Neil Simon, Paul de Wispelaere, Ricardo Domeneck, Rob van Erkelens, Christine Lavant, Sébastien Japrisot, Walter Wippersberg, Robert Desnos, Nathaniel Hawthorne

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.

Uit: Het zomerhuis (Proposals, vertaald door Nicolet Steemers)

“CLEMMA: …Rond deze tijd van het jaar denk ik meestal aan dit huis…en rond deze tijd ’s avonds…en bij dit weer. Als het weer kouder wordt en de warmte uit je botten trekt, als je weet dat de zomer voorgoed voorbij is…Ik weet niet of dit huis er nog staat. Als dat wel zo is, zal het er niet veel anders uitzien dan nu, want het is in al die tweeëntwintig jaar dat ik er geweest ben, geen spat veranderd…Een ding heeft me altijd verbaasd. Er zijn in de wereld zo’n twintig…dertig miljard vogels? Allerlei soorten vogels. Ze worden bij bosjes tegelijk geboren en ze sterven bij bosjes…Hoe kan het dan dat het hier niet helemaal vol ligt met dooie vogeltjes? Ze leven niet zo lang als mensen. Dus je zou toch denken dat je, als je het huis uit kwam, een paraplu zou moeten opsteken om te voorkomen dat ze allemaal op je kop terecht komen…Toen ik hier werkte voor meneer Burt Hines en zijn gezin, barbecue’den we vaak hier. Nog nooit een dooie vogel in mijn barbecue-saus zien vallen…Als mensen sterven, gaat dat niet zomaar aan je voorbij. Er is altijd wel een of ander familielid dat ’s nachts begint te schreeuwen…Toen mijn tijd gekomen was, gleed ik gewoon rustig weg in bed…De meeste mensen zouden een aardig bedrag neer willen tellen om op zo’n manier het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen….het probleem met sterven in je slaap is, je weet niet dat je bent dood gegaan. Je hebt het gedeelte van het wegglijden gemist….je probeert de volgende ochtend wakker te worden en het lukt niet…Ik stierf op mijn tweeënnegentigste, en in mijn familie is dat vrij jong…Maar de mensen waarvoor ik werkte, vooral Meneer Hines, was pas vijfenvijftig toen hij ziek werd, en die man deed geen enkele poging om het onvermijdelijke uit te stellen. (Burt Hines, 55, komt het huis uit, kijkt naar de lucht, kijkt dan rond om er zeker van te zijn dat hij alleen is. Hij loopt naar een van de rotan stoelen bij de boomstronk en gaat zitten.)Daar gaat-ie. Let op. (Burt haalt een sigaret uit de zak van zijn overhemd en steekt hem tussen zijn lippen)Begrijpt u wat ik bedoel? Hij had net zo goed gelijk de loop van een geweer in zijn mond kunnen steken. (Burt steekt zijn sigaret aan en neemt een trekje)…Goed, een sigaret werkt dan wel niet zo snel als een kogel…maar hij heeft geen haast. Hij heeft nog wat aardse zaken af te handelen voordat hij in een gat in de grond verdwijnt waar hij nu al voor heeft betaald….dit is allemaal zo’n veertig, vijftig jaar geleden…toen zat de wereld anders in elkaar…in sommige opzichten misschien beter, in sommige misschien slechter….In die tijd was ik een neger…nu zouden ze dat kleurling noemen…of wat dan ook, ik weet het niet precies. Maar nu, op dit moment, ben ik wat ik toen was: een hardwerkende vrouw die haar best deed om het leven te redden van een lieve, goede man, zodat hij niet voortijdig uit de lucht zou vallen. (ze beweegt zich langzaam in de richting van Burt, die staat te roken. Clemma stampt hard met haar voeten op de grond)Betrapt!!…Ik wist het. Ik wist dat als ik maar lang genoeg in de struiken zou wachten, dat ik u zou betrappen met een sigaret in uw mond!”

Neil Simon (4 juli 1927 – 26 augustus 2018)
Poster voor een opvoering in Flat Rock, Michigan, 2019


De Belgische schrijver, criticus en letterkundige Paul de Wispelaere werd geboren in Assebroek op 4 juli 1928. Zie ook alle tags voor Paul de Wispelaere op dit blog.

Uit: Huis van bewaring (Dagboek 1990-1991)

“Ik had Ilse al meer dan eens over de prachtige stranden van Algeciras verteld, en in de uitzonderlijke hitte van het Andalusische binnenland verlangden we naar de zee. Ik weet nog goed dat ik er nog eens op terugkwam de avond dat we in het overdrukke en luidruchtige Jerez de la Frontera op een terras zaten bij een paar glaasjes manzanilla, nadat we de morgen van diezelfde dag al naar hartelust geproefd hadden van de kruidige, amberkleurig ‘oloroso’ in verscheidene van de ‘als kathedralen van de wijn’ beroemde bodegas. Bij Gonzalez Byass hadden we er geproefd uit een reusachtig vat waarin de godendrank meer dan een eeuw lang had liggen rijpen, en waar Byron in 1809 zijn naam op geschreven had. De naderende nacht en de platanen waaronder we zaten boden nauwelijks wat koelte, en de alcohol had ons in een wat landerige stemming gebracht. Ik vertelde Ilse over het strand van Algeciras, waar we enkele dagen later over de ruwe en bloedhete bergweg naar Ronda en via het vissersplaatsje Estepona zouden aankomen. Ik was er vijfentwintigjaar geleden op mijn eerste tocht door Spanje geweest, en ik had er een onvergetelijke herinnering aan bewaard. Het uitgestrekte strand lag in een baai tussen de glanzende zee en een pijnbos, en aan de rand van het water verrezen door de zon gepolijste rotsen waarop ik urenlang naar het lichte klotsen van de golfjes had zitten luisteren. ‘Het moet er wel bijzonder mooi zijn,’ zei Ilse, die voor het eerst met mij in Spanje was, ‘want je kunt er maar niet over zwijgen.’ Ik verzweeg wel een en ander, zoals over mijn reisgezelschap van toen, maar dat had volstrekt geen belang meer, en ik was inderdaad geheel vervuld van het vooruitzicht om haar, Ilse, binnenkort ook van die heerlijkheid te laten genieten. En in feite genoten wij er nu al samen van: ik van mijn herinnering, zij van mijn verhaal en wij beiden van hetgeen ons te wachten stond. ‘Het mooiste is dit,’ vertelde ik nog, ‘je komt over een kronkelend pad uit het pijnbos en daar plotseling ligt de zee voor je, door het licht als in zilver veranderd.’ Ik had er nog allerlei bijzonderheden aan toe kunnen voegen, zo haarscherp zag ik het allemaal nog voor mijn geestesoog.”

Paul de Wispelaere (4 juli 1928 – 2 december 2016)


De Braziliaanse dichter, beeldend kunstenaar en criticus Ricardo Domeneck werd geboren op 4 juli 1977 in São Paulo. Zie ook alle tags voor Ricardo Domeneck op dit blog.

Breviary of Secretions

In a corner of the room, my body
was operating its factory
of relations
Decisions are not self-explanatory,
they resist the questionnaire
of pleasure
and they are
obliged to ignore
consequences of causes,
such as movement and encounter
Hands cupped are raised
to the face at the same time
that it addresses them
without them getting lost
along the way

Breathing through the mouth, with
no time to lose between the
oxygenation of the brain
itself and that of
the environment
generally, he
spoke loudly and precisely:
the sudden steepness that runs
though the mouthline
from the fish to the hand
of the fisherman, a hook:
bait, fish

But this image does not
find an equivalence
in my organism and
once again I look
at my feet

Alone and empty
like one who´s just
given birth like one
who´s just ejaculated
empty and alone

and I only calmed down
upon repeating duration duration
duration movement

slide the letters under
the door if there are any

Unfortunately I shan´t be able
to go to São Paulo for the
time being but surely
we shall see each other
before you go
hugs and kisses

in beams of our departing
in the bams of what awaits us

The progressive emptying
of the lungs restarting
right away

There´s no transition more
subtle than the one forgotten
at midnight

and between epidermis
derma muscle
bone all
expect
a gradation
of the spectacles
of the world

turn out the light you nightman I mean knight man

Breviary of secretions
of the morning:
§ a common salivating indeed
in the midst of
recent dehydration
§ habitual ejaculation
before the fasting
§ a normal bleeding
in the bathroom sink
colors my mouth
sensation of freshness and fear

 

Vertaald door Charles A. Perrone

Ricardo Domeneck (São Paulo, 4 juli 1977)

 

De Nederlandse schrijver Rob van Erkelens werd geboren in Den Haag op 4 juli 1963. Zie ook alle tags voor Rob van Erkelens op dit blog.

Uit: Het uur van lood

`Soit,’ zeg ik. Soit, besluit ook hij zonder iets te zeggen en hij dringt nog wat verder voor. Trekt daarbij een beetje met zijn linkerbeen.
And everytime it rains…
Ik zeg niets meer. Laat de dingen gebeuren zoals ze gebeuren, ik ga me niet hardop opwinden over middenstandersmoeilijkheden. Ik verbaas me er ook niet over. Dat is misschien nog het ernstigste aan mijn toestand: niets verbaast mij meer. Alles heb ik al eens gezien, zo lijkt het. In het echt, in het televisieecht, in het film-echt, in het zelf verzonnen-echt. Wat mij in de beste gevallen overkomt is een immense verveling. Ik ben een neuroticus, wiens zintuigen zijn afgestompt, een neuroticus die niet meer in staat is te ervaren waar hij nu juist zo hardnekkig naar verlangt: die allerzeldzaamste aller gebeurtenissen, een golf adrenaline. Misschien dat alleen smerigheid en misère nog prikkelend op me zullen werken en mijn kwijnende zintuigen kunnen stimuleren. Ik dwaal rond in een gewatteerd, ontvolkt universum en herinner mij hoe ik, zoals meisjes in de puberteit soms onweerstaanbaar kunnen verlangen naar vreemde, walgelijke gerechten, droomde van ongewone erotische betrekkingen en perverse lusten en deze fantasieën ook uitvoerde. Steeds wanstaltiger, steeds perverser, steeds saaier, dus. Dat was het einde. Mijn uitgeputte zintuigen, verzadigd, omdat ze van al het denkbare hadden geproefd, raakten in een toestand van ongevoeligheid; ik was nagenoeg impotent.
Enige tijd geleden was Tsetse er nog wel. Een soort laatste avond, een laatste nacht speelden we na. We gingen dingen doen, dingen zien, dingen horen, dingen ruiken, dingen aanraken. En dansen, dansen in de Hype natuurlijk. Tot we niet meer wisten waar we waren. Daarna begon ze met afwezig zijn. Tsetse moest een vliegtuig halen. Ze had geen tijd om te slapen, deed dat wel in de lucht, in een stoel. Ik bracht haar weg, ik zwaaide haar uit, ze moest weer iets doen in een buitenland. Ze zou minstens een week wegblijven, voor bizniz. Mijn huis uit, de stad uit, het land uit. Maar nog wel op dit werelddeel, dat leek dichterbij dan helemaal Armorica, hoewel het in tijd weinig uitmaakt. Londen of pakweg Boston, een fax doet er niet veel langer over, telefoneren maakt een verschil van hooguit een derde seconde. De telefoon gaat.”

