter en schrijver Gottfried Benn werd geboren in Mansfeld op 2 mei 1886. Zie ook alle tags voor Gottfried Benn op dit blog.

 

Worte

Allein: du mit den Worten
und das ist wirklich allein,
Clairons und Ehrenpforten
sind nicht in diesem Sein.

Du siehst ihnen in die Seele
nach Vor- und Urgesicht,
Jahre um Jahre – quäle
dich ab, du findest nicht.

Und drüben brennen die Leuchten
in sanftem Menschenhort,
von Lippen, rosigen, feuchten
perlt unbedenklich das Wort.

Nur deine Jahre vergilben
in einem anderen Sinn,
bis in die Träume: Silben –
doch schweigend gehst du hin.

 

Bilder

Siehst du auf Bildern in den Galerien
verkrümmte Rücken, graue Mäuler, Falten
anstößiger gedunsener Alten,
die schon wie Leichen durch die Dinge ziehn,

brüchige Felle, Stoppeln, käsiger Bart,
blutunterflossenes Fett von Fuselräuschen,
gewandt, für Korn zu prellen und zu täuschen,
den Stummel fischend und im Tuch verwahrt;

ein Lebensabend, reichliches Dekor,
Reichtum an Unflat, Lumpen, Pestilenzen,
ein Hochhinauf wechselnder Residenzen;
im Leihhaus tags und nachts im Abflußrohr,

siehst du auf Bildern in den Galerien,
wie diese Alten für ihr Leben zahlten,
siehst du die Züge derer, die es malten,
du siehst den großen Genius – Ihn.

 

Der Dunkle

I
Ach, gäb er mir zurück die alte Trauer,
die einst mein Herz so zauberschwer umfing,
da gab es Jahre, wo von jeder Mauer
ein Tränenflor aus Tristanblicken hing.

Da littest du, doch es war Auferstehung,
da starbst du hin, doch es war Liebestod,
doch jetzt bei jedem Schritt und jeder Drehung
liegen die Fluren leer und ausgeloht.

Die Leere ist wohl auch von jenen Gaben,
in denen sich der Dunkle offenbart,
er gibt sie dir, du mußt sie trauernd haben,
doch diese Trauer ist von anderer Art.

 


Gottfried Benn (2 mei 1886 – 7 juli 1956)
Cover biografie

 

De Duitse dichter en schrijver Novalis werd geboren in Oberwiederstedt op 2 mei 1772. Zie ook alle tags voor Novalis op dit blog.

 

Wenn in bangen trüben Stunden

Wenn in bangen trüben Stunden
Unser Herz beinah verzagt,
Wenn von Krankheit überwunden
Angst in unserm Innern nagt;
Wir der Treugeliebten denken,
Wie sie Gram und Kummer drückt,
Wolken unsern Blick beschränken,
Die kein Hoffnungsstrahl durchblickt:

O! dann neigt sich Gott herüber,
Seine Liebe kommt uns nah,
Sehnen wir uns dann hinüber,
Steht sein Engel vor uns da,
Bringt den Kelch des frischen Lebens,
Lispelt Muth und Trost uns zu;
Und wir beten nicht vergebens
Auch für die Geliebten Ruh.

 

Himmlisches Leben im blauen Gewande

Himmlisches Leben im blauen Gewande
Stiller Wunsch in blassem Schein –
Flüchtig gräbt in bunten Sande
Sie den Zug des Namens ein –

Unter hohen festen Bogen
Nur von Lampenlicht erhellt
Liegt, seitdem der Geist entflogen
Nun das Heiligste der Welt.

Leise kündet beßre Tage
Ein verlornes Blatt uns an
Und wir sehn der alten Sage
Mächtige Augen aufgetan.

Naht euch stumm dem ernsten Tore,
Harrt auf seinen Flügelschlag
Und vernehmt herab vom Chore
Wo weissagend der Marmor lag.

Flüchtiges Leben und lichte Gestalten
Füllten die weite, leere Nacht
Nur von Scherzen aufgehalten
Wurden unendliche Zeiten verbracht –

Liebe brachte gefüllte Becher
Also perlt in Blumen der Geist
Ewig trinken die kindlichen Zecher
Bis der geheiligte Teppich zerreißt.

Fort durch unabsehliche Reihn
Schwanden die bunten rauschenden Wagen
Endlich von farbigen Käfern getragen
Kam die Blumenfürstin allein[.]

