David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau, Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals, Sabine Kuegler

De Nederlandse schrijver David Pefko werd op 25 december 1983 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor David Pefko op dit blog.

Uit: Daar komen de vliegen

“Toen Aron Friedland aan zijn speech begon, probeerde Jerry hem zo strak mogelijk aan te kijken, maar een vervelend spierverrekkinkje in zijn linkerooglid maakte het moeilijk. Hij hoorde nauwelijks wat hij zei, zo veel moeite kostte het hem om zijn blik op de ogen van de ex-landbouwmagnaat gericht te houden.
‘Abigail, Abby, lieverd van me,’ zei Friedland, ‘maanden heb ik je zien ploeteren. Met liefde, met toewijding en natuurlijk met de hoognodige hulp van de geweldige mensen van de Bat Mitzwa Club op 77th Street…’
Er klonk bulderend gelach uit de zaal, en Aron Friedland, die een zwarte smoking droeg met een hoge boord, sloeg zichzelf op zijn knieën van het lachen toen hij naar het beteuterde gezicht van zijn dochter keek.
‘Nee hoor, lieverd,’ ging hij snel verder, ‘het is een prestatie van niveau en je moeder en ik zijn beiden gewoon apetrots op je. Onze dochter die hier nu staat als een hele vrouw. We hopen dat het je in het leven aan niets zal ontbreken, dat je nog even zult wachten met uit huis gaan en trouwen en al die vervelende dingen. Maar in de tussentijd, lieve Abby, ja, ik weet dat je me vroeg dit absoluut niet te zeggen, maar ik doe het toch, voor je eigen bestwil; je moet plechtig beloven je kamer iets netter te houden.’ Bij dat laatste liet Friedland de microfoon los, gooide zijn handen theatraal in de lucht en bad jammerlijk richting het gewelfde plafond, alsof hij hoopte dat zijn God dit wel even voor hem zou gaan regelen.
Weer lachte iedereen in de zaal. Jerry deed alsof hij ook moest lachen, Ruth deed hetzelfde.
‘Wat een vreselijke, vreselijke mensen zijn dit toch,’ fluisterde Ruth in Jerry’s oor, ‘ik snap opeens heel goed waarom je zijn geld niet wilde hebben.’
‘Ik zei het je toch,’ mompelde Jerry. Zijn linkerooglid trilde nog steeds, maar echt opvallend was het waarschijnlijk niet. Aan zijn linkerkant knikte iemand naar hem. Jerry knikte terug en glimlachte verder naar het schouwspel.”

 

 
David Pefko (Amsterdam, 25 december 1983)

 

De Surinaams-Nederlandse schrijfster Karin Amatmoekrim werd geboren in Paramaribo op 25 december 1976. Zie ook alle tags voor Karin Amatmoekrim op dit blog.

Uit:Tenzij de vader

“Ik had mijn hoofd geschud zonder over de vraag na te denken. Ik wilde dat ze opschoot, stappen over zou slaan. Ik wilde horen wat het precies was dat ons daar in dat donkere bed wakker hield. Ze bestudeerde mijn gezicht. Ik wachtte ongeduldig, maar lette erop niets te zeggen dat haar zou weerhouden van een zekere openbaring.
Toen zei ze; ‘Hij is wel de vader van je broertje en zusje, maar niet van jou.’
Ik hield even mijn adem in, en liet hem toen door mijn neus ontsnappen.
‘Karin?’ vroeg mijn moeder. ‘Ja,’ antwoordde ik, en mijn stem klonk gewoon, zoals altijd, er was geen emotie. Ik had mijn hand plat op mijn buik gelegd en probeerde te voelen of er iets gebeurd was na mijn moeders mededeling. Niets. ‘Ja,’ zei ik nog eens, en ik draaide mijn hoofd opzij zodat ik haar aan kon kijken.
‘Wil je weten wie je vader is?’
Ik had geknikt. Ze sloot haar ogen weer, en tijdens het praten hadden haar handen weer bewogen, met de slanke bruine vingers die ik zo bewonderde, over het laken, door de lucht, en ik vroeg me af wat het was dat ze zochten, was het houvast of dirigeerde ze haar woorden, het verhaal. Toverde ze er misschien een vader mee, een vader speciaal voor mij. En toen had ze gesproken over zijn kracht, zijn warmte. Dat hij een beroemde sportman was, taekwondo, een woord dat ik nooit eerder had gehoord. En ze sprak over zijn liefde voor haar, over hoeveel zij op haar beurt van hem hield, ooit.
Ik dacht aan mijn vader de zeeman. De reus die kwam en ging wanneer hij wilde, die lachte omdat hij dronk tot hij zoveel had gedronken dat hij moest huilen, dikke zoute zeemanstranen over een grof, blank gezicht dat ik nooit had herkend als niet het mijne, want kinderliefde is loyaal, stelt geen vragen. Drinken, lachen, drinken, huilen, huilen, schreeuwen, de dingen kapot maken.
Mijn moeder vroeg hoe ik me voelde.
‘Ik vind het niet erg,’ antwoordde ik. Ik legde mijn hand weer op mijn buik, probeerde iets te voelen. Er was niets. Of toch, iets heel kleins, ergens diep van binnen, maar het was er onmiskenbaar. Het was een gevoel van opluchting.
‘Wil je nog iets weten,’ vroeg mijn moeder.
‘Niet echt,’ antwoordde ik. Ik was moe. Ik wilde slapen en daarmee een einde aan de dag maken. ‘Of toch, ik heb nog wel een vraag.’

 

 
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 25 december 1976)

 

De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook alle tags voor Quentin Crisp op dit blog.

Uit: How To Have A Lifestyle

“I now realize that education is a last wild effort on the part of the authorities to prevent an overdose of leisure from driving the world mad. Learning is no longer an improver; it is merely the most expensive time-filler the world has ever known.”
(…)

“All the golden societies of the past to which historians point and turn their wistful smiles have had what patience-players would call a discard pile. They operated on two levels with a slave class who worked, ate, slept, and died and a leisured class who reclined on one elbow and spoke. Naturally it is from this latter group that we learn what life at that time was like. It often makes charming reading but we can hardly take it to be the whole truth.”
(…)

“Lord Snow says that every man may be permitted his own clichés. But this is not enough. He must invent his own clichés and then persist in them until, if other people use them, their source is instantly recognizable. Thus plagiarism shall be turned into homage.”

 

 
Quentin Crisp (25 december 1908 – 21 november 1999)
Cover

 

De Duitse schrijfster Lisa Kränzler werd geboren op 25 december 1983 in Ravensburg. Zie ook alle tags voor Lisa Kränzler op dit blog.

Uit: Export A

„Ahmt die Innenseite, das Unterfutter meiner Haut, diese glühende Erdbeerfärbung nach, überlege ich, oder ist bereits zu wenig Licht in mir und nichts als Dunkel, ein violettes Dunkel?
Ich breche meine Überlegungen ab, rolle die roten Hälften zusammen und stecke sie, eine nach der anderen, in den Mund. Den Rest meines Lunchs schiebe ich mit aufmunterndem Nicken in Richtung Kat.
Die schräge Sonne, die frühen weißen Flocken, die Kälte im Bus und dieser Sog, dieses Ziehen an meinen Gliedern, das Gefühl einer nahenden Dunkelheit, haben mich alarmiert. Ich spüre, ich werde hier mit dem Nötigsten auskommen müssen. Es wird mir zu wenig sein, viel zu wenig. Es wird die Grenzen dessen, was ich mir ertragen zu können zutraue, verschieben, mich an die unmöglichsten Orte ziehen.
Ich wiederhole mein Zunicken. Schließlich reagiert Kat. Sie greift und beißt zu, während meine Blicke besorgt zwischen Sonne und Schuluhr hin- und herwandern.
(…)

