Remco Campert, Claudia Gabler

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog

 

Brieven

Die moet ik nog schrijven, en die
dat ik gezond ben
dat ik gisteren dronken was in een grieks café
daarna in een turks café, in een noors

dat ik me instel op ene hoge
zeer hoge gasrekening

en andere dingen aan anderen –
grasduinen in een steeds onverklaarbaarder wereld

dat iemand zei:
gij hollanders, ge zijt allemaal hetzelfde
terwijl ik toch had betaald
en een franse bril op had
en een duitse gedichtenbundel op zak
en thuis op mijn tafel
Anne Sexton’s onovertrefbare gedicht
‘wanting to die’

en luister hoe ik de stoppen vernieuwde
en het licht opeens weer brandde
en zij op de bank lag te slapen
onder de blauwe deken

Aan deze en gene moet ik schrijven
dat ik het niet doe
dat ik weiger
dat ik ga procederen
dat de dagen hier in de regen verslijten

en de wereld nooit groter is dan een stad
dan ik in die stad
mijn voeten op die stenen
en wat ik zie als ik knipper met mijn ogen
en ik moet vragen hoe het gaat
of het huis al gebouwd is
het stuk goed vertaald
of de kinderen voorspoedig groeien
en de vrouwen niet al te ongelukkig zijn

 

1975

Rare jaren, deze jaren,
niets komisch veel mislukt
rollende stenen zonder mos.

Kreupel zoekt de poëzie het huis weer op
de warme lamp
het kleine leed van pappie-mammie roepen
verdriet om de voorbije verjaardag
wéér troost de natuur
wéér komt op de proppen die ellendige God
vermomd nu als VU-student
of Nijmeegse nitwit.

Maar ook wij
toen we een gooi naar het grootse deden
hadden niemand iets te bieden
dat een schuilplaats gaf
voedsel in een maag
een schaar om prikkeldraad door te knippen
nauwelijks een doek voor het bloeden
of schoonheid die een gedicht verbrandt.

Verwilderd in besneeuwde vlaktes
woestijnen in muren gevangen
de kampen kelders en kooien
waar de ene mens de andere onmens wordt.

Al die dromen al die jaren
steeds weer dat kind op ’t platgebrande station
het hoge gillen in de kazerne
waar je stem, die mooie vaas
werd stukgetrapt.

En buiten de hekken
de koude cameraman
altijd bezorgd om z’n materiaal.

Schrijven, die lullige luxe
waar ademen al een weelde is
en eten, je bordje leeg.

De beste talenten aan de drank
aan de roem, aan de ijdelheid
aan de spuit
of in ’t gesticht
met een positie in een commissie
of uit het raam gesprongen
of geschrokken hokkend bij moeder de vrouw
of zich verliezend in analyses:
napalm van woorden
over het vel van de taal.

Ach
sla ons om de oren
dat we wakker worden
dat niet onze ontroering
in klein geblaat verloren gaat
dat we weer ons bed opnemen
en zwerven met de bedeljongen
.

 

Remco Campert (28 juli 1929 – 4 juli 2022)

 

De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

Het was precies de opstelling van de banken

Het was precies de opstelling van de banken die ik altijd had gewenst. Maar de vrouw naast hem was een beetje te bleek en haar lippenstift te perfect. Ik vermoedde dat er hier geen raam was. Niet om open te maken en niet om je erdoor op straat te werpen. De man in de hoek vulde slechts een klein deel van de kamer. Op het eerste gezicht kon hij alleen maar dirigent zijn, of gewoon een muzikant, of een eenvoudige werkman. Ondanks de taken die hem te wachten stonden, oogde hij gelukkig. Zijn knieën waren de mooiste knieën die ooit het daglicht hadden gezien. Met deze knieën kon hij eigenlijk niets anders worden dan acteur. Maar hij had immers al een baan.

De man had een glas cola op de vloerbedekking gemorst. Maar misschien was het ook alleen maar de omtrek van zijn lichaam dat als een schaduw ooit diagonaal door de kamer was gaan liggen. Soms oogde hij ook als een medewerker die de hotelgasten aan het lachen moest maken. Daartoe had hij al het haar afgeschoren dat op zijn perfect getrimde lichaam woekerde. Hij zag er nu uit als iemand die zwemt voor de kost. Ik bedoel dus: die om professionele redenen snel zwemt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2020 en eveneens mijn blog van 28 juli 2019 en ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

Remco Campert, Claudia Gabler

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Sonnet

ik had je bloemen willen zenden
een soort bloemen dat je zou doen begrijpen
hoe ik wandel
onder welke luchten ik wandel
over welke bodem ik wandel

ik had je bloemen willen zenden
een soort van winterbloemen
met de bruine kleuren van de laatste roos
en de geur van nachten lopen
in gevaarlijk terrein
door verwaarloosde heggen omgrensd
waarachter men narcissen kon vermoeden
van de maanden die achter ons liggen
narcissen van een geur die ik waarschijnlijk te liefelijk schat

dat soort bloemen had ik je willen zenden
niet per post en onverpakt
neen ze zouden je worden gebracht
door een zwarte jongen met een Grieks profiel
die Duits studeert aan de universiteit
die zichzelf een choreografie heeft geschreven
op muziek van Mozart

dat soort bloemen
door zo’n soort jongen

maar ik vernam
dat je op reis bent
en wel niet meer terug zult keren

 

Elke dag nog
Remco Campert aan Cees Nooteboom

Elke dag nog
praat ze met zijn grafsteen
op het kleine kerkhof aan de overkant
uitzicht over het dal
met het dunne riviertje
glinsterend als een spinnedraad
in het Noord-Franse licht

sinds hij dood is
doet ze minder aan de tuin
eens haar trots

kreeg er nog een prijs voor
de sénateur kwam er nog voor over
uit het verre Parijs
waar hij een appartement had
en een vriendin
het was vlak voor de verkiezingen
die hij won

de koeien zijn verkocht
de tractor staat te roesten in het hoge gras
het erf is netjes aan kant
en er is nog hout voor één winter

 

Licht

We wilden licht meer licht
we kapten de boom die in zijn eigen reiken
ons verlangen in de weg stond
de boom kreunde kermde kraakte
zijn laatste vezel scheurde
en met een razend suizen van zijn blaadjes
sleurde hij zijn leven neer
de wind die hem bespeelde
week geschrokken uit

eindelijk hadden we licht in de kamer
in dat licht keken we elkaar aan
en zagen klaar
ons onherstelbare gezicht

 

Remco Campert (28 juli 1929 – 4 juli 2022)

 

De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

 

Het was het typische open-your-mouth-a-little-bit-ding
(alleen niet te ver, je weet wel). Als mensen
lachen, als ze zich identificeren. Dus als ze zich
infecteren. Met het verlangen om weer eens als aap de weg op
te gaan. De voeten een keer naar buiten te draaien, zoals het
comfortabel was. Dus het plaatje hoe je een keer door
de eindeloze velden van het leven zou moeten slenteren,
een kleine krater op de grond die men met een
slim sprongetje achter zich liet (easy access!).