Rob van Erkelens (Den Haag, 4 juli 1963)
Cover


De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog.

Uit: Aufzeichnungen aus einem Irrenhaus

„Denn dieses ist nicht das Wahrhafte, dass der Sohn stets eine Zeitung entfaltet und leise daraus vorliest, auch nicht die paar Sätze die sie auf Französisch zueinander sagen, nicht das Klirren des Gitterbettes, wenn eine Bewegung etwas stärker oder jäher ausfällt. Nein, dieses alles geschieht nur außen herum etwa wie ein undurchdringlicher Glassturz über etwas unendlich Kostbarem. Innen haben sie Verzückung aneinander. Ich weiß es, ich spüre es, wenn ich mit geschlossenen Augen in meinem Bett liege. Hier gehen noch Veränderungen vor, die keinem Wunder nachstehen. Das ist nun keine Irre, keine Tobende und Fluchende mehr, nicht der leiseste Hauch von Hass lebt in diesen Stunden in der alten Aristokratin. Wie Christus über das Wasser, geht diese Mutter in der Gegenwart ihres Sohnes über das Meer ihres Irrsinns. Und er glaubt ihr. Er fürchtet keine Sekunde, dass sie plötzlich wieder einbrechen könnte. Und sie bricht nicht ein. Nie bricht sie früher ein, als bis sich die letzte Türe des Irrenhauses hinter dem Sohn geschlossen hat, dann aber wird es furchtbar. Es ist, als ob sich eine ganze Hölle rächen wollte, dass sie für eine Stunde aus ihrem Eigentum verwiesen worden war. Aber das kann man mit Worten nimmer sagen, das ist fast noch schlimmer als der Anblick der Gekreuzigten. Ob ich nach den Wochen hier noch einmal die Lust oder den Mut haben werde zu lachen? Ach, vielleicht sogar sehr? Vielleicht soll man überhaupt an solchen Orten erst das Lachen erlernen, um es ganz unverlierbar in sich zu haben. Eben ging die Krell vorüber und sagte leise, sie werde mich zu Staub und Asche zerreißen. Ich lachte sie an. Aber ich habe Furcht. Vielleicht versuche ich doch einmal an den Lehrerinnentisch vorzudringen? Es geht dort immer so manierlich zu und man fragt sich oft unwillkürlich, warum denn diese eigentlich hier sind. Aber ich werde es nicht leicht haben, als Dritte-Klasse-Patientin und Unstudierte in diesen Kreis der oberen Zehntausend einzudringen. Wenn ich bloß an ihnen vorübergehe, sehen sie mich schon alle so abweisend an, bloß die dicke Goetheanerin, welche in demselben Saal schläft wie ich, lässt sich manchmal zu einem kleinen Lächeln herbei. Ob ich sie um den Wilhelm Meister bitten soll?”

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)
Cover


De Franse schrijver Sébastien Japrisot (pseudoniem van Jean-Baptiste Rossi) werd geboren op 4 juli 1931 in Marseille. Zie ook alle tags voor Sébastien Japrisot op dit blog.

Uit: La dame dans l’auto avec des lunettes et un fusil

“Je n’ai jamais vu la mer.
Le sol carrelé de noir et de blanc ondule comme l’eau à quelques centimètres de mes yeux.
J’ai mal à en mourir.
Je ne suis pas morte.
Quand on s’est jeté sur moi – je ne suis pas folle, quelqu’un, quelque chose s’est jeté sur moi – j’ai pensé : je n’ai jamais vu la mer. Depuis des heures, j’avais peur. Peur d’être arrêtée, peur de tout. Je m’étais fabriqué un tas d’excuses idiotes et c’est la plus idiote qui m’a traversé l’esprit : ne me faites pas de mal, je ne suis pas vraiment mauvaise, je voulais voir la mer.
Je sais aussi que j’ai crié, crié de toutes mes forces, et que mes cris pourtant sont restés enfermés dans ma poitrine. On m’arrachait du sol, on m’étouffait.
Criant, criant, criant, j’ai pensé encore : ce n’est pas vrai, c’est un cauchemar, je vais me réveiller dans ma chambre, il fera jour.
Et puis, ça.
Plus fort que tous les cris, oui, je l’ai entendu : le craquement des os de ma propre main, ma main qu’on écrasait.
La douleur n’est pas noire, n’est pas rouge. C’est un puits de lumière aveuglante qui n’existe que dans votre tête. Et vous tombez quand même dedans.
Frais le carrelage contre mon front. J’ai dû m’évanouir une seconde fois.
Ne pas bouger. Surtout ne bouge pas.
Je ne suis pas allongée sur le sol, mais à genoux, la fournaise de mon bras gauche contre mon ventre, pliée en deux sur la douleur que je voudrais retenir et qui envahit mes épaules, ma nuque, mes reins.
Tout près de mon œil, à travers le rideau de mes cheveux rabattus, une fourmi se déplace sur un carreau blanc. Plus loin, une forme grise, verticale, qui doit être le tuyau du lavabo.”

Sébastien Japrisot (4 juli 1931 – 4 maart 2003)
Cover


De Oostenrijkse schrijver, regisseur, filmmaker en fotograaf Walter Wippersberg werd geboren op 4 juli 1945 in Steyr. Zie ook alle tags voor Walter Wippersberg op dit blog.

Uit: Erik und Roderik

„Schon am nächsten Morgen brachte eine Brieftaube die Nachricht, dass Rodcrik de la Plaine zum Krieg gegen Erik rüste. Mit Gewalt, hieß cs da, wolle cr zuerst alle Schweine aus Eriks Stall treiben und dann den roten Hahn aufs Dach der Burg setzen (was nichts anderes hieß, als dass cr sie anzünden wollte). Für morgen Früh schon sei der Rachefeldzug geplant. Bei dem Gedanken, dass Rodcrik scinc Drohung wahrmachen könnte, schlotterten Eriks Knie so stark, dass ihm die Strümpfe bis zu den Knöcheln hinunter-rutschten. Er verfluchte diese unselige Idee von vor-gestern Abend. Wenn ihm jetzt nicht in allerletzter Stunde noch ein rettender Einfall käme, dann würde er morgen vor den Trümmern seiner Burg stehen — falls cr dann überhaupt noch stehen konnte. Dabei hatte er gerade anfangen wollen, die Burg aus-zubauen. Fürs Erste hätte er cinc Bibliothek errichten lassen wollen, gleich neben dem Rittersaal. Dic Steine und das Bauholz lagen schon im Burghof bereit.
Am liebsten wäre Erik sofort losgeritten, um sich bei Rodcrik zu entschuldigen und ihm die fünfzig Schweine zu ersetzen. Aber Roderik würde ihn gar nicht erst zu Wort kommen lassen, sondern auf der Stelle grün und blau prügeln. Als der erste Schreck soweit verflogen war, dass Erik wieder halbwegs sicher auf den Beinen stand, lief er hinaus, um seine Freunde zusammenzurufen. Rambcrt war fürs Kämpfen und bekam vor lauter Aufregung rote Qhrcn, als cr sich und den anderen ausmalte, wie sie Rodcrik und seine Kumpane in eine Falle locken und dann nach Strich und Faden verhauen würden. Der alte Bonzo widersprach. Er hielt eine solche Taktik für ganz falsch und höchst gefährlich. „Niemals”, sagte er, „können wir in einem Kampf gcgcn Roderik und seine Leute bestehen, schon gar nicht, wenn Berengar und Bertran ihm helfen.” „Am besten wär’s”, überlegte Bonzo weiter, „wenn wir Rodcrik daran hindern könnten, überhaupt loszuziehen.” Dem stimmten auch die andern zu. Aber wie das zu machen sei, wusste keiner. Mit der Brieftaube konnte Erik eine Nachricht an Sigbert schicken. Aber welche Nachricht sollte das sein?“

Walter Wippersberg (4 juli 1945 – 31 januari 2016)


De Franse dichter, schrijver en journalist Robert Desnos werd geboren op 4 juli 1900 in Parijs. Zie ook alle tags voor Robert Desnos op dit blog.

Ebony Life

A frightening stillness will mark that day
And the shadow of streetlights and fire-alarms will exhaust the light
All things, the quietest and the loudest, will be silent
The suckling brats will die
The tugboats the locomotives the wind will glide by in silence
We will hear the great voice which coming from far away will pass over the city
We will wait a long time for it
Then at the rich man’s time of day
When the dust the stones the missing tears
form the sun’s robe on the huge deserted squares
We shall finally hear the voice.
It will growl at doors for a long while
It will pass over the town tearing up flags and breaking windowpanes.
We will hear it
What silence before it, but still greater the silence
it will not disturb but will hold guilty will brand and denounce
Day of sorrows and joys
The day the day to come when the voice will pass over the city
A ghostly seagull told me she loved me as much as I loved her
That this great terrible silence was my love
That the wind carrying the voice was the great revolt of the world
And that the voice would look kindly on me.

 

Sky Song

The flower of the Alps told the seashell: “You’re shining”
The seashell told the sea: “You echo”
The sea told the boat: “You’re shuddering”
The boat told the fire: “You’re glowing brightly”
The fire told me: “I glow less brightly than her eyes”
The boat told me: “I shudder less than your heart does when she appears”
The sea told me: “I echo less than her name does in your love-making”
The seashell told me: “I shine less brightly than the phosphorus of desire in your hollow dream”
The flower of the Alps told me: “She’s beautiful”
I said: “She’s beautiful, so beautiful, she moves me.”

 

Vertaald door William Kulik

Robert Desnos (4 juli 1900 – 8 juni 1945)
Cover


De Amerikaanse dichter en schrijver Nathaniel Hawthorne werd geboren op 4 juli 1804 in Salem, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Nathaniel Hawthorne op dit blog.

