Wilfred Smit, Matthijs Kleyn, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, John Ciardi, Scott Oden

De Nederlandse dichter Wilfred Smit werd geboren in Soerabaja (Java, Nederlands Indië) op 24 juni 1933. Zie ook alle tags voor Wilfred Smit op dit blog.

 

Parabel

Zo zag ik een erwt weifelen
aan een stoeprand,
de erwtenbloesem onzeker zijn
naar welke wind
haar dolle rose hoofd te hangen –

en de bloesem nikte, er kwam een hand
in handschoen haar bedekken,
en de erwt viel, er kwam een schoen
om op haar te staan.

 

Stilleven

Twee harten op een schotel
met glimlichten van droefenis,
een aarden kruik waaruit
de geest staat te verwaaien,
wat klein rood fruit
dat deze noen gevallen is
maar nooit de grond bereikte –

en de tuinier was daarbij als fazant
verbeeld, het schot hoog aan de hals;
dit is om aan mijn vriendin te geven,
een aansporing tot stiller leven.

Wilfred Smit (24 juni 1933 -13 augustus 1972)

 

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Matthijs Leonard Kleyn werd geboren in Leiden op 24 juni 1979. Zie ook alle tags voor Matthijs Kleyn op dit blog.

Uit: Ik zie je

“Als ik het terras op loop, zit ze aan een lange tafel. Ik loop erheen en ga naast haar zitten. Ze negeert me. Een meisje dat tegenover haar aan tafel zit, kijkt me verbaasd aan.
‘En jij bent?’ vraagt ze.
‘Fender.’ Ik steek mijn hand uit.
‘O, grappige naam. Ik ben Frida,’ zegt ze tijdens het schudden.
‘Frida de kunstenares of Frida van ABBA?’
‘Frida van ABBA,’ antwoordt Frida.
‘Dat is volgens mijn vader ook een kunstenares. Kunnen we je ergens mee helpen?’
‘Nee, ik ga zo naar de film. Die film is nog niet begonnen, want die begint niet op een terras.’
Onder de tafel wordt mijn pink geaaid. Ik vermoed dat het haar pink is waarmee ze de mijne streelt, maar het zou ook haar wijsvinger kunnen zijn. Of haar duim. Haar handen zijn te klein om me voor te kunnen stellen hoe ze voelen. Ze kijkt me weer aan door de glazen van haar zonnebril.
‘Hoelang duurt het nog voor de film begint?’ vraagt ze zacht naast me.
‘Niet zo heel lang meer,’ zeg ik.
‘En waar gaat die over?’
‘Over een jongen en een meisje die iets bij elkaar vinden wat ze nooit eerder hebben gevonden.’
‘Klinkt cliché.’
‘Maar dat is het niet. Want aan deze twee mensen is niets cliché. Deze horen bij elkaar in al hun gektes.’
‘Loopt de film goed af?’
‘Dat weet ik niet, ik heb ’m nog niet gezien. Maar ik denk het wel. Want we houden allebei niet van films die niet goed aflopen, dus we zullen er alles aan doen.’
‘Sorry,’ zegt Frida, ‘maar kennen jullie elkaar?’
‘Ja,’ antwoordt ze terwijl ze haar zonnebril afdoet, ‘maar het lijkt alsof hij me niet wil leren kennen. Hij reageert niet eens als ik hem op een vol terras sms.’
De trilling die ik wilde negeren.
‘Hoe kom je aan mijn nummer?’ vraag ik.
‘Van die lelijke website van die op sterven na dood zijnde videotheek van je.’
‘Sta ik zo ook in je telefoon? Als de jongen van de op-sterven-nadoodvideotheek?’

Matthijs Kleyn (Leiden, 24 juni 1979)

 

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

Uit: Maria oder die Geschichte eines Verbrechens (El túnel, vertaald door Helga Castellanos)

“Es wird genügen, wenn ich erwähne, dass ich Juan Pablo Castel bin, der Maler, der María Iribarne umgebracht hat. Ich nehme an, dass der Prozess noch allen in Erinnerung ist und dass zu meiner Person keine näheren Erklärungen erforderlich sind.
Obwohl nicht einmal der Teufel weiß, woran sich die Leute erinnern, geschweige denn, warum. Es ist so, dass ich immer gedacht habe, es gäbe kein kollektives Erinnerungsvermögen, was vielleicht eine Art Verteidigung des Menschengeschlechts ist. Der Satz »Früher war alles besser« weist nicht darauf hin, dass früher weniger Schlechtes geschah, sondern dass – glücklicherweise – die Leute das Schlechte vergessen. Selbstverständlich hat ein solcher Satz keine Allgemeingültigkeit. Ich zum Beispiel zeichne mich dadurch aus, dass ich mich vorzugsweise an alles Schlechte erinnere, und so könnte ich fast sagen, dass »früher alles schlechter war«, wenn es nicht so wäre, dass mir die Gegenwart genauso entsetzlich vorkommt wie die Vergangenheit. Ich erinnere mich an so viel Unheil, an so viele zynische und grausame Gesichter, an so viele schlechte Taten, dass die Erinnerung daran für mich wie das zaghafte Licht ist, das ein dreckiges Museum der Scham beleuchtet. Wie oft habe ich mich Stunde um Stunde in eine dunkle Ecke meines Ateliers verkrochen, wenn ich eine Nachricht in der Spalte der Polizeiberichte gelesen hatte! Aber es ist ja so, dass dort nicht immer die schändlichsten Taten der Menschheit aufgeführt werden. Bis zu einem gewissen Punkt sind Verbrecher eher saubere, eher harmlose Menschen. Diese Behauptung stelle ich nicht auf, weil ich selbst einen Menschen getötet habe. Nein, es ist meine ehrliche und tiefe Überzeugung. Ein Individuum ist schädlich? Dann wird es eben beseitigt, und fertig. Das ist das, was ich eine gute Tat nenne. Denken Sie einmal, wie viel schlechter es für die Gesellschaft ist, wenn dieses Individuum sein Gift weiterhin verspritzt und wenn man, statt es zu beseitigen, seinem Treiben dadurch Einhalt gebieten will, indem man sich in die Anonymität flüchtet, in üble Nachrede und ähnliche Gemeinheiten. Was mich angeht, so muss ich bekennen, dass ich es heute bedauere, die Zeit meiner Freiheit nicht besser genutzt und sechs oder sieben Typen, die ich kenne, nicht beseitigt zu haben.“

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)
Affiche voor de film « The Tunnel” uit 1988

 

De Franse dichter, schrijver en vertaler Yves Bonnefoy werd in Tours geboren op 24 juni 1923. Zie ook alle tags voor Yves Bonnefoy op dit blog.

 

Phénix

L’oiseau se portera au-devant de nos tètes,
Une épaule de sang pour lui se dressera.
Il fermera joyeux ses ailes sur le faîte
De cet arbre ton corps que tu lui offriras.

