St. Martin and the Beggar (Thom Gunn)

Bij Sint Maarten

 

 
St. Martinszug vor dem Düsseldorfer Rathaus door Heinrich Hermanns, 1905

 

St. Martin and the Beggar

Martin sat young upon his bed
A budding cenobite,
Said ‘though I hold the principles
Of Christian life be right,
I cannot grow from them alone,
I must go out to fight.’

He traveled hard, he traveled far,
The light began to fail.
‘Is not this act of mine,’ he said,
‘A cowardly betrayal,
Should I not peg my nature down
With a religious nail?’

Wind scudded on the marshland,
And, dangling at his side,
His sword soon clattered under hail:
What could he do but ride?—
There was not shelter for a dog,
The garrison far ahead.

A ship that moves on darkness
He rode across the plain,
When a brawny beggar started up
Who pulled at his rein
And leant dripping with sweat and water
Upon the horse’s mane.

He glared into Martin’s eyes
With eyes more wild than bold;
His hair sent rivers down his spine;
Like a fowl packed to be sold
His flesh was grey. Martin said—
‘What, naked in this cold?

‘I have no food to give you,
Money would be a joke.’
Pulling his new sword form the sheath
He took his soldier’s cloak
And cut it in two equal parts
With a single stroke.

Grabbing one to his shoulders,
Pinning it with his chin,
The beggar dived into the dark,
And soaking to the skin
Martin went on slowly
Until he reached an inn.

One candle on the wooden table,
The food and drink were poor,
The woman hobbled off, he ate,
Then casually before
The table stood the beggar as
If he had used the door.

Now dry for hair and flesh had been
By warm airs fanned,
Still bare but round each muscled thigh
A single golden band,
His eyes now wild with love, he held
The half cloak in his hand.

‘You recognised the human need
Included yours, because
You did not hesitate, my saint,
To cut your cloak across;
But never since that moment
Did you regret the loss.

‘My enemies would have turned away,
My holy toadies would
Have given all the cloak and frozen
Conscious that they were good.
But you, being a saint of men,
Gave only what you could.’

St Martin stretched his hand out
To offer from his plate,
But the beggar vanished, thinking food
Like cloaks is needles weight.
Pondering on the matter,
St. Martin bent and ate.

 

 
Thom Gunn (29 augustus 1929 – 25 april 2004)
St. George’s church in Gravesend, de geboorteplaats van Thom Gunn

 

Zie voor de schrijvers van de 11e november ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

 

Dolce far niente, Jennifer Grotz, Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn

 

Dolce far niente

 

 
Summer in the city (Cityscape 12) door Darren Thompson, 2012

 

Late Summer

Before the moths have even appeared
to orbit around them, the streetlamps come on,
a long row of them glowing uselessly

along the ring of garden that circles the city center,
where your steps count down the dulling of daylight.
At your feet, a bee crawls in small circles like a toy unwinding.

Summer specializes in time, slows it down almost to dream.
And the noisy day goes so quiet you can hear
the bedraggled man who visits each trash receptacle

mutter in disbelief: Everything in the world is being thrown away!
Summer lingers, but it’s about ending. It’s about how things
redden and ripen and burst and come down. It’s when

city workers cut down trees, demolishing
one limb at a time, spilling the crumbs
of twigs and leaves all over the tablecloth of street.

Sunglasses! the man softly exclaims
while beside him blooms a large gray rose of pigeons
huddled around a dropped piece of bread.

 

 
Jennifer Grotz (Canyon, 11 juli 1971)
Canyon, Randall County Courthouse. Jennifer Grotz werd geboren in Canyon.

Lees verder “Dolce far niente, Jennifer Grotz, Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn”

Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Frances Bellerby, Friedrich Treitschke

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Hugo Brandt Cortius op dit blog.

Uit:Geniaal debuut (Over S. Vestdijk: Een moderne Antonius)

“De verschijning van een zwijn moeten we wel aan de traditie toeschrijven die de duivel zich in zwijnsgestalte tegen Antonius doet aanvlijen, hoewel Dr. John B. Knipping ons in de Winkler Prins verzekert dat het integendeel op de voorspraak duidt van de heilige tegen veeziekten, voornamelijk tegen een in de 11e en 12e eeuw veel heersende pestsoort. De rest van de verschijningen moet aan de fantasie van de auteur worden toegeschreven. Elke bladzij, elke regel Vestdijk is direct te herkennen aan de wijze waarop beschrijvingen, ideetjes en onbeduidende détails onmiddellijk tot mooie groteske gedachtenconstructies voeren. Deze grotesken zijn in Een moderne Antonius niet langer illustratie, amusant randversiersel, maar vormen de inhoud zelf. En dat is jammer. Want in de romans, waar Vestdijk al eerder hallucinaties buiten de beschrijvingen deed voorkomen (Else Böhler, Fré Bolderhey) hadden die voor een niet-hallucinerend lezer toch altijd een duidelijke betekenis. Deze strekking is hier onzichtbaar. Hij zal er wel zijn. In zijn testament zal Vestdijk ons ongetwijfeld duidelijk maken hoe slim het allemaal was, hoe de oneven woorden in de oneven hoofdstukken een epos vormen, hoe het hele verhaal correspondeert met een nog onontdekt manuscript, maar wat hebben wij daaraan? Moet een boek dan een strekking hebben? Deze vraag betekent meestal: moet een boek alleen maar een strekking hebben? en het antwoord is dan: nee. Maar bij Vestdijk kregen wij altijd een goed verhaal, goed geschreven, met goede grapjes en daarboven op nog een strekking.
Was behalve de flap ook nog de auteursnaam weggevallen, dan kwam er: Een moderne Antonius is de beste Nederlandse roman uit 1960. Het is het lichtvoetig vertelde verhaal van een modern man, die door de duivel, in de persoon van een geheimzinnige dokter, met beproevingen wordt overladen, die hij door zijn redelijkheid overwint. Er komen enige prachtige bijfiguren in voor. Moderne verschijnselen, als verkeersbrigadiertjes en nozems, worden fraai getypeerd. Enkele scènes zijn uiterst komisch. De bouw (drie delen, ieder deel tien hoofdstukken van gelijke lengte) doet aan Vestdijk denken. Maar een vergelijking met de meester zou onbillijk zijn. De debutant heeft ons met Een moderne Antonius een geniaal blijk van zijn talent gegeven. Wij zien met grote verwachting naar een nieuw werk van hem uit.”

 
Hugo Brandt Corstius (29 augustus 1935– 28 februari 2014)

Lees verder “Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Frances Bellerby, Friedrich Treitschke”

Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Hermann Löns

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Hugo Brandt Cortius op dit blog.