Uit: The House of the Seven Gables

“With a brief sketch, therefore, of the circumstances amid which the foundation of the house was laid, and a rapid glimpse at its quaint exterior, as it grew black in the prevalent east wind, — pointing, too, here and there, at some spot of more verdant mossiness on its roof and walls, — we shall commence the real action of our tale at an epoch not very remote from the present day. Still, there will be a connection with the long past — a reference to forgotten events and personages, and to manners, feelings, and opinions, almost or wholly obsolete — which, if adequately translated to the reader, would serve to illustrate how much of old material goes to make up the freshest novelty of human life. Hence, too, might be drawn a weighty lesson from the little-regarded truth, that the act of the passing generation is the germ which may and must produce good or evil fruit, in a far distant time; that, together with the seed of the merely temporary crop, which mortals term expediency, they inevitably sow the acorns of a more enduring growth, which may darkly overshadow their posterity.
The House of the Seven Gables, antique as it now looks, was not the first habitation erected by civilized man on precisely the same spot of ground. Pyncheon-street formerly bore the humbler appellation of Maule’s-lane, from the name of the original occupant of the soil, before whose cottage-door it was a cow-path. A natural spring of soft and pleasant water — a rare treasure on the sea-girt peninsula, where the Puritan settlement was made — had early induced Matthew Maule to build a hut, shaggy with thatch, at this point, although somewhat too remote from what was then the centre of the village. In the growth of the town, however, after some thirty or forty years, the site covered by this rude hovel had become exceedingly desirable in the eyes of a prominent and powerful personage, who asserted plausible claims to the proprietorship of this, and a large adjacent tract of land, on the strength of a grant from the legislature. Colonel Pyncheon, the claimant, as we gather from whatever traits of him are preserved, was characterized by an iron energy of purpose.”

Nathaniel Hawthorne (4 juli 1804 – 19 mei 1864) 
Cover


Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juli ook mijn blog van 4 juli 2017 en ook mijn blog van 4 juli 2014 en ook mijn blog van 4 juli 2011 deel 2.

Neil Simon, Paul de Wispelaere, Ricardo Domeneck, Rob van Erkelens, Christine Lavant, Sébastien Japrisot, Walter Wippersberg, Annette von Droste-Hülshoff

 

Dolce far niente

 

 
Het dorp Teufen met de Säntis door Hans Zeller, 1932

 

Sommer

Du gute Linde, schüttle dich!
Ein wenig Luft, ein schwacher West!
Wo nicht, dann schließe dein Gezweig
So recht, dass Blatt an Blatt sich presst.

Kein Vogel zirpt, es bellt kein Hund;
Allein die bunte Fliegenbrut
Summt auf und nieder übern Rain
Und lässt sich rösten in der Glut.

Sogar der Bäume dunkles Laub
Erscheint verdickt und atmet Staub.
Ich liege hier wie ausgedorrt
Und scheuche kaum die Mücken fort.

O Säntis, Säntis! läg’ ich doch
Dort – grad’ an deinem Felsenjoch,
Wo sich die kalten, weißen Decken
So frisch und saftig drüben strecken,
Viel tausend blanker Tropfen Spiel:
Glücksel’ger Säntis, dir ist kühl!

 


Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Hortensia’s in de tuin van slot Hülshoff, het geboortehuis van de dichteres

 

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.

Uit: The Dinner Party

“GABRIELLE. Neither do I. My waist can’t keep pretending to fit the dresses you so ardently and rapaciously unzipped for me…. So what is it you do want?
ANDRE. I want a wife, a wifely wife…. Someone who’ll let me sleep through the night. Someone who’ll think staying home means a good time to read or having a conversation that doesn’t require heavy breathing,.. And someone who’ll give me what I suddenly and sur-prisingly yearn for…. Children.
GABRIELLE. (Hun by this) I was never against having children.
ANDRE. With us as parents? They’d wake up Christmas morning playing with tarantulas. GABRIELLE. I’ve satisfied your every whim for twelve years and suddenly you’ve grown tired of whimsy…. I was tired of it years ago, but I never complained for fear of losing you…. I never minded being your favorite horse in the stable, Andre, but I’ll be damned if I’ll let you go to pasture without me.
ANDRE. I’m getting married next month.
GABRIELLE. I can stand a minor interruption.
ANDRE. I’m serious about this woman.
GABRIELLE. She’ll get over it…. I’ve half seduced you already. A month ago you wouldn’t have taken my phone call, yet now, you’re standing in front of me, glued to the floor.
ANDRE. Just to tell you that for the first time, I know what real love is.
GABRIELLE. Love is easy, Andre. Eternal desire, however, is a bitch to break. . (Starts to walk out, then turns, deciding to confront her.) … Our desire, as you call it, turned ugly somewhere along the line, and we both suffered for it…. I stopped making love with you, but rather at you…. I used your body as an outlet for all my repressed anger. Your womb became a receptacle of all my self-loathing for not being able to break the hold you had on me…. I plunged everything into you like an animal, not to possess you, but to use force against you so that you’d have no other choice but to let me loose…. And in trying to assuage my guilt, I made you my partner in crime…. Let go of me, Gabrielle, and you’ll win your self-respect back…. Let go of me, and you’ll be able to return to that fork in the road, where we once, many years ago, went wrong.”

 

 
Neil Simon (New York, 4 juli 1927)
Scene uit een opvoering in Beiroet, 2011

 

De Belgische schrijver, criticus en letterkundige Paul de Wispelaere werd geboren in Assebroek op 4 juli 1928. Zie ook alle tags voor Paul de Wispelaere op dit blog.

Uit:Tussen tuin en wereld

“Dit is (voorlopig) de laatste foto (een kiekje eigenlijk) die van hem is gemaakt. Eindelijk de eerste zomerdag, plotseling nadat de noordenwind weken lang over de mager liggende weiden en de nog grijze akkers had geblazen, niet meer gehinderd en afgezwakt door de dichte schermen van elze- en wilgehout die sinds enkele jaren zo goed als verdwenen zijn. Zij (Brigitte) zit in de tuin met een camera achter hem aan. De kanariegele Chinese klokjes, nog laattijdig bloeiend, aan vele takken al tot zakjes verschrompeld en donkerder kleurend, bijna als wilde brem, weldra geheel overwoekerd door spruitend blad, zoemen van de honigbijen in de middagzon. Zij staat nu vlak achter hem aan, beweegt haar buik tegen zijn billen, streelt zijn nek over het daar opkrullend haar, terwijl hij zijn neus in de koele perebloesem steekt. De witte perebloesem heeft een rozig hart, de witte kersebloesem een izabelschijn, de appelbloesem spant nog rozerood in de knoppen. Hij houdt zich roerloos. De gele treurwilg is uitgelopen, iets eerder dan de schietwilgen aan de slootkant, de witte en zwarte elzen met hun glanzend hartvormig blad. Alles als op een plaatje uit de tijd van aap, noot, Mies. Maar het bestaat nog. Hier bestaat het nog. Ook de bruingroene sproetige wemeling in de berken. Zij komt nu voor hem staan, het toestel tussen de borsten gedrukt, haar voeten in het traag opschietende, blauw schijnende tuingras vol paardebloemen. Kijk daar, de eerste groenling van het jaar, wijst hij, en blaast glimlachend in haar zomerhaar dat pluist. Met haar wijsvinger op zijn hart duwt zij hem langzaam achteruit, tot tegen de stam van de kastanjeboom. Vanop twee meter afstand neemt zij de foto, legt zij hem vast. Een nieuw plaatje, het mogelijke begin van een nieuw verhaal: wie is deze man? waar bevindt hij zich? Waarom woont hij hier? waar komt hij vandaan? wie heeft deze foto gemaakt? Hoeveel verschillende antwoorden kunnen op deze vragen worden gegeven? Elke beschrijving, vanuit een verschillende gezichtshoek, maakt de foto anders. ‘Car chacun de nous, quel qu’il soit, se fait sa propre légende’, declameert hij, met de rug nog strak tegen de gegroefde schors. Vandaar de onnatuurlijk geheven kin en de wat scheve mond.
De foto. Zijn gezicht is al wat bruin, het haar nog zwart. Een donkerblauwe trui van badstof, een spijkerbroek, sandalen. Eerder kleine, robuuste gestalte. Zware handen. Eerder een ambachtsman zo te zien.”

 


Paul de Wispelaere (4 juli 1928 – 2 december 2016)

 

De Braziliaanse dichter, beeldend kunstenaar en criticus Ricardo Domeneck werd geboren op 4 juli 1977 in São Paulo. Zie ook alle tags voor Ricardo Domeneck op dit blog.

 

Linear

Mouth to mouth
the world shows
its teeth and the throat
responds with infections.
Attentive to the world
as the world ignores
my will.
Even equivalence
produces collision and the axis
of salt unmasks
the sugar in a mouth.
‘.’
The hero against
the stream, the sailing
hero.
Not enough apotheosis
for all, rain
falls often
before schedule,
we expect the credits
and they do not roll upwards.
Beethoven
had us fooled.
Of course in Who´s
afraid of Virginia Woolf?
Richard Burton, no,
George, resorts
to the empty womb
of Elizabeth Taylor,
no,
Martha, for the
final assault.
The scale of
nutrition does not
restart every
midnight, follows
the flow
of the esophagus, of
the thermometer, of
the tides, of
scars and its wounds, of
the rise and fall
of the effects
of cocaine, of caffeine.
The heredity of hunger
and the illusions of hygiene.

 

 
Ricardo Domeneck (São Paulo, 4 juli 1977)

 

De Nederlandse schrijver Rob van Erkelens werd geboren in Den Haag op 4 juli 1963. Zie ook alle tags voor Rob van Erkelens op dit blog.