Schleier, wie Wolken zogen
Von der blendenden Stirn zu den Füßen
Wir fielen nieder sie zu grüßen
Wir weinten bald – sie war entflogen.

 

 
Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)
Het Novalishaus in Weißenfels, waar de dichter opgroeide.

 

Zie voor de schrijvers van de 2e mei ook mijn blog van 2 mei 2017 en ook mijn blog van 2 mei 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Esther Freud, Wytske Versteeg, Rob Waumans, Tilman Rammstedt, James Holmes, Jef Last, Gottfried Benn, Novalis, Jurgis Baltrušaitis

De Engelse schrijfster Esther Freud werd geboren in Londen op 2 mei 1963. Zie ook alle tags voor Esther Freud op dit blog.

Uit: Mein Jahr mit Mr Mac (Vertaald door Anke en Eberhard Kreutzer)

„Ich bin in dem kleinen Zimmer unterm Dach zur Welt gekommen, nicht in der Kammer mit dem Gaubenfenster, in dem ich jetzt schlafe, auch nicht in dem großen, dem für die Gäste, die im Sommer kommen und uns vorher schreiben, von wann bis wann sie bleiben wollen. Manchmal dürfen da auch Leute übernachten, wenn sie zu viel getrunken ha-ben. aber von denen holt Mutter sich das Geld im Voraus. Könnte ja jeder kommen und am nächsten Morgen behaupten, er hätte keine Ahnung, wie er in dieses wunderbare, breite Bett gekommen ist, da hätte ihn wohl jemand mitgenommen und -gegen seinen Willen, wenn auch schön bequem – einfach dabehalten. Aber das kommt nur zur Erntezeit vor, wenn die Männer und jungen die Weizenspreu, die ihnen in der Kehle kitzelt, herunterspülen oder wenn sie im Hochsommer der Hafer sticht. Aber ich bin im Wintergeboren, und die Brandung unten am Strand hat in jener Nacht lauter gebrüllt als meine Mutter bei ihrem neunten Kind. Mein Vater war draußen im Sogg’s Fen auf Kaninchenjagd und brachte bei seiner Rückkehr die Nachricht mit, drei Fischer aus Dunwich würden auf See vermisst. In Dunwich läuteten sie die Kirchenglocken, und meine Mutter schwor. sie hätte es trotz des tosenden Sturms bis in ihr Zimmer gehört. Dann hat sie mich auf ihre Brust gelegt und geheult, als wollte sie mich mit ihren Tränen ersäufen. »Was hast du?. Meine Schwester Mary kümmerte sich um sie. »Will er nicht trinken?.
Aber Mutter sagte nur, sie hätte gewusst. dass dese Nacht jemanden holen würde, und – der Herrgott möge ihr verzeihen – sie sei nur so unendlich froh, dass es nicht mich getroffen habe. Das Kaninchen dna:lege mein Vater zum Aasnehmen und Abziehen Mary in die Hand. dann kroch er zu Mutter ins Bett und schlief vom Branntwein, in dem er seine Angst ertränkt hatte, ein. »Wir können uns nicht beide auf die faule Haut legen.. sagte meine Mutter und stupste ihn, »wenn der Junge nicht umsonst überlebt haben soll.« Als er sich nicht rühne, ließ sie mich neben ihm liegen. standauf und stieg vorsichtig die Leiter hinunter. Für den Fall, dass noch ein Gast kam und etwas essen wollte, machte sie in der Schankstube Feuer.
Mutter hatte das Dorf im Blut: Als Tochter eines Schweinehirten war sie nicht weit von der Dorfwiese geboren und aufgewachsen. Wäre sie nicht eines schönen Nachmittags genau in dem Moment auf die Straße getreten, als ein Mann an ihr vorbeiradelte und ihr zuzwinkerte. hätte sie im Leben nicht daran gedacht, von dort wegzugehen. »Messer zu schleifen., sang er über die Schulter, und sie lächelte ihm zu. Er war schon älter, nicht so alt wie ihr Vater, aber auch nicht weit davcn entfernt und ein wenig zerzaust als hätte er niemanden, der auf ihn achtgab. Docher lächelte auf seiner Runde vor. Haus zu Haus, und als sie nach ihrem Namen fragte. erbot er sich. die Messer der Familie zum halben Preis zu schleifen.“

 

 
Esther Freud (Londen, 2 mei 1963)

Lees verder “Esther Freud, Wytske Versteeg, Rob Waumans, Tilman Rammstedt, James Holmes, Jef Last, Gottfried Benn, Novalis, Jurgis Baltrušaitis”

Dolce far niente, Novalis, Tõnu Õnnepalu, Roald Dahl, Janusz Glowacki, Jac. van Looy, Nicolaas Beets, Marie von Ebner-Eschenbach

Dolce far niente

 


Baigneurs sur les rives de la Cure door Maximilien Luce, z.j.