Kat wird keine wichtige Rolle spielen. Aber sie war die Erste, die mich ansprach. Alle Worte, die auf sie zutreffen, schmecken irgendwie süß, und ich habe beschlossen, mir diese süße Sünde zu genehmigen:
Kat heißt eigentlich Kaisha, ist etwas jünger als ich und kommt aus Kamloops (Kamloops, Fruitloops, da geht?s schon los), einer Stadt in British Columbia. Sie ist klein, ihr Kopf reicht mir gerade bis an die Schultern, und solange ich sie kannte, wechselte die Haarfarbe dieses Kopfes von Rosa zu Rot, von Rot zu Orange, von Orange zu Blau und schließlich zu Wasserstoffblond. Ihre Fingernägel waren stets in der entsprechenden Komplementärfarbe zu ihrer jeweiligen Haar- oder Lidschattenfarbe lackiert. Auf ihren Lippen glänzte, glitzerte und roch es nach einer ganzen Palette von künstlichen Farb- und Geschmacksstoffen. Im Unterricht schrieb sie mir kleine Zettel, einige habe ich bis heute aufbewahrt. Sinnlose Sprüche und Wortfetzen wie “feet are pink, trees are purple”. Um die Schrift rankten sich Nadelbäume in verschiedenen Violetttönen und mehrere Paare pinkfarbener Füße.“

 


Lisa Kränzler (Ravensburg, 25 december 1983)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en hoogleraar N.E.M. Pareau (pseudoniem van Herman Jan Scheltema) werd geboren in Groningen op 25 december 1906. Zie ook alle tags voor N. E. M. Pareau op dit blog.

 

Zondag

Aangezien de zonnestralen
Alhoewel er wolken staan,
Aangenaam ter aarde dalen,
Wil ik heden wandelen gaan.

Door de fraaie ruime straten,
In gemoedelijken tred,
Wijl Christien en ik wat praten
En ‘zij’ op de kinderen let.

Nu geen draven, hollen, jagen,
Elk is deftig en beleefd.
‘k Schep in wandelen groot behagen
Bijaldien het kalmte geeft.

Als wij mijnen chef ontmoeten
Blik ik ferm in zijn gelaat,
En ik laat hem ’t eerste groeten,
Daar Christiena naast mij gaat.

’s Avonds keeren w’ onze schreden
Naar de woning, alwaar wij
Ons recht rustig gaan verkleeden;
En de Zondag is voorbij.

 


N.E.M. Pareau (25 december 1906 – 2 december 1981)

 

De Canadese schrijfster Sheila Heti werd geboren op 25 december 1976 in Toronto. Zie ook alle tags voor Sheila Heti op dit blog.

Uit: Ticknor

“You have no difficulty with other peo-ple, and you cannot rightly say that your first and sec-ond loves were books. There was a woman I loved more than books, but now she is gone. I was not a favorite of girls, and I am still not favored among women. You loved first a drunk, second a woman who was deformed in the face. I have only ever loved hope-less women, which is surely what has kept me from the highest circles. It’s all that would have been necessary to find myself in the warm glow of the dinner table at the Prescotts’. To have only had a woman you could show off would have put you in the proper place. I tried not to love the women I loved. Now I only want to be quite simple and childlike with some dear woman, with no code of morals, yet I fear it’s too late. Few people feel a real and deep passion more than once in a life. Perhaps you will never again love in the same true way, or find a human being who is such per-fect rest to you. It will take me a while to get there. You will get there soon enough. Getting somewhere always involves more effort than the effort of getting there is worth. Of me, and we will take this walk. I often walk before dinner, and I love companionship at that time of the night. It is at that time of the night when I am most in need of friends. The drives are less agreeable but the walks still have their charms. Everything around here is familiar and dear to me and reminds me of all the days of my childhood. Perhaps you will visit me, when next you come to Boston. Please come to Boston, Mrs. Abb_ng_on. I hope to see you in Boston, but I suggest you wait until winter has passed.
He lived with his mother and father and I lived all alone. Even when he was living only with his mother I was living all alone. There is nothing to envy about a grown man living with his mother and father, but then his family has always been close. And the homes—even his opulent apartments were unlike the simple apart-ments of his friends. Everyone would have liked to live in them. Often you slept there, so you are closer than most, though you found out that others did too. You pretended not to want to be a part, but they could tell you wanted to be a part; everyone did anyway, you found that out, if you didn’t know it already. And they like your company, so it’s not an intrusion. They like me as an outsider and friend, and I have always been at a familiar distance. Even with the grandmother.”

 

 
Sheila Heti (Toronto, 25 december 1976)
Cover

 

De Argentijnse schrijfster Tununa Mercado werd geboren op 25 december 1939 in Córdoba, Argentinië. Zie ook alle tags voor Tunana Mercado op dit blog.

Uit: In a State of Memory (Vertaald door Peter Kahn)

“I was almost tempted to transcribe the fragment in order to illustrate the anguish I was in, but I did not: the mere act of sending the letter, of setting my sights on a ther-apeutic goal, made me feel better. And so extreme is my thera-peutic disposition, and so inveterate, that once the letter was sent, at that precise instant, I placed all my hopes on Switzerland. It was a cruel beginning to winter, very cruel; the roads were covered with snow, and I was aware that the trip between Besancon and Geneva could be plagued with misadventures. I envis-aged traveling through frozen forests on white trains, traversing white countries, and I felt a sudden rush of panic that could only be eased by thoughts of my imminent cure; I was going to cross over the iced landscape, but the ice was not going to break beneath my feet—I was not going to get my tail wet, like the fox in the 1 Ching during his winter journey—because I was going to have individual, prolonged, radicalized psychiatric treatment. I never had the opportunity to test the ice; Madame Spira, who, judging by her fame, might well have been psychoanalyst to Queen Juliana, could not “for the moment” take on a bi-weekly commitment; her hours were all taken. There was no mention in her letter of having received my case from Buenos Aires, no letter had forwarded me to her adoptive care, no ref-erence to my psychoanalyst at all; she said she was at my service for some future time, asked me to excuse her, and, meanwhile, remained sincerely mine. Her answer did not surprise me: I had already realized that the feat of paying for analysis in Swiss francs, trips that would involve winding through mountains and bordering cliffs, paid in Swiss francs, weekly lodging near or far from Lake Geneva, paid in Swiss francs, all of this had, for sev-eral weeks now, seemed rather laughable and disproportionate, a poor person’s fantasy. Once again, I had failed in my attempt to obtain a profound, individual treatment, of the sort to which thousands of Argentine women and men had gained rightful access over the last thirty years.”

 

 
Tununa Mercado (Córdoba, 25 december 1939)
Cover

 

De Duitse schrijfster Sabine Kuegler werd geboren op 25 december 1972 in Patan in Nepal. Zie ook alle tags voor Sabine Kuegler op dit blog.

Uit: Dschungelkind

„Fayu vom Iyarike-Stamm kommen uns besuchen
Häuptling Baou bückte sich plötzlich zu mir herunter, nahm mein Gesicht in seine Hände und kam mit seinem Kopf immer näher. Ich erschrak, weil ich dachte, er wolle mich jetzt auf den Mund küssen. Aber stattdessen drückte er seine verschwitzte Stirn auf die meine und rieb sie mehrmals. Papa lachte, als er meinen verblüfften Gesichtsausdruck sah. Er erklärte uns, dass die Fayu die Stirnen aneinander reiben, um sich zu begrüßen – ungefähr so, wie wir Europäer einander die Hand schütteln.
Dasselbe taten die Fayu nun auch mit meinen Geschwistern. Wir hatten den Rest des Tages eine dunkle Stirn, einen Abdruck aus Schweiß und Schmutz in unserem Gesicht.
Nun begannen die Fayu-Männer, unsere Haare anzufassen, dann unsere Haut und unsere Gesichter. Sie fingen zu reden an, ihre Stimmen wurden immer lauter vor Aufregung. Die Angst vor ihnen verschwand und machte unserer kindlichen Neugier Platz.
Nach einigen Minuten kämpften wir uns aus der Menge heraus und liefen zum Hubschrauber. Da bemerkte ich, dass einige nackte Frauen am Rande des Urwalds standen. Sie hatten kleine Kinder auf dem Arm und sahen nicht so wild aus wie die Männer. Langsam ging ich auf sie zu. Doch als ich mich näherte, fingen die Kinder an zu schreien, und die Frauen rannten zurück in den dunklen Wald. Ich schaute ihnen einen Augenblick nach, ging dann aber zum Hubschrauber zurück, wo Papa und der Pilot unser Gepäck abluden. Die Stammeskrieger halfen ihnen, die Last zu unserem Holzhaus zu bringen.
Mein neues Zuhause lag auf einer kleinen Lichtung, gesäumt rechts vom Klihi-Fluss und links vom Urwald. Weil dieses Gebiet regelmäßig überschwemmt wurde, stand das Haus auf mehreren hohen Holzbalken.
Das ganze Gebäude war mit grünem Draht umwickelt, um Insekten und sonstiges Getier fern zu halten. Dies wäre eine gute Idee gewesen, wenn sie denn funktioniert hätte. Wir hatten nämlich trotz allem immer wieder ungebetene nächtliche Besucher in unserem Haus. Mama ist die ganzen Jahre hindurch oft des Nachts aufgestanden, um auf Ratten- oder Insektenjagd zu gehen. Wer Freude daran hatte, waren die Fayu, weil sie die Beute am nächsten Morgen zum Frühstück essen konnten.“