Il chantera longtemps s’éloignant dans les branches,
L’ombre viendra lever les bornes de son cri.
Refusant toute mort inscrite sur les branches
Il osera franchir les crêtes de la nuit.

Cette pierre ouverte est-ce toi, ce logis dévasté,
Comment peut-on mourir ?
J’ai apporté de la lumière, j’ai cherché,
Partout régnait le sang.
Et je criais et je pleurais de tout mon corps.

 

Sur une pietà de tintoret

Jamais douleur
Ne lut plus élégante dans ces grilles
Noires, que dévora le soleil.
Et jamais Élégance ne lut cause plus spirituelle.
Un feu double, debout sur les grilles du soir.

Ici,
Un grand espoir fui peintre.
Oh, qui est plus réel
Du chagrin désirant ou de l’image peinte ?
Le désir déchira le voile de l’image.
L’image donna vie à l’exsangue désir.

 

Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)
De Pietà door Tintoretto uit 1559

 

De Amerikaanse dichter, vertaler en etymoloog John Anthony Ciardi werd geboren op 24 juni 1916 in Boston. Zie ook alle tags voor John Ciardi op dit blog.

 

Most Like An Arch This Marriage

Most like an arch—an entrance which upholds
and shores the stone-crush up the air like lace.
Mass made idea, and idea held in place.
A lock in time. Inside half-heaven unfolds.

Most like an arch—two weaknesses that lean
into a strength. Two fallings become firm.
Two joined abeyances become a term
naming the fact that teaches fact to mean.

Not quite that? Not much less. World as it is,
what’s strong and separate falters. All I do
at piling stone on stone apart from you
is roofless around nothing. Till we kiss

I am no more than upright and unset.
It is by falling in and in we make
the all-bearing point, for one another’s sake,
in faultless failing, raised by our own weight.

 

The Catalpa

The catalpa’s white week is ending there
in its corner of my yard. It has its arms full
of its own flowering now, but the least air
spills off a petal and a breeze lets fall
whole coronations. There is not much more
of what this is. Is every gladness quick?
That tree’s a nuisance, really. Long before
the summer’s out, its beans, long as a stick,
will start to shed. And every year one limb
cracks without falling off and hangs there dead
till I get up and risk my neck to trim
what it knows how to lose but not to shed.
I keep it only for this one white pass.
The end of June’s its garden; July, its Fall;
all else, the world remembering what it was
in the seven days of its visible miracle.

What should I keep if averages were all?

 

John Ciardi (24 juni 1916 – 30 maart 1986)
Cover biografie

 

De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Zie ook alle tags voor Scott Oden op dit blog.

Uit: A Gathering of Ravens

“No place where your Nailed God is welcome,” Grimnir said. “So watch your tongue, little fool.”
Étaín nodded, her eyes wide with fear.
Grimnir led them to the water’s edge, to where someone had drawn a slender punt up on shore. Étaín looked dubiously at the flat-bottomed boat. It seemed as old as the forest, its boards black and shiny with use and decay. A pole lay next to it.
“Get in,” Grimnir said.
“We shouldn’t be here,” Étaín replied, backing away from the water. “This place is… wrong. It’s evil. I can feel it.”
“Evil, eh? What do you know about evil? Get in the boat. We’re close, now.”
Étaín shook her head, her trembling hands clasped before her. Something inimical to her lived among these trees, something unnatural whose hatred and malevolence warped the bosom of the earth itself. That island…
“Get in the gods-be-damned boat, little fool!” roared Grimnir. The echo of his voice profaned the silence. Boughs rustled on a phantom wind; Étaín imagined she could hear spectral laughter, as though whatever dwelled here took great pleasure in her terror. She backpedaled. She was on the verge of fleeing from this cursed grove when Grimnir sprang.
Étaín screamed. She had the impression of lips skinning back from yellowed fangs and eyes blazing like coals an instant before his fist hammered into the side of her jaw and sent her sprawling into oblivion.”
Étaín woke by a fire — a great, roaring blaze that filled the glade with warmth and light. She lay with her back against a fallen log, her hands bound behind her. A dull ache radiated from her bruised jaw. Her ears rang, yet. She blinked, looked around, and tried to remember how she’d gotten here — wherever here was.
What she’d taken for a glade was actually a bight in the living palisade of trees that girt the small island, a grassy cove dominated by a stone-curbed fire pit. It was fully dark, now, but Étaín could still see the black lake beyond, its surface gleaming like a sheet of dark ice. It was snowing; fat flakes hissed and died in the crackling flames rising from the pit.”

 

Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Wilfred Smit, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, John Ciardi, Matthijs Kleyn

De Nederlandse dichter Wilfred Smit werd geboren in Soerabaja (Java, Nederlands Indië) op 24 juni 1933. Zie ook alle tags voor Wilfred Smit op dit blog.

 

Brief

Het grotestadskind schrijvend
aan haar grootvader, zegt niet:

men noemt mij mager,
een klein kreng waar straks
madelieven in een kring
omheen zullen staan -, maar:

’t is erger met mijn pop
sinds u daarbuiten woont.

ach, nu is zij moegeschreven
aan grootvader – de enveloppe
omsluit haar liefderijk,
een pop onder een lila deken.

 

Rococo

Gracielijk en licht sterven,
een kleine zucht in de paniers
en ’t is niet meer.

dien avond heeft men ons
gekleed te bed gelegd,
als in een rose medaillon
voor iedereen te kijk –

en o bepoederde horreur,
het clavecimbel speelt door.

 

 
Wilfred Smit (24 juni 1933 -13 augustus 1972)
Soerabaja, Rode Brug

Lees verder “Wilfred Smit, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, John Ciardi, Matthijs Kleyn”

Ernesto Sabato, Wilfred Smit, Yves Bonnefoy, Scott Oden, John Ciardi, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs, Josse Kok

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

Uit: Before the End (Vertaald door Marina Harss))

« Beneath his harshness, my father hid a more vulnerable side, a candid and generous heart. He had an amazing esthetic sense, and when the family moved to La Plata, he designed our house. Late in life, I became aware of his passion for plants, which he cared for with a tenderness that I had not seen before in his dealings with people. I have never known him to go back on his word, and with age, I was able to admire his fidelity to his friends. As in the case of Don Santiago, the town tailor who became ill with tuberculosis. When Doctor Helguera informed him that his only hope was to move to the mountains in Córdoba, my father accompanied him there in one of those tiny railway cabins in which contagion seemed guaranteed.

I always remember this attitude. It was an expression of his devotion for friendship, which I was only able to appreciate years after his death. Life can sometimes appear to be a long series of missed opportunities. One day, it was too late to tell him that we loved him despite everything and to thank him for his efforts to warn us of the inevitable misfortunes of life; these misfortunes teach us important lessons.

Not all my memories of my father are terrible; I remember with nostalgia some joys, like the evenings when I would sit on his knees and he would sing the songs from his home, or when, in the afternoon, after his card game at the Social Club, he would bring me a box of Mentolina, the mints that we all liked so much.