Met een teint die nooit in rood overging.
Die de huid strakker maakte als ademloze folies aan het been.
En hoe elegant ze hun tenen optilden bij de volgende stap.
Hoe elegant ze de gel in hun haar smeerden, dat zich
pluizig over geselecteerde delen van hun lichaam had gelegd.

(Eigenlijk wilde ik de aandacht vestigen op een vleesschandaal,
maar ik kleedde me daarbij per ongeluk uit. Zeker, echt bont was taboe,
maar we hadden niets tegen het draaien van de heup.)

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2020 en eveneens mijn blog van 28 juli 2019 en ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Hoe Remco Campert honderdtachtig werd

midden in een zonnige zondagmiddag
haalde ik remco op van huis:
we moesten op de foto
en zouden in de loop van de dag
worden vereeuwigd
er dreigde een tournee, samen met jan mulder
het land diende opnieuw veroverd,
voor de zoveelste keer-
de dichter droeg geen jas

remco stapte in
en trok de deur dicht-
nu zat-ie in de auto
en extra voorzichtig laveerde ik
remco’s straat uit:
de dichter mocht niets overkomen
en moest aan het einde van de dag heelhuids
worden thuisgebracht

de studio bevond zich in een steeg,
hartje jordaan,
waar het verboden was te parkeren
op de gracht kon dat wel:
ik stopte ver van de grachtrand af
remco stapte uit
zonder te water te raken
en ging op de hoek staan wachten
tot ik mijn wagen had weggezet-
dat duurde even;
zo goed achteruit insteken kan ik niet

hoewel de zon scheen
was het tamelijk guur
om niet te zeggen: bitter koud als je,
zoals remco, op straat te wachten stond
zonder veel beschutting
toch deerde de kilte remco niet

zoals de dichter stond te wachten
had-ie wat weg van een standbeeld;
een beeld dat ademde
en waarin het bloed kroop waar het gaan
en niet gaan kon-
ook had remco iets van een oude eik:
onomzaagbaar
ja, remco was nu een man van alle tijden

toen zag ik, op gindse brug,
een gestalte staan-
het was de dood die zijn ronde deed
hij keek naar remco
of eigenlijk: naar remco’s rug
(remco keek naar mijn auto
en zag hém niet)
moest ik ingrijpen of niet?
ik lustte hem rauw, de dood

maar die moeite bleef me bespaard
want de dood keek weliswaar even onze kant op
(zou hij het wagen
één vinger uit te steken?)
maar liep toen door
en verdween achter de huizenrij
in een doorgaande straat-
voortaan lag de weg voor remco open

het was een wijs besluit, doorlopen
een heel wijs besluit-

want van remco blijf je af

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Hoe onbehagelijk het is Mr Eliot te ontmoeten

Een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij ziet er uit als een blikken dominee.
Zijn gezicht heeft iets stuurs,
zijn mond iets zoet-zuurs,
zijn minzame antwoorden, negen keer van de tien,
beperken zich tot: Misschien, of Indien,
of Dat staat te bezien.
Nee,
een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij heeft een gekortstaarte hond,
een jas met bont,
een stok met een knop
en een bolhoed op.
Kort en goed,
Mr Eliot valt niet mee als men hem ontmoet.
(Ook als hij zijn mond niet opendoet.)

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Remco Campert, Claudia Gabler

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog. Remco Campert overleed op 4 juli jongstleden op 92-jarige leeftijd.

 

Kerken

Overal
Staan nog kerken, steeds weer
Opgebouwd. Men kan er altijd wel
Eén of twee vrouwen in vinden,
Biddend voor neven, voor eigen heil,
Voor dat van de wereld zodoende.

Het is stil in de kerken, stiller
Dan in een windstille natuur.
Kouder ook, kouder dan
Op een bevroren meer. Stil en koud
Zijn de kerken; men zegt, sereen.
Op vastgestelde uren kunt u er zingen.

Kerken staan in steden en dorpen,
Verspreid door het land, zoals
Benzine-stations: een man in
Overall poetst de ruiten, vult
De tank, ontvangt zijn geld, gaat
Naar binnen, leest zijn krant.

 

Lamento

Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar

hier nu langs het lange diepe water
waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd

dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend in het water rimpelend

dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar dat wuivende oeverriet altijd maar

langs het lange diepe water dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid

dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag

langs het lange diepe water dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar

dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht

dat altijd maar je kreet hangend
altijd maar je vogelkreet hangend
in de middag in de zomer in de lucht

dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit

hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water

hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer

 

Zelfs morgen…

Zelfs morgen leef ik nog
zodat je niet hoeft te vertwijfelen;
leef ik nog in mijn haar en nagels
die ook groeien zonder hart.

Zelfs morgen leef ik nog
in bevingerde boeken en oude sokken,
die je nu bent vergeten, onder in de kast,
in mijn voetstappen van heden.

Zelfs morgen leef ik nog
glimlachend op de tong van een vriend;
sierlijk geschreven op mijn geboortebewijs,
dat je krijgen kunt in Den Haag.

Zelfs morgen leef ik nog,
precies zoals vandaag,
door voorwerpen en mensen bewezen
en aan en voor mijzelf een vraag.

 

Remco Campert (28 juli 1929 – 4 juli 2022)

 

De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

 

weer eens een stadsplattegrond zonder momenten van realiteit.
ik trok cirkels rond het station waarvan onze

ongelijktijdige timing terugkaatste als ons zwaaien.
het image werd later bevroren, ook

de uniforme korsten van de dumplings op
de stoffen bekleding van de stoelen. er waren dagen lang slechts

ontdooide wraps en gesloten kroegen. hitte bestendig
hielden we onze truien aan om het beeld

van de kennismaking in stand te houden, lieten we
de stoelen boven tot de volgende preventief

georganiseerde discussie. alles oogde in deze slecht
verlichte bussen en steden

als een afspraak onder vrienden, die heel toevallig
dezelfde interesses hadden.

lichamelijk contact was een heel goede consequentie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2020 en eveneens mijn blog van 28 juli 2019 en ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

In Memoriam Remco Campert

In Memoriam Remco Campert

De De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert is in zijn woonplaats Amsterdam op 92-jarige leeftijd overleden. Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Vrienden

Vandaag is het nu avond
gegeten met liefste vrienden
even ontheven aan poëtische plicht
op lachen gericht van elkaar weten
dat het diepste van de liefde de vriendschap is

ik schrijf een end van me weg
maar hoop dichterbij te komen
bij mijn vrienden en u
altijd op weg
waar eindigt ons pad?

