Koen Peeters, Peter Zantingh, Ariane Sommer, Ed Hoornik, Heere Heeresma, David Garnett, Peter Altenberg, Vita Sackville-West, Josef Weinheber

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: Duizend heuvels

“Stel dat je wakker wordt met een zwart gezicht. Ook je armen en benen, je rug en buik en billen zijn zwart. Alleen de binnenkant van je handen en de onderkant van je voeten zijn lichter gekleurd. Veronderstel dat jij leeft in dat zwarte lichaam, en dat is nooit anders geweest. Je bent zwart. Je hebt gewoon een zwart lichaam. Stel dat jij leeft in Afrika, in het hart van dat hartvormige continent waar ooit de mensheid ontstond. Alle talen komen daarvandaan. Jij leeft daar in de groene valleien waar de kraanvogels hun paardans opvoeren. Jij leeft ginds op die plek, ooit verbonden met Maanbergen, met pygmeeën in grotten en met de bronnen van de Nijl. Aan die kleine vlek, die zwarte pok, is een verhaal verbonden dat niet eerder werd verteld. Het lijkt een detail, zoals mussen op het dak in een roman, maar daar loopt toevallig een haas in beeld. Zijn naam is Bakame. Hij is slim, zelfs geslepen, en de haas komt je vertellen: ‘Jij leeft daar in een andere tijd.’ Jij bent zwart. Jij was daar in die andere tijd. Wanneer exact? Hazen kunnen geen getallen en zeker geen jaartallen onthouden, maar je volgt de haas zoals hij zigzagt over de rode aarde. Dit landschap is het land van de duizend heuvels: Rwanda. Terwijl je loopt, daal je af in de tijd. De teller van de jaren loopt terug. Zoals in een ouderwetse film van de vorige eeuw, de jaren tachtig, en dan de jaren zeventig, zestig, vijftig. Nee, het was nog vroeger. Stop. Kijk, daar kwamen de Tutsi’s. Hun kapsel was opzichtig: als vlokken, maar dan hoekig. Ze kamden en trokken hun kroeshaar in kuiven of kammen, zodat het hoog opwaaierde aan beide kanten van hun hoofd. Naast die lange magere mannen liepen enkele Twa’s. Die taterden. Ze waren veel kleiner dan de Tutsi’s. Ze hadden een platte neus en grote lippen. De lange Tutsi bekeek de kleine Twa met zijn bijna gesloten ogen. Hij glimlachte, maar dat kon ook spot zijn. Het was ook spot. De Tutsi dacht: hoor hem nu koddig spreken, van die hoge tonen naar die lage, en de Tutsi vond dat grappig, onhandig, zo typisch pygmee. Maar de Tutsi lachte niet hardop. Deze Tutsi’s van de Abazigaba-clan kwamen uit Ndorwa en waren op weg naar het hof van de koning. Zij dreven dertig volwassen koeien voor zich uit. Prachtexemplaren. Mensen kwamen uit hun hutten om de dieren te bewonderen. Een meisje dat al drie maanden aan een uiterst verfijnd mandje vlocht, keek op. De inyambo-koeien schommelden op hoge, fijne poten voorbij. Schrijdend, geoefend in traagheid, timide zelfs. Ze hadden een egale, glanzende bruine huid, ze waren ingesmeerd met boter en hun brede liervormige hoornen waren geschuurd met zand.”

 


Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook alle tags voor Peter Zantingh op dit blog.

Uit: Na Mattias

“Maar dat begreep ik pas toen ik het tikken van een draaiend wiel in een verder doodstil huis opmerkte. Toen wist ik dat het niet simpelweg zijn nooit meer op te heffen afwezigheid was, maar ook alle andere manieren waarop hij me jarenlang met geluid omringd had: zijn zijn in een andere kamer, het naarstige zoeken naar een kledingstuk dat hij kwijt was en dat toch érgens moest liggen, en, vooral, de liedjes waar hij vol van kon zijn, waar hij naar luisterde in alle kamers, alsof hij ze met zich meelokte, en ook dat hij meezong, en ik vroeg niet of het wat zachter mocht en ik zei het niet als ik er zelf niets aan vond, omdat ik wist dat dat het voor hem stuk kon maken, en ik was daar heel voorzichtig mee.
Tijdens het schoonmaken stootte ik een boek waar hij in gelezen had uit de vensterbank. Op de grond viel de bladwijzer eruit. Daar heb ik een uur bij zitten huilen, toen. Dat ik nu niet meer wist waar hij was in het boek.
In bed luisterde ik naar het lekken van de radiator, het vallen van de druppels in het bakje dat ik eronder had gezet.
Sara kwam langs, we bestelden eten en keken met opgetrokken knieën naar films die zij vooraf zorgvuldig had gescreend.
Regelmatig liet ik zijn moeder binnen als ze in de regen voor de deur stond. We praatten over Mattias. Ze vertelde over het vrijwilligerswerk waar ze mee was begonnen en gebruikte woorden als troost en voldoening, woorden uit zelfhulpboeken, woorden die zelden betekenen wat ze op hun plek in de zin zouden willen betekenen, als ze heel eerlijk zouden moeten zijn.”