Unfortunately, he is gone now, and some fundamental things between us have remained unsaid. When love can no longer be expressed, and the old wounds are left untended, we discover the ultimate solitude: that of the lover without his beloved, the child without his parents, the father without his children.

Many years ago I went to that town, Paola de San Francesco, where my father fell in love with my mother. I caught a glimpse of his childhood in that eternally longed-for place, facing the Mediterranean, and my eyes clouded over.”

 

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)

Lees verder “Ernesto Sabato, Wilfred Smit, Yves Bonnefoy, Scott Oden, John Ciardi, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs, Josse Kok”

Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs, Josse Kok

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

Uit: Before the End (Vertaald door Marina Harss))

„My father was the absolute authority in my family; power diminished hierarchically from the eldest brother to the youngest. I still remember looking with fear upon his face, marked simultaneously by candor and hardness. His incontestable decisions were the basis of an ironclad system of commands and punishments that regulated all of us, including my mother. Reserved and stoic, she surely suffered from the effects of that energetic and severe character, but I never heard her complain, and she managed to raise eleven sons under these trying circumstances.

The education we received left deep, unhappy marks on my spirit. But this often harsh upbringing taught us to fulfill our duties, to be consistent, and to finish every task we had begun. And if we have accomplished something in life, it has been as a result of these attributes that we were so brutally forced to acquire.

My father’s severity, which could be terrible, formed my character, which tends toward sadness and melancholy. And it was the main cause of the rebellion of two of my brothers, who ran away from home: Humberto and Pepe, who was known in our town as “that crazy Sábato,” and who ended up running off with the circus, to the great shame of my bourgeois family. This decision greatly upset my mother, but she bore it with the stoicism she displayed throughout her long life; after a protracted illness, she died serenely in her bed in Matilde’s arms at the age of ninety.

My brother Pepe was passionate about the theatre, and he used to act in the town shows, which were known as “Thirty Friends United.” When on occasion they put on criollo4 farces at the Perla movie theater, he always played a part, no matter how small. In his room he had the complete collection of Bambalinas, edited in Buenos Aires, with colorful covers; in addition to these farces, the series included works by Ibsen, and on one memorable occasion, by Tolstoy. I had read the entire collection before turning twelve, and it marked my life deeply; I have always been passionate about the theater, and though I have written several plays, they have never seen the light of day.”

 

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)

Bewaren

Lees verder “Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs, Josse Kok”

Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs, Josse Kok

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

Uit: The Resistance (Vertaald door D. Ohmans)

“There are days when I arise with a demented hope, moments when I feel that the possibilities of a more human life are within reach of our hands. This is one of those days.
And then, I have set to writing almost groping in the dawn, with urgency, like one who might go into the street to ask for help against the threat of a fire, or like a ship that, at the point of disappearing, were to send a last and fervent signal towards a port it knows is near but deafened by the noise of the city and by the number of billboards that disturb the view.
I ask you that we pause to think of the greatness to which we can still aspire if we dare to value life in another way. I ask that courage of you which situates us on man’s true dimension. Everyone, at one time or another, yields. But there is something unfailing and it is the conviction that–only– spiritual values can save us from this earthquake that threatens the human condition.
While I write to you, I have lingered to touch a rustic statuette that the Tuobas gave to me and which reminded me, like a ray in my memory, of a virtual exposition that they showed me yesterday on a computer, which I should admit seemed to me like something from Mandingo. Because to the extent that we relate in an abstract manner, the further we move from the heart of things and a metaphysical indifference takes charge of us while entities without blood or proper names assume power. Tragically, man is losing dialogue with others and recognition of the world that surrounds him, given that it is there where encounters are made, where love is possible, the supreme gestures of life. Table talk, including the discussions or angers, already seem replaced by the hypnotic vision. Television tantalizes us, we remain almost captivated by it. This effect between magical and malevolent is due, I think, to the excess of its light that overcomes us with its intensity.”

 

 
Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)

Bewaren

Lees verder “Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs, Josse Kok”

Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

Uit: The Tunnel  (Vertaald door Margaret Sayers Peden)

There was only one tunnel, dark and solitary: mine, the tunnel where my childhood, my youth, my whole life had passed. And in one of those clear fragments of the stone wall I had seen this girl and I had naively thought that she was coming through another tunnel parallel to mine, when in reality she belonged to the wide world, the limitless world of those who do not live in tunnels.”

(…)

“More than any other, however, I detest groups of painters. Partly, of course, because painting is what I know best, and we all know that we have a greater reason to detest the things we know well. But I have still another reason: THE CRITICS. They are a plague I have never understood. If I were a great surgeon, and some fellow who had never held a scalpel in his hand, who was not a doctor, and who had never so much as put a splint on a cat’s paw, tried to point out where I had gone wrong with my operation, what would people think? It is the same with painting.”

(…)

“My dear, I have never been able to finish a Russian novel. They are so tiresome. I think there are thousands of characters, and in the end it turns out there are only four of five. Isn’t it maddening just when you begin to recognize a man called Alexandre, he’s called Sacha, and then Satchka, and later Sachenka, and suddenly something pretentious like Alexandre Alexandrovitch Bunine, and later simply Alexandre Alexandrovitch. The minute you get your bearings, they throw you off the track again. There’s no end to it; each character is a whole family in himself.”

 

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)

Lees verder “Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Matthijs Kleyn, Madelon Székely-Lulofs”

Matthijs Kleyn, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Matthijs Leonard Kleyn werd geboren in Leiden op 24 juni 1979. Zie ook alle tags voor Matthijs Kleyn op dit blog.

 

Uit: Vita

‘Of Bellona en ik gaan langs bij haar ouders aan zee. Daar weet ik zeker dat er geen ruzies of spanningen zullen ontstaan, want die weten niks van ruzies en spanningen en dat wil Bellona ook zo houden. Uiteindelijk komen de ruzies vanzelf. Of eigenlijk is ruzie niet het goede woord. Het is boosheid van haar kant. Soms ga ik ertegen in. Dan schreeuw ik terug. Maar ik schreeuw alleen over mezelf. Dat ik er gek van word. Dat ik weg wil. Maar ik kan niet weg.’

(….)

‘Ik hou van haar eerlijkheid. Hoe ze ineens alles eruit gooit. Terwijl ik een seconde daarvoor nog twijfelde of ik de enige was.’

‘Ik niet.’

Ze fronst.

‘Wat?’

‘Ik heb geen relatie. Ik heb het uitgemaakt.’

‘Wat?! Waarom heb je het uitgemaakt?’

‘Gewoon. Ik was niet gelukkig.’

 

Matthijs Kleyn (Leiden, 24 juni 1979)

Lees verder “Matthijs Kleyn, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs”

Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires.Ernesto Sabato overleed op 30 april van dit jaar, 55 dagen voor zijn 100e verjaardag. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008 en ook mijn blog van 24 juni 2009 en ook mijn blog van 24 juni 2010.