 

 
Sabine Kuegler (Patan, 25 december 1972)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Maarten Goethals werd geboren in Brugge in 1985. Zie ook alle tags voor Maarten Goethals op dit blog.

 

De moeizame moeder

‘In de vruchtbaarheid transcendeert het ik de wereld van het licht’

                                                                                     EMMANUEL LEVINAS

1.
Met de schaduw in haar stem.
Met de late geur van valavond.
Met het licht verloren op de lippen.
Zij sluipt en sluimert in het gras
(een slang
in het vel van een vrouw)
Zij ziet mij –
genodigd, gul en heimelijk
en later: gevangen in haar huid.
Als prooi tegelijk pantser.
2.
Vannacht in het glimmend zijdezacht
van slijm en slijk, gespleten tussen takken. De aarde verweerd,
de hemel: klevend, omgewoeld. En ondergronds waak ik
onvoltooid in haar handen.
In stilte gestopt met sterven.
Wijl in de verte de regen valt. De donder
op de horizon davert. Het vuur de dag van duisternis
scheidt. En de weg bereidt
naar mij –haar vader en vrijer. De vijand binnenin.
Een vlinder.

 


Maarten Goethals (Brugge, 1985)  

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e december ook mijn vorige blog van vandaag.

David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals, Sabine Kuegler

De Nederlandse schrijver David Pefko werd op 25 december 1983 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor David Pefko op dit blog.

Uit: Daar komen de vliegen

“Ze waren er allemaal die morgen: de oudere Upper East Siders, de overgevlogenen uit Florida en Hawaï, de voorzitters van stichtingen, scholen en universiteiten, de staalmagnaten, makelaars, stoffenfabrikanten, winkeleigenaren, filmproducenten, uitgevers, acteurs en actrices, de mensen met oud geld, degenen met nieuw geld; zelfs de jetset van Tel Aviv ontbrak niet. Allemaal zaten ze kaarsrecht in de zaal van de synagoge op 5th Avenue en glimlachten.
Abby Friedland, die voor de officiële gelegenheid Abigail genoemd werd, hield een speech waar werkelijk geen touw aan vast te knopen was. Ze droeg een fluorescerende flamingoroze jurk en een strik in haar haar, iets waar haar ouders, Ann en Aron Friedland, vast niet heel blij mee waren geweest, maar goed, Abby was net twaalf geworden en je viert je bat mitswa maar één keer.
De zaal was versierd met exotische roze bloemen en witte slingers en ergens helemaal achterin zaten Jerry en Ruth Kirschenbaum, die iets te laat waren aangekomen omdat het verkeer die zaterdag helemaal vastzat. Jerry droeg een donkerblauw linnen jasje met opgestikte zakken en Ruth een veelkleurig mantelpakje en opvallende roze schoenen. Ze waren er waarschijnlijk helemaal niet naartoe gegaan als er de dag ervoor niet onverwachts een uitnodiging was bezorgd die voorzien was van een persoonlijke boodschap van Abby’s vader. ‘Hoe de kaarten er ook voor liggen, wees alsjeblieft welkom, we zijn allemaal één grote familie, vergeet dat niet!’ stond te lezen in een sierlijk handschrift.
Het was dat Ruth de uitnodiging het eerst tussen de post had ontdekt en er absoluut heen wilde gaan – ze konden het écht niet missen, iedereen in de stad zou het er later over hebben, maar als Jerry die gevonden had, had hij haar waarschijnlijk laten verdwijnen. Het meisje stak voorzichtig een kaarsje aan, en meteen daarna, alsof ze de smaak te pakken had gekregen, nog een.
Jerry keek vermoeid naar de achterhoofden voor hem. Een snelle berekening leerde hem dat in deze synagoge op 5th Avenue, de absolute favoriet binnen de joodse gemeenschap, ongeveer zeventig procent van de bezoekers klant van hem was en er op de met roze bloemen versierde stoelen grofweg een miljard dollar aan investeringen zat.”

 

 
David Pefko (Amsterdam, 25 december 1983)

Lees verder “David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals, Sabine Kuegler”

Karin Amatmoekrim, David Pefko, Quentin Crisp, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals

De Surinaams-Nederlandse schrijfster Karin Amatmoekrim werd geboren in Paramaribo op 25 december 1976. Zie ook alle tags voor Karin Amatmoekrim op dit blog.

Uit: Het gym

“De zomer hing als een muffe vaatdoek tussen de flats van de wijk. De wind die normaliter van zee kwam en alles – hitte, fietsers, zwerfvuil – ongenadig heen en weer beukte, bleef al weken weg.
Sandra likte het zoute zweet van haar lippen en hield haar ogen strak op de weg gericht. Naast haar zat Tanya: groot en zwart. Zelf was ze klein voor haar leeftijd. Naast haar vriendin leek ze smal en onbeduidend. Van tijd tot tijd rechtte ze haar rug om niet helemaal weg te vallen.
Ze zaten op het muurtje dat het schoolplein omsloot. Achter hen het lege plein, met zand dat zich in de hoeken en in de knikkerpotjes ophoopte en dat pas weg zou spoelen bij de volgende regenbui omdat niemand de moeite nam het aan te vegen. Voor hen lag de brede weg die de wijk met de stad verbond. Alles wat de wijk in kwam, kwam over deze weg. Het was zaak de boel goed in de gaten te houden, want weten wie er kwam en ging, was weten wat er te gebeuren stond.
‘Daar heb je Bep,’ zei Tanya. Sandra keek opzij. Een dikke, blanke vrouw schommelde in slow motion achter een rollator hun kant op.
‘Wedden dat ze oversteekt.’
Een moment later kreeg de vrouw hen in de gaten. Twee opgeschoten meiden in het uniform van de wijk (een dun, neonkleurig trainingspak met badslippers eronder. De echt stoere jongens droegen slippers van Nike. Op die van Tanya en Sandra stond bata). Ze hingen wat rond voor het schoolplein op een zaterdagmiddag. Dat betekende gegarandeerd rottigheid. De vrouw stopte, keek aarzelend om zich heen en stak toen de straat over. Aan de overkant vervolgde ze haar weg, zonder op te kijken van het mandje op haar rollator en de stoep die daaronder tergend langzaam wegliep.
‘Zal ik wat roepen?’ vroeg Tanya met een kwaadaardige grijns.
‘Doe maar niet,’ antwoordde Sandra. ‘Ze is oud, man.’
‘Een ouwe nare heks is ’t,’ reageerde Tanya. ‘Zag je hoe ze expres overstak? Gewoon bang voor niks.’
Sandra haalde haar schouders op.
Minuten gingen voorbij.
Ze wiebelden met hun benen en keken afwisselend naar links, richting stad, en naar rechts, richting wijk. Er gebeurde weinig.”

 
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 25 december 1976)

Lees verder “Karin Amatmoekrim, David Pefko, Quentin Crisp, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals”

Karin Amatmoekrim, David Pefko, Quentin Crisp, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals

De Surinaams-Nederlandse schrijfster Karin Amatmoekrim werd geboren in Paramaribo op 25 december 1976. Zie ook alle tags voor Karin Amatmoekrim op dit blog.