 

Open ogen

Soms die gezichten van Syrische vluchtelingen
waarvoor Orban van Hongarije
zijn grens gesloten houdt
hij laat zelfs op ze schieten
ik geloof mijn ogen niet
hoewel ik ze wijdopen sper
’s nachts nog voor ik droom
trekken ze voorbij
en kijken mij vragend aan

 

Dood

Ik denk aan de dood mijn dood
ik denk derhalve aan niets
de dood is het niets
aan niets kun je niet denken
aan sterven kun je denken
maar te pijnlijk te ontwricht
de dood is het uiteindelijke
allesomvattende gedicht

 

Remco Campert (28 juli 1929 – 4 juli 2022)

Remco Campert, Claudia Gabler

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

Uit: Tjeempie of liesje in luiletterland

“Jofel stasjon wel, dat haagse stasjon, dacht Cees Bakels. einde-ouwerwets weet je wel, maar dat maakte het juist zo tof. Hij vroeg zich af of al die mafketels en zakkewassers, die de trein in wilden stappen of er juist uit wilden stappen of zomaar wat op het perron stonden te lummelen, al of niet voorzien van koffers en kinderen, kortom het klootjesvolk, of die dat nou ook zagen net als hij: hadden ze wel eerst allemaal wat wiet moeten roken. Stel je voor, het hele perron hai, al die hagenezen met een stikkie in durlui hand verborgen, en maar vanderpaf gemaakt. Cees giegulde hardop en verscheidene duffe vogels keken bevreemd naar hem. Zagen hem natuurlijk aan voor een staatsgevaarluk individu, weet je wel-alleen langharige lanterfanters giegullen hardop in treinen, hebben niets beters te doen, opsluiten in werkkampen moest je ze, dan zou het lachen ze wel vergaan. Jesus, hij was stoont als de pest. Echte kongostuf was het geweest en het mooie was dat niemand iets aan hem kon zien, zelfs zijn eigen moeder niet, stel dat ze in de trein had gezeten. Ja, had ze natuurluk wel in de trein moeten zitten. Of niet, want ze had toch niks gezien. Inturrezzant probleempjun eigunluk: zat z’n moeder niet in de trein, zag ze niks, zat ze er wel, zag ze ook niks. Toch was ze niet blind. Jesus, wat wassie stoont! Die trein stond hier nou al uren of leek dat maar zo? Kon ook de wietkik wel wezen- sekonden leken eeuwigheden en eeuwigheden vlogen als een schaduw heen of hoe was het ook alweer. Zo’n trein was aan tijd gebonden, maar hij die erin zat niet. Rara-hoe kan dat? Zo was maar weer eens bewezen dat met wiet alles mogeluk was, ra-ra-zó kan dat. Vooral met wiet in rotterdam gekocht. Jofele stad. rotterdam, zeker als je wat gerookt had. een hele kliene sien met al dat glas en steen, net of je in een ander land was. Ja hoor, ze reden weer. Geweldig zoals ze dat stasjon uitschoven, als een aal uit de modder, weet je wel. Kijk nou toggus, al die maffe lage huizen. wat een dorp. Maar het dorpsleven had z’n aantrekkelijke kanten, zoals elke avond je pijpjun smoren aan de voordeur. En de gesprekken met de andere dorpsbewoners: Goejenavond buurman, schiet het gewas al flink op? Zeker buurman, ik verwacht dat de hennepoogst dit jaar niet gering zal wezen. De planten staan er knap bij. Dat doet deugd om te vernemen buurman, ons volk zal dus aan pot geen gebrek lijden als de lange winteravonden daar zijn. Zeker niet buurman, met spekulaas, ganzebord en hasj zal het waarachtig wel gaan. Wij vervullen met vreugde onze prachtige taak. Voor koningin en vaderland, weet je wel. In Leiden stopte de trein weer en de meeste mensen stapten uit. Als het nou zo leeg bleef kon hij straks op z’n gemak nog een stikkie roken en met volle teugen van de landschappelijke sien genieten. De knolle- en de bollevelden en de wentelende wieken en wat dies meer zij. Maar het geluk van een lege koepee was hem, Cees, natuurlijk niet beschoren, hoewel het een zeer toffe tsjik was die er tegenover hem kwam zitten, dat moest gezegd, een biezonder toffe tsjik zelfs, van het soort dat niet elke dag tegenover je in de trein kwam zitten. Maar dat wist hij niet zeker, want hij zat zelden of nooit in de trein, alleen zo nou en dan erris als in amsterdam de wiet op was. Waarom ging zo’n tsjik nou net tegenover hem zitten? “

 

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

 

OVER HORST JANSSEN / Tegen vervloekte chaos heilige orde

Tegen vervloekte chaos heilige orde
geile gezondheid – alles werkt anders.
Werkt eigenlijk helemaal niet –

––––
met zoveel Dante / met zoveel tante –
(dat begrijpt nu weer niemand)
maar niet iedereen heeft ouders

–––
Die iemand van de drank afhouden.
Van de ziekte kunst, waarvan men op jonge leeftijd
mogelijk nog genezen had kunnen worden.

–––
Maar wanneer de elite zich solo
voor de spiegel staat op te blazen,
verwacht alleen de custos
–––
veiligheid van het marcheren

en een blauwe weergave
van veronderstelde koninkrijken des hemels.

–––
De neef verdrinkt echter zijn verraderlijke intelligentie
en zijn willekeurige talent
in 300 blikjes goedkoop bier.

–––

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2020 en eveneens mijn blog van 28 juli 2019 en ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

Remco Campert, Claudia Gabler

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

Verzet begint niet met grote woorden

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in zijn kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die een sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets wat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen.

 

Ja rozen

Dit zijn rozen voor je
en alle poëzie.
Dit is mijn mooiste pose:
die van liefde’s acrobaat,
zwevend schijnbaar moeiteloos,
maar met krampende tenen
boven een bed
van rozen en doornen.

Ik zal je nu beschrijven:
kijk, ik teken rozen op je huid
en jij doornen op de mijne.

Goed,
ik ben een acrobaat.
Is er een mooiere pose?

Pose van gevaar,
balancerend tussen begeerte en verweer:
ik stijg, ik val en onderwijl:

ik teken rozen
rozen
rozen

en dit zijn rozen.

 

Naar buiten

Naar buiten met die woorden!
Alsof ze vertaald zijn, misschien
niet zo best maar wie weet dat,
zó moeten ze klinken….

De straat op met je waar!
Wind staat om de monden en oren!
veel gaat verloren, flarden
zijn verstaanbaar, afzonderlijk-

heden nu treden naar voren
Olie op het asfalt, hier
stond een auto, smeulende peuk
op het trottoir daar

gaat een man

 

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

 

Onze eigen tuinen hadden ons afgewezen

Onze eigen tuinen hadden ons afgewezen,
zelfs de bloemen, tot op dit moment onze vrienden, waren er nu vandoor gegaan.
Derhalve kozen wij voor andere steden,
alleen hun geluidskwaliteiten waren daarvoor doorslaggevend.

De nieuwe baden stilden snel onze dorst naar douchewater,
maar de groene grens beschermde niet tegen insecten.
Ook niet tegen wilde dieren.
De buren waren echte gevoelsterroristen.

Wij zelf klaagden over berengeluiden
en werden en passant zelf onze ergste vijanden.
Ons voortijdige gezoem lag nu over de nieuwe tuinen als een provinciale symfonie.
Weer was het echter het water dat redding bood.