Uit: Vestdijks nieuwe lichaamsdeel (Over De Ziener)

“Al eerder hebben lichaamsdelen een grote rol gespeeld in romans van Simon Vestdijk. En dan bedoel ik niet die menselijke organen die in al zijn boeken hun smeulende functie verrichten. Het menselijk gebit bijvoorbeeld, werd uitputtend behandeld in ‘Ivoren Wachters’, een boek dat geen tandarts ongelezen mag laten. Het mooist is het lichaamsdeel verwerkt in ‘De vijf roeiers’ waarin de menselijke hand het grondmotief is. Niet alleen wemelt het van de handen en handjes, maar ieder van de vijf roeiers wordt precies getypeerd door één vinger. En nu is de beurt dan aan het oog.
In een Noordelijk stadje, waarin we Weulnerdam kunnen herkennen, wordt, zoals we weten, veel gescharreld in portieken, gangetjes en op dijkhellingen. De hoofdpersoon Le Roy, de ziener, heeft een vrijetijdsbesteding gevonden in het begluren van deze vrijpartijen. Hij is dus een voyeur, maar geen gewone. Het is niet duidelijk of hij een lichamelijke bevrediging vindt in zijn kijkpraktijken. Bovendien aanvaardt hij stoïcijns de aframmelingen die hij zo nu en dan van zijn slachtoffers ontvangt, ook al is hij zeker geen masochist. Het meest afwijkende van deze voyeur is wel dat hij in staat is over zichzelf na te denken en er zo toe komt de consequenties uit zijn voyeursschap te trekken. Er zijn nu eenmaal geen Parijse etablissementen in zijn woonplaats zodat hij verzucht ‘in Holland moet je zelf voor die dingen zorgen’. Zo zien we hem dan ook in het eerste hoofdstuk een krankzinnig ingewikkelde intrige op touw zetten, die er toe moet leiden dat een dorpeling die door zijn toedoen in de stad een teleurstelling ondervindt, bij zijn meisje troost zal gaan zoeken. Alles is prachtig voorbereid en Le Roy kan zich de gang van zaken precies voorstellen. Maar zijn fout is dat hij dat ook doet en als ‘ziener’ al bij voorbaat geniet van het op hem af komen van de bedrogene. Le Roy begrijpt dat hij te ver is gegaan en dat de werkelijke uitvoering geen zin meer heeft, de brief die alles op gang moest brengen wordt verscheurd, de expositie is voltooid, en Le Roy begint zijn meester-intrige waaraan de rest van het boek is gewijd.
Hij verspreidt het gerucht dat een ongetrouwde lerares die bij zijn moeder kamers heeft gehuurd een verhouding heeft met een leerling. Dit is niet zo, maar leerling en lerares besluiten, o vreugde van Le Roy, het stadje te tonen hoe verkeerd hun verdenkingen wel zijn en zetten moedig hun ontmoetingen voort. En als het dan tegen het eind van het boek tot een gevoelsuitstorting komt (een magische liefdesvervulling door enkele aanraking, zoals Vestdijk ons dat de laatste tijd meer laat zien) verwondert het geen lezer, die de beuk opmerkte, waarin Le Roy zo goed kon klimmen en die bovendien de omslagtekening niet veronachtzaamde, waar een oog in een boom zit, dan verwondert het geen lezer dat De Ziener van deze scène getuige is.”

 
Hugo Brandt Corstius (29 augustus 1935– 28 februari 2014)

Bewaren

Lees verder “Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Hermann Löns”

Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Hermann Löns

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Hugo Brandt Cortius op dit blog

Uit: Alcohol en longkanker

“Het volkomen apocriefe verhaal waarin Galilei kleine en grote stenen van de toren van Pisa laat vallen staat niet in het NRC-stuk zelf, maar een grote foto van die toren met een (vallende?) vaas ernaast, als enige illustratie bij het artikel, doet ons het ergste vrezen. De valtheorie van Aristoteles (zware dingen vallen harder dan lichte) werd door Galilei niet verworpen door experimenteren, maar door een elegante redenering in de Discorsi, die nog steeds lezenswaard is. (Als het waar is dat een zware steen harder valt, hoe hard valt dan een zware steen vastgebonden aan een lichte? Enerzijds nog harder, omdat het geheel zwaarder is geworden. Anderzijds langzamer omdat de lichte steen remmend werkt. Een duidelijke contradictie dus.) Tot die conclusie kan men komen in de kelder van de Pisaanse toren, en het is een schandaal dat Aristoteles het niet bedacht heeft.
Galilei’s terecht beroemde principe dat een bal na de eerste trap, als er verder geen krachten op werken, niet, zoals Aristoteles zegt, tot stilstand komt, maar altijd door blijft rollen, kan hij ook moeilijk met experimenteren ontdekt hebben. In Brechts volksdrama Galilei ziet men de held voortdurend zwetend met gewichten aan het werk, maar in werkelijkheid is er praktisch geen sprake van mechanica-experimenten, en als ze beschreven worden is het onwaarschijnlijk dat ze echt gedaan werden (zo beweert hij gezien te hebben dat lichte voorwerpen in het begin harder vallen dan zware teneinde tegelijkertijd op de grond aan te kunnen komen). Ik heb de grootste verering voor Galileo Galilei, maar het moet gezegd dat zijn valtheorie nog behoorlijk fout was.
Newton vond, alweer zonder jarenlang dingen te laten vallen (die appel lijkt me meer van bijbelse oorsprong), een gravitatietheorie die het eeuwenlang goed deed. Is het nu zo dat Einstein door experimenten vond dat Newtons wetten niet helemaal klopten, en maakte hij daarom een nieuwe theorie? Nee, net andersom: hij maakte een nieuwe theorie en baseerde daarop een enkele proef. De voorspelde buiging van lichtstralen was niet zozeer een bevestiging van zijn theorie als een mislukte verwerping. Maar de rol van experimenten (die nog steeds onontbeerlijk zijn) komt ter sprake in Hoe Het Wel Is.”

 
Hugo Brandt Corstius (29 augustus 1935– 28 februari 2014)

Bewaren

Lees verder “Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Hermann Löns”

Elma van Haren, Hugo Brandt Corstius, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Hermann Löns

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Elma van Haren werd geboren in Roosendaal op 29 augustus 1954. Zie ook alle tags voor Elma van Haren op dit blog en eveneens mijn blog van 29 augustus 2010.

 

 

Knipoog

Buiten mist. Het ratelen van de wielen
verhult alle geluid hierbinnen.
Ik kan niets meer horen.
Blikken ontwijken me, naamborden ontglippen me.
Op goed geluk moet ik er straks uit.

Het is er weer, dit stollen,
na langdurig het hoofd te hoog
te hebben gedragen.
In mijn bagage,

mijn dagboek,
ontvleesd verleden, een herbarium vol bladskelet.
Ik blader.
Zo was het in een paar woorden.
Geklost als kant, wit gezouten,
dit tenminste
blijft!

De trein stopt.
Ik bezichtig een bekende touristenplaats.
Een bord zegt ‘Bezoek onze grotten!’
Ik volg de pijlen en word welkom geheten
in scherp verlichte,
haast kraakheldere catacomben,
waarin opeen gepakt is,
waarin tot aan het plafond toe
opgestapeld is.

 

 

Hitte – 1

Mei:
lauw strijkijzer over een gebloemde beddesprei.
Neem nu de maat van je voetzolen
die kleine lichamelijke plek, waarop je gebouwd bent
en voel hoe los van de grond…
longen grijpen in de lucht
je handen moeten gevuld om je gewicht te beseffen
als je naakt over het satijn van het bed schuift
denkend aan een groot onaangedaan vossegezicht
slechts één keer aangeraakt
zijn lynxse ogen –
Met kracht stroomt het bloed
terug naar je voeten.
Duikelaar
altijd kom je weer recht!
Hoe dan plotseling
‘Het is heel goed mogelijk!’ afspringt van
‘Zou het kunnen?’ en
hoe ‘Het kan!’
begint te bloemen
vanaf de beddesprei en die aarzelende knop
door zachte meiwind bestreken, uitgroeit tot de kelk:
‘Het zal gebeuren, het is zo!’
en wachtend op dat moment, dat moment alleen
niets anders doen dan tevreden kijken
hoe geduldig de planten naar het zonlicht buigen
hoe beloftevol de was te drogen hangt.