 

Uit: Before the End (Vertaald door Marina Harss))

How many of those immigrants continued to gaze longingly toward their own mountains and rivers, through the distance of sadness and years, from this huge, chaotic factory, this city constructed on a port, which by then had become a desert of accumulated solitudes?

As I walk through this terrible Leviathan, along the shoreline which was first beheld by thousands of immigrants, I can almost hear the melancholy plaint of Aníbal Troilo’s bandoneón.

When the gloom and tumult of Buenos Aires, Make me feel even more alone, I go to the outskirts at nightfall, and Through the murky landscape of A half century, enriched and destroyed By love and disillusionment, I look back at the boy I once was. Ruefully, I recall Hearing the first drops of rain On the dried-out streets, on the Zinc roofs, “Que llueva, que llueva, la vieja está en la cueva,”3 Until the birds would begin to sing, and We ran, barefoot, To play with our boats made out of paper. That was the time of Tom Mix, Of colored playing chips, Of Tesorieri, Mutis, and Bidoglio, The time of carousels with horses, Of warm peanuts on winter afternoons, Of the toy train and its whistle. A world we can catch sight of When we are very alone, In this chaos of noise and cement, That has no place for courtyards filled with Honeysuckle and carnations.

Among that multitude of colonizers, my parents arrived on these shores with the hope of sowing their seed in this “Promised Land” that extended beyond their tears.

My father descended from a family from the mountains in Italy, people accustomed to the asperities of life. But my mother, who came from an old, established Albanian family, was forced to tolerate the deprivations of her life with dignity.

They settled down in Rojas, which, like many of the old towns on the Pampas, had been one of the many forts built by the Spaniards to mark the borderline of Christian civilization.

In this town in the Pampas my father eventually ran a small flour mill, which became the locus of my daydreams when, on Sundays, he would work in the shop, and my brother Arturo and I would climb up on the sacks of wheat, and secretly, as if committing some mysterious act, spend the afternoon eating biscuits.

 

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)

Lees verder “Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs”

Scott Oden, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs, Ambrose Bierce, Jean-Baptiste Boyer d’Argens, Johannes van het Kruis

De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Uit: Memnon

 

Unlike the rest of the villa, this suite of rooms had an aura of cleanliness, of elaborate maintenance. An artist’s brush had touched up the wall mural, this one an Arcadian glen where the Muses performed for their father, Zeus; thick rugs strewed the floor, and colorful carpets from the heart of what was once Persia. A fire crackled in the hearth. The smell of wood smoke mingled with that of incense. A breeze from the open window ruffled the sheer linen panels circling the bed. The old Egyptian clucked as he shuffled over and drew the shutter closed.

“Mistress, you’ll catch a chill.”

“I wanted to smell the ocean, Harmouthes.” The woman in bed coughed, struggling for breath. “One last time.”

“You will have many more opportunities for such pleasures, mistress. For now, though, I’ve brought you a guest. The young scholar I told you about.”

She craned her neck, peering at Ariston with eyes darker than a moonless night. “Bring him closer.”

Before the old man, Harmouthes, could say anything, Ariston stepped to the edge of the bed and bowed. The gesture brought a wan smile to the woman’s lips. Ariston reckoned that she had been sick for some time, long enough that he could not fathom her age, though in the flush of health she must have been an incomparable beauty: olive-skinned with lustrous black hair and the delicate features of Persian nobility. Still, her illness-ravaged body bore a measure of its old fire, though muted, as if seen through Death’s gossamer veil.

“Your eyes speak too clearly,” she said, her Greek tinged with a light Persian accent.

“Pardon?” Ariston blinked, taken aback.

“You’re thinking how cruel are the Fates for making the only offer of patronage you’ve had this winter come from the shriveled breast of a dying woman. You’re thinking of how best to preserve your reputation.” She glanced at Harmouthes. “Leave us, my old friend.”

Harmouthes bowed and left the room.“

 

 

Oden

Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)

 

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008 en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Uit: Le Tunnel d’Ernesto Sábato (prélude à celui de William H. Gass)

 

„Le Tunnel d’Ernesto Sábato est le premier volet d’une trilogie romanesque qui comprend Héros et tombes (une première fois traduit sous le titre Alejándra) et L’Ange des ténèbres; lors de sa publication française en 1956, il fut salué par Albert Camus (1)
et Graham Greene. À sa parution, en 1948, dans son pays d’origine qui est l’Argentine, Sábato a trente-sept ans. Écoutons-le évoquer ses années de formation, lorsqu’il affirme : «Je me suis formé à l’époque où Borges était déjà un écrivain très important. Et au même moment, mais de l’autre côté, il y avait un autre écrivain moins connu, Roberto Arlt, mélange de Dostoïevski et de Paul de Kock. C’était un existentialiste “hors la lettre”, un écrivain excentrique qui s’était formé à partir de traductions indirectes de classiques européens, un écrivain d’une force exceptionnelle, célèbre pour ses chroniques noires et ses reportages sur le monde du football… Ma littérature est donc née d’une certaine hybridation entre ces deux courants : celui des écrivains “aristocratisants” de la revue Sur et celui des écrivains dits populaires du type Arlt»

Le Tunnel est l’histoire d’un meurtre, dont l’intrigue éventuelle, propre à ravir l’amateur de romans policiers, est annulée dès la première ligne de l’ouvrage : «Il suffira de dire que je suis Juan Pablo Castel, le peintre qui a tué María Iribarne; je suppose que le procès est resté dans toutes les mémoires et qu’il n’est pas nécessaire d’en dire plus sur ma personne» (3). Ce roman pose sans ambages la question de la félicité dans le Mal, question qui ne semble plus guère devoir étonner le lecteur familier des diaboliques créatures peintes par Barbey, question qui n’est même pas rangée, par un geste de pudibonde moralité, dans l’enfer de ces auteurs malades ou névrosés que le XIXe siècle finissant saupoudrait commodément de l’épice décadente, pour les dédouaner de leur frénésie. Tout au plus, ce bonheur proscrit nous étonne-t-il, bien incapable désormais, parce qu’il n’est plus qu’un cliché littéraire, de nous faire mesurer la profondeur d’ennui dans laquelle nous sombrons, de nous livrer intolérablement cette platitude pourtant scandaleuse : je tue et je suis heureux.“

 

 

sabato

Ernesto Sabato (Rojas, 24 juni 1911)

 

De Franse dichter, schrijver en vertaler Yves Bonnefoy werd in Tours geboren op 24 juni 1923. Zie ook mijn blog van 24 juni 2006   en ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008 en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Uit: Les Planches courbes

 

L’homme était grand, très grand, qui se tenait sur la rive, près de la barque. La clarté de la lune était derrière lui, posée sur l’eau du fleuve. A un léger bruit l’enfant qui s’approchait, lui tout à fait silencieusement, comprenait que la barque bougeait, contre son appontement ou une pierre. Il tenait serrée dans sa main la petite pièce de cuivre.
‘Bonjour, monsieur’, dit-il d’une voix claire mais qui tremblait parce qu’il craignait d’attirer trop fort l’attention de l’homme, du géant, qui était là immobile. Mais le passeur, absent de soi comme il semblait l’être, l’avait déjà aperçu, sous les roseaux. ‘Bonjour, mon petit, répondit-il. Qui es-tu ?
– Oh, je ne sais pas dit l’enfant.
– Comment, tu ne sais pas ? Est-ce que tu n’as pas de nom ?’