Thermale bronnen en de daarin gevierde, in zekere zin tsaristische levenslust
verhinderde vuurwapengebruik. We waren ineens heel vrolijk.
Ook al waren we omsloten door bontwaren en wisten we duidelijk:
Hier blaft een Siberische hond.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2019 en ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

Chaim Nahman Bialik, Remco Campert, Herman Stevens, Stephan Sanders, Claudia Gabler, Sarah Schulman, Dolce far niente

Dolce far niente

 

A Quiet Summer Day door Richard Powell, 2010


On A Summer’s Day

When high noon on a summer’s day
makes the sky a fiery furnace
and the heart seeks a quiet corner for dreams,
then come to me, my weary friend.

A shady carob grows in my garden –
green, remote from the city’s crowds –
whose foliage whispers secrets of God.
Good my brother, let’s take refuge.

Pleasure and tenderness let us share
in the sweet hidden prime of noon,
and the mystery golden rays reveal
when sunlight pierces the rich shade.

When the black cold of a winter’s night
bruises you with its icy pinch
and frost sticks knives in your shivering flesh,
then come to me, blessed of God.

My dwelling is modest, lacking splendour,
but warm and bright and open to strangers.
A fire’s in the grate, on the table a candle –
my lost brother, stay and get warm.

When we hear a cry in the howling storm
we will think of the destitute starving outside.
We will weep for them – honest pitiful tears.
Good friend, my brother, let us embrace.

But when autumn approaches with rain and cloud
and the roof leaks and there’s moth in the heart
and the desolate world sinks, sullen, in mire,
then merciful brother, leave me alone.

I would be alone in the barren time
when the heart withers in slow decay.
Unseen. Unknown. No stranger understands.
Let me grieve alone in my silent pain.

Chaim Nahman Bialik (9 januari 1873 – 4 juli 1934)
Kerk St. Michael in Zhytomyr, de geboorteplaats van Chaim Nahman Bialik


90 Jaar Remco Campert

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Remco Campert  viert vandaag zijn 90e verjaardag. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

Uit: Het leven is vurrukkulluk

`Ik weet het niet,’ zei een meisje tegen een wildvreemde man. ‘Maar al die feesten. Dit is nu al het zesde deze zomer — ik word er zo moe van. Weet je hoe het komt dat er zoveel feesten zijn dit jaar?’ `Nee.’ `Omdat niemand met vakantie is gegaan. Het raakt uit de mode om met vakantie te gaan. Iedereen is overal al geweest. Het komt nu in de mode om thuis te blijven. Maar ja, al die feesten. Je rust er niet echt van uit. Begrijp je wat ik bedoel?’

Dat kun je niet maken bij die chick, jongen.’ ‘O nee?’ `Nee jongen, dat kan ik misschien maken, maar dat kun jij niet maken.’ `0 nee?’ `Nee, jongen, die chick is toevallig een hele jofele chick. En daarom kan een square als jij dat niet maken.’ ‘O nee?’

……………..

Ernst-Jan zat in de voorkamer te slapen. Etta pakte een vol glas cola van tafel en gooide het in zijn gezicht. `Heb ik een minnaar? Heb ik een minnaar?!’ Ernst-Jan stond moeizaam op en gaf haar een harde zet. Ze viel op de grond. Ze bleef even liggen, werd toen door een van de gasten overeind geholpen, terwijl een ander Ernst-Jan in bedwang hield. Die mensen houden van elkaar, dat zie je zo.’ Etta begon te huilen. Ze rukte zich los, pakte de tafel bij de poten en wierp hem om. Daarna pakte ze een grote vaas, die in een hoek op de vloer stond, en gooide die tegen de muur in scherven.

`Als jij kunst zo’n onzin vindt, dan vraag ik me af waarom je in godsnaam schildert.’ ‘Ik schilder niet in godsnaam.’ `Kunst is het mooiste dat er is, als je dat maar weet, en als jij kunst zo’n onzin vindt, dan kun je beter ophouden met schilderen.’ `Kunst is onzin.’

`Mees! Die meid van Zoon. Ze slaat de hele rotzooi kort en klein. Je moet er iets aan doen. Ze is gevaarlijk!’ ‘Ze heeft toch een man. Laat die er iets aan doen.’ Die is zo dronken dat hij geen stap kan doen. Hij staat er gewoon bij te kijken. Hij merkt het niet eens, geloof ik.’ `Laat mij maar,’ zei Boelie. ‘Ik ga er wel naar toe.’

`Je zou kunnen zeggen dat de stichting de belangen behartigt.’ Welke belangen?’ ‘De belangen van de stichting.’

`Kom maar,’ zei Boelie tegen Etta en hij nam haar mee de kamer uit. Ernst-Jan zakte in zijn stoel terug en viel weer in slaap. Iemand haalde een bezem uit de keuken om de scherven bij elkaar te vegen. ‘Ik kan niet zo goed lopen,’ zei Etta. `Jawel, het gaat best,’ zei Boelie. ‘Twee trappen maar, dan zijn we er. Ik help je wel.’

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

De Nederlandse schrijver, literair criticus en columnist Herman Stevens werd geboren in Rotterdam op 28 juli 1955. Zie ook alle tags voor Herman Stevens op dit blog.

Uit: Vestdijk in de jungle

“In mijn studietijd las ik alle romans van Vestdijk, die in die tijd voor het opscheppen lagen bij De Slegte. Elke zomer gaf ik mezelf een vakantiebaantje door voor duizend gulden een lang essay te schrijven voor tijdschriften als De Revisor of Maatstaf, vier keer over romans van Vestdijk. Een uitgever schreef of ik er een boek van wilde maken, maar toen was ik al aan mijn eerste roman begonnen. Wat ik toen aan Vestdijk aflas, was dat een schrijver soms een minder boek schreef om daarna een beter boek te schrijven. Zo werkt dat.
Vestdijks Remington
Maar wat vooral indruk op mij had gemaakt lag al veel eerder, in mijn middelbare schooltijd. Een leraar Nederlands had laten zien hoe Vestdijks manuscripten eruitzagen, met eindeloze aanvullingen en verbeteringen die in ballonnetjes aan de tekst ontsnapten. Ik zag een foto van de schrijver achter zijn tank van een Remington. Hij had er een legerhelm bij kunnen opzetten. Vestdijk was een commando in de jungle. Toen ik van school af was en op een etage in een afbraakbuurt ging wonen, kocht ik bij een legerdumpzaak ook zo’n tank.
Het is nu al twintig, vijfentwintig jaar bon ton om te zeggen dat niemand nog Vestdijk leest. Pieter Steinz begon daarmee, in een tijd dat er zo’n vijf à tien Vestdijkromans waren die door scholieren en volwassen werden gelezen. We zouden dat nu fake news noemen. Ina Damman, De koperen tuin, De kellner en de levenden, Ierse nachten, Pastorale 1943, zijn allemaal nu ook nog volop verkrijgbaar. Bijna vijftig jaar na de dood van de auteur in kwestie, in het land van Zand Erover, is dat een fenomenale prestatie. Als dat ‘niet meer gelezen’ is zou elke schrijver daar voor passen.
Nobelprijs
Duivelskunstenaar. Kluizenaar van Doorn. Dat waren de mythen waarachter Vestdijk zich graag verschool. Schrijvers lieten zich toen nog niet voor elk nieuw boek interviewen. Dat was ook onbegonnen werk geweest, want Vestdijk publiceerde elk jaar (gemiddeld) twee à drie boeken. Hij was niet alleen onze Nobelprijs-kandidaat, maar ook de ultieme broodschrijver, en ik bedoel dat in positieve zin.”