Uit: Wanneer wij samen zijn

“En toch, toen de zon twee keer was ondergegaan en toch weer opkwam, liet ze de vrouwen toe haar te baden en merkte dat haar pijn nog steeds levensgroot maar toch opeens draaglijk werd. Ze begroef het kind op de islamitische begraafplaats naast het dorp. Ze koos een koel plekje onder een grote boom, waar vuurrode bloemen opschoten en daarmee het graf markeerden en gaf het kind een naam die ze aan niemand anders, zelfs niet aan Wagiman, vertelde. Dit was háár kind en het had ervoor gekozen geen deel uit te maken van het leven van andere mensen. Zij zou die wens, als het er al een was, respecteren en begroef het kind anoniem, maar riep het bij zijn naam in haar dromen en haar nachtmerries.
Na het verlies van hun kind lette Wagiman extra goed op Soemi. Als ze bij ho e uitzondering vlees of kip aten, zorgde hij ervoor dat ze haar stuk niet onäer de kinderen verdeelde en als de kleintjes druk waren, maande hij ze streng rustig te zijn in de buurt van hun moeder. Deze bezorgdheid om Soemi maakte hem steeds intoleranter tegenover zijn kinderen, die hem op een gegeven moment alleen nog boos kenden. Soemi, die door het verlies van een baby steeds meer besefte hoeveel haar kinderen voor haar betekenden, bedekte elke streek en alle kattenkwaad met de mantel van haar liefde. Wanneer de kinderen Wagimans geduld op de roef gesteld hadden wilde hi’, hoe kalm hij meestal ook was, nogal eens een d’riftbui hebben. Dan vlogen cle pannen door het huis en stoven de kinderen, al dan niet schuldig aan hetgeen hem kwaad maakte, de trap af naar buiten. Hij was nooit lang boos, maar zijn straffen waren streng. Soms strenger dan Soemi kon aanzien, waardoor zi’ meerdere malen een gestraft kind uit zijn hoek – waar het voor een bepaalde tijd was neergezet – haalde en het troostte zonder te vragen wat er was gebeurd en of het kind ervan geleerd had.”

 
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 25 december 1976)

Lees verder “Karin Amatmoekrim, David Pefko, Quentin Crisp, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals”

David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau, Sheila Heti

De Nederlandse schrijver David Pefko werd op 25 december 1983 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor David Pefko op dit blog.

Uit: Het Voorseizoen

‘Jullie huwelijk liep stuk om een kapotte goot en regenpijp?’
‘Nee, toen nog niet. Ik belde een loodgieter, of iemand die de goot kon repareren, en toen kwam Peter Bird, de siergootspecialist, in mijn leven. Of eigenlijk in het leven van Susan. Hij kwam de volgende ochtend de schade opnemen, liep rondjes om het huis en maakte aantekeningen op een blocnote. peter bird, siergoten en regenpijpen specialist, stond erop met krulletters. Het leek een aardige man, erg vriendelijk, heel behulpzaam, de klootzak.’ Ik schrik van wat ik zeg. Anca zegt dat het niet geeft, dat ik verder moet gaan met mijn verhaal.
‘Niets van de oude goten zou gered kunnen worden, ze waren allemaal kromgetrokken en daarnaast, ze waren al jaren aan vervanging toe, zei die Peter Bird, dus het moest maar: nieuwe goten, nieuwe regenpijpen. De volgende dag ging ik naar mijn werk, Susan zou hem ontvangen, koffie aanbieden, in de buurt blijven als hij de goten zou installeren. Zo geschiedde. Die middag is Susan dus verliefd geworden op de siergootspecialist, en vanaf dat moment werd alles anders. Ze ging opeens een paar keer per week ’s avonds met vriendinnen kaarten terwijl ze dat eerst nooit deed. Ik wist niet eens dat ze kon kaarten. Tegen het einde van het jaar was het me wel duidelijk. Ik had eigenlijk ook helemaal geen contact meer met haar. De enige communicatie die we hadden, bestond uit boodschappenlijsten, meldingen dat er ergens een lampje vervangen moest worden, of dat ik niet meer mocht vergeten ’s nachts de televisie uit te zetten. Dat als hij op stand-by staat de hele boel in de fik kon vliegen. Ik stond soms perplex, ik kreeg geen normaal woord meer uit haar, ze sprak in korte, onpersoonlijke opdrachten en boodschappen, en op een avond zei ze: “Het gaat niet meer, ik wil ermee stoppen, Steven.” Dat was een stuk duidelijker dan daarvoor, dacht ik nog. Nou, en dat was het dan, toen woonde ik binnen een paar weken alleen, duwde soms een uur lang een karretje door de supermarkt zonder het te vullen met boodschappen, zonder dat ik eigenlijk wist wat ik daar deed, waste me soms dagen niet en bestelde elke avond een lading voedsel om wat minder pijn te lijden.”

 
David Pefko (Amsterdam, 25 december 1983)

Lees verder “David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau, Sheila Heti”

David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr

De Nederlandse schrijver David Pefko werd op 25 december 1983 geboren in Amsterdam. Zie ook alle tags voor David Pefko op dit blog.

Uit: Levi Andreas

“Ik had een afspraak met het 22-jarige meisje gemaakt. We moesten elkaar maar eens in het echt zien.
Ze was veel langer dan ik dacht, in mijn ogen een soort reuzin. Ze droeg een bloemenblouse en een rokje van velours, suède laarzen. Haar lange bruine haar zat in een staart, haar gezicht verstopt onder een dikke laag make-up.
‘Je bent wel klein hè,’ was het eerste wat ze zei. Daar had ze gelijk in, in het echte leven was ik bijna vijf centimeter korter dan op de datingsite.
Ik voelde de moed in de schoenen zakken. Misschien had ik thuis iets moeten drinken, maar nu was het al te laat.
We beklommen de trappen van het Amstelhotel, en liepen door de foyer met zijn vergulde kroonluchters en afzichtelijke Perzische tapijten. Ik had deze plek uitgekozen, omdat ik er in die tijd veel kwam, met vrienden en met mijn broertje en moeder; maar vooral omdat ik op die mensen na, hier niemand tegen zou kunnen komen.
We dronken champagne, die ons regelmatig werd bijgeschonken door een ober die vertelde dat hij nog in opleiding was.
Het gesprek ging nergens over. Ik was zenuwachtig en wilde een aspirine, mijn hoofd tolde. Ook had ik behoorlijke motorische problemen, zelfs aan het tafeltje. De klunzige handelingen van de ober maskeerden de mijne gelukkig een beetje.

Ze vertelde over de reizen die ze had gemaakt, de studie die ze volgde, de scriptie die ze nog steeds moest schrijven, over haar vriendinnen en hun problemen, over haar moeder en jongere broertje, over de rest van haar familie. Eigenlijk vertelde ze over iedereen in haar omgeving, zelfs haar buren kwamen aan bod. Ze sprak met me alsof we elkaar al jaren kenden.”

 
David Pefko (Amsterdam, 25 december 1983)

Lees verder “David Pefko, Karin Amatmoekrim, Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr”

Quentin Crisp, David Pefko, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr

De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook alle tags voor Quentin Crisp op dit blog.

 

Uit: The Alternative Queen’s Message

“Mr. Bush, still president in early 1993, being an elder statesman wanted everything to stay the same, the same as it had been in the Hollywood sunshine of Mr. Reagan’s day. Now Mr. and Mrs. Clinton have entered the White House, and by political standards they are a young couple.
They watched many episodes of Sesame Street, and they wish for change. For one thing, they want to transform America into a welfare state. They want everyone however poor, however foreign, however idle, to be eligible for health care. The trouble with this grand notion is that it will cost money. A lot of it!
Americans believe in money. The dollar is not just a currency, it is a passion. This being so, it is difficult to find out how they lost so much of it, especially as they did not have Mr. Lamont to guide them.
In the early Sixties, when the Kennedy’s reigned from the brittle splendor of their fireproof castle in Camelot, almost every country in the world owed money to the United States. In thirty years, this situation has allowed to become reversed.
Just as the country in general is falling part, so is New York in particular. Viewed from a distance it looms up as a magnificent citadel of steel and glass. The Emerald City come to life. But when you live in it, it turns out to be a wreck. If you take a swift taxi drive down Fifth Avenue, your head hits the roof of the taxi cab several times. If Audrey Hepburn, today, wanted to enjoy breakfast at Tiffany’s, she would not choose to arrive at that Mecca of diamonds by taxi cab.”