 


Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

 

De Duitse schrijfster, columniste en presentatrice Ariane Sommer werd geboren op 9 maart 1977 in Bonn. Zie ook alle tags voor Ariane Sommer op dit blog.

Uit: Lieben lassen

„An einem der gerade erst aufgestellten Tische vor dem Barocco setze ich mich und bestelle Caffe Corretto con Grappa, ein Schokoladen-Cornetto dazu, und reihe die Postkarten vor mir auf. Donnerstag ist Muttertag, und wie jeden Donnerstag schreibe ich an meine Mütter in Shanghai, Buenos Aires, Berlin und Paris. Meine neueste Mutter, Elisabetta Masina, werde ich nach dem Frühstück besuchen. Es gibt immer ein Altenheim, das sich über freiwillige Helfer freut. Klappernd stellt der Kellner das Espresso-Grappa-Gemisch vor mir ab. Es brennt in meiner Kehle, ein Gefühl, das ich mag, weil es mich ins Jetzt zwingt. Heute Mittag das Telefonat mit meinem Galeristen Frank Adler in New York. Wann die Prints für die Ausstellung fertig sind. Wann er die Motive zu sehen bekommt. Ich weiß es nicht. Seit Monaten bin ich auf der Suche, fotografiere wie besessen, aber nichts ist dabei, das gut genug ist, und die Zeit wird knapp. Letzte Nacht gab es einen Moment, in dem es sich angefühlt hat, als bewegte ich mich am Rand von etwas, als wäre ich einer Enthüllung nahe. Aber als ich dann versucht habe, genauer hinzusehen, und die Kamera wieder ansetzte, war es weg. Ich weiß, dass Frank fluchen wird, wenn er auflegt, und mein Hochgefühl fängt langsam an, sich aufzulösen. Versager, Versager, Versager, spricht es in einer Endlosschleife in meinem Kopf. Das Cornetto ist inzwischen auf ein Häufchen Krumen und Fetzen zusammengeschrumpft, und ich schubse es in Richtung einer ramponiert aussehenden Taube, die sich erschreckt und davonfliegt. Durch meine Sonnenbrille starre ich die Menschen um mich herum an. Bin ich die Einzige mit einem Geheimnis? Welche Dunkelheit verbirgt sich hinter ihren Augen? Das iPhone brummt. Bjorn, der schöne, traurige Schwede aus Paris, dessen himmelgrauen Regen-auf-der-Seine-Blick ich in meine letzte Serie S’Oublier gesetzt hatte. Ich traf ihn bei einem Spaziergang auf dem Friedhof. Pere Lachaise, Oscar Wildes Grab. Am selben Abend: Umarmung, Schwitzen, Erlösung. Als er in mich eindrang, stellte ich mir nordschwedische Bäume vor, gewaltige urzeitliche Ungetüme, welche die Erde mit ihren Wurzeln spalten, und ich schrie. Vive la France – und danke, Oscar. Wann ich wieder nach Paris komme?, blinken mich die elek-tronischen Schriftzeichen fragend an. Nicht absehbar, ich drücke »Send«. Paris war gestern, Rom ist heute, und wer weiß, was morgen ist.“

 


Ariane Sommer (Bonn, 9 maart 1977)

 

De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Zie ook alle tags voor Ed Hoornik op dit blog.

 

Man en vrouw

De tuin staat weder vol seringen,
Het gras liep uit en schoot omhoog,
Uw oogen, waarin droomen dringen,
Staan dieper dan een regenboog.

En uit des loovers openingen
Een merel, die naar ’t Oosten vloog,
Die over droomsters grenzen ging en
De zon, die naar het Westen boog.

Dan naast elkaar: het schamper zinnen,
Wat van de daad ons overbleef,
Uw hart te rusteloos van minne:
Een vogel, die ter kimme dreef,
Mijn hand – in eeuwig herbeginnen –
Die van Uw bloed gedichten schreef.

 

Kerkhof

Links liggen dooden, rechts wiegt veldgewas.
Hier komen boeren, kinderen en gekken
en voelen bang de vogels overtrekken
en knielen langzaam in het hooge gras.

– O, moeder, zeg mij, wie die vreemd’ling was,
wiens stok de engel met het waterbekken,
als was hij Mozes, sloeg, en wilde wekken…
de vreemde, die uw naam en sterfdag las.

‘Mijn kind, ga ’t pad af, waar hij is verdwenen
en waad als hij de beek door met de steenen,
misschien komt gij hem langzaam naderbij.

En valt het duister, ’t is van hem doorschenen,
en wordt ’t weer licht, ’t wordt licht voor hèm, den Eenen,
maar, waar gij vraagt, daar is hij juist voorbij.

 

 
Ed Hoornik (9 maart 1910 – 1 maart 1970)
In 1947

 

De Nederlandse schrijver en dichter Heere Heeresma werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1932. Zie ook alle tags voor Heere Heeresma op dit blog.