Herman Stevens (Rotterdam, 28 juli 1955)
Simon Vestdijk achter zijn Remington


De Nederlandse schrijver, columnist, presentator en essayist Stephan Sanders werd geboren in Haarlem op 28 juli 1961. Zie ook alle tags voor Stephan Sanders op dit blog.

Uit: Iets meer dan een seizoen

“Het was Anil opgevallen dat ik ‘open en bewogen’ over etnische verhoudingen schreef, hij was een trouw lezer van mijn artikelen en die konden zijn goedkeuring wegdragen.
Tot tweemaal toe legde ik die brandbrieven op een stapel, want ik houd er niet van zo alarmerend toegesproken te worden, en bovendien kleefde mij ook toen al de zonde van de gemakzucht aan – de hoofdzonde der acedia. Die ontmoeting zou nooit hebben plaatsgevonden, als Anil mij niet op de redactie van De Groene had gebeld: eerst overviel hij mij met een onbetamelijke hoeveelheid lof, daarna trok hij de kaart van het gerichte schuldgevoel – ‘zijn beide zendingen niet aangekomen, ik kan me dat haast niet voorstellen’ –, zodat ik al snel begon te stotteren en subiet een afspraak maakte.
Ik kende het auteursportretje van achter op het boek. Een jonge, Surinaamse man. Geen neger – veel beter was ik toen niet ingevoerd in de Surinaamse verhoudingen. Ik zou hem dus gemakkelijk kunnen herkennen in dat café aan de Keizersgracht, toen hip en postmodern – daar deden gekleurde Nederlanders nog niet zo aan. Ik sprak er vaker af. Hem had ik precieze coördinaten moeten geven. (Notitie in het achterhoofd: ‘Man die Walem niet kent.’)
Hij was kleiner dan ik, dat gebeurt me niet vaak, en vanaf het moment dat we elkaar begroetten kreeg ik een waterval over me heen.
Hij riep bijvoorbeeld meteen: ‘Maar jij bent ook bruin’, en dat was niet minder dan een hartenkreet, een constatering die alles verklaarde, maar die mij enkel deed blozen.
Er stonden toen nog geen foto’s van redacteuren in dag- of weekbladen. Je was wat je schreef, en niet zoals je eruitzag. Ik wist mij geen houding te geven, Anil wist mij wel een houding te geven, een bruine houding moest het zijn, en nadat hij wat navraag had gedaan naar mijn afkomst (‘geadopteerd, bio moeder blank, bio vader donker, waarschijnlijk Jamaicaans, maar is niet zeker’) werd ik ogenblikkelijk zijn Caribische broeder, en was er nog maar één vraag over die beantwoord moest worden: hoe kon het gebeuren dat wij elkaar zo lang niet hadden gezien? Welke wrede god had ons al die tijd uit elkaar gehouden?”

Stephan Sanders (Haarlem, 28 juli 1961)


De Duitse dichteres Claudia Gabler werd op 28 juli 1970 geboren in Lörrach. Zie ook alle tags voor Claudia Gabler op dit blog.

Liebst du die mikroskopischen Dosen von Sprühwasser

Liebst du die mikroskopischen Dosen von Sprühwasser, 
die aus den Blüten der Städte ziehen,
die domestizieren
und uns von bukolischen Landschaften berichten,
die sie auf ihren Mobbingtouren gestreift haben werden,
die sich ausbreiten
in unseren Wannen voll Glück?
–––
Wir aber sind schon lang in die Gärten gezogen,
wo früher Mönche grasten, 
artgerecht und hungrig in ihrem Gesang.
Wir einst gewesenen Metro–Polneure.
Wenn wir Menschenkinder jetzt Schuhe anziehen,
finden wir manchmal Blasen darin. 
–––
Lieben sagst du,
sei die falsche Vokabel.

 

Die heimischen Gärten hatten uns abgewiesen

Die heimischen Gärten hatten uns abgewiesen,
auch die Blumen als unsere bisherigen Freunde waren jetzt abgetaucht.
Also entschieden wir uns für andere Städte,
maßgeblich waren dafür allein ihre Soundqualitäten.
–––
Die neuen Pools löschten kurzfristig unseren Duschwasserdurst,
doch vor Insekten schützte die grüne Grenze nicht.
Auch nicht vor wilderen Tieren.
Die Nachbarn waren echte Gefühlsterroristen.
–––
Wir selbst klagten über Bärengeräusche
und wurden ganz nebenbei zu unseren ärgsten Feinden.
Unser frühzeitiges Summen lag jetzt über den neuen Gärten wie eine Provinzsymphonie.
Doch wieder einmal war es das Wasser, das Rettung bot.
–––
Thermalquellen und die in ihnen zelebrierte, irgendwie zarische Lebenslust
verhinderten Schußwaffengebrauch. Ganz plötzlich waren wir heiter.
Wenn uns auch Pelzwaren umzäumten und wir deutlich wußten:
Hier bellt ein sibirischer Hund.

Claudia Gabler (Lörrach, 28 juli 1970)
Lörrach, Alter Marktplatz


De Amerikaanse schrijfster, historica en activiste Sarah Miriam Schulman werd geboren op 28 juli 1958 in New York City. Zie ook alle tags voor Sarah Schulman op dit blog.

Uit: The Gentrification of the Mind: Witness to a Lost Imagination

“Truth is replaced by falsity, the false claim that the dominant cultural writer does not have profound structural advantages, replaces the truth that being out in one’s work, sexually honest, and truthful about the lived homosexual experience, guarantees that one’s work will never be seen for its actual merit. The Gentrified Mind becomes unable to see lived experience because it is being bombarded by false stories replacing truth. Even we- the practitioners cannot understand the truthful positioning of our literature. In short, that to be acceptable, that literature cannot be sexually authentic. And, that even though this is a requirement for approval, we look at the highly conditional and restricted approval as a sign of success instead of the failure that it actually is.
In my own experience, the equation of queer literature with pornography is undeniable. Yes, this includes the banning of condom ads on television. Of course, in gay time, “recent” quickly disappears because so many participants are dead, and others have been silenced. It’s hard to have collective memory when so many who were “there” are not “here” to say what happened. Once the recent past is remembered, then the Amazon “glitch” becomes all too consistent. So, here is just one example exhumed from memory.
In 1994, a coalition of Feminists and right-wing politicians in Canada passed a Tariff Code called “Butler” that was designed to restrict pornographic production. Instead, it was applied in such a way that it allowed officials at Canada Customs to systematically detain and destroy gay and lesbian materials at the border. A gay bookstore in Vancouver, Little Sisters, had so much of its product seized at the border, that it could no longer operate. As a result, Little Sisters decided to sue the Canadian government.
My friend, John Preston, had just died of AIDS. He was the author of some iconic leather and S/M novels, many with literary bent. His novel Mister Benson had been serialized in Drummer Magazine, and created a subcultural phenomenon. Men would wear t-shirts asking Mister Benson? Or asserting Mister Benson!. While he had a less explicit series called Franny, The Queen of Provincetown, John was perhaps best known for his book I Once Had A Master. Since he was newly dead, I was asked by the Little Sisters legal team to come to Vancouver and testify on John’s behalf. And because I was very clear in my opposition to state repression of gay materials, I had no problem agreeing.”