 

 

Elma van Haren (Roosendaal, 29 augustus 1954)

Lees verder “Elma van Haren, Hugo Brandt Corstius, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Hermann Löns”

Hugo Brandt Corstius, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Edward Carpenter

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Hugo Brandt Cortius op dit blog.

 

Uit: De toekomst van het Nederlands

„Veel klagen zij over de verloedering, de versloffing, de achteruitgang van het Nederlands zoals zij zich dat uit vroeger jaren herinneren. Op een avond in 1991 zette ik voet aan wal in Curaçao en werd onmiddellijk besprongen door een schrijver met een grote hoed, Boelie van Leeuwen, die een hoofdartikel uit de Nieuwe Rotterdamse Courant meedroeg waarin alle woorden door felle rode strepen onleesbaar waren gemaakt: ‘Kunt u daar niets tegen doen?’

Maar wat zij niet weten, die klagers buiten Nederland, is dat het ook in Nederland, en ik neem aan in België niet minder, één grote klaagzang is. Charivarius kon zijn onbegrijpelijke afkeer van ‘vanaf’ en ‘vanuit’ tenminste nog wel sprekend en grappig onder woorden brengen. Maar wie, om een voorbeeld te noemen, leest hoe Jan Kuitenbrouwer deze weken klaagt over woordcompressie (alsof die niet in alle talen en alle tijden wordt uitgeoefend op woorden en zelfs zinnetjes die je veel gebruikt) en over de verkeerde uitspraak van de ‘r’ of de ‘g’, die verstijft van zoveel onkunde en domheid. ‘Alsjeblieft’ en ‘alstublief’, dat zijn toch prachtige zinscomprimaties, waar onze leerlingen veel van kunnen opsteken.

Het is nu al zover dat het, helaas ook in het beschaafde Nederland voorkomende, racisme zijn weg naar de oppervlakte vindt door het klagen over het Nederlands van die jeugdigen die de pech hebben dat hun ouders niet in Batavia of Amsterdam maar in Turkije of Marokko geboren werden, alsof niet altijd en overal jeugdigen er een eer in scheppen een eigen taaltje te maken waar de ouderen zich aan ergeren.

Er is, laat ik het maar direct verklappen, over de Nederlandse taal niets te klagen. Nooit in de geschiedenis is er door zoveel mensen Nederlands gesproken als nu. En dat komt niet eens door onze vruchtbaarheid, maar door onze immigranten. Kon je vroeger in bepaalde Franse dorpjes zomers veel Hollands horen van vakantiegangers, nu klinken onze klanken de hele zomer in menig Turks of Berbers dorp, van vakantiegangers in hun oude land.“

 

Hugo Brandt Corstius (Eindhoven, 29 augustus 1935)

Lees verder “Hugo Brandt Corstius, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Edward Carpenter”

Hugo Brandt Corstius, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Lukas Hartmann, Edward Carpenter, Elma van Haren, Herbert Meier, Jacques Kruithof, Djamel Amrani, Valery Larbaud

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2007 en ook mijn blog van 29 augustus 2008 en ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Uit: Waarom God Van Frans Houdt

„Pascal (Clermont 1623-Parijs 1662) en Frans Kellendonk (Nijmegen 1951-Amsterdam 1990) hebben meer gemeen dan welk koppel van een Franse en een Nederlandse schrijver ook. Hun sociale afkomst, hun levensloop, hun schrijfstijl, hun levensprobleem, en hun oplossing daarvan, hun ziekte en hun dood vertonen opvallende overeenkomsten.

Er zijn natuurlijk ook verschillen. Pascal was ingenieur en filosoof. Kellendonk anglist en schrijver. Pascal was zijn hele leven ongelukkig – van Frans is mij dat niet bekend. Pascal is wereldberoemd, Kellendonk nog niet. Maar gezien de afstand van 330 jaren en 330 mijlen zijn de overeenkomsten frappant.

De jongen werd geboren in een goed-katholiek, welvarend gezin in een provincieplaats ver van de hoofdstad, waar hij later natuurlijk ging wonen en waar hij in aanraking kwam met stromingen die het traditionele rooms-katholicisme bestreden. Hij is de enige zoon – er zijn nog drie zussen, van wie er een veel invloed op hem heeft. Hij is duidelijk intelligent en krijgt een goede opvoeding. Al vroeg raakt hij – in kleine kring – bekend. Hij heeft venijnige vijanden. Zijn openbare leven is zeer beperkt. Hij blijft ongetrouwd en van enige belangstelling voor een lid van het vrouwelijk geslacht is nooit sprake. Aan het eind van zijn leven lijdt hij aan een ernstige ziekte waar geen kruid tegen gewassen is. Zijn dood is een verlossing. Die dood komt kort na zijn negenendertigste verjaardag.

Over welk onderwerp hij ook schrijft (ketterse opvattingen, kritiek op de wetenschap van de tijd), hij schrijft altijd kristalhelder, klassiek proza. Wat Pascal betreft: er zijn weinig Franse schrijvers uit de zeventiende eeuw die nog zo leesbaar zijn. Het zal me niet verbazen als dat in de drieëntwintigste eeuw ook over Kellendonk gezegd wordt.“

 corstius

Hugo Brandt Corstius (Eindhoven, 29 augustus 1935)
Portret door Ine Laurant, 1997

 

De Engelse dichter Thomson („Thom“) William Gunn werd geboren op 29 augustus 1929 in Gravesend, Kent. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2007 en ook mijn blog van 29 augustus 2008 en ook mijn blog van 29 augustus 2009.

 

 Cat island

Cats met us at
the landing-place
reclining in the sun
to check us in
with a momentary glance,
concierges
of a grassy island.
(Attila’s Throne,
the Devil’s Bridge,
and “the best Byzantine
church in the world”,
long saints admonitory
on kiln-like inner walls.)
And lunch in a shady court
where cats now
systematically worked
the restaurant, table
by table, gazing into eyes
pleading “I’m hungry
and I’m cute”, reaching
front paws up to knees
and always getting
before zeroing in
on the next table, same
routine, same result.

Sensible bourgeois
wild-cats working
with the furred impudence
of those who don’t pretend
to be other than whores,
they give you not
the semblance of love
but simply
a look at their beauty
in return for food.
Models, not escorts.
They lack, too,
the prostitute’s self-pity,
being beyond shame.
And we lack
what they have.

 

My Sad Captains

One by one they appear in
the darkness: a few friends, and
a few with historical
names. How late they start to shine!
but before they fade they stand
perfectly embodied, all

the past lapping them like a
cloak of chaos. They were men
who, I thought, lived only to
renew the wasteful force they
spent with each hot convulsion.
They remind me, distant now.

True, they are not at rest yet,
but now they are indeed
apart, winnowed from failures,
they withdraw to an orbit
and turn with disinterested
hard energy, like the stars.

gunn

Thom Gunn (29 augustus 1929 – 25 april 2004)
Portret door Don Bachardy, 1981

 

De Belgische dichter en schrijver Maurice Maeterlinck werd geboren op 29 augustus 1862 in Gent. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2006 en ook mijn blog van 29 augustus 2007 en ook mijn blog van 29 augustus 2008 en ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Uit: The Double Garden (Vertaald door Alexander Teixeira De Mattos)

„ I HAVE lost, within these last few days, a little bull-dog. He had just completed the sixth month of his brief existence. He had no history. His intelligent eyes opened to look out upon the world, to love mankind, then closed again on the cruel secrets of death.