Uit: Bleib Gesund! Brieven

“Aan James Brockway
Amsterdam-c., 8 augustus ’67
Beste Jimmy, Wat ontzettend fijn dat je besloten hebt De Vis te gaan vertalen! Ogenblikkelijk ben ik de tekst gaan korrigeren en zag toen wat voor een universele tekst het eigenlijk is. Het minst Nederlandse wat ik tot nu toe geschreven heb. De korrekties zélf zijn alleen taalkundig. Ik sta nog steeds wat de inhoud betreft áchter het boek. Ontzettend goed van je dat je het gaat doen! Tevens stuur ik je een synopsis (geschreven voor de Bioskoopbond) van wat alleréérst een roman wordt en, daaruit geschreven, een scenario. Ik vind het wel belangrijk dat tenminste jij weet wat ik zo’n beetje uitspook. De advertentie in London Magazine heb ik op het Britse konsulaat ingekeken en bij Van Gelderen besteld. Het is hier niet los te krijgen. Een jofele blikvanger. Raken we al door de eerste druk heen? De eksemplaren heb ik inmiddels gekregen. Je brief voor Times Supplement is áf! Er hoeft niet verder over gepraat te worden. Kostelijk. Ben je nu klaar met je roman? Ga je hem uitgeven bij Ross? En bij Contact? Bij Contact komen van mij nog 2 boeken uit: Hip hip hip voor de antichrist & het toneelstuk De eregast dat, na mijn vertaling en herschrijving van alleen maar zo hier en daar de mise en scene, lijkt op het oorspronkelijk: The Guests of Honour van Ronald Harwood. Na deze publikaties, heb ik Contact bericht, ga ik weg bij ze. Ze behandelen mijn belangen dermate slecht (de meeste boeken van mij zijn bijna nergens te krijgen), hebben géén vertegenwoordigers meer in dienst, hebben me Io % van de zde druk van Een dagje… door de neus geboord, kunnen mij, niettegenstaande beloften, niets aantrekkelijks aanbieden etc. etc. (ga voorbij aan de rotstemming vaak op de uitgeverij), terwijl andere uitgevers er alles voor over hebben om mijn naam aan hun gevel te bevestigen. Oké lieve Jimmy. Hoor verder van je, je heere heeresma”

 


Heere Heeresma (9 maart 1932 – 26 juni 2011)
Hier met echtgenote Louise en Heere jr.rond 1964

 

De Britse schrijver David (Bunny) Garnett werd geboren in Brighton op 9 maart 1892. Zie ook alle tags voor David Garnett op dit blog.

Uit: Vrouw of vos (Vertaald door Irwan Droog)

“Op een van de eerste dagen van 1880, vroeg in de middag, gingen man en vrouw wandelen door het bosje op de kleine heuvel boven Rylands. In deze dagen gedroegen ze zich nog als geliefden en waren ze altijd samen. Tijdens hun wandeling hoorden ze in de verte de honden en later de jachthoorn. Meneer Tebrick had haar op tweede kerstdag overgehaald om mee te gaan jagen, maar het had hem grote moeite gekost en ze had het niet naar haar zin gehad (al hield ze wel van paardrijden).
Toen hij de jacht hoorde, versnelde meneer Tebrick zijn pas om de bosrand te bereiken, waar ze de honden, als die hun kant op kwamen, goed zouden kunnen zien. Zijn vrouw liep langzamer en hij moest haar bijna voortslepen, haar hand in de zijne. Voordat ze de rand van het bosje bereikten trok ze haar hand plotseling met fors geweld terug en schreeuwde, waarop hij direct omkeek.
Waar een moment eerder zijn vrouw had gestaan stond nu een kleine, felrode vos. Het dier keek hem smekend aan, zette een stap of twee in zijn richting en hij zag direct dat het zijn vrouw was die hem door de ogen van het dier aankeek. Je mag er gerust van uitgaan dat hij van streek was; zijn vrouw was dat vast ook door haar nieuwe gedaante, dus staarden ze elkaar een halfuur lang alleen maar aan, hij verbijsterd, zij met vragende ogen, haast alsof ze sprak: ‘Wat ben ik nu geworden? Heb medelijden met me, mijn man, heb medelijden, want ik ben je vrouw.’
En zo, terwijl hij haar aankeek en zelfs in deze toestand herkende – en hoewel hij zichzelf bleef afvragen: Is zij het echt? Droom ik niet? – en zij smeekte en zelfs begon te kwispelen en hem leek te zeggen dat zij het écht was, zo kwamen ze eindelijk samen, en hij nam haar in zijn armen. Ze kroop heel dicht tegen hem aan, nestelde zich onder zijn jas en begon zijn gezicht te likken, maar bleef hem onafgebroken in de ogen kijken.
De man bleef al die tijd wikken en wegen en naar haar kijken, maar hij begreep niet wat er was gebeurd; hij troostte zich met de hoop dat dit niets dan een tijdelijke verandering was, dat ze straks weer zou veranderen in de vrouw die één van lichaam met hem was.
Omdat hij meer een geliefde dan een echtgenoot was, was een van de gedachten die in hem opkwamen dat het zíjn fout was, want hij zou altijd zichzelf de schuld geven als haar iets vreselijks overkwam.
Zo bleven ze een tijdje staan, tot er uiteindelijk tranen opwelden in de ogen van de arme vos en ze (vrijwel geluidloos) begon te huilen, en daarbij trilde ze alsof ze koorts had. Hierop kon ook hij zijn tranen niet bedwingen, hij ging op de grond zitten en huilde lange tijd, maar kuste haar tussen zijn snikken door alsof ze een vrouw was, en het maakte hem in zijn verdriet niets uit dat hij een vos op haar snuit zoende.”