Uit: Het uur van lood

“Met al dat witte schuim op mijn gezicht lijken mijn tanden geler. Als het ritueel in stilte wordt uitgevoerd – beginnen bij de reehterbakkebaard, eindigen bij de kin, de beweging is tegen de groeirichting van de haartjes in; soms is er bloed – komt mijn gezicht langzaam weer te voorschijn van onder de slagroomlaag. Ziet er anders uit. Voelt anders aan: lichter, zorgelozer, alsof hij meer tegenwind kan verdragen.
Als de telefoon gaat neem ik niet op. Tsetse is niet in staat te bellen. Ik heb mijn ochtendstem nog. Ik haat die stem. Hij is te zwaar en te droog na een dag en een nacht roken en drinken en nog wat weefselbeschadigende activiteiten.
Afdrogen. Douchen. Weer afdrogen. Aankleden. Veel zwart. Van mijn kledingstukken zijn de sokken in de meerderheid. Koffie. Sigaretten. Roken is niet interessant, maar het vindt bijna stiekem tóch plaats. Hoesten. Wat is het nu weer voor een dag? Tsetse is er niet en mijn hoofd doet pijn. Het kraakt van binnen, het knarst. Dat hoofd zit me in de weg als regen.
Weer zo’n dag. Een langzame dag. Zo’n lousy, kaakloze woensdag waarop er niets aan de hand is. Ik kijk wat voor me uit, ik denk wat in het rond, ik loop wat door de straten van de stad en glij uit op het slijmerige tandvlees van een etmaal zonder kiezen.
Het regent. Dit is een zuur en grijs land, zuur en plat. Zo nat, zo zeikerig nat dat mijn zenuwen strak staan als een snaar. Niemand moet iets verkeerds zeggen.
And everytime it rains…
In twee winkels – ik moet lezen en ik moet drinken – is er twee keer hetzelfde mannetje dat twee keer op onnavolgbaar botte wijze voordringt en me twee keer nog langer laat wachten. Het is zo’n klein, oorlogsveteraanachtig mannetje dat denkt dat alles mag omdat hij ‘nog gevochten heeft voor het vaderland’. Fuck dat vaderland, fuck dat vechten, fuck die nostalgie naar de prachtige tijden toen ‘we’ tenminste nog écht werden onderdrukt, toen de fietsen nog houten banden hadden, fuck kleine oorlogsveteraantjes die voordringen.
‘De Tweede Wereldoorlog,’ zeg ik tegen hem en hij draait zijn halfdove hoofd naar me toe, ‘dat is toch die film met Bruce Willis?’
Hij gebaart dat hij me niet heeft verstaan. Wel gehoord, anders had hij zijn hoofd niet naar me toe gedraaid. Hij loenst.”

 

 
Rob van Erkelens (Den Haag, 4 juli 1963)
De Grote Markt in Den Haag

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook alle tags voor Christine Lavant op dit blog.

 

Erinnerung an ein Abendgebet

Eine freundliche Nacht, die das Zimmer behellt,
weil die Mutter die Lampe so tief abgedreht,
dass nur die Spur eines Lichts auf die Arbeit ihr fällt,
und ringsum das Atmen der Schwestern.
Und ein Nachklang vom endlosen Abendgebet
und alles Schwere von gestern.
Ob der heilige Josef wohl helfen kann,
dass die Schwester den Posten wird kriegen?
Und das mit der Stube, damit nimmer dann
der Bruder im Keller muss liegen.
Ob der liebe Gott bestimmt allmächtig ist
und ob er am Ende nicht doch noch vergisst,
dass die Mutter kein Geld für die Milch hat.
Ich will auch nicht weinen, wenn morgen beim Bad
die Wunden mir wieder so brennen
und wenn die Augen verschwollen sind
und wenn sie mich schimpfen: “Die Kröte ist blind!” –
die anderen Kinder und rennen.
Sie sollen auch nicht, wie ich gestern gesagt,
dafür in die Hölle dann kommen,
wenn bloß unsere Mutter nicht mehr so verzagt
und wenn wir die Stube bekommen.
Und mein Herz ist so klein,
es darf niemand hinein, als du, mein liebes Jesulein.

 

Ich ordne die Verlassenschaft

Ich ordne die Verlassenschaft;
das Brustkern-Öl, den Schlauch der Schlange,
die Rippenuhr bleibt selbst im Gange
und schlägt auch in der Einzelhaft.
Mein Abgott, immer noch aus Blei,
wird ohnehin nie auferstehen,
ich darf verrückt im Kreise gehen
an meinem eignen Kreuz vorbei.
Auch atmen kann ich ganz getrost,
die Lunge krankt an einem Flügel
und bleibt gewiß am Marterhügel
trotz Feuerfolter oder Frost.
So wilde Freiheit war noch nie
in einer finstern Andachtsenge,
ich hebe ohne jede Strenge
mein Stiefgeschick aufs Mutterknie.

 


Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)

 

De Franse schrijver Sébastien Japrisot (pseudoniem van Jean-Baptiste Rossi) werd geboren op 4 juli 1931 in Marseille. Zie ook alle tags voor Sébastien Japrisot op dit blog.

Uit: L’été meurtrier

« Ma sceur hausse les epaules et reflechit en regardant ce qu’elle vient d’ecrire. Ensuite, elle tourne brusquement la tete vers la porte vitree, je comprends que quelqu’un s’approche, dans la cour. Elle fait exactement ce que la petite fait toujours. Elle enflamme la feuille de papier avec une allumette, elle la jette dans le foyer eteint de la cuisiniere. Elle a le meme geste, avec le tisonnier, pour soulever la plaque et la remettre en place. Quand elle ouvre la porte, je vois un des campeurs qui ont plante leur tente en has de la prairie, et sa petite amie ou sa femme, une blonde avec des taches de rousseur. Je comprends, en voyant ma soeur qui sort, qu’ils sont venus chercher des ceufs ou un lapin. Je reste seule, je ferme les yeux. Je me rappelle tres bien ce soir d’hiver 1955. Le grand Leballech et son beau-frere qui buvaient du yin dans la cuisine avec le pauvre Lello. Florimond etait encore bambin, et toujours dans les jambes de son pere. A cette époque, je n’etais pas toute la journee dans mon fauteuil, je marchais jusqu’au portail, je regardais les forets, les maisons du village, la route. Le grand Leballech, je le voyais passer quelquefois dans son camion. II faisait le meme travail que Mickey maintenant. II charriait du bois. Son beau-frere, je ne l’ai vu que ce soir-la. J’avais encore mon appareil, j’entendais un peu. On m’a explique qu’il etait marie, du cote d’Annot, avec la sceur de Leballech. J’ai les yeux fermes, dans mon fauteuil, mais je ne dors pas. Les autres croient toujours que je dors. Je ne dors que la nuit, et pas longtemps. Je pense a tous ces jours merveilleux. A Digne, quand j’etais petite et puis Marseille. Le pont transbordeur, que les Allemands ont fait sauter pendant la guerre, et la rue du Petit-Puits oil on habitait. Tout ce soleil. Je me demande si avec toutes les saletes qu’ils ont inventees, on ne s’eloigne pas du soleil. Les jours etaient plus longs, autrefois, et l’ete plus chaud. L’Exposition de 1937, a Paris. Ma sceur garde le plateau que je lui ai rapporte. II est derriere moi, sur le buffet. Il y a une vue de l’Exposition peinte dessus. Mon marl me disait : « Tu verras, on s’en souviendra longtemps. » La petite etait pres de moi, un apres-midi, et elle a ecrit sur son papier, a sa maniere : Vous l’aimez toujours ? J’ai fait oui avec la tete. Elle n’a pas ri, ni rien. On est reste la, simplement, comme deux creches. C’est une bonne petite. Elle ne ressemble pas aux autres, voila tout. »

 


Sébastien Japrisot (4 juli 1931 – 4 maart 2003)
Cover

 

De Oostenrijkse schrijver, regisseur, filmmaker en fotograaf Walter Wippersberg werd geboren op 4 juli 1945 in Steyr. Zie ook alle tags voor Walter Wippersberg op dit blog.

Uit: Der Kater Konstantin

“Ma sceur hausse les epaules et reflechit en regardant ce qu’elle vient d’ecrire. Ensuite, elle tourne brusquement la tete vers la porte vitree, je comprends que quelqu’un s’approche, dans la cour. Elle fait exactement ce que la petite fait toujours. Elle enflamme la feuille de papier avec une allumette, elle la jette dans le foyer eteint de la cuisiniere. Elle a le meme geste, avec le tisonnier, pour soulever la plaque et la remettre en place. Quand elle ouvre la porte, je vois un des campeurs qui ont plante leur tente en has de la prairie, et sa petite amie ou sa femme, une blonde avec des taches de rousseur. Je comprends, en voyant ma soeur qui sort, qu’ils sont venus chercher des ceufs ou un lapin. Je reste seule, je ferme les yeux. Je me rappelle tres bien ce soir d’hiver 1955. Le grand Leballech et son beau-frere qui buvaient du yin dans la cuisine avec le pauvre Lello. Florimond etait encore bambin, et toujours dans les jambes de son pere. A cette époque, je n’etais pas toute la journee dans mon fauteuil, je marchais jusqu’au portail, je regardais les forets, les maisons du village, la route. Le grand Leballech, je le voyais passer quelquefois dans son camion. II faisait le meme travail que Mickey maintenant. II charriait du bois. Son beau-frere, je ne l’ai vu que ce soir-la. J’avais encore mon appareil, j’entendais un peu. On m’a explique qu’il etait marie, du cote d’Annot, avec la sceur de Leballech. J’ai les yeux fermes, dans mon fauteuil, mais je ne dors pas. Les autres croient toujours que je dors. Je ne dors que la nuit, et pas longtemps. Je pense a tous ces jours merveilleux. A Digne, quand j’etais petite et puis Marseille. Le pont transbordeur, que les Allemands ont fait sauter pendant la guerre, et la rue du Petit-Puits oil on habitait. Tout ce soleil. Je me demande si avec toutes les saletes qu’ils ont inventees, on ne s’eloigne pas du soleil. Les jours etaient plus longs, autrefois, et l’ete plus chaud. L’Exposition de 1937, a Paris. Ma sceur garde le plateau que je lui ai rapporte. II est derriere moi, sur le buffet. Il y a une vue de l’Exposition peinte dessus. Mon marl me disait : « Tu verras, on s’en souviendra longtemps. » La petite etait pres de moi, un apres-midi, et elle a ecrit sur son papier, a sa maniere : Vous l’aimez toujours ? J’ai fait oui avec la tete. Elle n’a pas ri, ni rien. On est reste la, simplement, comme deux creches. C’est une bonne petite. Elle ne ressemble pas aux autres, voila tout.”

 

 
Walter Wippersberg (4 juli 1945 – 31 januari 2016)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juli ook mijn blog van 4 juli 2017 en ook mijn blog van 4 juli 2014 en ook mijn blog van 4 juli 2011 deel 2.

Neil Simon, Paul de Wispelaere, Christine Lavant, Sébastien Japrisot, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Robert Desnos, Nathaniel Hawthorne, Lionel Trilling

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.

Uit: The Odd Couple

“ROY. She can do it, you know.
OSCAR. What?
ROY. Throw you in jail. For non-support of the kids.
OSCAR. Never. If she can’t call me once a week to aggravate me, she’s not happy. (Crosses to bar.)