 

bonnefoy

Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)

 

De Duitse schrijver en criticus Kurt Kusenberg werd geboren op 24 juni 1904 in Göteborg. Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Schlafschule

Direktorin: Ja, dann nehmen Sie mal Platz, Herr…
Vater: Krause. Und Sie?
Direktorin: Was – und ich?
Vater: Ich meine, wie ist Ihr Name
Direktorin: Klose. Frau Direktor Klose. Ich leite diese Schule.
Vater: Gar nicht so unähnlich – Klose und Krause. Nur ein paar Buchstaben sind anders.
Direktorin: Ich finde die Ähnlichkeit nicht groß.
Vater: Groß vielleicht nicht, aber beträchtlich.
Direktorin: Lassen wir das. Was führt Sie zu mir?
Vater: Ein Anliegen. Ein kleines Anliegen.
Direktorin: Nichts zumachen. Ich kaufe nichts. Ich bestelle nichts. Ich abonniere nichts.
Vater: Ich will Ihnen auch nichts verkaufen – jedenfalls nicht meine Tochter. Ich will Sie Ihnen nur anvertrauen, wenn das geht.
Direktorin: Ach, die Kleine ist Ihre Tochter? Sie sieht Ihnen nicht ähnlich.
Vater: Meiner Frau auch nicht. Sie sieht meinem Nachbarn ähnlich. In der Biologie nennt man das Umwelteinflüsse.
Direktorin: Interessant. Wie heißt die Kleine denn? Und wie alt ist sie?
Vater: Ja, wie heißt sie bloß? Ich vergesse das immer.

 

Kusenberg

Kurt Kusenberg (24 juni 1904 – 3 oktober 1983)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Magdalena Hermina Székely-Lulofs werd geboren in Soerabaja op 24 juni 1899. Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Uit: Koelie

 

“Achter het grasland stond de vulkaan. Blauw tegen de blauwe lucht. Maar ánders blauw! Een diepe pasteltint naast de schelle primitieve kleur van die lucht. Een hóóg oprijzende kegel, die, schoon blauw, tóch gegroeid leek uit de groene welvingen van het grasland; alsof éénmaal hier de aarde uit haar bewegingloosheid onttooverd, in bolle groote golven deinend, zich plotseling verlangend had geheven naar den hemel met één ten spits loopende waterhoos: één hoog reikende begeerte, één tot ’n diepblauwen ideaaldroom geworden smachting naar de eeuwigheid.

En sindsdien stond daar de vulkaan slank en sierlijk omhoog rijzend uit de vlakte, die hij te bewaken scheen en te aanschouwen en die hij dáár afsloot van de wereld. Zóó werd het grasland een wereld op zichzelf. Een verwilderde wereld van grof hard gras en ruige struiken, die oranje-gele bloemetjes droegen; de kleine soendaneesche jongens noemden ze met een oneerbiedigen naam: tai-ajam…. kippenstrontjes. Want zij beweerden, dat deze bloemetjes zóó een reuk verspreidden.

Over en door de struiken heen, woekerde mimosa met haar lange doornige stengels en kleine roze donsjes en met haar teere donkergroene blaadjes, die zich preutsch en gauw-beleedigd samenvouwden bij de minste beroering.

Daar waren greppels en kuilen, die je niet verwacht had, en heuveltjes, waarvan je niet begreep, waarom die juist dáár waren. Juist midden op een totaal vlak stuk, eigenwijs en een beetje belachelijk in hun zelfverbeelding naast de goddelijke majestueusheid van den als uit een wonder geschapen vulkaan. Heuveltjes, moeizaam omhoog gewroet door nijvere mieren en direct in beslag genomen door het overal heen kruipende harde gras en de meedoogenlooze woekering der mimosa. Daar waren ook de poelen, waarin de karbouwen zich baadden en beschutting zochten tegen den zonnebrand. In de vettige, zwarte modderbrij, ternauwernood bedekt door een beetje groen en slijme
rig water, krioelend van muskietenlarven en bloedzuigers, dompelden zij hun logge, grijze lijven onder. Zij lieten zich neer in het borrelende, zuigende slijk, waaruit zij alleen de koppen hieven met de ontzaglijke, wreede horens. Daar was ook het oude en verwaarloosde inlandsche kerkhofje met zijn kleine, langwerpige heuveltjes; de meesten: aandoenlijk nietige kindergrafjes; langs de zijden wat witte keien; aan het hoofdeind een verweerd plankje en hier en daar nog het geraamte van een verregende, bijna vergane pajong, een papieren parasol, éénmaal daar neergezet als deemoedig bewijs van eerbied voor den Dood….”

 

Székely-Lulofs

Madelon Székely-Lulofs (24 juni 1899 – 22 mei 1958)

 

De Amerikaanse satiricus, schrijver van korte verhalen en criticus, uitgever en journalist Ambrose Gwinnett Bierce werd geboren in Meigs County, Ohio op 24 juni 1842. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Uit: The Devil’s Dictionary

 

“CAABA, n.  A large stone presented by the archangel Gabriel to the

patriarch Abraham, and preserved at Mecca.  The patriarch had perhaps

asked the archangel for bread.

 

CABBAGE, n.  A familiar kitchen-garden vegetable about as large and

wise as a man’s head.

 

The cabbage is so called from Cabagius, a prince who on ascending

the throne issued a decree appointing a High Council of Empire

consisting of the members of his predecessor’s Ministry and the

cabbages in the royal garden.  When any of his Majesty’s measures of

state policy miscarried conspicuously it was gravely announced that

several members of the High Council had been beheaded, and his

murmuring subjects were appeased.

 

CALAMITY, n.  A more than commonly plain and unmistakable reminder

that the affairs of this life are not of our own ordering.  Calamities

are of two kinds:  misfortune to ourselves, and good fortune to

others.

 

CALLOUS, adj.  Gifted with great fortitude to bear the evils

afflicting another.

 

When Zeno was told that one of his enemies was no more he was

observed to be deeply moved.  “What!” said one of his disciples, “you

weep at the death of an enemy?”  “Ah, ’tis true,” replied the great

Stoic; “but you should see me smile at the death of a friend.”

 

CALUMNUS, n.  A graduate of the School for Scandal.