 


David Garnett (9 maart 1892 – 17 februari 1981)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen. Zie ook alle tags voor Peter Altenberg op dit blog.

At Home (Fragment)

„Grillparzerstrasse, eine breite lichte Gasse, welche Oktobersonne trank und in die gelben Flächen der Häuser einschlürfte, dass die Sonnentropfen auf den Spiegelfenstern spritzten. Das Holzstöckelpflaster erinnerte den Fuss an feste braune Waldwege.
In dem dumpfigen Stiegenhause stampften müde Männer in milchblauen Blousen. Oben im zweiten Stock waren die Thüren weit geöffnet. Es roch nach Thüranstrich und Dienstbotenkaffee.
In den Débâcles der Hauswirthschaft sitzen die Dienstboten ruhig auf Sesseln aus weichem Holz und trinken Punkt fünf den Jausenkaffee aus dicken weissen Schalen.
Und wenn einst Alles in Trümmer sinkt und Asche, wird sich aus dem Schutt des Hauses noch das hellbraune Rauchwölkchen des Dienstbotenkaffee’s friedlich emporschlängeln!
Die Dienstboten! Hasserfüllt verlassen sie im Frühjahr die Stadt und ziehen mit stupider Hoffnung in die Wälder, in die Berge – – –.
So verlassen sie hasserfüllt im Herbst das elende Land und ziehen mit stupider Hoffnung in den Stadtkerker ein –.
Die Wohnung schläft, eingehüllt in graue Tücher und moosgrünen Organtin, ungewaschen, unfrisirt, im dumpfen Schlaf des Naphtalin-Rausches.
Plötzlich rasseln im Oktober die weissen Jalousieen hinauf.
Die Hausfrau betrachtet die Schläferin mit feindlichen  Blicken: »Dich zu neuem gemüthlichem Leben erwecken, dumpfe Sybaritin – – –?!«
Jedesfalls bindet sie sich das rothseidene Tuch um den Kopf – – –.
Fräulein Margarethe sitzt in ihrem Zimmerchen mit der kühlen Oktoberluft, den dunkelbraunen Tapeten mit den tausend gepressten goldenen Chrysanthemen und dem staubigen hellbraunen Thonofen mit den Goldlinien.
Auf ihrem Antlitz liegen die Farben des »pleinair«. Sie schält mit einem goldenen Messerchen eine Isenbartbirne und reiht die feuchten saftigen Stückchen auf ein weisses Tellerchen. Dann steckt sie eins nach dem anderen in den Mund, lässt sie zerschmelzen, vergehen und feiert eine edle stille Orgie der Geschmacksnerven.
Um sie herum tobt die Schlacht.”

 

 
Peter Altenberg (9 maart 1859 – 8 januari 1919)
Cover

 

De Engelse dichteres en schrijfster Vita Sackville-West werd geboren op 9 maart 1892 in Kent. Zie ook alle tags voor Vita Sackville-West op dit blog.

 

The Garden(Fragment)

Small pleasures must correct great tragedies,
Therefore of gardens in the midst of war
I boldly tell. Once of the noble land
I dared to pull the organ-stops, the deep
Notes of the bass, the diapason’s range
Of rich rotation, yielding crop by crop;
Of season after season as the wheel
Turned cyclic in the grooves and groves of time;
I told the classic tools, the plough, the scythe,
In husbandry’s important ritual,
But now of agriculture’s little brother
I touch the pretty treble, pluck the string,
Making the necklace of a gardener’s year,
A gardener’s job, for better or for worse
Strung all too easily in beads of verse.
No strong no ruthless plough-share cutting clods,
No harrow toothed as the saurian jaws,
Shall tear or comb my sward of garden theme,
But smaller spade and hoe and lowly trowel
And ungloved fingers with their certain touch.