Sarah Schulman (New York, 28 juli 1958)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn blog van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.

Als je niet oplet (Remco Campert)

 

Bij 5 mei

 

 
Het Bevrijdingsmonument Irene in Den Haag

 

Als je niet oplet

Deze muziek mag je niet spelen
dat boek zou ik maar niet lezen
die foto zou ik maar verscheuren

met hem kun je beter niet gezien worden
daar krijg je misschien last mee
ik zou mijn mond maar houden

wat je straks alleen nog mag
is in een donker hol verborgen

verlangen naar het licht van de vrijheid

die je verspeeld hebt
omdat je even de andere kant uitkeek
toen je buren werden weggehaald

 

 
Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Hanna Bervoets, Piet Paaltjens, Ab Visser, Ischa Meijer, Jean-Luc Lagarce, Frederick Philip Grove, Frank Harris, Julia de Burgos, Frederick Douglass, Cees Buddingh’

De Nederlandse schrijfster journaliste en columniste Hanna Marleen Bervoets werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1984. Zie ook alle tags voor Hanna Bervoets op dit blog.

Uit: Ivanov

“Geheimen willen we altijd kwijt. Ja, uiteindelijk vertelt iedereen elkaar altijd alles. Ik heb me vaak afgevraagd waarom. Waarschijnlijk is het omdat juist dat wat anderen niet van ons weten, ons maakt tot wie we zijn; onze uitzonderlijkheid bewijst. Zo dragen we onze geheimen mee als een zak glimmende edelstenen. Het is een onopvallende zak, die we bewaren op een onopvallende plek. Tot er per ongeluk iemand over struikelt, de zak opent, nog net iets ziet blinken voor we zijn hand wegduwen – nee, dit mag jij niet weten. Maar wanneer de fonkeling eenmaal ontsnapt is, wordt de verleiding groot; willen we pochen met wat we bij ons dragen en zullen we de zak alsnog opentrekken: kijk dan, hier zijn ze, mijn edelstenen, edelstenen die alleen ík heb, die maken dat ik ben geworden wie ik nu ben. Het snelst trekken we de zak open voor de mensen om wie we geven, want nog meer dan de ander willen zien, betekent liefde dat je jezelf aan de ander wilt laten zien, is het niet?
En toch.
De eerste keer dat ik Jonas over Helena vertelde, was ook meteen de laatste keer.
We kenden elkaar nog maar een paar weken. Het was een warme, droge zomer. Jonas zou met vrienden naar Italië gaan maar had die vakantie één dag voor vertrek afgezegd. Omdat hij geen zin had, beweerde hij. Omdat hij mij had leren kennen, wist ik. Vanaf dat moment zagen we elkaar dagelijks. We spraken af in parken en op stadse terrassen, tot we de ogen van anderen niet meer nodig hadden om onze afspraakjes een zekere ongedwongenheid te verschaffen. Daarna zaten we vooral op mijn balkon. Wanneer de onderburen niet thuis waren dronken we bier en mojito’s tot laat in de avond, en vertelden we elkaar onze levensverhalen; telkens opnieuw, steeds andere details, alsof onze levens routes op een landkaart waren die we nauwkeurig moesten volgen met onze wijsvingers, omdat iedere afslag een nieuwe karaktertrek, een nieuw geheim zou kunnen prijsgeven.
Zijn jeugd in Brabant: vader kweker, moeder huisvrouw, één zus, twee broers, een warm gezin (‘maar ook beklemmend’), met neefjes de maïsvelden in om elkaar af te trekken, als tiener het dorp uit, Architectuur in Antwerpen (‘eigenlijk begon mijn leven daar pas’).”

 


Hanna Bervoets (Amsterdam, 14 februari 1984)

 

De Nederlandse dichter en predikant Piet Paaltjens werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Zie ook alle tags voor Piet Paaltjes op dit blog

 

Aan Hedwig

Wat nu een kerkhof in mij is, was, lang geleên,
Een vrolijk marktplein, waar een dartle zwerm dooreen
Krioelde van de dolste dromen, somtijds wel
Wat al te dol, en toch vermaaklijk en hun spel.

Het was me een leventje daarbinnen! Zien verging
Een mens en horen. Doch op eenmaal, daar verging
Een aaklig steunen ’t blij rumoer, en dan – een gil
Als van een zinkende equipage. En toen was ’t stil.

Ach, wat geen enkle van mijn dromen had verwacht:
Een zoete vrouwenhand had ze allen omgebracht.
Zoet, vals, arm handje! ’t Vonnis, dat u trof, was zwaar:
Gij hebt u moeten geven aan een weduwnaar.

Gij glimlacht, Hedwig, maar ik zeg u, glimlach niet!
Nog strenger oordeel zie ik voor u dagen in ’t verschiet.
De hand, die eens mijn dromen worgde, was wel wreed,
Maar wreder was nog, wat uw dartle hand misdeed.

Op de piano dansend dorst uw hand begaan,
Wat zelfs hyena’s slechts bij nacht bestaan:
Met onbarmhartig-smeltendteer klaviergeluid
Trok ze al mijn doode dromen weer hun graven uit.

Afschuwlijk! Wat reeds halfvergaan was in de schoot
Van mijn gemoed, dat woelde uw wreevle hand weer bloot
Het is daarbinnen niet meer uit te houden! ‘k Stik,
Als ik maar even afdaal in mijn eigen ik!

En toch, met wellust zou ‘k me domplen in mij zelf,
Kon ‘k u slechts met mij sleuren in dat grafgewelf.
Als ‘k u daar, Hedwig, in de stikstof smoren zag,
Hoe zou mijn ziel dan dreunen van mijn laatste lach!

 

 
Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894)
Borstbeeld in Leeuwarden

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Albert (Ab) Visser werd geboren in Groningen op 14 februari 1913. Zie ook alle tags voor Ab Visser op dit blog.

 

Nocturne

De avond heeft niets lieflijks in dit land;
het licht vergloeit als in ontstoken ogen,
de lucht weegt grauw en bitter als nat zand
op bomen, in de Noordenwind gebogen.