     The friend who presented me with him had given him, perhaps by antiphrasis, the startling name of Pelléas. Why rechristen him? For how can a poor dog, loving, devoted, faithful, disgrace the name of a man or an imaginary hero?

     Pelléas had a great bulging, powerful forehead, like that of Socrates or Verlaine; and, under a little black nose, blunt as a churlish assent, a pair of large hanging and symmetrical chops, which made his head a sort of massive, obstinate, pensive and three-cornered menace. He was beautiful after the manner of a beautiful, natural monster that has complied strictly with the laws of its species. And what a smile of attentive obligingness, of incorruptible innocence, of affectionate submission, of boundless gratitude and total self-abandonment lit up, at the least caress, that adorable mask of ugliness! Whence exactly did that smile emanate? From the ingenuous and melting eyes? From the ears pricked up to catch the words of man? From the forehead that unwrinkled to appreciate and love, or from the stump of a tail that wriggled at the other end to testify to the intimate and impassioned joy that filled his small being, happy once more to encounter the hand or the glance of the god to whom he surrendered himself?

     Pelléas was born in Paris, and I had taken him to the country. His bonny fat paws, shapeless and not yet stiffened, carried slackly through the unexplored pathways of his new existence his huge and serious head, flat-nosed and, as it were, rendered heavy with thought.

     For this thankless and rather sad head, like that of an overworked child, was beginning the overwhelming work that oppresses every brain at the start of life. He had, in less than five or six weeks, to get into his mind, taking shape within it, an image and a satisfactory conception of the universe. Man, aided by all the knowledge of his own elders and his brothers, takes thirty or forty years to outline that conception, but the humble dog has to unravel it for himself in a few days: and yet, in the eyes of a god, who should know all things, would it not have the same weight and the same value as our own?”

 maeterlinck

Maurice Maeterlinck (29 augustus 1862 – 6 mei 1949)
Detail uit “De lezing” van Theo van Rysselberghe

 

De Zwitserse schrijver Lukas Hartmann (eig. Hans-Rudolf Lehmann) werd geboren op 29 augustus 1944 in Bern. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2007 en ook mijn blog van 29 augustus 2008 en ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Uit: Die Deutsche im Dorf

“Mein Vater, ein hochgewachsener und strenger Mann, unterrichtete während beinahe vier Jahrzehnten die siebte bis neunte Klasse von Tannwiler. Als lediger Junglehrer hatte er zuerst ein Zimmer im Dorf gemietet und war dann, nach der Heirat mit der Tochter eines Sägereibesitzers, ins Häuschen unterhalb des Schulhauses gezogen. Dort wurde ich geboren, dort wuchs ich auf, dort lernte ich Geige spielen. Das Geigenspiel wurde später zu meinem Beruf.
Oft habe ich mein Schicksal verwünscht, Lehrersohn zu sein. Von Lehrerkindern erwartet man, dass sie gute und angepasste Schüler sind; genau dafür werden sie dann verachtet und verspottet. Wenn sie aber aufmucken, heißt es gleich, ein Lehrerkind solle dem eigenen Vater keine Schande machen. Ich gehörte lange zur ersten Sorte, zu den Stillen und Unauffälligen, und hatte darunter zu leiden, dass ich mich an einfältigen Streichen nicht beteiligen mochte. Das änderte sich erst, als ich mich am Ende der vierten Klasse mit Christian, dem Sohn des Posthalters, verbündete. Er war ein Einzelgänger wie ich, aber zarter in der Konstitution, schweigsam und empfindlich. Er las viel, interessierte sich für Geschichte, für Ausgrabungen und Monumente, während ich damals Musik und Malerei entdeckte und stundenlang in den Kunstbänden meines Vaters schmökerte. Wir hatten beide, in den Augen unserer bäuerlichen Klassenkameraden, absonderliche Interessen.
Christian war erst im Lauf der vierten Klasse nach Tannwiler gekommen. Ich hatte ihn an seinem Fensterplatz wochenlang beobachtet, bevor ich ihn anzusprechen wagte. Ich war fasziniert von seinem Profil, das einem bestimmten Kinderbild aus einem der Kunstbände glich; ich konnte nicht wegsehen, wenn am späten Morgen die Sonne den Flaum in seinem Nacken schimmern ließ. Es war derselbe Flaum, den ich später auch an Christians Schwester Barbara entdeckte, als ich zum ersten Mal ihre seidenen Haare aus dem Nacken hob und die Haut darunter berührte; der Flaum reichte, kaum erkennbar, den Rücken hinunter und lief in einer zarten Spitze aus. Aber das war viel später.“

hartmann

Lukas Hartmann (Bern, 29 augustus 1944)

 

De Engelse dichter, schrijver en activist Edward Carpenter werd geboren op 29 augustus 1844 in Hove, in de buurt van Brighton. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2008 en ook mijn blog van 29 augustus 2009.

TOWARDS DEMOCRACY
PART ONE

The sun, the moon and the stars, the grass, the water that flow,
round the earth, and the light air of heaven:
To You greeting. I too stand behind these and send you word
across them.

I
Freedom at last!
Long sought, long prayed for – ages and ages long:

The burden to which I continually return, seated here thick-
booted and obvious yet dead and buried and passed into heaven,
unsearchable;

[How know you indeed but what I have passed into you?]

And Joy, beginning but without ending-the journey of
journeys – Thought laid quietly aside:

These things I, writing, translate for you – I wipe a mirror and
place it in your hands.
II
The sun shines, as of old; the stars look down from heaven; the
moon, crescent, sails in the twilight; on bushy tops in the warm
nights, naked, with mad dance and song, the earth-children address
themselves to love;

Civilisation sinks and swims, but the old facts remain – the sun
smiles, knowing well its strength.

The little red stars appear once more on the hazel boughs,
shining among the catkins; over waste lands the pewit tumbles
and cries as at the first day; men with horses go out on the land
– they shout and chide and strive – and return again glad at
evening; the old earth breathes deep and rhythmically, night and
day, summer and winter, giving and concealing herself.

I arise out of the dewy night and shake my wings.

Tears and lamentations are no more. Life and death lie stretched
below me. I breathe the sweet aether blowing of the breath of God.

Deep as the universe is my life – and I know it; nothing can
dislodge the knowledge of it; nothing can destroy, nothing can
harm me.

Joy, joy arises – I arise. The sun darts overpowering piercing
rays of joy through me, the night radiates it from me.

I take wings through the night and pass through all the wildernesses
of the worlds, and the old dark holds of tears and death –
and return with laughter, laughter, laughter:

Sailing through the starlit spaces on outspread wings, we two –
0 laughter! laughter! laughter!

carpenter

Edward Carpenter (29 augustus 1844 – 28 juni 1929)

 

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Elma van Haren werd geboren in Roosendaal op 29 augustus 1954. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Het schitterende

…En met de geur van water in de schaduw, een groene.
Ik kantelde de bemoste stenen om
de zilvervisjes weg te zien glibberen.
Het was een droom over het plezier van het omkeren,
die wetenschap dat je van alle kanten…
en dan toch niet verloren raken!
De vrijheid om vanuit elk opzicht het uitzicht…
Zoals dieren ruiken dat het gaat regenen, terwijl
de lucht nog blauw is. Ja,
dat moest ik beter begrijpen.
Ook wolken behoren tot het landschap.
Niet altijd denken dat omhoog kijken meteen
het zwaard naar beneden laat suizen.