(Delicate are the tools of gardener’s craft,
Like a fine woman next a ploughboy set,
But none more delicate than gloveless hand,
That roaming lover of the potting-shed,
That lover soft and tentative, that lover
Desired and seldom found, green-fingered lover
Who scorned to take a woman to his bed.)
So to such small occasions am I fallen,
And in the midst of war,
(Heroic days, when all the pocket folk
Were grabbed and shaken by a larger hand
And lived as they had never lived before
Upon a plane they could not understand
And gasping breathed an atmosphere too rare,
But took it quickly as their native air,
Such big events
That from the slowly opening fount of time
Dripped from the leaky faucet of our days,)
I tried to hold the courage of my ways
In that which might endure,
Daring to find a world in a lost world,
A little world, a little perfect world,
With owlet vision in a blinding time,
And wrote and thought and spoke
These lines, these modest lines, almost demure,
What time the corn still stood in sheaves,
What time the oak
Renewed the million dapple of her leaves.

 


Vita Sackville-West (9 maart 1892 – 2 juni 1962)
De tuinen bij Sissinghurst Castle in Kent, gecreëerd door Vita Sackville-West en haar echtgenoot Harold Nicolson

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en essayist Josef Weinheber werd geboren op 9 maart 1892 in Wenen. Zie ook alle tags voor Josef Weinheber op dit blog.

 

Praterfrühling

Rasen, hell und ohne Fehle.
Reiter straffen Ritts.
Ferne Erlen, bange Birkenseele,
bleicher Stamm im Sonngeschwele,
und gehöhlt vom Blitz.

Amselruf und Knabenspiele.
Kahn in stummer Fahrt.
Braun noch im Kastanienblattgewühle
Kerzenblust, unendlich viele
Kerzen, mädchenzart —

Weiße Wege, graue Alte,
abseits, kühl und still;
Ruhende in jeder Wiesenfalte.
Durch die Blätter hingemalte
Bläue des April.

 

Die Kaffeehauspositur

Ich bitt Sie, Herr Nissel,
a Schale mehr braun,
die Presse und bißl
zum Bildl anschaun.

Ob Tapper, ob Stoß,
das Leben is mies.
In Geschäft is nix los,
und ma kriegt kalte Fiß.

Was schreibt denn das Blatt?
Is eh alles Stuß.
Ich weiß nicht, ma hat
ka Freid an den Schmus.

Was mach ich zuhaus!
Mei Taschenuhr steht.
Die Gall geht am raus
vor der bleden Diät.

Ich bitt Sie, ma weiß
scho eh, was sich g’hert.
Ich lob mir und preis’
den sittlichen Wert.

Ich hab mei Kultur,
bin gewitzt und gescheit,
und in Wirtshaus gehn nur
die gewehnlichen Leit.

 
Josef Weinheber (9 maart 1892 – 8 april 1945)
Ansichtkaart van het Weinheber-Haus in Kirchstetten, Oostenrijk

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

Koen Peeters, Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West, Josef Weinheber, Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: De mensengenezer

‘En amid, wat betekent dat, Remi?’ vroeg nonkel Marcel.
‘Tussen, nonkel. Het gedicht zegt: de leeuweriken zingen dapper, zij vliegen, maar niemand kan hen horen tussen het lawaai van de wapens. In de klas hebben wij dat gedicht vanbuiten geleerd.’
‘Vanbuiten?’
‘Ja, want wij hebben in de klas nog geen Engels geleerd.’
‘Dus daarover ging dat gedicht,’ zei nonkel Marcel, zijn bezwete voorhoofd deppend met zijn zakdoek. ‘Daarover gaat het altijd. Overal zijn geheimen en opdrachten, droevige geheugensporen. Niemand is de eigenaar ervan, daarom blijven ze hangen tussen de mensen. Weet je waarom?’
Ik wist het niet.
‘In onze streek is te veel gebeurd.’
Hij wees in de verte naar de drie heuvels op een rij: de Kemmelberg, de Rodeberg, de Zwarteberg. Voor de rest was het landschap plat. Een strakgetrokken laken. Soms leken de schuren boven de graanvelden te zweven; bij de minste hitte zinderde de lucht. Elektriciteitsdraden huppelden op stelten naar de boerderijen en overal waren de boeren aan het werk, ook in de felle regen of wanneer een striemende wind uit de zee opstak.
Nonkel Marcel zei: ‘Onze streek is verdoemd. De geest schroeit iedereen met miltvuur.’
‘Welke geest, nonkel? Wat is miltvuur? Waarom verdoemd?’
‘De geest is onzichtbaar, maar hij is samengesteld uit de overblijfselen van lichamen. Uit zijn weggeschoten gezicht kijkt de geest ons aan. Zijn verhalen ratelen als een ekster, ze kwetteren.
Ze fluiten als een afgeschoten granaat.’
Ik zweeg.
‘Remi?’

 

 
Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

Lees verder “Koen Peeters, Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West, Josef Weinheber, Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba”

Peter Altenberg, Ed Hoornik, Peter Zantingh, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Josef Weinheber, Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba, Agnes Miegel

De Oostenrijkse dichter en schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen. Zie ook alle tags voor Peter Altenberg op dit blog.