 

bierce

Ambrose Bierce (24 juni 1842 – ? 1913/1914)

 

De Franse schrijver en filosoof Jean-Baptiste de Boyer, Marquis d’Argens werd geboren op 24 juni 1704 in Aix-en-Provence. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Uit: Brief van Marquis d’Argens aan Abbé de Prades , Potsdam, 24 Juni 1752

„À Potsdam, le 24 juin 1752

Le roi m’a remis, Monsieur, la lettre que vous m’avez écrite, et m’a ordonné de vous répondre que vous trouverez toujours un asile dans ses états contre la persécution de vos ennemis. D’ailleurs, vous ne devez espérer aucune pension; ainsi, Monsieur, prenez là-dessus vos mesures. C’est ce que Sa Majesté m’a ordonné de vous dire expressément; mais lorsqu’il viendra à vaquer quelque bénéfice en Silésie ou quelque pension sur des bénéfices, Sa Majesté se fera un plaisir de vous en gratifier . Quant au temps où cela vous sera accordé, il peut être prochain, il peut être aussi éloigné de plusieurs mois, et même d’une année, puisqu’il faut attendre une place vacante.
Jusqu’ici, Monsieur, je vous ai écrit comme un homme qui agit par l’ordre du roi son maître; actuellement je vous parlerai comme un homme de lettres, ennemi de la superstition, qui s’intéresse au sort d’un philosophe qui est la victime de cette même superstition. Si vos affaires pécuniaires vous permettent de venir à Berlin, vous ferez fort bien de vous y rendre, parce que les princes ont besoin de voir les gens pour s’en ressouvenir. Vous courrez risque d’attendre plus longtemps la pension du bénéfice, si vous ne venez à Berlin qu’après l’avoir obtenue, que si vous vous y rendez actuellement. Vous y trouverez M. de Voltaire et moi disposés à vous rendre tous les services qui dépendront de nous, et vous y attendrez avec agrément les bienfaits du roi. D’un autre côté, si l’état de vos affaires est dérangé au point de ne pouvoir pas vous soutenir ici pendant quelques mois avec une certaine décence, vous ferez peut-être aussi bien de différer de quelque temps votre voyage.

(…)


Je suis avec une respectueuse considération, Monsieur, etc.“

 

Marquis_d'Argens

Jean-Baptiste Boyer d’Argens (24 juni 1704 – 11 januari 1771)

 

De Spaanse heilige, mystiek dichter en kerkleraar  Johannes van het Kruis werd geboren op  24 juni 1542 in Fontiveros bij Avila. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008 en Zie ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Donkere Nacht (Fragment)

 

O nacht die mij geleid hebt!
O nacht, mij liever dan het ochtendgloren!
O nacht die hebt verenigd
Beminde met beminde,
beminde, opgegaan in de Beminde!

 

Aan mijn borst, wei vol bloemen,
Hem alleen, onbetreden voorbehouden,
daar is Hij ingeslapen
en heb ik Hem geliefkoosd
en gaf de waaier van de ceders koelte.

 

De koelte van de tinnen kwam,
onderwijl ik door zijn haren heenstreek,
met haar hand, licht en rustig,
mij aan de hals verwonden
en stelde al mijn zinnen buiten werking.

 

Mijzelf liet ik, vergat ik;
ik drukte het gelaat aan mijn Beminde;
het al stond stil, ik liet mij gaan,
liet al mijn zorgen liggen:
tussen de witte leliën vergeten.

 

 

Vertaald door H. Blommestijn en F.M. Maas

 

 

Johannes-Kruis

 Johannes van het Kruis (24 juni 1542 – 14 december 1591)

 

 

 

Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs, Ambrose Bierce, Johannes van het Kruis, Jean-Baptiste Boyer d’Argens, Norbert Hummelt

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008.

Uit: Before the End(Vertaald door Marina Harss)

“I walk along the Avenida Costanera Sur, contemplating the portentous river, traversed just over a century ago by thousands of Spaniards, Italians, Jews, Poles, Albanians, Russians, and Germans, driven from their own countries by hunger and poverty. The great visionaries who governed the country at the time offered the Pampas, this metaphor of nothingness, to “all those men who are willing and able,” all those who needed a home, a ground in which to lay their roots. After all, it is not possible to live without a fatherland, or “matria,” as Miguel de Unamuno preferred to call it, given that mothers are the real basis of our existence. But most of those men found a different kind of poverty here, brought on by solitude and nostalgia; as the boat that carried them here steamed out of the harbor, they saw, their faces streaked with tears, their mothers, children, brothers, and sisters retreat toward death, knowing they would never see them again.

Out of that incurable sorrow was born the strange melody called the tango. The virtuoso Enrique Santos Discépolo, the greatest composer of tangos, once defined the tango as a melancholy thought that is danced. Without realizing it, these unpretentious musicians, using whatever instruments they had around-a violin here, a flute there, a guitar-wrote a crucial part of our history. What sailor, from what German port-town, brought over the instrument that would mark this music most deeply and dramatically-the bandoneón? That humble instrument, which was created in order to serve God in the streets intoning Lutheran melodies, found its destiny thousands of leagues away. With the bandoneón, somber and sacred, man was able to express his deepest emotions.“

ErnestoSabato

Ernesto Sabato (Rojas, 24 juni 1911)

 

De Franse dichter, schrijver en vertaler Yves Bonnefoy werd in Tours geboren op 24 juni 1923. Zie ook mijn blog van 24 juni 2006   en ook mijn blog van 24 juni 2007 en ook mijn blog van 24 juni 2008.

La maison natale

III
Je m’éveillai, c’était la maison natale,
Il faisait nuit, des arbres se pressaient
De toutes parts autour de notre porte,
J’étais seul sur le seuil dans le vent froid,
Mais non, nullement seul, car deux grands êtres
Se parlaient au-dessus de moi, à travers moi.
L’un, derrière, une vieille femme, courbe, mauvaise,
L’autre debout dehors comme une lampe,
Belle, tenant la coupe qu’on lui offrait,
Buvant avidement de toute sa soif.
Ai-je voulu me moquer, certes non,
Plutôt ai-je poussé un cri d’amour
Mais avec la bizarrerie du désespoir,
Et le poison fut partout dans mes membres,
Cérès moquée brisa qui l’avait aimée.
Ainsi parle aujourd’hui la vie murée dans la vie.

 

V
Une autre fois.
Il faisait nuit encore. De l’eau glissait
Silencieusement sur le sol noir,
Et je savais que je n’aurais pour tâche
Que de me souvenir, et je riais,
Je me penchais, je prenais dans la boue
Une brassée de branches et de feuilles,
J’en soulevais la masse, qui ruisselait
Dans mes bras resserrés contre mon cœur,
Que faire de ce bois où de tant d’absence
Montait pourtant le bruit de la couleur,
Peu importe, j’allais en hâte, à la recherche
D’au moins quelque hangar, sous cette charge
De branches qui avaient de toute part
Des angles, des élancements, des pointes, des cris.