Het was een droom over kristalhelderheid,
waarin ik mijn eigen bewegingen zag,
die ik maakte in slaap.
Een slaapvattend mij.
Eerst een slaapdronken ademen en dan
het kneden van droom door de hersens
om met veel zuurstof wakker te worden.

Uit bed gesprongen om vlug in de spiegel
te zien wat erin zat die dag.
De zilvervisjes, die van onder uit de slaap
naar boven waren geschoten door mijn gezicht
en zich hadden verborgen in de schaduw bij de mond
de ogen de haargrens.
Ik telde mijn geld
en liep in de dag
met een zilvergezicht.

vanharen

Elma van Haren (Roosendaal, 29 augustus 1954)

 

De Zwitserse dichter, schrijver en vertaler Herbert Meier werd op 29 augustus 1928 in Solothurn geboren. Reeds op school begon hij gedichten en stukjes schrijven. Hij studeerde literatuur, geschiedenis, filosofie en kunstgeschiedenis in Bazel, Wenen, Parijs en Fribourg, en sloot zijn studie af met een proefschrift over de toneelstukken van Ernst Barlach. Hij is opgeleid als acteur bij Ernst Ginsberg. Hij werkte als redacteur in Parijs en Poitiers, en was als toneelschrijver en acteur bij het Städtebundtheater Biel / Solothurn actief. Van 1977 tot 1982 was hij de belangrijkste toneelschrijver van het Schauspielhaus in Zürich. Aan de universiteiten van Sankt Gallen en Zürich doceerde hij drama en hij werd benoemd in 1986 als schrijver in residence aan de University of Southern California in Los Angeles. Van 1994 tot 1998 was hij gastheer van de show “Sternstunde Philosophie” op de Zwitserse televisie. Sinds 1955 werkt hij als freelance schrijver en vertaler in Zürich.

Wie kann einer sagen
Sieben Gedichte

1
Wie kann einer sagen -:
»Während Sonnen sterben,
vergehen meine Worte nicht»?
Aus dem Tod der Gestirne
entspringt Lebendiges, fraglos;
Vergleichbares erleidet die Sprache:
im Vergessen
vergehen die Worte nicht,
vielmehr –
sie kommen,
von fernen Sonnenwinden getrieben,
erneut zu uns herab.
Und sind zuweilen wie im Anfang.

 

meier

Herbert Meier (Solothurn, 29 augustus 1928)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Jacques Kruithof werd geboren in Rotterdam op 29 augustus 1947. Zie en ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Uit: II Herman Gorter

“Ik zou zoo graag de wereld beelden
Ik zou zoo graag de wereld beelden,
de menschen hoe ze nu groeien
naar de Eenheid, met al hare weelde
zou ik ze doen wille’ opbloeien,
als bloemen van muziek.

Verzen (1928)

1

Iemand die van Herman Gorter helemaal niets af weet, kan een encyclopedie of een literatuurgeschiedenis opslaan, en leert dan, behalve de jaartallen 1864-1927, dat er vier dichters naar die naam hebben geluisterd: de maker van Mei, de enige echte sensitivist, een volgeling van Spinoza, en een doorgewinterde communist. Aan dat vierkoppige beeld verandert, wanneer zo’n lezer zich verder in de figuur verdiept, en een hele boekenkast vol studies en artikelen door worstelt, betrekkelijk weinig. Het kwartet wordt soms tot een tweetal teruggebracht: er was eerst de Tachtiger Gorter; na een crisis, gemarkeerd door de Kenteringssonnetten van 1891-1893, werd hij de dichter van een Idee, en uiteindelijk marxist – nog altijd een Januskop. Meestal komt daar een waardering aan te pas: sommigen (Coster, Prinsen hielden het ervoor dat de tweede Gorter een ondermaats poëet was, anderen (Brandt Corstius, Van Ravesteijn vonden dat het eerst met het dichtwerk van de latere Gorter menens werd.”

kruithof

Jacques Kruithof (29 augustus 1947 – 7 maart 2008) 

 

De Algerijnse dichter en schrijver Djamel Amrani werd geboren in Sour El-Ghozlane op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Je me lave

Je me lave
à la décrue de toutes
les colères

Paisible mon sommeil
redevient délire
de labours
abri de tous les coeurs
multitude apprivoisée
Ma voix se brise
sur le rivage de nos amours
buissonnières
sur la verrière
dérobée à ta mesure
Que cherche-t-il cet automne
trop tôt venu
ce taillis de pierres précaires
en notre demeure secrète
en notre mémoire calcinée

La halte qui me délivre

et la fugue

qui m’insonore

 

Bruisse la mer

Bruisse la mer

L’odeur de l’été
colle à mes désirs
Sang enténébré
te voilà ravivé
identique
à
la saturation
du Poème.

 amrani

 Djamel Amrani (29 augustus 1935 – 2 maart 2005)

 

De Franse schrijver en criticus Valery Nicolas Larbaud werd geboren op  29 augustus 1881 in Vichy. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2009.

Uit: James Joyce

„Depuis deux ou trois ans James Joyce a obtenu, parmi les gens de lettres de sa génération, une notoriété extraordinaire. Aucun critique ne s’est encore occupé de son œuvre et c’est à peine si la partie la plus lettrée du public anglais et américain commence à entendre parler de lui ; mais il n’y a pas d’exagération à dire que, parmi les gens du métier, son nom est aussi connu et ses ouvrages aussi discutés que peuvent l’être, parmi les scientifiques, les noms et les théories de Freud ou de Einstein. Là, il est pour quelques-uns le plus grand des écrivains de langue anglaise actuellement vivants, l’égal de Swift, de Sterne et de Fielding, et tous ceux qui ont lu son Portrait de l’Artiste dans sa Jeunesse s’accordent, même lorsqu’ils sont de tendances tout opposées à celles de Joyce, pour reconnaître l’importance de cet ouvrage ; tandis que ceux qui ont pu lire les fragments d’Ulysse publiés dans une revue de New-York en 1919 et 1920 prévoient que la renommée et l’influence de James Joyce seront considérables. Cependant, si, d’autre part, vous allez demander à un Membre de la « Société (américaine) pour la Suppression du Vice » : Qui est James Joyce ? Vous recevrez la réponse suivante : C’est un Irlandais qui a écrit un ouvrage pornographique intitulé Ulysse que nous avons poursuivi avec succès en police correctionnelle lorsqu’il paraissait dans la Little Review de
New-York.
Il s’est en effet passé pour Joyce aux États-Unis ce qui s’est passé chez nous pour Flaubert et pour Baudelaire. Il y a eu plusieurs procès d’intentés contre The Little Review à propos d’Ulysse. Les débats ont été parfois dramatiques et plus souvent comiques, mais toujours à l’honneur de la directrice de The Little Review, Miss Margaret Anderson, qui a combattu vaillamment pour l’art méconnu et la pensée persécutée.“

larbaud
Valery Larbaud (29 augustus 1881 – 2 februari 1957)

 

Maurice Maeterlinck, Hugo Brandt Corstius, Thom Gunn, Lukas Hartmann

De Belgische dichter en schrijver Maurice Maeterlinck werd geboren op 29 augustus 1862 in Gent. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2006.   