 

Badelied

Auf Freunde, herunter das heiße Gewand
Und tauchet in kühlende Flut
Die Glieder, die matt von der Sonne gebrannt,
Und holet von neuem euch Mut.

Die Hitze erschlaffet, macht träge uns nur,
Nicht munter und tätig und frisch,
Doch Leben gibt uns und der ganzen Natur
Die Quelle im kühlen Gebüsch.

Vielleicht daß sich hier auch ein Mädchen gekühlt
Mit rosichten Wangen und Mund,
Am niedlichen Leibe dies Wellchen gespielt,
Am Busen so weiß und so rund.

Und welches Entzücken! dies Wellchen bespült
Auch meine entkleidete Brust.
O! wahrlich, wer diesen Gedanken nur fühlt,
Hat süße entzückende Lust.

 

 
Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)
Schloss Oberwiederstedt, geboortehuis van Novalis

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Novalis, Tõnu Õnnepalu, Roald Dahl, Janusz Glowacki, Jac. van Looy, Nicolaas Beets, Marie von Ebner-Eschenbach”

Esther Freud, Jef Last, Gottfried Benn, Rob Waumans, Tilman Rammstedt, James Holmes, Wytske Versteeg, Novalis

De Engelse schrijfster Esther Freud werd geboren in Londen op 2 mei 1963. Zie ook alle tags voor Esther Freud op dit blog.

Uit: Lucky Break

“When the Lindens arrived in Los Angeles it was raining. Not drizzling, or even pouring, but streaming down outside the glass doors of the arrivals lounge in thick, grey sideways slices. Water sluiced along the airport roads, tumbling in the gutters, spinning in the wheels of the taxis that splashed up to collect the lucky people at the head of the queue.
Dan and Jemma stood and stared out through the sheets of glass. ‘Blimey,’ they said, almost in unison and Dan put his hand up to his mouth and laughed.
‘I’m cold.’ Their eldest child, Honey, shivered in her pink T-shirt and Dan knelt down to rifle through the bags, removing as he did so numerous insubstantial outfits which they’d packed with the expectation that the five of them, lifted out of a grey London morning, would be enjoying an endless bright blue Californian afternoon.
Dan and Jemma had rented a house in the hills. The house had been recommended by a friend of Dan’s, although at the last minute his wife had interjected: They can’t stay up there! They’ve got to be by the ocean. In Santa Monica.
‘But Santa Monica’s extortionate, and you don’t even get a pool,’ Dan’s friend had told her, ‘and what’s the point of LA if there’s no pool?’
Jemma and Dan had listened nervously. They’d already said yes to the house in the hills, paid their deposit, filled in numerous forms for insurance, gas, electric and telephone, and so neither of them mentioned Santa Monica or the ocean again. Instead they talked about the pool. ‘The pool, the pool,’ they repeated like a charm and the children tugged on their swimming costumes, blew up their arm bands, and ran shrieking up and down the draughty, carpeted stairs of their north London home.
The higher they drove the more heavily it rained. It clattered on the roof of the taxi and washed in sheets over the windscreen, and occasionally when the driver stopped to call the number they gave him for directions they could see the water rushing past them down hill over the cobbled streets. ‘Got it, got it,’ he assured their landlord who was waiting with the key, but then almost immediately they became lost again, roaring along narrow roads, catching glimpses of lit-up Spanish villas and rain soaked ferns and the same few street names over and over again.”

 

 
Esther Freud (Londen, 2 mei 1963)

Lees verder “Esther Freud, Jef Last, Gottfried Benn, Rob Waumans, Tilman Rammstedt, James Holmes, Wytske Versteeg, Novalis”

Jurgis Baltrusaitis, Novalis, Georges-Arthur Goldschmidt, Angela Krauß, Gisela Elsner

De Litouwse schrijver en vertaler Jurgis Baltrušaitis werd geboren op 2 mei 1873 in Paantvardys. Zie ook alle tags voor Jurgis Baltrušaitis op dit blog.