Uit: Erinnerung

“Ich verstehe das alles nicht von der Kindheit, von diesem Gegensatze nämlich der Kindertage und der späteren. Das verstehe ich nicht. Denn hierin habe ich doch eine Kontrolle, da ich 49 Jahre alt bin und mit 9 Jahren nach Vöslau kam im Sommer. Der Arzt hatte zu meiner wunderbar schönen überzarten Mama gesagt: »Da Sie also Ihren geliebten Gatten während der Sommermonate nicht in Wien für sich einsam arbeiten lassen wollen, andererseits aber Sie und Ihr Söhnchen sehr zart organisiert sind, so rate ich Ihnen dringend zu Vöslau. Es ist trockene staubfreie Luft, stundenlange Tannenwälder, ein Bad von 22 Grad Réaumur, und ihr geliebter Gatte kann jeden Abend hinausgelangen.« Ich lernte das grünbewachsene Geländer des kleinen Bahnhofes damals fanatisch lieben, die lange eigentlich melancholische Bahnhofstraße mit dem braunen Bache, in welchem Wäsche gewaschen wurde oder Enten ein Bad nahmen, das nur die letzte Vorbereitung war zum Abgestochenwerden. Rechts war die riesige Spinnfabrik. Man wußte nichts von ihr, als daß der Direktor ein persönlicher Freund meines Vaters sei. Man war erstaunt, an einem Landaufenthalt eine große Spinnfabrik anzutreffen, mit Gärten und Blumenbeeten und stark vergittert und schweigsam. Man sah Rauch aus langen dünnen Schloten und dachte nicht weiter nach. Dann kam man zum Bade, wo es nach Linden roch und nach den sonngedörrten Planken, die das Bad umfriedeten. Bänke waren da für die Ausruhenden vom Bade, für die Wartenden und Erwartenden. Die graublaue Quelle kam aus dem Innern der Erde und floß über Kieselgrund. Die Natur bot nirgends eine Pracht und Fülle, aber jede Eiche war bekannt und beliebt auf dem schütteren trockenen Wiesengrunde. Im Walde waren Büsche mit roten Beeren, mit schwarzen Beeren und mit hellgrünen Beeren, und Blumen waren nur zu zählen. Die Tannen würzten an heißen Stellen die Luft. Dem Boden fehlte entschieden Wasser, und die angeschnittenen Tannen gaben Harz von sich, ihren Lebensbalsam. »In drei Jahren müssen sie daran zugrunde gehen«, sagte unser Hofmeister, »aber der Herr Baron wird davon leben.« »Es tut ihnen aber wenigstens nicht weh«, erwiderte ich. – »Weißt du es?!« sagte mein geliebter Hofmeister. Bei der »Waldandacht« begann eigentlich erst für mich die Wildnis. Diese Waldschlucht bis Merkenstein kam mir vor wie unentdeckte Wege zum Viktoria-Nyanza. Ich war erstaunt, daß man keine scharfen Beile benötigte, um sich durch undurchdringliches Gestrüppe einen Weg zu bahnen. Immerhin war es eine Waldschlucht, die sich hinzog ins Unendliche. Der Name »Merkenstein«, dort, wo das Tal endete, war wie der Name »Ewigkeit«. In Vöslau selbst liebte ich alles, alles, jeden Gartenzaun, und die Blicke in die trostlose Ebene, wo das Bahngeleise war.“

 

 
Peter Altenberg (9 maart 1859 – 8 januari 1919)
Cover

Lees verder “Peter Altenberg, Ed Hoornik, Peter Zantingh, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Josef Weinheber, Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba, Agnes Miegel”

Peter Altenberg, Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Josef Weinheber

De Oostenrijkse dichter en schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen. Zie ook alle tags voor Peter Altenberg op dit blog.

Uit: Tulpen

„Cäcilia sagte zu ihm: »Sie, Sie sind wirklich ein zuwiderer Kerl. Erstens nie elegant. Schauen Sie den Beamten an. Zweitens dieser Schnurrbart, so slowakisch. Und dann überhaupt – – – was glauben Sie eigentlich?! Ich kann fliegen auf wen ich will. Und just!«
Als sie sah, dass sie ihn gekränkt hatte, bekam jedoch ihr Antlitz einen Zug von unerhörter Milde.
»Wie Katzen sind wir wirklich,« fühlte sie, »schade, allein wir sind es!«
Er sass da, am Marterpfahl der Seele, wünschte hinweggeschwemmt zu werden in einem Bach von Thränen. Nicht mehr sein, nicht mehr sein! Jedoch man ist, man bleibt!
Er schlief natürlich die ganze Nacht nicht.
Morgens ging er in den grossen Park, welcher eben Mai-Toilette angelegt hatte.
Ein riesiges Blumenbeet leuchtete wie Gluth und Brand, wie Schnee und übertriebene Schminke.
Tulpen! Auf ganz kurzen festen Stengeln, kerzengerade, standen sie da, ziemlich gedrängt, Blumen- Regimenter, unerhört rothe, unerhört weisse im Morgensonnenlichte und ganz oben, als Gipfel des Farbenberges, geflammte, wie Blumen gewordene Fackeln. Sie dufteten gleichsam von Farbe, Farben-Vanille, Farben-Jasmin, erzeugten Migräne durch die Augen. Farbe gewordene Düfte!
Er setzte sich dem Tulpenbeete gegenüber, welches unerhörte Pracht ausströmte, Extrakt von Prächten und welches man, obzwar es einem nicht gehörte, ganz und leidenschaftlich geniessen durfte.
Um das Tulpenbeet herum standen Greise in schwarzen langen Röcken, junge Damen in weissen Kleidern, Kinder und Militär, eine Theater-Elevin und Studenten mit kleinen Heften.
Alle begatteten sich gleichsam mit den Tulpen, genossen sie ohne Rest, sogen sie ein in sich, berauschten sich, vergassen an die Pflichten und versanken – – –.
Eine Bonne sagte: »Des tulipes, mes enfants –.« Damit war alles gesagt.
Die Theater-Elevin jedoch machte ein verklärtes Gesicht. Denn es gehörte zu ihrem Berufe.
Er aber sass da, ausgepumpt, genussunfähig, direktement greisenhaft, hatte Kopfschmerzen, fühlte:
»Die Hand ausstrecken – – – eins! Deinen Hals fassen – – – zwei! Zupressen – – – drei!« Dann dachte er: »Verlegt Ihr uns vielleicht nicht die Athemwege?! Nun also! Tulpen darf man lieben.“