 

Uit: Quinze Chansons

 

I.

 

Elle l’enchaîna dans une grotte,

Elle fit un signe sur la porte ;

La vierge oublia la lumière

Et la clef tomba dans la mer.

 

Elle attendit les jours d’été :

Elle attendit plus de sept ans,

Tous les ans passait un passant.

 

Elle attendit les jours d’hiver ;

Et ses cheveux en attendant

Se rappelèrent la lumière.

 

Ils la cherchèrent, ils la trouvèrent,

Ils se glissèrent entre les pierres

Et éclairèrent les rochers.

 

Un soir un passant passe encore,

II ne comprend pas la clarté

Et n’ose pas en approcher.

 

II croit que c’est un signe étrange,

II croit que c’est une source d’or,

II croit que c’est un jeu des anges,

II se détourne et passe encore…

 

 

VI.

 

On est venu dire,

(Mon enfant, j’ai peur)

On est venu dire

Qu’il allait partir…

 

Ma lampe allumée,

(Mon enfant, j’ai peur)

Ma lampe allumée,

Me suis approchée…

 

A la première porte,

(Mon enfant, j’ai peur)

A la première porte,

La flamme a tremblé…

 

A la seconde porte,

(Mon enfant, j’ai peur)

A la seconde porte,

La flamme a parlé…

 

A la troisième porte,

(Mon enfant, j’ai peur)

A la troisième porte,

La lumière est morte…

 

 

 

IX.

 

Elle est venue vers le palais

– Le soleil se levait à peine –

Elle est venue vers le palais,

Les chevaliers se regardaient

Toutes les femmes se taisaient.

 

Elle s’arrêta devant la porte

– Le soleil se levait à peine –

Elle s’arrêta devant la porte

On entendit marcher la reine

Et son époux l’interrogeait.

 

Où allez-vous, où allez-vous?

– Prenez garde, on y voit à peine –

Où allez-vous, où allez-vous?

Quelqu’un vous attend-il là-bas?

Mais elle ne répondait pas.

 

Elle descendit vers l’inconnue,

– Prenez garde, on y voit à peine –

Elle descendit vers l’inconnue,

L’inconnue embrassa la reine

Elles ne se dirent pas un mot

Et s’éloignèrent aussit??t.

 

Son époux pleurait sur le seuil

– Prenez garde, on y voit à peine –

Son époux pleurait sur le seuil,

On entendait marcher la reine

On entendait tomber les feuilles.

 

Maurice_Maeterlinck

Maurice Maeterlinck (29 augustus 1862 –  6 mei 1949)

 

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935.

 

Uit: Vertellers tellen niet ver

“In de literatuur komen grote getallen weinig voor. Als ze voorkomen hebben ze meestal geen andere betekenis dan: ‘groot getal’ en kan je er dus rustig een paar cijfers in veranderen. Op de cd van het Woordenboek der Nederlandsche taal vond ik onder het miljoen citaten uit zes eeuwen Nederlands alleen grote getallen in wiskundige geschriften, boekhoudingen en laadcijfers van schepen. Stevin berekent dat een hypotenusa 1118033988 groot moet zijn. In 1766 is er sprake van een schip met 119200 (dus vier cijfers) peperranken en 144460 (vijf cijfers) vruchten. Xerxes had in zijn leger 2317620 mannen. In 1618 eindigt een gemeentelijke boekhoudsom op 323655618 gulden. De diameter van de aardkloot is 6543170 Franse roeden.

Ehrenburg, Jef Last en andere communistisch-realistische schrijvers van tachtig jaar geleden gebruiken graag grote getallen voor de productie van automobielen, de storting van basaltblokken en andere opwindende feiten uit het arbeidersleven, maar verder zijn grote getallen uitzondering in de literatuur.

Twee schrijvers hebben mij met een groot getal een vragend uitroepteken in hun boek doen zetten.

André Gide schreef op 9 januari 1930 in zijn Dagboek:

‘De laatste tijd overkomen me de vreemdste toevalligheden: bij de bank ga ik een Amerikaanse cheque wisselen (een betaling van Dinditi in ik weet niet meer welk tijdschrift). De bankbediende die me 1.264 frank 50 centimes uitbetaalt vraagt mijn rekeningnummer – 12.645. Dezelfde cijfers in precies dezelfde volgorde. Zo’n combinatie herhaalt zich niet vaker dan elke duizend jaar, veronderstel ik.’

Het is niet eenvoudig uit te maken om de hoeveel jaar het gebeurt dat iemands rekeningnummer hetzelfde is als een uitbetaald geldbedrag. Merk op dat Gide de nul achter de 5 verwaarloost. Als het geldbedrag 12645 frank of 126 frank 45 centimes of 126450 frank was geweest dan had hij precies dezelfde toevalligheid geconstateerd.

Laten we zeggen dat er 50.000 bankrekeningnumnmers zijn – het lage getal 12645 wijst in die richting. En laten we zeggen dat er in een maand 50.000 banktransacties gebeuren met bedragen tussen de 1 en de 50.000 frank. Dan mag je elke maand een toevalligheid van het type-Gide verwachten. Als je duizend jaar wacht is het onmogelijk dat die toevalligheid zich niet duizenden malen heeft voorgedaan.

Kenners van Gide’s Journal weten dat die kleine bankscène op een andere plek nog eens voorkomt omdat men geroddeld had dat de schrijver bij een bank had voorgedrongen met de woorden ‘Ik ben André Gide’, wat hij, notabene in een dagboek waarvan toen nog niet vaststond dat het gepubliceerd zou worden, uitvoerig gaat tegenspreken. De ijdelheid van schrijvers gaat soms zo ver dat de eigen ijdelheid ontkend wordt. Nog een voorbeeld.”

Cortius

Hugo Brandt Corstius (Eindhoven, 29 augustus 1935)

 

De Engelse dichter Thomson („Thom“) William Gunn werd geboren op 29 augustus 1929 in Gravesend, Kent.

 

 

Black Jackets 

 

In the silence that prolongs the span

Rawly of music when the record ends,

The red-haired boy who drove a van

In weekday overalls but, like his friends,

 

Wore cycle boots and jacket here

To suit the Sunday hangout he was in,

Heard, as he stretched back from his beer,

Leather creak softly round his neck and chin.

 

Before him, on a coal-black sleeve

Remote exertion had lined, scratched, and burned

Insignia that could not revive

The heroic fall or climb where they were earned.

 

On the other drinkers bent together,

Concocting selves for their impervious kit,

He saw it as no more than leather

Which, taught across the shoulders grown to it,

 

Sent through the dimness of a bar

As sudden and anonymous hints of light

As those that shipping give, that are

Now flickers in the Bay, now lost in sight.

 

He stretched out like a cat, and rolled

The bitterish taste of beer upon his tongue,

And listened to a joke being told:

The present was the things he stayed among.

 

If it was only loss he wore,

He wore it to assert, with fierce devotion,

Complicity and nothing more.

He recollected his initiation,

 

And one especially of the rites.

For on his shoulders they had put tattoos:

The group’s name on the left, The Knights,

And on the right the slogan Born to Lose. 

 

gunn

Thom Gunn (29 augustus 1929 – 25 april 2004)

 

De Zwitserse schrijver Lukas Hartmann (eig. Hans-Rudolf Lehmann) werd geboren op 29 augustus 1944 in Bern.