 

Quentin Crisp (25 december 1908 – 21 november 1999)

Richard Louis James als Quentin Crisp in de theatershow “Tea N Crisp” uit 2008

Lees verder “Quentin Crisp, David Pefko, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr”

Quentin Crisp, David Pefko, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr

De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook alle tags voor Quentin Crisp op dit blog.

 

Uit: The Alternative Queen’s Message


As you now know, the Queen of England addresses the nation on the afternoon of Christmas Day. And she tells them what has happened and she invites them to be part of the history of England, and to be proud of being English and to go on. Then a Mr. Michael Jones came from England to America and said, “Will you make a speech?” And I said, “Ye-e-e-e-s-s-s-s.” And I was worried about it, but when I had on the table the script which I could read, I told them how to be happy. And in the last bit, Mr. Jones said, “Have you one final speech, one final message to deliver the English?” And I said, “Yes, I have. Tell them to pack tonight and to leave tomorrow, like Portuguese explorers of old, for the islands of the blessed. We are waiting for you.” Here is what I told the English that night:
As Mr Dickens would have said, 1993 has been the best of times and it has been the worst of times. A reginal theme has permeated my year. I have had, as some of you may know, the novel experience of appearing as a Queen of England in a film adaptation of Mrs Wolf’s novel Orlando. The film connects the many moments of English history with what, I believe, is called gender bending.
Having worn reginal gowns, I begin to understand why Queen Elizabeth the first was not always in the best of moods. She was much troubled by relatives and in-laws, often Scottish. Many of whom she axed from life, and even more seriously from the social register.
Continuing my honest masquerade, I appear thus to address the entire British nation on Christmas day. I am, of course, in mufti. But departing from tradition, I will not speak mainly of myself, Britain, or the strangely misnamed commonwealth. Instead, I will speak of America. I do this because America is the land where I think, despite its faults, is where the best of you should be.“

 

Quentin Crisp (25 december 1908 – 21 november 1999)

Lees verder “Quentin Crisp, David Pefko, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Alfred Kerr”

Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Ute Erb, Christian Geissler, Alfred Kerr

De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2007 en ook mijn blog van 25 december 2008 en ook mijn blog van 25 december 2009. 

 

Uit: The Bell Diaries (January 1997)

 

„As all New Yorkers know The Native has folded. With it Christopher Street, Theatre Week, and Opera Monthly are also no more. I deeply regret their demise. I used to think it so encouraging that Mr. Steele had become a kinky Lord Beaverbrooke at such an early age. It is not of course from any fault of his that his empire has collapsed, but simply because now that kinkiness has become mainstream the unique appeal of such papers as The Native has become obsolete. The “shocking” things it said can now be read in The New York Times, The Wall Street Journal and other respectable daily papers.
Finding myself an orphan, so to speak, I have been instructed by a Mr. Bell to write my diary on Internet. Mr. Bell is employed by — or possibly owns — the brewery in Perth, Scotland, which has adopted the ruse of producing a whisky with my name and my photograph on the label, in an attempt to win the “gay” liquor market of the world. This new enlarged readership of my humble diary alters irrevocably the rather parochial (if it is possible to think of Manhattan as a parish) nature of my diary. What I asked myself could I possibly write that would amuse and inform the whole world?
To start in a small way, I have seen a play called Making Porn to which I was taken by a young man my agent calls “my millionaire”. It contains inevitably a lot of well-endowed young men simulating various sex acts, the sight of which I was prepared to greet with a puritanical yawn when a plot emerged. The hero, a man called “Blue Blake” (I think) has a girlfriend (Joanna Keylock) to whom he has represented the films in which he stars as “educational.” She is suspicious and demands to see one of them being made. The experience tells her that her lover and his outstanding equipment are the essential ingredients of the film.“

 

 

Quentin Crisp (25 december 1908 – 21 november 1999)

 

Lees verder “Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Ute Erb, Christian Geissler, Alfred Kerr”

Quentin Crisp, Tununa Mercado, Sabine Kuegler, Ute Erb, Christian Geissler, Alfred Kerr, Carlos Castaneda, Friedrich Wilhelm Weber, Dorothy Wordsworth, William Collins, Gerhard Holtz-Baumert

De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2007 en ook mijn blog van 25 december 2008.

 

Uit: The Art Of Celibacy

 

„Celibacy is a word most often used in connection with the priesthood. Mr. Webster, in his famous dictionary, gives its meaning as the state of being unmarried, but we have all become much more outspoken and nastier than we were in Mr. Webster’s day. We know that the state of being unmarried does not necessarily involve chastity — a more exalted state.
In a film entitled Priest, one prelate was having a shameless affair with his housekeeper and the other, newly arrived, made himself comfortable in the vicarage, took off his turned-around collar and made straight for the nearest notorious gay bar. The film was, of course, absurd. If one arrived in a small town to work for McDonald’s, one would not be as indiscreet as that — let alone if one had arrived to work for you-know-who.
Why is God so against all forms of self-gratification? There seems to be no reasonable answer, but we all accept that he is. I would think that if a man were physically satisfied, he could concentrate his attention on “higher” things, whereas if he were not, he would think about nothing but his continual battle with the flesh.
When Mr. Clinton appointed Dr. Joycelyn Elders to the post of surgeon general, she recognized that preoccupation with sex is a particularly onerous problem in the schools. The goodly doctor also said that it wouldn’t hurt for adolescents to be taught about masturbation in the classroom. Mr. Clinton was shocked. His surgeon general was sacked.
Upper school was certainly where it all started for me. I spent most of those four miserable years slaving over knowledge that would prove useless, and (like the other boys) indulging in the solitary pastime of masturbation. It was such a dark subject, so surrounded by shame and mystery. We were all terrified of the consequences. How much was too much? Would one go mad? Could other people tell if one indulged? And so on.
No one was there to allay these fears, to say that it was the least complicated, the cheapest form of self-gratification and that, as has already been noted, one doesn’t have to look one’s best. What more is there to say?
And if you do not enjoy having sex with yourself, why fly to the opposite extreme? Why get married? For human beings, marriage is such an unnatural state. If you want monogamy, it has been said, you should marry a swan.
When Miss Streisand stated that the people who need people are the luckiest people in the world, she was correct to use the plural and thereby avoid the common misconception that people who need only a single person are the luckiest people. If you allow anyone into your life who can claim the dreary role of “best friend” — almost as threatening as “wife” — he will weigh you down with guilt. When you meet him in the street he will say with feigned surprise, “Oh, you are still here. Naturally, I thought you were dead since you didn’t telephone me all last week.”

 

Crisp

Quentin Crisp (25 december 1908 – 21 november 1999)

 

De Argentijnse schrijfster Tununa Mercado werd geboren op 25 december 1939 in Córdoba, Argentinië. Haar eigenlijke naam is Nilda maar door haar familie werd zij al snel Tununa genoemd. Van 1958 tot 1964 studeerde zij aan de Universidad Nacional de Córdoba „Filosofía y Letras“. Doordat zij vroeg trouwde en kinderen kreeg maakte zij de studie niet af. Na de militaire putsch van 1966 ging zij met haar familie in ballingschap naar Besançon in Frankrijk. In 1970 keerde zij terug naar Argentinië, vestigde zich in Buenos Aires en werkte zij als journaliste voor La Opinión. In 1974 moest zij wegens anonieme dreigingen opnieuw halsoverkop het land verlaten en ging zij naar Mexico. Pas enkele jaren na het einde van de dictatuur keere zij in 1987 naar Argentinië terug. Haar boek Canon de alcoba, geschreven in ballingschap, verscheen in 1988.