 

 
Peter Altenberg (9 maart 1859 – 8 januari 1919)
Als beeld in Cafe Central, Wenen

Lees verder “Peter Altenberg, Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Josef Weinheber”

Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook alle tags voor Peter Zantingh op dit blog.

Uit: De eerste maandag van de maand

“Ik hield de klok in de gaten. Hij had geen secondewijzer, zoals die van Sara en mij wel had. Ik wachtte tot de twee wijzers samen omhoog zouden wijzen.
Ik wist niet meer wanneer ik ermee begonnen was. In de puberteit, die periode van je leven waarin je ontdekt dat je los van je ouders bestaat? Ik zag de meeste vreselijke dingen gebeuren als ik het niet deed. Elk wakker moment was ik bezig met het bezweren van gevaar dat ik zelf in gedachten opriep.
Gaandeweg verzon ik daar remedies voor. Regels die mij en mijn vader nieuwe tegenslag zouden besparen, als ik ze maar goed uitvoerde en zo vaak herhaalde als me van binnenuit werd opgelegd. Inmiddels was ik dertig en had ik een Wetboek van Ongeschreven Regels verzameld. Sommige verdwenen na een tijdje, om plaats te maken voor andere. Wat altijd was gebleven, was het luchtalarm.
Vaak dacht ik het een of twee minuten van tevoren al te kunnen horen, zoals je soms denkt dat je je telefoon voelt trillen terwijl het toestel helemaal niet in je broekzak zit. Meestal werd ik zenuwachtig, alsof er iets ergs stond te gebeuren.
De wijzers stonden nu recht omhoog. Twaalf uur.
Het geluid zwol aan vanuit de verte. Elke afzonderlijke sirene klonk zo’n zes seconden en verdween dan in de volgende, die inzette voordat de vorige was stilgevallen.
Het luchtalarm klonk hier iets zachter dan thuis. Dan in het huis wat tot vanochtend mijn thuis was.”

 

 
Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

Lees verder “Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West”

Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook alle tags voor Peter Zantingh op dit blog.

Uit: Een uur en achttien minuten

“Gisteravond, rond kwart over één, stond ik mijn tanden te poetsen in de badkamer. Ik had met studiegenoten gegeten in het centrum van Utrecht en was net thuisgekomen. Mijn telefoon lag, samen met mijn net uitgetrokken jas, op mijn bed. Hij trilde kort en het beeldscherm lichtte op.
Ik liep ernaartoe. De tekst stond meteen in beeld.
Jongens, het spijt me. Ik heb de lat te hoog gelegd, ik ben mijn idealen kwijt. Sorry. Bedankt. J
Onmiddellijk stokte mijn adem, het voelde alsof mijn maag binnen een seconde een paar graden kouder werd. Ik las het nog eens. Haalde mijn telefoon van de toetsvergrendeling, koos ‘berichten’ in het menu en bekeek de inbox. Bovenaan één nieuw bericht, van Joey.
Jongens, het spijt me. Ik heb…
Ik controleerde of zijn nummer klopte. Las de Sorry nog eens, en de Bedankt. Verstijfd belde ik hem op terwijl ik door mijn kamer liep. Ik kreeg zijn voicemail, een standaard voicemail. Niet Joey’s stem, maar die van een mevrouw die voorlas.
U bent verbonden met de mailbox van. Nul, zes…
Ik hing op en probeerde het opnieuw. Dezelfde stem. Ik las de sms en belde weer. Niets.
Ik keek naar het raam en het leek te trillen in zijn kozijn.
Ik opende mijn mond, zo ver dat ik ermee kon gillen, maar ik maakte geen geluid.
Ik ging op mijn bed zitten, maar kwam erachter dat ik niet kon zitten.
Ik ging staan, maar merkte dat ik niet kon blijven staan.
De machteloosheid greep me bij mijn voeten en trok me onderuit.
En als ik nu terugdenk aan dat moment, vervloek ik alles – álles – dat ik niet direct gebeld heb. Dat ik controleerde, en nog een keer las, en weer controleerde en verdwaasd naar de muren keek en zoveel tijd nodig had om het tot me door te laten dringen.
Ik had, zelfs met de minieme kans dat ik hem dan wel zou hebben bereikt, eerder moeten bellen.
Joe, wat doe je? Waar ben je?
Had ik hem gesproken, dan had hij het niet gedaan. Dat weet ik zeker.
Dat wil ik zeker weten.”