MURRAY. It doesn’t bother you? That you can go to jail? Or that maybe your kids don’t have enough clothe or enough to eat?
OSCAR. Murray . . . Poland could live for a year on what my kids leave over for lunch! . . . Can we play cards? (Refills drink.)
ROY. But that’s the point. You shouldn’t be in this kind of trouble. It’s because you don’t know how to man-age anything. I should know, I’m your accountant.
OSCAR. (Crossing to table.) If you’re my accountant, how come I need money?
ROY. If you need money, how come you play poker?
OSCAR. Because I need money.
ROY. But you always lose.
OSCAR. That’s why I need the money! . . . Listen, I’m not complaining. You’re complaining. I get along all right. I’m living.
ROY. Alone? In eight dirty rooms?
OSCAR. If I win tonight, I’ll buy a broom.
(MURRAY and SPEED buy chips from VINNIE, and Mtm-w begins to shuffle the deck for a game of draw.)
ROY. That’s not what you need. What you need is a wife.
OSCAR. How can I afford a wife when I can’t afford a broom?
ROY. Then don’t play poker.
OSCAR. (Puts down drink, rushes to ROY and they struggle over the bag of potato chips, which rips showering EVERYONE, who ALt. begin to yell at one another.) Then don’t come to my house and eat my potato chips?
MURRAY. What are you yelling about? We’re playing a friendly game.”

 

 
Neil Simon (New York, 4 juli 1927)
Jack Lemmon en Walter Matthau in de gelijknamige film uit 1968

Lees verder “Neil Simon, Paul de Wispelaere, Christine Lavant, Sébastien Japrisot, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Robert Desnos, Nathaniel Hawthorne, Lionel Trilling”

Neil Simon, Christine Lavant, Sébastien Japrisot, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Robert Desnos, Nathaniel Hawthorne

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.

Uit: The Odd Couple

“Oscar: Hello, Oscar the poker player!..Who?..Who did you want, please?…Dabby? Dabby who?..No there’s no Dabby here…Oh, Daddy! (to the others) For Christ sakes it’s my kid (into phone: clearly a man who loves his son) Brucey, hello, baby. Yes it’s Daddy! (to the others) Hey come on, give me a break will ya? My five-year-old kid is calling from California. It must be costing him a fortune. (phone) How’ve you been, sweetheart?…Yes, I finally got your letter. It took three weeks…Yes but next time tell your mommy to give you a stamp…I know, but you’re not supposed to draw it on…(proud, to the others) Do you hear? (phone) Mommy wants to speak to me? Right… Take care of yourself, soldier. I love you. (and then with false cheeriness) Hello Blanche, how are you?…Err, yes I have a pretty good idea why you’re calling…I’m a week behind with the check, right?…Four weeks? That’s not possible…Because it’s not possible…Blanche I keep a record of every check and I know I’m only three weeks behind!…Blanche, I’m trying the best I can…Blanche, don’t threaten me with jail, because it’s not a threat, with my expenses and my alimony, a prisoner takes home more pay than I do…Very nice in front of the kids…Blanche, don’t tell me you’re going to have my salary attached, just say goodbye…Goodbye! (hangs up, to the others) I’m eight hundred dollars behind in alimony, so let’s up the stakes.”

 

 
Neil Simon (New York, 4 juli 1927)
Jack Klugman en Tony Randall in de tv-serie “The Odd Couple” uit de jaren 1970-1975

Lees verder “Neil Simon, Christine Lavant, Sébastien Japrisot, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Robert Desnos, Nathaniel Hawthorne”

Ludwig Thoma, Neil Simon, Christine Lavant, Sébastien Japrisot

 

Dolce far niente

 

 
Bathers by the Shore door Edward Henry Potthast, ca. 1912

 

Urlaubshitze

Überall hört man von Hitze,
Manchen trifft sogar der Schlag,
Naß wird man am Hosensitze
Schon am frühen Vormittag.

Damen, denen man begegnet,
Leiden sehr am Ambopoäng:

»Gott! Wenn es nur endlich regnet’!«
Ist der ewige Refräng.

Oberlehrer und Pastoren
Baden sich in diesem Jahr,
Ihre Scham geht auch verloren,
Und man nimmt sie nackicht wahr.

Busen, Hintern, Waden, Bäuche
Zeigt man heuer lächelnd her,
Und wir kriegen schon Gebräuche
Wie die Neger ungefähr.

Wenn das Barometer sänke,
Käme eine bess’re Zeit
In bezug auf die Gestänke
Und in puncto Sittlichkeit.

 

ludwig thoma,neil simon,christine lavant,sébastien japrisot,dolce far niente,romenu
Ludwig Thoma (21 januari 1867 – 26 augustus 1921)
Oberammergau, waar Ludwig Thoma werd geboren

Lees verder “Ludwig Thoma, Neil Simon, Christine Lavant, Sébastien Japrisot”

Neil Simon, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos, Christine Lavant

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.

Uit: The Play Goes On, A Memoir

“The thought uppermost in my mind was to distract the girls from dealing with the past, and to get them busy with getting on with life, making some small attempt at normalcy. I am always amazed at the resiliency of the young. They looked at me, waiting to hear what my plans were, ready and eager to comply. Neither girl had intended to be home that summer, both having made plans, not fully realizing the graveness of Joan’s condition. Nancy was summoned back from camp when Joan passed away sooner than I ever imagined, and Ellen had canceled a student trip to Europe to be with her mother for her last few months. I suggested getting away from New York, as far away as possible, distancing ourselves from loss and sorrow. The summer house in Pound Ridge, New York, that I had bought expressly as a gift to Joan, where I hoped she would recover from her illness, was just a marginal choice to revisit. I offered to take them both to Europe, reasoning that traveling and being together would be, if not a fun-filled vacation, at least a chance to heal ourselves in new surroundings, in a place with fewer memories. Nancy surprised me when she opted to return to camp. It also gave me a sense of relief to know that this ten-year-old knew what was best for her. Ellen and I left together for Europe a week later.
I made the mistake of returning to all the same hotels that Joan and I had stayed in, something that proved harder for me to deal with than for Ellen. But slowly, day by day, I began to see a change in Ellen, a maturing, perhaps growing up faster than she normally would have if Joan were still alive. She started to point out things in shops in London and in Paris that might go nicely in our house.”

 

 
Neil Simon (New York, 4 juli 1927)

Lees verder “Neil Simon, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos, Christine Lavant”

Willie Verhegghe, Neil Simon, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos

 

Bij de Tour de France

 

Mark Cavendish

 

Gevonden: Snelle benen

Voor één keer knalden de champagnekurken al
bij de start in Epernay -noblesse oblige-,
een sprankelend startschot waarop de spuit-Pierrot
van Spa alleen maar jaloers kan zijn.

Daarna de helse tocht door kokende zonnebloemvelden
met hoog Celcius-gehalte, het zweetzout zet zich gul af
en trekt grillige lijnen op de donkere shirts en broeken,
ik krijg zowaar medelijden met het brandend nageslacht
dat nog uit al die geknelde kloten groeien moet,
hier is elke vorm van deugddoende afkoeling ver weg,
het synthetisch zeemvel is ongenadig hard en
wekt met gele grijns claustrofobische jeuk op.
Ik spreek zowaar uit ondervinding !

Ten dele geteisterd door hitte in de hersenen
maar vooral begaan met de dwangarbeiders van de weg
denk ik aan Amets Txurruka die deze middag
niet meer aan de start verscheen en nu ergens
met rood geweende ogen zijn sleutelbeenwonden likt.
Amets zou in het Baskisch ‘droom’ betekenen,
in dit geval voorwaar een wel zeer boze.

En at last doet Cavendish wat van hem wordt gevraagd:
na vallen en opstaan vindt hij zijn snelle benen weer.
Snelle benen zijn altijd lekker meegenomen.
Als je ze vindt tenminste.
Ik heb de mijne al lang uit het trage oog verloren
en zoek niet langer meer: verstand komt met de jaren.

 

Willie Verhegghe (Denderleeuw, 22 juni 1947)

 

Lees verder “Willie Verhegghe, Neil Simon, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos”

Neil Simon, Mao Dun, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.

Uit: The Play Goes On, A Memoir

„In the days and weeks following, I walked through the streets of New York like a somnambulist, having to look up at corner signs to see where I was. Not that I was walking in any particular direction, or with any specific destination in mind. I walked through Bloomingdale’s, fingering shirts or jackets without the slightest intention of buying anything. I was constantly looking at everyone who passed by, with the preposterously illogical hope that I might see Joan. There was always the possibility that the doctors had been mistaken about her death, or, just as unlikely, that I merely dreamt she died, which would explain the foggy, half-awake state in which I existed. The memory flashed in my mind how sometimes, before Joan ever got ill, I would be walking down a street and would glance up and see her looking in a store window. She would turn and see me, and we would both smile, thinking the same thing: “We just had a free one” — meaning an extra time of seeing each other, one we hadn’t planned on.
I climbed the steps of the Metropolitan Museum of Art on Fifth Avenue, and wandered through the great exhibition halls, delving into Egyptian antiquity. Then I went up the stairs to the paintings of Matisse and Renoir, Van Gogh and Rembrandt; I stared at the John Sargents I loved so well, remembering when I first saw them with Joan. With her at my side, I had the added advantage of having her fill me in with minute details of the painter’s art, most of which I might not have noticed on my own. For me she was like one of those tape-recorded talking guides you rent as you enter the museum, except with this one, you were allowed to hold the hand of this guide, or watch her hair bobbing up and down as she tried to peer over the crowd to see the museum’s latest and most talked about acquisition.
On the day I chose to revisit the museum alone, I suddenly heard a voice directly behind me.
“Neil?”
I turned and looked.
“I’m Carol Mantz.”
She said her name as though I should know it, but I didn’t have a clue as to who she was. Or maybe I did know her, but like everything else in my life at that moment, I couldn’t fit the pieces together.“

 


Neil Simon (New York, 4 juli 1927)

Lees verder “Neil Simon, Mao Dun, Walter Wippersberg, Rob van Erkelens, Sébastien Japrisot, Robert Desnos”

Rob van Erkelens, Neil Simon, Mao Dun, Walter Wippersberg, Sébastien Japrisot

De Nederlandse schrijver Rob van Erkelens werd geboren in Den Haag op 4 juli 1963. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008 en ook mijn blog van 4 juli 2009.