 

Uit: Bis ans Ende der Meere

 

„Zwei Monate dauerte die Überfahrt zu den Freundscha∫sinseln.

Der Wind war meist schlecht, das Wetter wechselha∫, immerhin wurde es von Tag zu Tag wärmer. Sie

kamen an anderen Inseln vorbei, unwirtlichen und kleinen, deren RiΣe und Korallenbänke, an denen sich masthoch das Meer brach, eine Landung verhinderten. Anderswo näherten sich ihnen schwimmende Eingeborene, die aber nichts zu tauschen hatten, so dass Cook es vorzog weiterzusegeln.

Acht Wochen ohne Landgang waren lang. Unter der Mannscha∫ verbreitete sich eine mürrische Stimmung. Die Tiere begannen zu hungern, die Wasservorräte gingen zur Neige. Was ausgeschenkt wurde, schmeckte immer schlechter; sogar mit Rum vermischt, erregte das Brackwasser Ekel. An mehreren aufeinanderfolgenden Tagen stahl jemand gepökeltes Fleisch aus dem Fass. Cook verlangte kategorisch, dass der Dieb oder die Diebe sich meldeten oder denunziert würden.

Aber die Männer schwiegen. Wie immer, wenn es um Diebstahl ging, wurde Cook rasch zornig. Er ließ die Mannschaft auf dem Vorderdeck antreten und drohte damit, die Fleischration um einen Drittel zu kürzen, wenn ihm der Delinquent nicht bekanntgegeben werde. Die Männer protestierten. Ein Sprecher – es war der SchiΣszimmermann Cleveley – gab zu bedenken, dass eine solche Kollektivstrafe als ungerecht empfunden werde. Das Beifallsgemurmel der Umstehenden ärgerte Cook noch mehr, er wies Cleveley mit erhobener Stimme zurecht: Eine Stimmung in der Mannscha∫, die nur

im Geringsten meuterisch sei, werde er niemals dulden, Rädelsführer, die zum Ungehorsam aufgerufen hätten, würden unnachsichtig bestra∫. Nun senkte Cleveley den Blick; kein anderer wagte mehr aufzumucken.

Auf welchem Weg Cook den Namen des Diebs erfuhr, wusste niemand. Es war John Allen, ein Marinesoldat, der schon wegen häu⁄ger Trunkenheit aufgefallen war. Cook ließ ihn am nächsten Tag mit sechsunddreißig Peitschenhieben bestrafen, das war ungewöhnlich streng für dieses Vergehen. Der Kapitän, den Hut korrekt aufgesetzt, stand mit verschränkten Armen dabei, mit jedem Zoll, so dachte Webber, eine imposante Erscheinung, gleichsam die Verkörperung des Gesetzes. Die Zuschauer waren still und bedrückt; nur Omai schluchzte leise, wie bei jeder Auspeitschung.“

 

hartmann

Lukas Hartmann (Bern, 29 augustus 1944)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 29 augustus 2007 en ook mijn blog van 29 augustus 2008.

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Maurice Maeterlinck, Hugo Brandt Corstius, Edward Carpenter, Thom Gunn, Lukas Hartmann

De Belgische dichter en schrijver Maurice Maeterlinck werd geboren op 29 augustus 1862 in Gent. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2006 en ook mijn blog van 29 augustus 2007.

 

Ils ont tué trois petites filles

Ils ont tué trois petites filles…
Ils ont tué trois petites filles
Pour voir ce qu’il y a dans leur cœur.

Le premier était plein de bonheur,
Et partout où coula le sang,
Trois serpents sifflèrent trois ans.

Le deuxième était plein de douceur,
Et partout où coula le sang,
Trois agneaux broutèrent trois ans.

Le troisième était plein de malheur,
Et partout où coula le sang,
Trois archanges veillèrent trois ans.

 

Zij hebben drie kleine meisjes gedood

Zij hebben drie kleine meisjes gedood…
Zij hebben drie kleine meisjes gedood
Om te zien wat er in hun hart is.

Het eerste was heel gelukkig,
En overal waar het bloed vloeide,
Sisten drie slangen drie jaar.

Het tweede was heel zachtzinnig,
En overal waar het bloed vloeide,
Graasden drie lammeren drie jaar.

Het derde was heel ongelukkig,
En overal waar het bloed vloeide,
Waakten drie aartsengelen drie jaar.

 

FAUVES LAS

O les passions en allées,
Et les rires et les sanglots!
Malades et les yeux mi-clos
Parmi les feuilles effeuillées,

 

Les chiens jaunes de mes péchés,
Les hyènes louches de mes haines
Et sur l’ennui pâle des plaines
Les lions de l’amour couchés!

 

En l’impuissance de leur rêve
Et languides sous la langueur
De leur ciel morne et sans couleur
Elles regarderont sans trêve

 

Les brebis des tentations
S’éloigner lentes un à une
En l’immobile clair de lune
Mes immobiles passions!

 

Maeterlinck

Maurice Maeterlinck (29 augustus 1862 –  6 mei 1949)

 

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2007.

 

Uit: Opperlandse taal- & letterkunde

 

Opperlands is Nederlands met vakantie. Opperlands is Nederlands zonder het akelige nut dat aan die taal nu eenmaal kleeft. Opperlandse woorden en Opperlandse zinnen zien er op het eerste gezicht net zo uit als Nederlandse woorden en Nederlandse zinnen. Maar Opperlands is dan ook bedoeld voor het tweede gezicht.

De Opperlander bekijkt de Nederlandse woorden en zinnen niet om er wijzer van te worden, maar om ervan te genieten. De Nederlander wordt bij het horen of zien van een woord orenfluisterlijk en ogenblikkelijk afgeleid door de betekenis daarvan. De Opperlander heeft van die betekenis geen last. Voor hem is het woord als een kastanjeboom, de zin als muziek.

Opperlands ligt in tussen sport en kunst.

Opperlands is sport. Wie ziet hoe een vérspringer, na jaren van training, dieet, en opofferingen, een sprong van zeven meter over een zandbak maakt, kan zich natuurlijk afvragen: had hij die zeven meter n
iet beter door het zand kunnen gaan lopen? De sporter begrijpt zo’n vraag niet; de Opperlander evenmin.

Sport is lichaamsbeweging met willekeurige, zelfopgelegde, absurde, handicaps. Waarom zou iemand teneinde een bal in een doel te brengen alleen de benen, of alleen de hockeystick, mogen gebruiken? Waarom zou iemand een verhaal schrijven, waarin elk woord begint met de letter waarmee het woord ervóór eindigde?”

 

Corstius

Hugo Brandt Corstius (Eindhoven, 29 augustus 1935)

 

 

De Engelse dichter, schrijver en activist Edward Carpenter werd geboren op 29 augustus 1844 in Hove, in de buurt van Brighton. Hij studeerde aan Brighton College en aan Trinity Hall in Cambridge, waar hij begon te experimenteren met zijn gevoelens voor mannen. Een voorbeeld daarvan is zijn intieme vriendschap met Andrew Beck die volgens Carpenter ‘a touch of romance’ had. Na het lezen van Walt Whitman verwierp hij zijn comfortabele leven als man van de kerk en wilde hij zich wijden aan een betere educatie van de werkende klasse. Carpenter stortte zich moedig op de problemen van vervreemding die hij zag ontstaan in een door commercie gedomineerde samenleving en ontwikkelde een eigen visie van het socialisme die ook de Labour Party inspireerde. Als homoseksueel streed hij ook voor de emancipatie van de groep waar hij zelf deel van uitmaakte, in een tijd waarin hier nog een groot taboe op rustte.