 

Uit: In a State of Memory (Vertaald door Peter Kahn)

 

„The name Cindal, whose spelling escapes me, comes backto me time and again along with a man and the words ofthat man incessantly repeated in the waiting room of apsychiatric clinic. Tell him to do something for me, please! Tell him todo something for me! I have an ulcer! I have an ulcer! he cried, not alittle repetitively. While he begged and pleaded, I imagined afactory in some part of his body, at the pit of his stomach judgingfrom the way he was doubled over, clutching at his waist, insome part of his body where ulcers were bursting without remissionor pity. The patients, assembled in the waiting room forproblems that were quite minor compared to Cindal’s terminalsituation, were frozen, gripped by his shrieks and howls. The receptionist,to whom Cindal appealed to see the doctor, had noidea how to deal with the unusual case that had barged into theoffice with no prior phone call, no appointment, and no previousvisits, but that nonetheless did not seem a violent man.She disappeared toward the interior of the clinic and reappearedwith the message that the doctor could not attend to him, thathe was presently in a session, and that he would see the scheduledgroup in the waiting room next. The man then approachedand pleaded with us, in a voice trembling with suffering, togrant him a few minutes of our hour. But the hour was sacred,and although we were willing to surrender some terrain of ourmadness so that he could unburden himself of his own, the psychiatristwas adamant: he would not see him.

    One is so helpless in the hands of psychiatrists asto be incapableof even questioning their dictates; one comes to supposethat, in the presumed transferential submission, the doctor mayhave chosen an effective therapeutic tactic when deciding to set adesperate and unscheduled patient straight. He wanted to setCindal straight, to make him see that he could not simply manipulatehis own madness, nor other people’s time; so, finally,Cindal went away, though not without pleading once more to beadmitted to the hospital: Please, commit me! The psychiatrist, oncein his office, maintained a strict silence and would not respondto a single one of our questions; I understand that over timepsychiatrists have perfected this analytical, beyond-the-gravesilence insofar as anyone desperate for immediate answers isconcerned. Cindal hanged himself that very night.“

 

tununa

Tununa Mercado (Córdoba, 25 december 1939)

 

De Duitse schrijfster Sabine Kuegler werd geboren op 25 december 1972 in Patan in Nepal. Toen zij vijf jaar was kwam zij met haar ouders terecht in de jungle van West Papua. Haar ouders waren Duitse taalwetenschappers en missionarissen. In West Papua bracht zij samen met haar familie haar kinder- en jeugdjaren, ver verwijderd van de beschaving. Pas toen zij zeventien was keerde zij naar Europa terug. Het verlangen naar de jungle liet haar echter nooit meer los. In 2005 publiceerde zij haar eerste boek Dschungelkind dat meteen een bestseller werd.

 

Uit: Dschungelkind

 

„Ich möchte eine Geschichte erzählen, die Geschichte eines Mädchens, das in einem anderen Zeitalter aufwuchseine Geschichte von Liebe, Hass, Vergebung, Brutalität, und von der Schönheit des Lebens. Es ist eine wahre Geschichte  es ist meine Geschichte.
Es muss Anfang Oktober gewesen sein. Ich bin 17 Jahre alt, trage eine dunkle Hose, die mir zu groß ist, einen gestreiften Pullover und Halbschuhe, die überall drücken und mir das Gefühl geben, meine Füße werden zerquetscht. Sie tun weh, weil ich bis zu diesem Zeitpunkt in meinem Leben ganz selten Schuhe getragen habe. Meine Jacke sieht aus wie aus dem vorigen Jahrhundert (und das ist sie wahrscheinlich auch). Dunkelblau mit einer Kapuze, die mir, als ich sie aufsetze, über die Augen fällt. Es sind Kleider, die ich geschenkt bekommen habe.
Mir ist eiskalt, ich zittere, meine Hände und Ohren kann ich kaum noch spüren. Ich trage weder ein Unterhemd noch Handschuhe, Schal oder eine Mütze. Ich habe mich nicht mehr daran erinnert, wie man sich im Winter anzieht. Ich kenne den Winter kaum.
Ich stehe auf dem Hauptbahnhof in Hamburg. Eisiger Wind pfeift über den Bahnsteig. Es ist kurz nach neun oder zehn, ich weiß es nicht mehr genau. Man hatte mich am Bahnhof abgesetzt und mir erklärt, wie ich den richtigen Zug finde  alles mit vielen Zahlen verbunden. Nach einiger Zeit bin ich tatsächlich auf dem richtigen Bahnsteig angekommen; es ist die Nummer 14.
Ich trage eine Tasche bei mir, die ich ganz fest an mich drücke, und einen Koffer, der das Wenige enthält, das ich mitn
ehmen konnte. In meiner Hand der Fahrschein, auf den ich zum hundertsten Mal schaue, um mir noch einmal die Nummer meines Waggons einzuprägen.“

 

kuegler

Sabine Kuegler (Patan, 25 december 1972)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Ute Erb werd geboren op 25 december 1940 in Scherbach nu Rheinbach in de Voreifel. IN 1957 verliet zij de DDR illegaal en zonder medweten van haar ouders en trok zij naar Keulen. In haar autobiografische roman Die Kette an deinem Hals, die in 1960 verscheen, beschreef zij haar beweegredenen. Via de avondschool behaalde zij haar gymnasiumdiploma. In 1976 en 1979 verschenen twee dichtbundels van haar. Later werd zij ook uitgeefster.

 

Lob der Pünktlichkeit / im Stile Brechts

 

Vorbemerkung:

Pünktlichkeit ist die Höflichkeit der Könige.

Deutsches Sprichwort.

 

Freilich zu loben ist der, der immer da ist,

auf die Sekunde dort, wo er gebraucht wird –

wozu denn, von wem auch -, egal,

welche Sekunde die Welt gerade zählt

(die Geschichte betrachtet als Zeiger der Uhr).

 

Doch lobt mir, Genossen, auch den, der

zur Arbeit zu spät kommt: und doch kommt!

Er gerade ist der, der gebraucht wird als er –

und das weiß er, überwindet die Schmach,

zuletzt gekommen zu sein, im Interesse

der andern, der Arbeit, in seinem.

 

Fragt nach dem Grund der Verspätung!

Kümmert euch ernsthaft um den,

der noch kommt. Lernt aus den Gründen!

Bewundert den Mut, den der hat,

die Kraft, die er aufbringt.

(Hätt sich auch krank melden können,

Preisfrage: Wer von uns nennt sich gesund?)

Notfalls beherzigt die Einsicht: Wir drehn

das Geschichtsrad zu schnell, dort fehlt ein

Getriebe. Ist es das Rad der Geschichte?

 

Der Sumpf, aus dem wir uns retten,

ist giftiger, als wir geträumt.

Ist jedoch Unberührtheit schon Tugend,

Berührtwordensein – ist”s das Ende?

Sind die Sekundenzähler

denn die Geschichte persönlich?

Sind sie – weil pünktlich – schon Vorbild?

Worin denn?

Vielleicht haben sie (wie der König)

nur zuwenig zu tun.

Pünktlichkeit und Disziplin,

das sind so verschiedene Dinge

wie das Benehmen bei Hof

und einfache menschliche Güte.

Welch schwacher Stolz, nie zu fehlen!

Welch verwegner hingegen,

immer wieder zu kommen. Trotzdem!

Trotz des lahmarschigen Ticktacks.

Wenn”s drauf ankommt,

bleibt eben die Stempeluhr stehen.

 

erb

Ute Erb (Scherbach, 25 december 1940)
Rheinbach (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Christian Geissler werd geboren op 25 december 1928 in Hamburg. Na het gymnasium begon hij aan een studie theologie, in 1950 was hij leerling koopman en in 1951 landarbeider in Engeland. In 1953 bekeerde hij zich tot het katholicisme en ging hij filosofie en psychologie studeren in München. In 1956 brak hij zijn studies definitief af en werd hij zelfstandig schrijver. In zijn roman Kamalatta uit 1988 reflecteerde hij over de gewapende strijd van de RAF. In 1989 nam hij uit solidariteit met de gevangenen van de RAF deel aan hongerstakingen. Christian Geisslers Werk omvat gedichten, romans, politieke artikelen, hoorspelen en televisiespelen en weerspiegelt de ontwikkeling van een geengageerde linkse katholiek uit de jaren zestig tot een communist en antiimperialist die ook qua taal in de jaren zeventig een eigen weg had ingeslagen.