Uit: Op de huid van de tijd, tijdgeest in de jongste Nederlandse literatuur

 

Waar het is begonnen, is niet te zeggen, maar duidelijk is dat de jonge schrijvers van nu de ramen dicht hebben gedaan en de wereld buitengesloten. Een willekeurige greep uit de boekenproductie van het laatste jaar bewijst dat. Auteurs als Janneke Jonkman, Désanne van Brederode, Floor Haakman, Ronald Giphart, Russell Artus, Marieke Groen, Adriaan Jaeggi, Josien Laurier, Stephan Enter, Oscar van den Boogaard en Manon Uphoff – om er maar enkele te noemen – maken zich voornamelijk druk om het eigen zielenleven en de meer of minder turbulente gebeurtenissen in de emotiehuishouding. De liefde, altijd de liefde. Of de afwezigheid daarvan, of het teloorgaan ervan, of het verlangen naar liefde. De eigen jeugd, de eigen puberteit, de eigen adolescentie… Het aantal variaties is eindeloos, maar het thema blijft onverwoestbaar hetzelfde: me, myself and I. Dat kan natuurlijk prachtige literatuur opleveren, maar vaker wordt de lezer bekropen door een onmiskenbaar gevoel van beklemming; de leeservaring wordt claustrofobisch. Dat doet verlangen naar open ramen, naar tocht, naar geluiden van de straat, of uit de polder desnoods. Dat doet vragen om een decor groter dan de badkamer van de hoofdpersoon, waar hij zijn eerste orgasmetje beleeft.

Veel romans van jonge schrijvers van nu zijn Bildungsromans, waarin omstandig het groter worden van een – vaak veel op de auteur lijkende – jongeling wordt beschreven. Zijn of haar groei naar de volwassenheid, zijn of haar strijd om overeind te blijven in de grote wereld waar alles echt is en niets meer zorgeloos. Misschien is dat niet voor niets: net zoals het kind op een goede dag zijn besloten, overzichtelijke en veilige universum dient te verlaten om, angstig, de grote, bedreigende en chaotische wereld van de volwassenheid te betreden, zo weet ook de jonge schrijver dat hij of zij ooit het domein van het eigen leven achter zich moet laten en, moedig maar onzeker, de echte wereld in moet gaan en die een plaats dient te geven in de roman. Want ooit gaan de ramen open, en waait de werkelijkheid naar binnen.“

 

 

rob_van_erkelens

Rob van Erkelens (Den Haag, 4 juli 1963)
Foto rond 1993

 

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd in New York op 4 juli 1927 geboren. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2009.

 

Uit: How to Stop Writing and Other Impossibilities

 

„I presently have no thoughts for a new play, but that hasn’t stopped me before. To quote Walter Kerr, a former reviewer for The New York Times, and my favorite critic ever, from his opening night review of my December 1966 play, The Star-Spangled Girl, “Neil Simon didn’t have an idea for a new play this year, but he wrote it anyway.” It was the best bad revi
ew I ever received.
From it I learned that if you do not have a burning passion to write a particular story, if you are not so eager to get to the typewriter in the morning and so reluctant to leave it when the sun begins to set, so driven that you’re willing to forgo family, friends, food and sex, so preoccupied that you have trouble remembering your daughter’s first name or that you’ve forgotten to remove your socks when taking a shower (if indeed you found time to take the shower), then don’t write the play. It takes all that motivation just to make it a passable work. To make it something wonderful, to quote Hemingway, or to quote the biographer who quoted Hemingway, “the writing of a book (for me a play) should destroy the writer. If there is anything left, he has not worked hard enough…”
Why even bring up any comparisons of Hemingway to myself? …What I want is exactly what Hemingway wanted, and in this one area, we have something in common. …he said, “What you pray for after all the praise for your last one is a good, solid idea for your next project.” …I am never short of ideas. What I am short of is good ideas, and knowing what’s good and what’s not good is a dicier business than you suppose.“

 

 

Neil-Simon

Neil Simon (New York, 4 juli 1927)

 

De Chinese schrijver, journalist en politicus Mao Dun werd geboren op 4 juli 1896 in Tongxiang, in de provincie Zhejiang. Zie ook mijn blog van 4 juli 2009.

 

Uit: Spring Silkworms (Vertaald door Sidney Shapiro)

 

„Old Tung Pao raised his wrinkled face, scorched by years of hot sun to the color of dark parchment. He gazed bitterly at the canal before him, at the boats on its waters, at the mulberry trees along its banks. All were approximately the same as they had been when he was twenty. But the world had changed. His family now often had to make their meals of pumpkin instead of rice. He was over three hundred silver dollars in debt….
Toot! Toot-toot-toot….
Far up the bend in the canal a boat whistle broke the silence. There was a silk filature over there too. He could see vaguely the neat lines of stones embedded as reinforcement in the canal bank. A small oil-burning river boat came puffing up pompously from beyond the silk filature, tugging three larger craft in its wake. Immediately the peaceful water was agitated with waves rolling toward the banks on both sides of the canal. A peasant, poling a tiny boat, hastened to shore and clutched a clump of reeds growing in the shallows. The waves tossed him and his little craft up and down like a see saw. The peaceful green countryside was filled with the chugging of the boat engine and the stink of its exhaust.
Hatred burned in Old Tung Pao’s eyes. He watched the river boat approach, he watched it sail past and glared after it until it went tooting around another bend and disappeared from sight. He had always abominated the foreign devils’ contraptions. He himself had never met a foreign devil, but his father had given him a description of one Old Master Chen had seen – red eyebrows, green eyes, and a stiff-legged walk! Old Master Chen had hated the foreign devils too. “The foreign devils have swindled our money away,” he used to say. Old Tung Pao was only eight or nine the last time he saw Old Master Chen. All he remembered about him now were things he had heard from others. But whenever Old Tung Pao thought of that remark – “The foreign devils have swindled our money away” – he could almost picture Old Master Chen, stroking his beard and wagging his head.
How the foreign devils had accomplished this,“

 

mao_dun

Mao Dun (4 juli 1896 – 27 maart 1981)

 

 

De Oostenrijkse schrijver, regisseur, filmmaker en fotograaf Walter Wippersberg werd geboren op 4 juli 1945 in Steyr. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007  en ook mijn blog van 4 juli 2008.en ook mijn blog van 4 juli 2009.

 

Uit: Der Kater Konstantin

 

“Der Kater war als Erster wieder auf den Beinen.
“Philipp hat nur gesagt, wie man fährt. Der hat doch glatt vergessen, mir zu sagen, wie man stehen bleibt”, erklärte Konstantin und fügte hinzu: “Entschuldigen Sie bitte, Herr Meier.”
Der Dunkelblaue ächzte und stöhnte und erhob sich endlich.
“Ich heiße nicht Meier!”, knurrte er.
“Aber gewiss doch”, meinte Konstantin, “Uschi und Philipp haben es gestern Abend doch gesagt.”
“Ich heiße nicht Meier!”
Der Dunkelblaue brüllte jetzt. “Wirklich nicht?”, fragte Konstantin. Er war nun doch ein wenig unsicher.
“Nein!”
Der Kater schaute verwundert drein. “So etwas!”, murmelte er. “Wie schnell sich die Menschen verändern. Als ich Sie gestern vor dem Schwimmbad gesehen habe, da waren Sie klein und Schmal. Heute sind Sie auf einmal groß und dick. Gestern waren Sie glatt rasiert und heute tragen Sie einen Schnurrbart. Gestern haben Sie Meier geheißen – und heute nicht. Nur der dunkelblaue Anzug und die Kappe sind gleich geblieben.'”
“Ich habe nie Meier geheißen! Seit vierzig Jahren heiße ich Müller.”
“Na ja, das ist auch ein schöner Name”, tröstete ihn Konstantin.
Dann ging ihm auf einmal ein Licht auf:
“Aha! Wahrscheinlich gib es noch so einen dunkelblauen Mann. Der heißt Meier, wie?”
Herr Müller rückte seine goldverzierte Kappe zurecht und polterte: “Wir sind keine dunkelblauen Männer, sondern Polizisten. Und es gibt nicht nur zwei, sondern – was weiß ich – hunderttausend oder noch mehr.”
“Hunderttausend?” Da staunte der Kater.
,”Warum denn so viele?”
“Damit Kerle wie du sie niederfahren können”, schnauzte der Polizist ihn an.”

 

Wippersberg

Walter Wippersberg (Steyr, 4 juli 1945)

 

 

De Franse schrijver Sébastien Japrisot (pseudoniem van Jean-Baptiste Rossi) werd geboren op 4 juli 1931 in Marseille. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008 en ook mijn blog van 4 juli 2009.

 

Uit: Un long dimanche de fiançailles

“J’ai fait de nouveau lier les prisonniers, bras dans le dos,comme il m’était ordonné. Je ne voyais pas l’utilité de le faire, ils était trop fatigués et nous étions trop nombreux pour que l’un d’eux tente de fuir, mais finalement c’était mieux ainsi, cela nous évitait, en cas de betise, d’avoir à tirer. Nous avons marché vers Bouchavesnes, les prisonniers en file, chacun encadré de deux soldats. La tranchée de première ligne ou je devais les conduire portait un numéro, mais à la guerre, il en fallait des tranchées comme des bonhommes, on retenait plus facilement les surnoms. Celle-là, on l’appelait, ne me demandez pas pourquoi, Bingo Crépuscule. A l’entrée des boyaux, après deux kilomètres d’une route crevée par les obus, dans un paysage ou n’existait déjà plus ni maison, ni arbre, ni rien sur la neige, un soldat nous attendait pour nous guider, en train de blaguasser avec des artilleurs.

Les lacis ,ensuite , nous ont semblé interminables ,on pataugeait dans la boue et les prisonniers avaient toutes les peines à marcher. A chaque instant , il nous fallait les soutenir. Le caporal six-sous est tombé dans une flaque. On l’a remis debout, il ne s’est pas plaint
. J’avais honte ,comme le chef des dragons qui m’avait parlé au village, d’emmener ainsi , misérables , cinq des nôtres sous les regards des bonhommes qui attendaient de monter en ligne ou en descendre.”

Japrisot

Sébastien Japrisot (4 juli 1931 – 4 maart 2003)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juli ook mijn vorige blog van vandaag.

Mao Dun, Rob van Erkelens, Walter Wippersberg, Neil Simon, Sébastien Japrisot, Robert Desnos, Christine Lavant, Benjamin Péret, Christian Gellert, Nathaniel Hawthorne, Michel-Jean Sedaine

De Chinese schrijver, journalist en politicus Mao Dun werd geboren op 4 juli 1896 in Tongxiang, in de provincie Zhejiang. Hij studeerde vanaf 1913 Chinese en Westerse literatuur aan de universiteit van Peking. Wegens geldgebrek moest hij die studie voortijdig afbreken. Dat was echter geen beletsel voor een succesvolle loopbaan als journalist en schrijver. Hij heeft meer dan 100 publicaties op zijn naam gebracht: korte verhalen, verhalen, romans, essays, toneelstukken, vertalingen en stukken over literatuurtheorie. Hij behoorde tot de beste realistische schrijvers van China. In zijn roman ‘De schemering’ uit 1933 gaf hij een zo volledig mogelijk beeld van zijn tijd en zijn stad Shanghai. De stedelijke milieus die Mao Dun tegen elkaar afzette zijn dat van de grote industriëlen en beursspeculanten aan de ene kant en aan de andere kant dat van de fabrieksarbeiders, die onder leiding van communistische organisaties in opstand komen. De hoofdpersoon, de industrieel Wu Sunfu, komt door zijn onervarenheid met het opkomende speculeren op de beurs en door het dreigende communistische verzet ten val. In Spring Silkworms worden de moeilijkheden beschreven die dorpelingen ondervinden bij de zijdeteelt. Eigenlijk blijken ze niet opgewassen tegen de complexe economische processen die daarbij een rol spelen.