Et des voix, qui jetaient des ombres sur la route,
Ou m’appelaient, et je me retournais,
Le cœur précipité, sur la route vide.

bonnefoy

Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)

 

De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Oden schrijft vooral historische romans over het oude Perzië en Egypte. Zijn debuutroman uit 2005 Men of Bronze werd door de kritiek goed ontvangen. In 2006 verscheen Memnon. Tegenwoordig is hij fulltime schrijver.

Uit: Men of Bronze

“In the blue predawn twilight, a mist rose from the Nile’s surface, flowing up the reed-choked banks and into the ruined streets of Leontopolis. Remnants of monumental architecture floated like islands of stone on a calm morning sea. Streamers of moisture swirled around statues of long-dead pharaohs, flowed past stumps of columns broken off like rotted teeth, and coursed down sandstone steps worn paper-thin by the passage of years. As the sky above grew translucent, streaked with amber and gold, a funerary shroud settled over the City of Lions, a mantle that disguised the approach of armed men.

From the desert came two score and ten dark shapes, clad Greek-fashion in leather cuirasses and studded kilts, Corinthian helmets perched atop their foreheads. Bowl-shaped shields hung from their shoulders by gripcords of plaited hemp, freeing each man to wield a short, recurved bow. They moved in earnest, silent, a company of phantoms drifting through the fog.

The Medjay had come to Leontopolis.

Medjay. The soldiers bearing this appellation were the most savage of Pharaoh’s mercenaries. They were a cadre of outcasts, criminals in their own lands, who banded together under Egypt’s banner to dedicate their lives to the gods of violence.”

Oden

Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)

 

De Duitse schrijver en criticus Kurt Kusenberg werd geboren op 24 juni 1904 in Göteborg. Zijn jeugd bracht hij door in Lissabon en daar bezocht hij ook de burgerschool. Bij het uitbreken van WO I keerde de familie naar Duitsland terug. Vanaf 1922 studeerde hij in München kunstgeschiedenis. Later verhuisde hij naar Berlijn en in 1926 naar Freiburg im Breisgau. Vanaf 1930 werkte hij als o.a. criticus bij Die Weltkunst en de Vossische Zeitung. Vanaf 1947 leefde hij als zelfstandig schrijver in München en Hamburg. Bij uitgeverij Rowohlt gaf hij vanaf 1958 de beroemde serie Rowohlts monographien uit.

Uit: Magie des Lesens

“Das Lesen ist die reine Zauberei. Da sitzt Einer im muffigen Eisenbahnabteil, eingeklemmt zwischen Mitreisende, die Binsenwahrheiten austauschen, und merkt von alledem nichts, denn er ist weit fort und auf sehr glückliche Art einsam, obwohl er nicht allein ist. Oder es liegt da Einer bäuchlings auf einer Wiese, den Kopf in die Arme gestützt, ganz allein und doch nicht einsam, sondern in großer Gesellschaft, im Rundgespräch mit erhabenen, mit feurigen Geistern, und die Stimmen in der Luft hört nur er. Ja: sie lesen, die Beiden, sie lassen sich entrücken, in die geistige Landschaft ihrer Wahl. Sie zaubern sich fort; man könnte aber ebensogut sagen, daß sie ein gewaltiges Stück Welt zu sich her zaubern, ins Eisenbahnabteil, auf die Wiese. Wo Zeit und Raum übersprungen werden, kommt es nicht darauf an, in welcher Richtung gezaubert wird.

Erstaunlicher noch ist das Instrument, welches der zauberische und bezauberte Leser in der Hand hält: ein Päckchen Papier mit Schriftzeichen, sonst nichts. Von links nach rechts, von links nach rechts gleiten seine Augen über Reihen von Buchstaben: trockene Zeichen, die keine Bilder mehr sind wie einst, sondern völlig abstrakte Gebilde, 25 an der Zahl, und die – jeweils ein wenig verstellt -Wörter ergeben und Sätze, also auch nichts Besonderes. Dies bißchen bedruckte Papier aber (man kann es kaum glauben) ist fähig, den Lesenden zu unterhalten, zu erheben oder zu erschüttern, ihm Gedanken und Empfindungen einzugeben, ihn unter Menschen und in Länder zu versetzen, die er nie gekannt hat und die nun plötzlich sein sind, für immer.”

Kusenberg

Kurt Kusenberg (24 juni 1904 – 3 oktober 1983)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Magdalena Hermina Székely-Lulofs werd geboren in Soerabaja op 24 juni 1899. Haar vader was bestuursambtenaar en werd regelmatig overgeplaatst. Het gezin reisde mee naar Atjeh en later naar een kleine garnizoensplaats. Tussen 1913 en 1915 volgde Madelon, zoals haar roepnam was, in Deventer de meisjes-HBS. Van 1917 tot 1926 was zij gehuwd met de Delische rubberplanter Hendrik Doffegnies. Met hem kreeg ze twee dochters. Ze begon verhalen te schrijven die de Hongaarse planter László Székely liet plaatsen in een krant op Sumatra. In 1926 werd het huwelijk van Lulofs en Doffegnies ontbonden en hertrouwde Lulofs met Székely. Met hem kreeg zij nog een dochter. Het echtpaar verhuisde naar Sumatra en Székely-Lulofs publiceerde verhalen in het Hollandse tijdschrift Groot Nederland. In 1931 maakte ze haar debuut als romanschrijfster met Rubber. Mede door een lawine aan kritieken werd Rubber meteen een bestseller. De roman werd in vijftien talen vertaald, onder andere in het Engels, Duits (‘Gummi’, Berlijn, 1934) Frans, Zweeds, Deens, Fins, Tsjechisch, Hongaars, Maleis en Spaans. Ook werd het boek verfilmd. Deze en de volgende romans van Székely-Lulofs gaven een een onthullend beeld van het leven van planters en koelies in Nederlands-Indië. Rubber werd om die reden in Nederlands-Indië zelf slecht ontvangen.

Uit: Rubber

“DERTIG kilometer voorbij Randjah, een kleine binnenplaats op de Oostkust van Sumatra, boog zich van den grooten gouvernements weg een steenig pad af. Het kronkelde eerst langs een paar verwaarloosde inlandsche rubbertuinen. De schrale en verkwijnende hevea’s schenen daar met moeite hun bestaan te verdedigen tegen de haast gretige groeiïng van weer opschietend bosch, waarin allerlei klimplanten door elkaar woekerden en, behalve de hevea’s, ook de triestige vrucht-boomen trachtten te verstikken, die er bij ongeluk ontkiemd waren. Dan wond zich deze smalle weg, slechter en slechter wordend, voorbij een paar armelijke maleische kampongs, tot aan de rivier. Daar knapte hij ineens af, doorgesneden door de trage, breede, bruine rivier, om aan de overzijde van den stroom weer tegen den steilen oever op te kruipen en zich voort te zetten door het oerbosch.