 

Uit: Wildwechsel mit Gleisanschluß


“Sie drehen, sagt Viet, den Strick bis er ihnen zerknallt als ihr Schrei. Eingefangen gegen den Menschen sind auch die Jäger verloren. Die den Transport bewachen, sind auf Transport. Und nun brennen und bersten die Wälder und Gänseställe und Zeitungshochhäuser und Fußballplätze und Fräsautomaten und Dreschmaschinen und Atomreaktoren und Lokomotiven. Und birst die Puppe im Bett der Enkelin. Und brennt der Rote Stern auf den Gräbern der Partisanen. Das Bersten das Brennen das Heulen der Hunger der Haß. Millionen, noch immer nicht tot, noch immer nicht kleingesprengt einzelhaft Schrott, wandern durch Feuerfluten nach einer der weißen Inseln des Friedens, aus eben welchen die Ursachen sind für all diese Raserei, und der Skin wird jagen den nackten Kurden, der Kurde wird jagen den Neger, der Neger die Negerin. Die wird nichts halten. Da werfen die weißen Zentralen Krankheiten in ihr Haar, auf ihre Haut, in die Leber der Kinder, und rasch wird gehaucht werden die Verätzung hernach der leichernen Flächen, die Löschung gesprüht aus den Mehrkopfdesinfektionsraketen aus Mannheim posthuman zivilitär wälderweit steppenweit städteweit Dorf um Dorf dampfend das Mehl aus den Augen der Macht der Verrückten. Ja vorwärts ja vorwärts! Zustimmung aus den Seniorenstiften und Supermärkten und Flugzeugwerften und Gärtnereien Schankwirtschaften und Urologien und Panzerkasernen und Pastoraten und Quizredaktionen und Küchen und Küchen und Küchen, das lassen wir uns nicht nehmen. Es ist ein Drängen, um die Leere zu zerstören. Es ist ein Drängen um die Leere. Es ist die Leere.”

 

christian-geissler

Christian Geissler (25 december 1928 – 26 augustus 2008)

 

De Duitse schrijver, journalist en theatercriticus Alfred Kerr werd op 25 december 1867 in Breslau geboren. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2008.

 

Uit: Der Dichter und die Meerschweinchen

 

Bitte des Dichters Clemens Teck Bin ich krank? Ich glaube nicht. Höchstens bin ich vom Krieg etwas zermürbt. Zermürbt … Nicht, daß ich ihn mitgemacht hätte – sondern eben weil ich ihn nicht mitgemacht habe. Wahrscheinlich ist es das. Mein Zustand ist nicht der eines Kranken; er ist nur unregelmäßig. Ich komme gegen meinen Willen dazu, mich zu beobachten … und merke dann Einiges, das ich früher nicht gemerkt habe. (Vielleicht, weil ich früher keinen Grund fühlte, mich zu beobachten.) Unregelmäßig … Doch bei alledem bin ich in einer entschiedenen Tätigkeitsstimmung … die mich fast überstark erfüllt. Etwas treibt mich zu seltsam kühnen, neuartigen Unternehmungen. Es rattert in mir. Ich bin zum Platzen voll von diesem Unbestimmten. Alles in allem: ich werde meinen Zustand mir selber darlegen. (Wozu ist man Schriftsteller?) Darlegen ist vielleicht: erkennen … Doch ist Erkenntnis denn auch Heilung? Aber tut mir Heilung not? Wovon sprech’ ich denn? Wovon?
— — —
Ich, der Schriftsteller Clemens Teck, suche mir in diesen Blättern klar zu werden über Einiges, das ich tat – oder tun wollte. Ich müßte lieber sagen: über Einiges, das mit mir geschah. Jedenfalls über etwas, das rätselhaft geblieben ist. Ich suche mich nicht zu entschuldigen. Ich will vielmehr aufdecken, was vorliegt. Auch was gegen mich vorliegt. Falls ein merkwürdiger Seelenzustand (im Krieg) nicht jene Vergebung in sich schließt, wofür der Priester das Wort “absolvo te” mit drolliger Sicherheit zu äußern pflegt. Krieg hin, Krieg her. Ich beging Entweihungen gegen eine Tote; vielleicht Rohheiten gegen Lebende. Sonst nichts. Alles war schrecklich zugleich und spannend. Oft sogar ganz lustig. Und es stand im Dienst einer mir immerhin teuren Sache: der dichterischen. Ich kann trotzdem zu mir nicht sagen: “Absolvo te.”
— — —
Die Erzählung beginnt endlich Ich bin der deutsche Schriftsteller Clemens Teck. Lelia, meine Frau (eigentlich heißt sie Gertrud) trat ins Zimmer; sie sah strahlend-frisch und jung aus, – obschon wir bald große Kinder haben. Ja, sie war jung geblieben, fast selber ein Kind; stupsnasig, von zierlicher Gestalt, handlich. Doch der Glanz ihrer wachen Augen war nicht das Ergebnis einer freudigen Stimmung. Sie schien eher besorgt. Wertvolle Frauen nehmen die Dinge wohl schwerer als wir. “Es ist nur ein halbes Leben in diesem Krieg”, sprach sie, – “dazu in einem Land, in dem man nicht geboren ist. Und wenn ich auch Englisch wie eine Engländerin spreche, dazu so Vieles an dem Land liebe: es bleibt ein Maß von Stumpfheit – wenn man doch gewissermaßen am Rande lebt …”

 

kerr

Alfred Kerr (25 december 1867 – 12 oktober 1948)

 

 

De Amerikaans-Peruviaanse schrijver Carlos Castaneda werd geboren op 25 december 1925 in São Paulo, Brazilië (volgens hem zelf) of op 25 december 1919 in Cajamarca, Peru (volgens zijn immigratiepapieren). Zie ook mijn blog van 25 december 2006. en ook mijn blog van 25 december 2007 en ook mijn blog van 25 december 2008.

 

Uit: A Separate Reality

 

„You think about yourself too much and that gives you a strange fatigue that makes you shut off the world around you and cling to your arguments.

A light and amenable disposition is needed in order to withstand the impact and the strangeness of the knowledge I am teaching you. Feeling important makes one heavy, clumsy, and vain. To be a man of knowledge one needs to be light and fluid.

One has to reduce to a minimum all that is unnecessary in one’s life.

Once you decide something put all your petty fears away. Your decision should vanquish them. I will tell you time and time again, the most effective way to live is as a warrior. Worry and think before you make any decision, but once you make it, be on your way free from worries or tho
ughts; there will be a million other decisions still awaiting you. That’s the warrior’s way.

A warrior thinks of his death when things become unclear. The idea of death is the only thing that tempers our spirit.

To be a warrior you have to be crystal clear.

My acts are sincere but they are only the acts of an actor because everything I do is controlled folly. Everything I do in regard to myself and my fellow men is folly, because nothing matters.

Certain things in your life matter to you because they’re important; your acts are certainly important to you, but for me, not a single thing is important any longer, neither my acts nor the acts of any of my fellow men. I go on living though, because I have my will. Because I have tempered my will throughout my life until it’s neat and wholesome and now it doesn’t matter to me that nothing matters. My will controls the folly of my life.

Once a man learns to see he finds himself alone in the world with nothing but folly. Your acts, as well as the acts of your fellow men in general, appear to be important to you because you have learned to think they are important.“

 

Castaneda

Carlos Castaneda (25 december 1925 – 27 april 1998)
Op de cover van het Amerikaanse blad Time, 5 maart 1973

 

De Duitse schrijver Friedrich Wilhelm Weber werd geboren op 25 december 1813 in Althausen. Zie ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2008.