 

The Surf

The day’s wild ocean sings and thunders,
And beats against the fatal shore,
This breaker with dumb sorrow sunders,
And these like laughing victors roar,
Their sheen – one joy of vernal wonders,
Their sheen – vast winter’s shining hoar.

In wrath triumphant forward swinging,
The lifted billow calls and fails,
A joyous giant shouting, singing,
Its voice the voice of sounding gales,
Its glory in the sunlight flinging,
Whose noonday glow it holds and hails.

Across the sea, now lightly foaming,
Another rears, that stirs the deep,
And floods the shore with the silence gloaming;
Morose and slow it seems to creep
Like one who drops, worn out with roaming,
From his bent back a fatal heap.

Each moment new, with changing power,
The surf is thundering alone.
Now idle, now it seems to lower,
Hymning a sylence all unknown,
Like a dark heart asleep, – for hour
On hour in restless monotone.

 

Jurgis Baltrušaitis (2 mei 1873 – 3 januari 1944)

Lees verder “Jurgis Baltrusaitis, Novalis, Georges-Arthur Goldschmidt, Angela Krauß, Gisela Elsner”

Rob Waumans, Gottfried Benn, Esther Freud, Tilman Rammstedt, Wytske Versteeg, James Holmes, Novalis

De Nederlandse schrijver Rob Waumans werd geboren in Alkmaar op 2 mei 1977. Zie ook alle tags voor Rob Waumans op dit blog.

Uit: Als je de stad binnenrijdt

“Ruud is onze teamleider. Hij moet elke week vergaderen met de andere teamleiders en het rayonhoofd. Ruud noemt auto-eigenaren ‘klanten’. Verder gedraagt hij zich niet altijd als een voorbeeldfiguur. Dat komt omdat hem een aantal jaar geleden iets is geflikt. Zo noemt hij dat, geflikt. Alsof de hele gemeente alles in het werk heeft gesteld om Ruud te grazen te nemen.
Hij werkte bij Dienst Stadswacht. Toen Dienst Stadstoezicht in het leven werd geroepen en Stadswacht, Reinigingspolitie en Parkeerbeheer werden samengevoegd, werd hem een baan in Purmerend beloofd. Hij zou daar de afdeling Leefbaarheid vormgeven. Daar was Ruud blijkbaar de aangewezen persoon voor. Ruud zag het helemaal zitten en ging fanatiek op zoek naar een huis in Purmerend. Toen hij een huis had gevonden en met zijn gezin was verhuisd, kreeg hij te horen dat het niet doorging. Het werd een serieus conflict. Uiteindelijk hebben ze hem de functie van teamleider aangeboden bij Dienst Parkeerbeheer. Hij zal er wel een flinke smak geld bij hebben gekregen, maar daar heeft ie het nooit over. Ruud is nog steeds ontevreden over hoe het toen allemaal is gelopen.
In onze kantine staat een doos met koekjes. Ze zijn verpakt in geel, blauw, paars en rood cellofaan. In de gele zitten speculaasjes, in de blauwe ook, maar die hebben een andere vorm. De paarse zijn minispritsen met chocola en in de rode zitten kleine stroopwafels. Om de zoveel weken staat er een nieuwe doos en die is meestal binnen een week leeg. Khalid pakt altijd een handvol paarse, Ruud en ­ijs nemen de rode. Ze vreten zowat die hele doos leeg. Iemand heeft een keer een brie‑e op de doos geplakt: ‘Er zijn meer mensen die deze koekjes lekker vinden. Rustig aan!’
Ik neem meestal de gele of blauwe. Judith neemt geen koekjes, ze doet al een jaar aan de lijn. Aan haar figuur zie ik nog geen enkel verschil met een jaar geleden. In de krant las ik eens een artikel over vrouwen en hun gewicht, en dat het vaak tussen de oren zit. Het lijkt mij dat Judith worstelt met haar ingebeelde fysieke afwijking.”

 
Rob Waumans (Alkmaar, 2 mei 1977)

Lees verder “Rob Waumans, Gottfried Benn, Esther Freud, Tilman Rammstedt, Wytske Versteeg, James Holmes, Novalis”

Gottfried Benn, Esther Freud, Novalis, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt

De Duitse dichter en schrijver Gottfried Benn werd geboren in Mansfeld op 2 mei 1886. Zie ook alle tags voor Gottfried Benn op dit blog.