Bij de rivier was het oude rammelende en piepende huurfordje met knersend geluid van remmen tot staan gekomen. De inlandsche chauffeur kroop achter het stuur vandaan, liep naar den oever en slaakte een doordringenden kreet, die beantwoord werd èrgens uit de dichte begroeiïng langs den stroom.

‘Is de veerman er weer niet?’ mopperde John van Laer die achter in de auto zat. Hij was assistent op de nieuwe rubberontginning van de groote Amerikaansche rubbermaatschappij: de Sumatra Hevea Coy., en kwam terug uit Randjah, van het hoofdkantoor, waarheen zijn manager van der Meulen hem gezonden had om het geld voor de half-maandelijksche uitbetaling der contractanten te halen.

Madelon_Szekely-Lulofs

Madelon Székely-Lulofs (24 juni 1899 – 22 mei 1958)

 

De Amerikaanse satiricus, schrijver van korte verhalen en criticus, uitgever en journalistAmbrose Gwinnett Bierce werd geboren in Meigs County, Ohio op 24 juni 1842. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007.

Uit: THE DEVIL’S DICTIONARY

ABSENT, adj.

Peculiarly exposed to the tooth of detraction; vilifed; hopelessly in the wrong; superseded in the consideration and affection of another.

To men a man is but a mind. Who cares
What face he carries or what form he wears?
But woman’s body is the woman. O,
Stay thou, my sweetheart, and do never go,
But heed the warning words the sage hath said:
A woman absent is a woman dead.
Jogo Tyree

ABSENTEE, n.

A person with an income who has had the forethought to remove himself from the sphere of exaction.

ABSOLUTE, adj.

Independent, irresponsible. An absolute monarchy is one in which the sovereign does as he pleases so long as he pleases the assassins. Not many absolute monarchies are left, most of them having been replaced by limited monarchies, where the sovereign’s power for evil (and for good) is greatly curtailed, and by republics, which are governed by chance.

ABSTAINER, n.

A weak person who yields to the temptation of denying himself a pleasure. A total abstainer is one who abstains from everything but abstention, and especially from inactivity in the affairs of others.

Said a man to a crapulent youth: “I thought
You a total abstainer, my son.”
“So I am, so I am,” said the scrapgrace caught —
“But not, sir, a bigoted one.”
G.J.““

bierce

Ambrose Bierce (24 juni 1842 – ? 1913/1914)
Portret door Tom Redman

 

De Spaanse heilige, mystiek dichter en kerkleraar  Johannes van het Kruis (Spaans: Juan de la Cruz; eigenlijke naam Juan de Yepes) werd geboren op  24 juni 1542 in Fontiveros bij Avila. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007  en ook mijn blog van 24 juni 2008.

Donkere Nacht (Fragment)

In een nacht, aardedonker,
in brand geraakt en radeloos van liefde,
– en hoe had ik geluk!-
ging ik eruit en niemand
die het merkte – want mijn huis lag reeds te slapen.

In het donker, geheel veilig
langs de geheime trap en in vermomming,
– en hoe had ik geluk! –
in het donker, ongezien ook,
want alles in mijn huis lag reeds te slapen.

In de nacht die de kans geeft,
in het geheim, zodat geen mens mij zien kon
en ook ikzelf niets waarnam:
ik had geen ander leidslicht
dan wat er in mijn eigen binnenste brandde.

Dat was het dat mij leidde
– zekerder dan het zonlicht op de middag –
daarheen waar op mij wachtte,
van Wie ik zeker zijn kon
en op een plaats waar niemand ooit zou komen.

Vertaald door H. Blommestijn en F.M. Maas

JohnoftheCross

Johannes van het Kruis (24 juni 1542 – 14 december 1591)

 

De Franse schrijver en filosoof Jean-Baptiste de Boyer, Marquis d’Argens werd geboren op 24 juni 1704 in Aix-en-Provence. Zie ook mijn blog van 24 juni 2007.

Uit: Thérèse philosophe

“Trahirai-je la confiance de gens à qui j’ai les plus grandes Obligations, puisque ce sont les actions des uns et les sages réflexions des autres qui, par gradation, m’ont dessillé les yeux sur les préjugés de ma jeunesse ? Mais si l’exemple, dites-vous, et le raisonnement ont fait votre bonheur, pourquoi ne pas tâcher à contribuer à celui des autres par les mêmes voies, par l’exemple et par le raisonnement ? Pourquoi crainte d’écrire des vérités utiles au bien de la société ? Eh bien ! mon cher bienfaiteur, je ne résiste plus : écrivons, mon ingénuité me tiendra lieu d’un style épuré chez les personnes qui pensent, et je crains peu les sots. Non, vous n’essuierez jamais un refus de votre tendre Thérèse, Vous verrez tous les replis de son cœur dès la plus tendre enfance, son âme tout entière va se développer dans les détails des petites aventures qui l’ont conduite, comme malg
ré elle, pas à pas au comble de la volupté. »

argens

Jean-Baptiste Boyer d’Argens (24 juni 1704 – 11 januari 1771)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren in 1962 in Neuss. Toto 1990 studeerde hij Duits en Engels in Keulen. Hij begon met gedichten en essays. Daarnaast vertaalde hij poëzie uit het Engels en het Deens. Oorspronkelijk schreef Hummelt experimentele gedichten in navolging van Rolf Dieter Brinkmann en Thomas Kling. Vanaf zijn tweede bundel „singtrieb“ gebruikte hij weer traditionelere technieken. Van 1988 tot 1992 gaf hij leiding aan de Kölner Autorenwerkstatt. Verder doceerde hij aan het DeutschenLiteraturinstitut Leipzig en is hij redacteur van het tijdschrift Text + Kritik.

mohn

vorhin war fulda. das fahle licht der deckenleuchten
des großraumwagens spiegelt sich ständig vor mir
im fenster. du schreibst bei dir ist es bedeckt u. kühl

mein herzklopfen stört mich das trübe gefühl schon
auf der hinfahrt flog es mich an draußen die wiesen
viel wald u. die wolken was ich auch sehe es tut mir

nicht gut die alte drangsal in meinem blut. vorgestern
war das wogende grün u. wind im hof wie sich der
baum bewegte ich hörte die warnenden rufe der elster

sie flog mir nach aus einem andern leben da war ein
baum im hof doch eines morgens licht u. eine stimme
von weit her spricht: kassel liegt hinter uns. noch immer

sind es gut zweieinhalb stunden unruhig bin ich u.
älter als du u. rase reglos auf göttingen zu u. sehe
die böschungen rot vor mohn u. kann meine haltlos

rinnende zeit keinem der ziehenden bilder versprechen.
das u. die unerträgliche frist bis du mich nach dem streit
wieder küßt läßt mich bis hildesheim sicher zerbrechen.

Hummelt

Norbert Hummelt (Neuss, 1962)