’t Cholerisch bruisen in de naakte kruinen
vervult nachtlang, naargeestig en alom
de schemering en in verkleurde tuinen
waart regen, ijzig, als een ziekte om.

En ik, geslachtenlang hiermee verbonden,
toch tot geen vereenzelviging in staat,
ga langzaam aan die somberheid te gronde
en aan een pijn, waarvoor geen naam bestaat.

 

Die Unvollendete

Hij denkt de wereld leeg en licht
En weet dat nu het lied zal komen.
Het zal hem in en overstromen …
Dan trekt zijn hart in wrangheid dicht.

`t Lied vlucht als wind weg door de bomen,
De natte nacht slaat zijn gezicht,
Hij dacht de wereld leeg en licht,
Maar weet zich vreemd aan al zijn dromen

En zoekt verklaring voor `t gericht,
Waarin hem `t liefste wordt ontnomen.
Dan buigt hij zijn beschreid gezicht
En wacht en weet dat God zal komen
En denkt het einde leeg en licht.

 

 
Ab Visser (14 februari 1913 – 9 mei 1982)
Hier met Jan Greshoff (rechts)

 

De Nederlandse journalist, schrijver, dichter, filmacteur en televisiepresentator Ischa Meijer werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1943. Zie ook alle tags voor Ischa Meijer op dit blog.

Uit: De interviewer en de schrijvers (Cees Buddingh’)

“Remco Campert dichtte:

sinds buddingh’
verwachten veel mensen
van poëzie een avondje lachen…

Cees Buddingh’ zegt: ‘De mensen lachen vaak om dingen waar helemaal niet om te lachen valt. Neem nou es die “kachel-cyclus” die ik geschreven heb: dertien manieren waarop je een doodgewone kachel kunt bekijken. Een van die manieren is:

hoeveel men ook van elkaar houdt, op den duur kan men niet zonder kachel.
Daar lachen de mensen dan om, terwijl het hier eigenlijk gaat om een van die essentiële bronnen van het menselijk tekort waar altijd zoveel over gezeurd wordt. Ze lachen uit misverstand, ze lachen om het misverstand. En ik wil niet aansprakelijk gesteld worden voor de misverstanden die ik zelf opwek, haha!’
Dichter, romancier, sportjournalist, televisiepresentator, vertaler, criticus, toneelschrijver, hoorspelbewerker, detectiveschrijver, citatenverzamelaar en aforistisch denker Cees Buddingh’ (52) dankt zijn succes en gemoedsrust aan een van understatement doortrokken schrijf- en levensstijl. Een korte, vriendelijke pijproker, immer gehuld in een bijna tweedehands tweedjasje, bezitter van een hoogst ongebruikelijk stemgeluid: hoog en lijzig tegelijkertijd.
‘Het eigen Buddingh’-geluid,’ zegt hij zelf, ‘zoals dat, vooral na ’56 ook in mijn poëzie doorklinkt, is gebaseerd op het principe van de gewone spreektaal waarin ernst en humor nuchter en laconiek op louter constaterende toon ten gehore wordt gebracht.’ Het maakte hem tot een van de populaìrste dichters in deze drassige dreven: van zijn laatste twee bundels werden in totaal al meer dan 12.000 exemplaren verkocht, een ongehoord resultaat ook voor de voordrachtskunstenaar Buddingh’ die voor het eerst eigenlijk ‘ontdekt’ werd op de grote poëzieavond (1966) in het Amsterdamse Carré.
Daar droeg hij zelf, stomverbaasd over de razend enthousiaste bijvalsbetuigingen uit de zaal, enige van zijn ‘toevallig genoteerde’ ontboezemingen voor die snel hoog genoteerd kwamen te staan op de letterkundige hitlijsten van de middelbareschooljeugd. Zoals het vers over de dekseltjes van het Marmite- en Heinz-sandwichspreadpotje die, na een proefondervindelijk onderzoekje, onderling verwisselbaar bleken.”

 


Ischa Meijer (14 februari 1943 – 14 februari 1995)

 

De Franse schrijver, komiek en regisseur Jean-Luc Lagarce werd geboren op 14 februari 1957 in Héricourt (Haute-Saône, in de buurt van Belfort). Zie ook alle tags voor Jean-Luc Lagarce op dit blog.

Uit: Juste la fin du monde

« Louis. – Et plus tard, vers la fin de la journée,
c’est exactement ainsi,
lorsque j’y réfléchis,
que j’avais imaginé les choses,
vers la fin de la journée
sans avoir rien dit de ce qui me tenait à cœur
– c’est juste une idée mais elle n’est pas jouable –
sans voir jamais osé faire tout ce mal,
je repris la route,
je demandai qu’on m’accompagne à la gare,
qu’on me laisse partir.
Je promets qu’il n’y aura plus tout ce temps
avant que je revienne,
je dis des mensonges,
je promets d’être là, à nouveau, très bientôt,
des phrases comme ça.
Les semaines, les mois peut-être,
qui suivent,
je téléphone, je donne des nouvelles,
j’écoute ce qu’on me raconte, je fais quelques efforts,
j’ai l’amour plein de bonne volonté,
mais c’était juste la dernière fois,
ce que je me dis sans le laisser voir.
Elle, elle me caresse une seule fois la joue,
doucement, comme pour m’expliquer qu’elle me
pardonne je ne sais quels crimes,
et ces crimes que je ne connais pas,
je les regrette,
j’en éprouve du remords.
Antoine est sur le pas de la porte,
il agite les clefs de sa voiture,
il dit plusieurs fois qu’il ne veut en aucun cas me
presser,
qu’il ne souhaite pas que je parte,
que jamais il ne me chasse,
mais qu’il est l’heure du départ,
et bien que tout cela soit vrai,
il semble vouloir me faire déguerpir, c’est l’image
qu’il donne,
c’est l’idée que j’emporte.
Il ne me retient pas,
et sans le lui dire, j’ose l’en accuser.
C’est de cela que je me venge.
(Un jour, je me suis accordé tous les droits.) »

 


Jean-Luc Lagarce (14 februari 1957 – 30 september 1995)

 

De Canadees-Duitse schrijver en vertaler Frederick Philip Grove werd geboren als Felix Paul Greve op 14 februari 1879 in Radomno, Westpruisen. Zie ook alle tags voor Frederick Philip Grove op dit blog.