APRIL

 

O APRIL, month of Nymphs and Fauns and Cupids,

Month of the Sungod’s kisses, Earth’s sweet passion,

Of fanciful winds and showers;

Apollo, glorious over hill and dale

Ethereally striding; grasses springing

Rapt to his feet, buds bursting, flowers out-breathing

Their liberated hearts in love to him.

 

(The little black-cap garrulous on the willow

Perching so prim, the crested chaffinch warbling,

And primrose and celandine, anemone and daisy,

Starring the tender herb which lambs already nibble.)

 

Month of all-gathering warmth,

Of breathless moments, hotter and hotter growing–

Smiles turned to fire, kisses to fierce earnest–

Of sultry swoons, pauses, and strange suspense

(Clouds and daemonic thunder through the blue vault threateningly rolling);

Then the delirious up-break–the great fountains of the deep, in Sex,

Loosened to pouring failing rushing waters;

Shafts of wild light; and Sky and Earth in one another’s arms

Melted, and all of Heaven spent in streams of love

Towards the Loved one.

 

 

 

LOVE’S VISION

 

AT night in each other’s arms,

Content, overjoyed, resting deep deep down in the darkness,

Lo! the heavens opened and He appeared–

Whom no mortal eye may see,

Whom no eye clouded with Care,

Whom none who seeks after this or that, whom none who has not escaped from self.

There–in the region of Equality, in the world of Freedom no longer limited,

Standing as a lofty peak in heaven above the clouds,

From below hidden, yet to all who pass into that region most clearly visible–

He the Eternal appeared.

 

 

 

SO THIN A VEIL

 

SO thin a veil divides

Us from such joy, past words,

Walking in daily life–the business of the hour, each detail seen to;

Yet carried, rapt away, on what sweet floods of other Being:

Swift streams of music flowing, light far back through all Creation shining,

Loved faces looking–

Ah! from the true, the mortal self

So thin a veil divides!

 

Edward_Carpenter

Edward Carpenter (29 augustus 1844 – 28 juni 1929)

 

 

De Engelse dichter Thomson („Thom“) William Gunn werd geboren op 29 augustus 1929 in Gravesend, Kent. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2007.

 

 

Street Song

I am too young to grow a beard
But yes man it was me you heard
In dirty denim and dark glasses.
I look through everyone who passes
But ask him clear, I do not plead,
Keys Lids acid and speed.

My grass is not oregano.
Some of it grew in Mexico.
You cannot guess the weed I hold,
Clara Green, Acapulco Gold,
Panama Red, you name it man,
Best on the street since I began.

My methedrine, my double-sun,
Will give you too lives in your one,
Five days of power before you crash.
At which time use these lumps of hash
– They burn so sweet, they smoke so smooth,
They make you sharper while they soothe.

Now here, the best I’ve got to show,
Made by a righteous cat I know.
Pure acid – it will scrape your brain,
And make it something else again.
Call it heaven, call it hell,
Join me and see the world I sell.

Join me, and I will take you there,
Your head will cut out from your hair
Into whichever self you choose.
With Midday Mick man you can’t lose,
I’ll get you anything you need.
Keys lids acid and speed.

 

The Hug

It was your birthday, we had drunk and dined
Half of the night with our old friend
Who’d showed us in the end
To a bed I reached in one drunk stride.
Already I lay snug,
And drowsy with the wine dozed on one side.

I dozed, I slept. My sleep broke on a hug,
Suddenly, from behind,
In which the full lengths of our bodies pressed:
Your instep to my heel,

My shoulder-blades against your chest.
It was not sex, but I could feel
The whole strength of your body set,
Or braced, to mine,
And locking me to you
As if we were still twenty-two
When our grand passion had not yet
Become familial.
My quick sleep had deleted all
Of intervening time and place.
I only knew
The stay of your secure firm dry embrace.

 

 gunn_1

Thom Gunn (29 augustus 1929 – 25 april 2004)
Foto uit 1971

 

De Zwitserse schrijver Lukas Hartmann (eig. Hans-Rudolf Lehmann) werd geboren op 29 augustus 1944 in Bern. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2007.

 

Uit: Die letzte Nacht der alten Zeit

 

“Bevor sie einstieg, blieb sie einen Augenblick auf der Treppe stehen. Sie hielt sich außerhalb des Lichtscheins und band das Kopftuch, das ihr langes Haar verbarg, wieder fester. Die Gesichtshaut juckte vom Ruß, den sie eingerieben hatte, um auf der Flucht älter und häss licher

zu erscheinen. Sobald ein lautes Geräusch, eine un erwartete Bewegung sie erschreckte, war die Angst wieder da und schwemmte jeden klaren Gedanken weg. Mit der Angst kam auch die Erinnerung: an die Stimmen im Stall, den glatten Stiel, der plötzlich in ihrer Hand lag, das Gewicht der Hacke. Sie wollte nicht mehr daran denken; es war vorbei. Sie hatte sich nachher gewaschen, war trotz der Kälte in den Fluss getaucht und hatte sich mit dem zweiten Rock, der im Bündel steckte, abgetrocknet. Jetzt wollte sie zu Johann ins Oberland.

Er hatte ihr die Heirat versprochen, nach kurzer Bekanntschaft bloß, und sie vertraute ihm, obwohl er von der Truppe weggelaufen war und nur ungenau beschrieben hatte, von wo er kam. Ein hastiger Abschied war es gewesen; hätte er gewusst, dass ein paar Stunden später die Franzosen über den Fluss kämen, wäre er geblieben und hätte sie beschützt. Er hatte starke Hände, helle, leicht schräg stehende Augen; er war Holzfäller im Lauterbrunnental, und im

Sommer hütete er Kühe auf einer Alp. Schön sah er aus in seiner Uniform; ihn hätten auch andere genommen, und Maria, die Dienstmagd des Viehhändlers, musste froh sein, dass er ein Auge auf sie geworfen hatte. Er war einen Kopf größer als sie; neben einander hatten sie genau die richtige Größe, um vor dem Pfarrer zu stehen. Er würde einen leinenen Sonntagsanzug tragen, sie ein Hochzeitskleid aus feinstem Baumwollbatist, und sie würde dem Pfarrer verschweigen, dass sie katholisch war. Sie hatte auch Johann nicht gesagt, dass sie in der Unterstadt von Freiburg als Uneheliche und Ziehtochter einer Wäscherin aufgewachsen war. Die Revolution er laube jedem zu glauben, was er wolle, hatte der Viehhändler Etter schon seit Tagen verkündet, und Maria hatte nicht herausgefunden, ob er meinte, das sei ein Übel oder ein Fortschritt. Aber nun hatten die Franzosen gewonnen, und darum würde die Religion künftig

weniger wichtig sein. So vieles, was noch vor kurzem undenkbar schien, war ge schehen. Von betrunkenen Soldaten hatte Maria gehört, Bern, das mächtige Bern sei gefallen und besetzt; weiße Bett tücher hätten die feigen Städter zu allen Fenstern hinausgehängt. Sie konnte es kaum glauben, und vielleicht stimmte es doch.”

 

hartmann_gr

Lukas Hartmann (Bern, 29 augustus 1944)