Gedicht

Und was bedeuten diese Zwänge,
Halb Bild, halb Wort und halb Kalkül,
Was ist in dir, woher die Dränge
Aus stillem trauernden Gefühl?

Es strömt dir aus dem Nichts zusammen,
Aus einzelnem, aus Potpourri,
Dort nimmst Du Asche, dort die Flammen,
Du streust und löschst und hütest sie.

Du weißt, du kannst nicht alles fassen,
Umgrenze es, den grünen Zaun
Um dies und das, du bleibst gelassen,
Doch auch gebannt in Mißvertraun.

So Tag und Nacht bist du am Zuge,
Auch sonntags meißelst du dich ein
Und klopfst das Silber in die Fuge
Dann läßt du es – es ist: das Sein.

 

Auf Deine Lider senk ich Schlummer

Auf deine Lider senk ich Schlummer,
auf deine Lippen send ich Kuß,
indessen ich die Nacht, den Kummer,
den Traum alleine tragen muß.

Um deine Züge leg ich Trauer,
um deine Züge leg ich Lust,
indes die Nacht, die Todesschauer
weben allein durch meine Brust.

Du, die zu schwach, um tief zu geben,
du, die nicht trüge, wie ich bin –
drum muß ich abends mich erheben
und sende Kuß und Schlummer hin.

 

Zwei Träume

Zwei Träume. Der erste fragte,
wie ist nun dein Gesicht:
was deine Lippe sagte
oder das schluchzend Gewagte
bei verdämmerndem Licht?

Der zweite sah dich klarer:
eine Rose oder Klee,
zart, süß – ein wunderbarer
uralter Weltenbewahrer
der Muschelformen der See.

Wird noch ein dritter kommen?
Der wäre von Trauer schwer:
ein Traum der Muschel erglommen,
die Muschel von Fluten genommen
hin in ein anderes Meer.

 

Gottfried Benn (2 mei 1886 – 7 juli 1956)

Lees verder “Gottfried Benn, Esther Freud, Novalis, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt”

Gottfried Benn, Esther Freud, Novalis, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt, Angela Krauß

De Duitse dichter en schrijver Gottfried Benn werd geboren in Mansfeld op 2 mei 1886. Zie ook alle tags voor Gottfried Benn op dit blog.

Schöne Jugend

Der Mund eines Mädchens, das lange im Schilf gelegen hatte,
sah so angeknabbert aus.
Als man die Brust aufbrach, war die Speiseröhre so löcherig.
Schließlich in einer Laube unter dem Zwerchfell
fand man ein Nest von jungen Ratten.
Ein kleines Schwesterchen lag tot.
Die anderen lebten von Leber und Niere,
tranken das kalte Blut und hatten
hier eine schöne Jugend verlebt.
Und schön und schnell kam auch ihr Tod:
Man warf sie allesamt ins Wasser.
Ach, wie die kleinen Schnauzen quietschten!

 

Nachtcafé

Der Frauen Liebe und Leben.
Das Cello trinkt rasch mal. Die Flöte
rülpst tief drei Takte lang: das schöne Abendbrot.
Die Trommel liest den Kriminalroman zu Ende.

Grüne Zähne, Pickel im Gesicht
winkt einer Lidrandentzündung.

Fett im Haar
spricht zu offenem Mund mit Rachenmandel
Glaube Liebe Hoffnung um den Hals.

Junger Kropf ist Sattelnase gut.
Er bezahlt für sie drei Biere.

Bartflechte kauft Nelken,
Doppelkinn zu erweichen.

B-moll: die 35. Sonate
Zwei Augen brüllen auf:
Spritzt nicht das Blut von Chopin in den Saal,
damit das Pack drauf rumlatscht!
Schluß! He, Gigi! –

Die Tür fließt hin: Ein Weib.
Wüste ausgedörrt. Kanaanitisch braun.
Keusch. Höhlenreich. Ein Duft kommt mit.
Kaum Duft.
Es ist nur eine süße Verwölbung der Luft
gegen mein Gehirn.

Eine Fettleibigkeit trippelt hinterher

 

Gottfried Benn (2 mei 1886 – 7 juli 1956)

Lees verder “Gottfried Benn, Esther Freud, Novalis, James Holmes, Georges-Arthur Goldschmidt, Angela Krauß”