Uit: Settlers of the Marsh

“On the road leading north from the little prairie town Minor two men were fighting their way through the gathering dusk.
Both were recent immigrants; one, Lars Nelson, a giant, of three years’ standing in the country; the other, Niels Lindstedt, slightly above medium size, but compactly built, of only three months’. Both were Swedes; and they had struck up a friendship which had led to a partnership for the winter that was coming. They had been working on a threshing gang between Minor and Balfour and were now on their way into the bush settlement to the north-east where scattered homesteads reached out into the wilderness.
It was the beginning of the month of November.
Niels carried his suitcase on his back; Nelson, his new friend’s bundle, which also held the few belongings of his own which he had along. He wore practically the same clothes winter and summer.
Above five miles from town they reached, on the north road, the point where the continuous settlement ran out into the wild, sandy land which, forming the margin of the Big Marsh, intervened between the territory of the towns and the next Russo-German settlement to the north, some twenty miles or so straight ahead.
At this point the road leapt the Muddy River and passed through its sheltering fringe of bush to strike out over a sheer waste of heath-like country covered with low, creeping brush. The wind which had been soughing through the tree tops had free sweep here; and an exceedingly fine dust of dry, powdery ice-crystals began to fly — you could hardly call it snow so far.
It did not occur to Niels to utter or even harbour apprehensions. His powerful companion knew the road; where he went, Niels could go.
They swung on, for the most part in silence.”

 


Frederick Philip Grove (14 februari 1879 – 19 augustus 1948)

 

De Iers-Engelse schrijver, publicist, uitgever en redacteur Frank Harris werd geboren op 14 februari 1856 in Galway, Ierland Zie ook alle tags voor Frank Harris op dit blog.

Uit: My Life and Loves

“The next morning I saw Ethel Dodge through the knothole. She was slim and shapely with wide breasts, pert nipples, flaring hips, and a thick mossing of dark hair on her mount. She was so attractive that I wanted her to come to my cabin as she came from the bath. The stewardess introduced me and Ethel seemed willing to be friends. Yes, she was pretty and well-made, but not as lovely, or as young as Winnie. She needed money, however, as she was going to be married. She confessed at once that she loved love and was not averse to earning moneyin whatever manneron her voyage. While we were talking, I heard the stewardess tap lightly on the door; whoever was passing must have heard us laugh. Ethel plainly told me she was at my service for she liked me greatly.
“No nonsense about you, that’s what I like,” she added.
When I met Winnie on deck half an hour later, she was very cold to me, so I merely bowed and smiled and passed on. A little later, while I was pacing the deck, she stopped me.
“I suppose you’re proud of your new conquest?” she huffed.
“No,” I replied, “I’ve made no conquest new or old.”
“Yet I heard you both laughing in your room as I passed,” she replied.
“Possibly,” I said, “but that proves nothing.”
“You probably took off her bathrobe and fondled her breasts andand” Winnie said passionately.
“I didn’t even want to,” I answered.
“I wish I could believe that,” she cried with intense feeling in voice and looks. As luck would have it, we had reached the forecastle and were clean out of sight and hearing of the rest of the passengers. I put my arm around her waist, drew her to me strongly and kissed her lips. While my mouth was on hers, her arms went around my neck and she murmured, “Then you do love me best?”

 

 
Frank Harris (14 februari 1856 – 27 augustus 1931)
Cover

 

De Puerto Ricaanse dichteres en schrijfster Julia de Burgos (eig. Julia Constanze Burgos García) werd geboren op 14 februari 1914 in Carolina. Zie ook alle tags voor Julia de Burgos op dit blog.

 

Poem to my Death

Confronting a longing
To die with my very self, abandoned and alone,
On the densest rock of a deserted island.
At that moment, a final yearning for carnations,
On the landscape, a tragic horizon of stone.

My eyes filled with graves of stars,
My passion spread out, exhausted and dispersed,
My fingers like children watching a cloud fade,
My reason mobbed with enormous sheets.

My pale affections returning to silence
–Even love, consumed brother on my path!–
My name untangling, yellow in the branches,
And my hands, twitching to give me to the grass.

To rise to the final, the whole minute,
And offer myself to the fields,
Then to bend the leaf of my ordinary flesh
And fall unsmiling, without witness to intertia.

Let nobody dishonor my death with sobs
Or wrap me forever in plain earth
For in a moment of freedom I may freely
Demand the one liberty of this planet.

With what mad joy will my bones begin
To seek airholes in my brown flesh
And I, giving myself, giving myself fiercely and boldly
To the elements: in solitude breaking my chains!

Who will detain me with useless dreams
When my soul begins to fulfill its task
Making of my sleep a rich douh
For the frail worm that knocks at my door?

Smaller and smaller my worn-out humility
At every instant greater and easier the surrender
Perhaps my chest will turn to begin a flower bud
Maybe my lips will feed lilies.

What shall I be called when all that remains
Is my memory of myself on the rock of the deserted island?
A carnation wedged between my shadow and the wind,
Death’s child and mine: My name will be poet.

 


Julia de Burgos (14 februari 1914 – 6 juli 1953)
Muurschildering in Carolina, Puerto Rico

 

De zwarte Amerikaans abolitionist, schrijver, redacteur, publicist, politicus en hervormer Frederick Douglass werd geboren nabij Easton in de staat Maryland op 14 februari 1818 als Frederick Augustus Washington Bailey, (Zijn precieze geboortedag is nooit opgeschreven, maar hij koos 14 februari om het te vieren.) Zie ook alle tags voor Frederick Douglas op dit blog.

Uit: Self-Made Men

“The subject announced for this evening’s entertainment is not new. Man in one form or another, has been a frequent and fruitful subject for the press, the pulpit and the platform. This subject has come up for consideration under a variety of attractive titles, such as “Great Men,” “Representative Men,” “Peculiar Men,” “Scientific Men,” “Literary Men,” “Successful Men,” “Men of Genius,” and “Men of the World;” but under whatever name or designation, the vital point of interest in the discussion has ever been the same, and that is, manhood itself, and this in its broadest and most comprehensive sense.
The tendency to the universal, in such discussion, is altogether natural and all controlling: for when we consider what man, as a whole, is; what he has been; what he aspires to be, and what, by a wise and vigorous cultivation of his faculties, he may yet become, we see that it leads irresistably to this broad view of him as a subject of thought and inquiry.
The saying of the poet that “The proper study of mankind is man,” and which has been the starting point of so many lectures, essays and speeches, holds its place, like all other great utterances, because it contains a great truth and a truth alike for every age and generation of men. It is always new and can never grow old. It is neither dimmed by time nor tarnished by repetition; for man, both in respect of himself and of his species, is now, and evermore will be, the center of unsatisfied human curiosity.
The pleasure we derive from any department of knowledge is largely due to the glimpse which it gives us of our own nature. We may travel far over land and sea, brave all climates, dare all dangers, endure all hardships, try all latitudes and longitudes; we may penetrate the earth, sound the ocean’s depths and seep the hollow sky with our glasses, in the pursuit of other knowledge; we may contemplate the glorious landscape gemmed by forest, lake and river and dotted with peaceful homes and quiet herds; we may whirl away to the great cities, all aglow with life and enterprise; we may mingle with the imposing assemblages of wealth and power; we may visit the halls where Art works her miracles in music, speech and color, and where Science unbars the gates to higher planes of civilization; but no matter how radiant the colors, how enchanting the melody, how gorgeous and splendid the pageant: man himself, with eyes turned inward upon his own wondrous attributes and powers surpasses them all.”

 

 
Frederick Douglass (14 februari 1818 – 20 februari 1895)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e februari ook mijn blog van 14 februari 2018 delen 3 en 4 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.