Uit: Spring Silkworms (Vertaald door Sidney Shapiro)

„None of these women or children looked really healthy. Since the coming of spring, they had been eating only half their fill; their clothes were old and torn. As a matter of fact, they werenʹt much better off than beggars. Yet all were in quite good spirits, sustained by enormous patience and grand illusions. Burdened though they were by daily mounting debts, they had only one thought in their heads — If we get a good crop of silkworms, everything will be all right! …

They could already visualize how, in a month, the shiny green leaves would be converted into snow‑white cocoons, the cocoons exchanged for clinking silver dollars. Although their stomachs were growling with hunger, they couldnʹt refrain from smiling at this happy prospect. …

… Old Tung Pao was able to borrow the money at a low rate of interest — only twenty‑five per cent a month! Both the principal and interest had to be repaid by the end of the silkworm season. …

Old Tung Paoʹs family, borrowing a little here, getting a little credit there, somehow managed to get by. Nor did the other families eat any better; there wasnʹt one with a spare bag of rice! Although they had harvested a good crop the previous year, landlords, creditors, taxes, levies, one after another, had cleaned the peasants out long ago. Now all their hopes were pinned on the spring silkworms. The repayment date of every loan they made was set for the ʺend of the silkworm season.ʺ

The next morning, Old Tung Pao went into town to borrow money for more leaves. Before leaving home, he had talked the matter over with daughter‑in‑law. They had decided to mortgage their grove of mulberries that produced fifteen loads of leaves a year as security for the loan. The grove was the last piece of property the family owned.“

Dun

Mao Dun (4 juli 1896 – 27 maart 1981)

 

De Nederlandse schrijver Rob van Erkelens werd geboren in Den Haag op 4 juli 1963. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008.

Uit: Ik ben er niet: de ontmenselijking in het oeuvre van Bret Easton Ellis

“De verteller van Less than zero is Clay, die studeert aan de oostkust maar in de kerstvakantie teruggaat naar huis, in Los Angeles, waar zijn ouders wonen, waar hij is opgegroeid, net als zijn vrienden, die hij in de weken dat hij daar is allemaal zal ontmoeten. Clay is een geprivilegieerde blanke jongeman, rijk en intelligent. Hij heeft alles, maar hij is bijna niets. Deze jongeren lijden aan morele en spirituele honger in een wereld vol materiële overvloed.
Het is halverwege de jaren tachtig. De wereld draait lekker. De bomen en kantoren groeien tot in de hemel. Het kapitalisme heerst, het kapitaal regeert. Op economisch gebied beleven we een hoogconjunctuur; er is geen vuiltje aan de lucht. De beurs laat zien hoe de handel floreert, en de handel wordt geleidelijk de kern van de maatschappij. Zoals aandelenkoersen bedrijven meer of minder waard maken, zo wordt ook op andere gebieden de waarde van dingen steeds vaker bepaald door hun betekenis en belang als artikel, als product, als commodity. De handelswaarde is wat de doorslag geeft, de economische waarde, niet de morele, of ethische, of esthetische, of sociale, of psychologische waarde.

Ook mensen worden commodity’s, handelsartikelen. (Zoals een vriend van me iemand eens begroette op een feestje, niet met ‘Leuk dat je er bent’, of zoiets, maar met: ‘Handig dat je er bent.’) En hun kwaliteiten, of talenten, worden assets. Het is geen tijd voor de zwakken. Voor de zachtaardigen. Het is de tijd van Wall Street, en van de ‘Greed’-toespraak van Michael Douglas in die film (‘Greed is good, greed is right. Greed works’).
Het is de tijd van Thatcher en van Reagan.
En van Bret Easton Ellis.”

erkelens

Rob van Erkelens (Den Haag, 4 juli 1963)
Foto rond 1993

 

De Oostenrijkse schrijver, regisseur, filmmaker en fotograaf Walter Wippersberg werd geboren op 4 juli 1945 in Steyr. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007  en ook mijn blog van 4 juli 2008.

Uit: Eine Rückkehr wider Willen

„Meine Kindheit verging – subjektiv gesehen – in einer heilen Welt. Aber es hatte bis kurz vor meiner Geburt in Steyr ein Außenlager des KZ Mauthausen gegeben, man hatte die Kazettler auch in der Stadt selbst arbeiten gesehen. Im Krematorium in Steyr wurden Leichen aus Mauthausen verbrannt, wenn die Öfen dort überlastet gewesen waren. Heute weiß ich, dass nicht gar so wenige Steyrer davon wussten. Heute weiß ich, dass anno 38 viele Sozialdemokraten im bis dahin “roten Steyr” zu den Nazis übergelaufen und in meinem Geburtsjahr 1945, als wäre nichts gewesen, zu den Roten zurückgekehrt waren. (…) Die Schuldigen von damals lebten zu Zeiten meiner Kindheit ebenso in der Stadt wie jene, die nur zugeschaut hatten. Und jene wenigen, die sich dagegen gewehrt hatten, waren – heute weiß ich es – in diesen meinen Kindheitsjahren nicht sehr angesehen, nicht sehr beliebt. Eher als das Kind einer b
estimmten Familie war ich, hatte ich später oft das Gefühl, das Kind einer bestimmten Zeit, nämlich der Nachkriegszeit.“

wippersberg

Walter Wippersberg (Steyr, 4 juli 1945)

 

De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd in New York op 4 juli 1927 geboren. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007.

Uit: Barfuß im Park (Barefoot in thePark, vertaald door Gina Kaus)

“Sie ist reizend, jung und voll von Zukunftsplänen. Sie sieht sich in dem Raum um und seufzt, als ob die Welt gerade im Begriff stünde anzufangen. Und genau das sie, was die Welt tut. Sie trägt Jeans und einen gelben Jumper unter einem großen haarigen weißen Pelzmantel. Sie hat einen Blumenstrauß im Arm. Nachdem sie sich mit ekstatischem Entzücken in dem Raum umgesehen hat, nimmt sie einen der leeren Farbtöpfe, füllt ihn mit Wasser und tut die Blumen hinein — das Papier, in das sie gewickelt waren, wirft sie auf den Boden. Der erste Farbfleck in dem kahlen Raum. Während sie die Bühne kreuzt, um die „Vase“ auf den Ofen zu stellen, klingelt es. Nachdem sie die Blumen abgestellt hat, geht sie zur Eingangstür, drückt auf den Knopf, der unten auf der Straße mechanisch die Haustür öffnet. Dann öffnet sie die Tür und ruft hinunter:
CORIE Halloh?

Aus der Tiefe, vielleicht aus dem Innern der Erde, hören wir eine Stimme.
STIMME Bratter?
CORIE (schreit zurück) Ja! Hier oben — oberster Stock!
Sie geht zu den Gepäckstücken, öffnet eines und nimmt eine große
Flasche Champagner heraus, die sie in den Eisschrank stellt.
Von unten wieder die Stimme, diesmal etwas näher.
STIMME Hallo?
Corie geht wieder an die Eingangstür und schreit hinunter.
CORIE Hier oben! Nur noch eine Treppe!
Sie geht zurück zu dem offenen Gepäckstück, nimmt drei Holzscheite heraus und trägt sie zum Ofen. Als sie sie vor dem Ofen fallen lässt, ertönt die Stimme in der Eingangstür. Ein großer, schwerer Mann, Mitte der Dreißig, mit einem schottischen Jackett und einer Baseballkappe. Er atmet sehr, sehr schwer.

MANN Tel … (Er versucht seine Atemlosigkeit zu beherrschen.) …
Telefongesellschaft.
CORIE Oh, das Telefon. Gut, kommen Sie rein.
MANN Das ist ja eine richtige … (schnauft, schnauft) … eine richtige Bergtour.
CORIE Ja, fünf Treppen. Wenn Sie den Eingang nicht dazu rechnen.
MANN Ich habe den Eingang aber dazugerechnet. (Schnauft, schnauft … er sieht in sein Notizbuch.) Paul Bratter — stimmt‘s?”

neil_simon

Neil Simon (New York, 4 juli 1927)

 

De Franse schrijver Sébastien Japrisot (pseudoniem van Jean-Baptiste Rossi) werd geboren op 4 juli 1931 in Marseille. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008.

Uit: Adieu l’ami

“Barran. – Tu fais deux mille kilomètres aller-retour, en larmes et en voiture de location, uniquement pour demander à un militaire un travail que n’importe quel médecin peut faire !… C’est intéressant.
Pas de réponse.
Barran arrache brusquement ses lunettes noires.
Barran. – Tu te fous de moi ?
Isabelle le regarde avec des yeux tristes, des lèvres qui tremblent.
Isabelle (détournant la tête). – On passe la visite médicale dans le sous-sol de la société, juste avant le week-end de Noël.
C’est tout. Elle a dit cela d’une traite, comme on se jette à l’eau.
Barran. – Quel rapport ?
Isabelle. – Pas n’importe quel médecin accepterait de se laisser enfermer là-dedans, le dernier soir.
À ce moment, coupant la surprise de Barran, la D.S. pénètre dans un des tunnels d’entrée de Lyon.
Elle roule assez vite, à travers une obscurité peuplée de feu rouges et jaunes, de reflet de carrosseries.

Barran et Isabelle sont indistincts.
Barran. – Qu’est-ce qu’il y a dans ce sous-sol ?
Isabelle. – Un coffre.
Silence.
Barran. – Qu’est-ce qu’il y a dans ce coffre ?
Isabelle. – Rien du tout.
Barran. – Alors pourquoi veux-tu l’ouvrir ?
La voiture débouche de l’autre côté du tunnel, en plein soleil.
Barran regarde la jeune femme. Elle a sorti de son sac une grosse liasse de titres au porteur, de couleur verte, qu’elle tient dans ses deux mains et qu’elle lui montre avec un air perdu.
Isabelle. – Pour y remettre ça… Des actions que j’ai détournées… Il y en a pour cinq millions.”

japrisot

Sébastien Japrisot (4 juli 1931 – 4 maart 2003)

 

De Franse dichter, schrijver en journalist Robert Desnos werd geboren op 4 juli 1900 in Parijs. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008.