 

Christbaum


Der Winter ist ein karger Mann,
er hat von Schnee ein Röcklein an;
zwei Schuh von Eis
sind nicht zu heiß;
von rauhem Reif eine Mütze
macht auch nur wenig Hitze.

Er klagt: “Verarmt ist Feld und Flur!”
Den grünen Christbaum hat er nur;
den trägt er aus
in jedes Haus,
in Hütten und Königshallen:
den schönsten Strauß von allen!

 

weber

Friedrich Wilhelm Weber (25 december 1813 – 5 april 1894)

 

De Engelse dichteres en dagboekschrijfster Dorothy Mae Ann Wordsworth werde geboren in Cockermouth, Cumberland, 25 december 1771.

 

Uit: Journals of Dorothy Wordsworth

 

„The monastery of Melrose was founded by a colony from Rievaux Abbey in Yorkshire, which building it happens to resemble in the colour of the stone, and I think partly in the style of architecture, but is much smaller, that is, has been much smaller, for there is not at Rievaux any one single part of the ruin so large as the remains of the church at Melrose, though at Rievaux a far more extensive ruin remains. It is also much grander, and the situation at present much more beautiful, that ruin not having suffered like Melrose Abbey from the encroachments of a town. The architecture at Melrose is, I believe, superior in the exactness and taste of some of the minute ornamental parts; indeed, it is impossible to conceive anything more delicate than the workmanship, especially in the imitations of flowers. We descended to Dryburgh after having gone a considerable way upon high ground. A heavy rain when we reached the village, and there was no public-house. A well-dressed, well-spoken woman courteously—shall I say charitably ?—-invited us into her cottage, and permitted us to make breakfast; she showed us into a neat parlour, furnished with prints, a mahogany table, and other things which I was surprised to see, for her husband was only a day-labourer, but she had been Lady Buchan’s waiting-maid, which accounted for these luxuries and for a noticeable urbanity in her manners. All the cottages in this neighbourhood, if I am not mistaken, were covered with red tiles, and had chimneys. After breakfast we set out in the rain to the ruins of Dryburgh Abbey, which are near Lord Buchan’s house, and, like Bothwell Castle, appropriated to the pleasure of the owner.“

 

DorothyWord

Dorothy Wordsworth (25 december 1771 – 25 januari 1855)

 

De Engelse dichter William Collins werd geboren in Chichester op 25 december 1721. Samen met dichters als Thomas Gray en James Thomson gaf hij een aanzet tot het ontstaan van de Romantiek in de Engelse literatuur aan het begin van de 19e eeuw. Collins werd opgeleid aan het Winchester College, waar hij bevriend raakte met Joseph Warton, en aan de Universiteit van Oxford. Al op jeugdige leeftijd begon hij met het schrijven van verzen, al is daar niets van bewaard gebleven. Op 17-jarige leeftijd schreef hij Persian Eclogues, waarmee hij bekendheid verwierf. Het werd echter pas in 1742 uitgegeven.  In 1739 stuurde hij gedichten in naar het Gentleman’s Magazine, die de aandacht trokken van de schrijver en literatuurcriticus Samuel Johnson, die later een biografie over Collins zou schrijven. In 1744 verhuisde Collins naar Londen om daar zijn schrijverschap voort te zetten. Zijn hoofdwerk, Odes on Several Descriptive and Allegorical Subjects , verscheen in 1747.  Collins was een melancholiek man, fysiek en mentaal niet goed tegen het leven opgewassen. Hij viel regelmatig ten prooi aan wanhoop, enerzijds door financiële tegenslagen, anderzijds door het feit dat zijn gedichten niet altijd goed werden ontvangen. Pas na zijn dood werd hij erkend als een van de grootste lyrische dichters van de eeuw. Zijn oeuvre was klein, maar veelbelovend.

 

Ode To Evening

 

If aught of oaten stop, or pastoral song,

May hope, chaste Eve, to soothe thy modest ear,

Like thy own solemn springs,

Thy springs and dying gales;

 

O nymph reserved, while now the bright-hair’d sun

Sits in yon western tent, whose cloudy skirts,

With brede ethereal wove,

O’erhang his wavy bed:

 

Now air is hush’d save where the weak-eyed bat

With short shrill shriek flits by on leathern wing,

Or where the beetle winds

His small but sullen horn,

 

As oft he rises, ‘midst the twilight path

Against the pilgrim borne in heedless hum:

Now teach me, maid composed,

To breathe some soften’d strain,

 

Whose numbers, stealing through thy darkening vale,

May not unseemly with its stillness suit,

As, musing slow, I hail

Thy genial loved return!

 

For when thy folding-star arising shows

His paly circlet, at his warning lamp

The fragrant hours, and elves

Who slept in buds the day,

 

And many a nymph who wreathes her brows with sedge,

And sheds the freshening dew, and, lovelier still,

The pensive pleasures sweet,

Prepare thy shadowy car:

 

Then lead, calm votaress, where some sheety lake

Cheers the lone heath, or some time-hallow’d pile,

Or upland fallows grey

Reflects its last cool gleam.

 

Or if chill blustering winds, or driving rain,

Prevent my willing feet, be mine the hut

That from the mountain’s side

Views wilds and swelling floods,

 

And hamlets brown, and dim-discovere’d spires,

And hears their simple bell, and marks o’er all

Thy dewy fingers draw

The gradual dusky veil.

 

While Spring shall pour his show’rs, as oft he wont,

And bathe thy breathing tresses, meekest Eve!

While Summer loves to sport

Beneath thy lingering light;

 

While sallow Autumn fills thy lap with leaves,

Or Winter, yelling through the troublous air,

Affrights thy shrinking train,

And rudely rends thy robes:

 

So long, regardful of thy quiet rule,

Shall Fancy, Friendship, Science, rose-lipp’d Health

Thy gentlest influence own,

And hymn thy favourite name!

WilliamCollinsPoet

William Collins (25 december 1721  –  12 juni 1759)

 

De (Oost) Duitse schrijver Gerhard Holtz-Baumert werd geboren op 25 december 1927 in Berlijn. Hij werkte als hoofdredacteur van tijdschriften voor de jeugd en schreef ook theoretische werken over jeugdliteratuur. Van 1961 was hij zelfstandig schrijver. Zijn boeken over de 17-jarige jongen Alfons Zitterbacke behoorden tot de bekendste jeugdboeken uit de DDR.

 

Uit: Alfons Zitterbacke

 

„Guten Tag!
Ich heiße Alfons Zitterbacke und bin so alt wie ihr. Und nun werdet ihr fragen, wie ich dazu gekommen bin, ein Buch zu schreiben; dabei sind meine Aufsätze gar nicht so gut. Aber das kam so: Eines Tages ging ich zum Kinderbuchverlag. Ich hatte die Robinson-Zeitung gelesen und wollte am Preisausschreiben teilnehmen. Damit meine Einsendung nicht verloren geht bei der Post, ging ich selber hin. Unten im Kinderbuchverlag saß ein Mann.
Guten Tag”, sagte ich, “ich möchte zu Robinson, etwas abgeben.”
Der Mann sah in einer Liste nach. “Arbeitet bei uns nicht.”
Natürlich”, sagte ich ärgerlich. “Robinson ist hier im Kinderbuchverlag.”
Aber der Mann wollte mich nicht durchlassen. Ich wurde rot. Immer wenn ich ärgerlich werde, werde ich rot.
Ich wusste gar nicht, was ich sagen sollte. Zum Glück kam gerade eine schöne junge Dame vorbei.
Kollegin”, sagte der Mann unten, “dieser Junge will unbedingt zu Robinson. Arbeitet der Kollege vielleicht in der Buchhaltung? ”
Doch die Kollegin lachte nur und nahm mich gleich mit.
Klar gibt’s Robinson”, sagte sie und blinzelte mir zu, “sitzt im dritten Stock; ich bring dich hin.”
Ich freute mich und sagte, ganz wie mir Mama immer gesagt hat, ich soll mich bei fremden Leuten vorstellen:
Ich heiße Alfons Zitterbacke.”

Holz-Baumert

Gerhard Holtz-Baumert (25 december 1927 – 17 oktober 1996)