C’ÉTAIT UN BON COPAIN

Il avait le coeur sur la main
Et la cervelle dans la lune
C’était un bon copain
Il avait l’estomac dans les talons
Et les yeux dans nos yeux
C’était un triste copain
Il avait la tête à l’envers
Et le feu là où vous pensez
Mais non quoi il avait le feu au derrière
C’était un drôle de copain
Quand il prenait ses jambes à son cou
Il mettait son nez partout
C’était un charmant copain
Il avait une dent contre Étienne
A la tienne Étienne à la tienne mon vieux
C’était un amour de copain

Il n’avait pas sa langue dans la poche
Ni la main dans la poche du voisin
Il ne pleurait jamais dans mon gilet
C’était un copain
C’était un bon copain.

 

LA VOIX

Une voix, une voix qui vient de si loin
Qu’elle ne fait plus tinter les oreilles,
Une voix, comme un tambour, voilée
Parvient pourtant, distinctement, jusqu’à
nous.

Bien qu’elle semble sortir d’un tombeau
Elle ne parle que d’été et de printemps.
Elle emplit le corps de joie,
Elle allume aux lèvres le sourire.

Je l’écoute. Ce n’est qu’une voix humaine
Qui traverse les fracas de la vie et des batailles,
L’écroulement du tonnerre et le murmure des bavardages.

Et vous? Ne l’entendez-vous pas?
Elle dit “La peine sera de courte durée”
Elle dit “La belle saison est proche.”

Ne l’entendez-vous pas?

Desnos

Robert Desnos (4 juli 1900 – 8 juni 1945)

 

De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en kunstenares Christine Lavant werd geboren op 4 juli 1915 in Groß-Edling als Christine Thonhauser. Zie ook mijn blog van 4 juli 2006 en ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008.

Uit: Das Kind

Stellenweise ist es doch sehr dunkel. Wenn bloß nicht der alte Grabenbauer, der immer die Grenzsteine versetzt hat und jetzt in der Ewigkeit dafür in glühenden Pant
offel Sensen dengeln muß, auf den Einfall kommt, jetzt zu erscheinen!?
Lieber Primariusdoktor, wenn die Engel und die Heiligen alle schlafen, dann steh du mir bei! – – -. Du hast den mächtigsten Zauber der Welt und du weißt alles.
Ja, auch das mit den Zöpfen hat er gewußt. Und wahrscheinlich freut er sich schon darauf. Er wird sie wohl brauchen, weil sein Mädchen morgen vielleicht Namenstag hat. Und deshalb ist er am Abend noch schnell gekommen und hat mich verwandelt. Meine Augen kann er auch haben und mein Herz und überhaupt alles, was er brauchen kann. Wenn ich dann gar nichts mehr hab, wird er sagen: “Mein armes Kind.” Und vielleicht legt er mir die Hände auf das Gesicht? Eigentlich könnte ich ja ein bißchen laufen …
Aufeinmal ist alles Böswillige wieder da. Im Kleid, ja sogar in den Zöpfen. Alles verschlingt sich, und mit einem leichten Aufklatschen, aber ohne den kleinsten Schrei, fällt es auf den dunklen, bösartig glatten Boden des Ganges hin.”

Lavant

Christine Lavant (4 juli 1915 – 7 juni 1973)

 

De Franse dichter en schrijver Benjamin Péret werd geboren op 4 juli 1899 in Rezé bij Nantes. Toen hij 21 was sloot hij zich aan bij de Dada schrijvers en kunstenaars als Tristan Tzara, André Breton, Paul Éluard, Philippe Soupault, Max Ernst, Francis Picabia en anderen. Hij stond mede aan de wieg van het surrealisme. Van 1924 tot 1929 gaf hij samen met Pierre Naville de eerste drie nummers uit van Zeitung La Révolution Surréaliste. Van 1941 tot 1947 leefde hij in ballingschap in Mexico, waar hij amenwerkt met de weduwe van Trotzki en zich verdiept in de cultuur van de indianen. Daar schreef hij ook het grote gedicht Air Mexicain. Na zijn terugkeer in Parijs werkte hij tot aan zijn dood samen met André Breton.

Je Sublime

Allo
Mon avion en flammes mon château inondé de vin du Rhin
mon ghetto d’iris noirs mon oreille de cristal
mon rocher dévalant la falaise pour écraser le garde-champêtre
mon escargot d’opale mon moustique d’air
mon édredon de paradisiers ma chevelure d’écume noire
mon tombeau éclaté ma pluie de sauterelles rouges
mon île volante mon raisin de turquoise
ma collision d’autos folles et prudentes ma plate-bande sauvage
mon pistil de pissenlit projeté dans mon oeil
mon oignon de tulipe dans le cerveau
ma gazelle égarée dans un cinéma des boulevards
ma cassette de soleil mon fruit de volcan
mon rire d’étang caché où vont se noyer les prophèthes distraits
mon inondation de cassis mon papillon de morille
ma cascade bleue comme une lame de fond qui fait le printemps
mon revolver de corail dont la bouche m’attire comme l’oeil d’un puits
scintillant

glacé comme le miroir où tu contemples la fuite des oiseaux mouches de ton regard
perdu dans une exposition de blanc encadrée de momies
je t’aime

peret

Benjamin Péret (4 juli 1899 – 28 september 1959)

 

De Duitse dichter en filosoof Christian Fürchtegott Gellert werd geboren op 4 juli 1715 in Hainichen. Zie ook mijn blog van 4 juli 2006  en ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008.

Der Blinde und der Lahme

Von ungefähr muß einenBlinden
Ein Lahmer auf der Straße finden,
Und jener hofft schon freudenvoll,
Daß ihn der andre leiten soll.

“Dir”, spricht der Lahme, “beizustehen?
Ich armer Mann kann selbst nicht gehen;
Doch scheint’s, daß du zu einer Last
Noch sehr gesunde Schultern hast.

Entschließe dich, mich fortzutragen,
So will ich dir die Stege sagen:
So wird dein starker Fuß mein Bein,
Mein helles Auge deines sein.”

Der Lahme hängt mit seinen Krücken
Sich auf des Blinden breiten Rücken.
Vereint wirkt also dieses Paar,
Was einzeln keinem möglich war.

Du hast das nicht, was andre haben,
Und andern mangeln deine Gaben;
Aus dieser Unvollkommenheit
Entspringet die Geselligkeit.

Wenn jenem nicht die Gabe fehlte,
Die die Natur für mich erwählte,
So würd er nur für sich allein
Und nicht für mich bekümmert sein.

Beschwer die Götter nicht mit Klagen!
Der Vorteil, den sie dir versagen
Und jenem schenken, wird gemein,
Wir dürfen nur gesellig sein.

Gellert

Christian Gellert (4 juli 1715 – 13 december 1769)
Portret door Anton Graff

 

De Amerikaanse schrijver Nathaniel Hawthorne werd geboren op 4 juli 1804 in Salem, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 4 juli 2007 en ook mijn blog van 4 juli 2008.

Uit: Fanshawe

In an ancient though not very populous settlement, in a retired corner of one of the New England States, arise the walls of a seminary of learning, which, for the convenience of a name, shall be entitled “Harley College.” This institution, though the number of its years is inconsiderable compared with the hoar antiquity of its European sisters, is not without some claims to reverence on the score of age; for an almost countless multitude of rivals, by many of which its reputation has been eclipsed, have sprung up since its foundation. At no time, indeed, during an existence of nearly a century, has it acquired a very extensive fame; and circumstances, which need not be particularized, have, of late years, involved it in a deeper obscurity. There are now few candidates for the degrees that the college is authorized to bestow. On two of its annual “Commencement Days,” there has been a total deficiency of baccalaureates; and the lawyers and divines, on whom doctorates in their respective professions are gratuitously inflicted, are not accustomed to consider the distinction as an honor. Yet the sons of this seminary have always maintained their full share of reputation, in whatever paths of life they trod. Few of them, perhaps, have been deep and finished scholars; but the college has supplied–what the emergencies of the country demanded–a set of men more useful in its present state, and whose deficiency in theoretical knowledge has not been found to imply a want of practical ability.“

Nathaniel_Hawthorne
Nathaniel Hawthorne (4 juli 1804 – 19 mei 1864)
Beeld van Bela Pratt in Salem, Massachusetts

 

De Franse schrijver Michel-Jean Sedaine werd op 4 (of 2) juli 1719 in Parijs geboren. Hij werkte als metselaar, totdat zijn werkgever zijn talenten ontdekte en hem liet studeren. Later vertrouwde hij Sedaine zelfs de opvoeding toe van zijn kleinzoon, de beroemde schilder Jacques-Louis David. Na wat kleinere werken richtte Sedaine zich op de opera. François-André Danican Philidor, Pierre-Alexandre Monsigny en André-Ernest-Modeste Grétry behoren tot de bekendste compinisten die zijn teksten op muziek hebben gezet.

Uit: Richard Cœur de Lion

„SCÈNE III
RICHARD, BLONDEL, ANTONIO.
(Richard se rassied ; il a le coude appuyé sur une saillie de pierre, et paraît abîmé dans le plus profond chagrin : sa tête est en partie caché par sa main.)
BLONDEL.
Petit garçon, arrêtons-nous ici : j’aime à respirer cet air frais et pur qui annonce et accompagne le lever de l’aurore. Où suis-je à présent ?
ANTONIO.
Près du parapet de cette forteresse, où vous m’avez dit de vous mener.
BLONDEL.
C’est bien.
Comme il semble tâter ce parapet pour monter dessus.
ANTONIO.
Ah ! Ne montez pas dessus ce parapet, vous tomberiez dans un grand fossé plein d’eau, et vous vous noieriez.

BLONDEL.
Ah ! je n’en ai pas d’envie. Tiens, mon fils, voilà de l’argent, va nous chercher quelque chose pour déjeuner.
ANTONIO.
Ah ! vous me donnez trop.
BLONDEL.
Le reste sera pour toi.“
ANTONIO.
En vous remerciant. (Il part.)
BLONDEL.
Quand tu seras revenu, nous irons promener. Sans doute que les campagnes sont aussi belles que je les ai vues autrefois. Au défaut de mes yeux, je me plais à l’imaginer. Tu ne réponds pas ? Ah ! Est-il parti ?

Sedaine

Michel-Jean Sedaine (4 juli 1719 – 17 mei 1797)
Beeld voor de gevel van l’Hôtel de ville de Paris