 

 
Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

Lees verder “Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West”

Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West

Eens in de zoveel tijd houdt een computer ermee op. Vanwege deze recente computercrash slechts een beperkt blog vandaag.

 

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook mijn blog van 89 maart 2011 en ook mijn blog van 9 maart 2012.

Uit: Een uur en achttien minuten

“Ik rij langs de basisschool waar ik vroeger op zat. Dezelfde stoeltjes, met de gekromde houten leuningen, staan in een cirkel in het kleuterlokaal, klaar voor het maandagochtendgesprek. Er zullen morgen kinderen in die kring zitten die weten wat er is gebeurd. Misschien legt de juffrouw ze uit waarom sommige mensen zoiets doen.
Er is een lachende walvis op het raam getekend.
Bij het politiebureau is het rustig. Er staat één auto voor de deur, achter de ramen zie ik geen beweging. Ik lijk me erover te verbazen dat het hele korps niet in rep en roer is. Dat niet elke straathoek van het dorp is afgezet met rood-wit lint.
De brandweerkazerne met de grote ramen staat ernaast. Er past precies één brandweerauto in, alsof het levensgroot speelgoed is, een autootje achter plastic.
Op het plein achter het politiebureau en de brandweerkazerne speelden we vroeger balletjetrap tegen de muur. Met z’n vijven.
Ik neem de bocht naar rechts.
Op de hoek van het kleine winkelcentrum zit de bibliotheek. Vroeger ging die dicht tussen de middag. Dan stonden de mensen rond één uur met boodschappentassen in de hand te wachten tot hij weer openging. Ik kan de kranten van gisteren zien liggen op de leestafel in het midden. Kranten waar het nieuws nog niet in staat.
Misschien morgen.
Naar links. Het laatste stukje fietspad. Hier heb ik altijd wind tegen.
Thuis, bij mijn ouders thuis, zit ik op de bank. Ik ben hier nu vijf weken niet geweest en het is al een jaar mijn huis niet meer. Mijn moeder gaat tegenover me zitten, op de houten salontafel. Ik kijk haar aan. Het is alsof ik het nieuws opnieuw hoor, maar nu via de bezorgde blik van mijn moeder. Ze weet niet goed wat ze moet zeggen, dus verbergt ze mijn hoofd in haar nek. Ik snik. Hier heb ik tijdens de treinreis al tientallen keren naar vooruitgespoeld. Mijn vader staat achter de bank en aait door mijn haar. ‘Ach, jongen toch,’ zegt hij.
De hond zit kwispelend aan mijn voeten. In de keuken zoemt de broodbakmachine. De radio brengt een gesprek over Barack Obama.
En Joey is dood.”

Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

Lees verder “Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West”

Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook mijn blog van 89 maart 2011.

Uit: Een uur en achttien minuten

Het station heeft een kleine kiosk. Achter de balie, op een stoel die haar zowel naar de klant als de kaartjesautomaat laat draaien, zit al jaren dezelfde vrouw. Haar gezicht is elke keer als ik hier naar binnen loop een stukje ouder dan de vorige keer. Het gezicht smelt, langzaam, als een ijsje dat niet snel genoeg opgegeten wordt op een warme dag. Het is binnen altijd koud.
Vroeger kocht mijn vader hier een railrunnerkaartje voor mij en mijn zusje, voor één gulden, waarschijnlijk bij hetzelfde gezicht. Ik kan me die kaartjes nog goed herinneren. Ansichtkaarten met een konijn erop, een konijn met een conducteurspet. Je kon er de hele dag mee reizen en hem ten slotte ook nog aan iemand versturen.
Ik beeld me de vrouw in als de douanier die me welkom heet bij thuiskomst in mijn geboortedorp.
Goedemiddag, welkom thuis. Hebt u nog iets aan te geven?
Ze kijkt me aan, even lijkt het of ze de vraag echt gesteld heeft. Ik kijk weg, richting het blauwe rek bij de deur. Geen kranten. Zondag.
Mijn fiets staat er nog. Ik stap op.
De Stationsweg is belegd met donkerrode kasseien, elke in kleur iets verschillend van die daarnaast. Auto’s rijden er stapvoets, alsof ze bij elk huis even de woonkamer in willen kijken. Fietsers duwen er hun trappers zonder haast in de rondte. Er is een kapper, New Styles, een fietswinkel met een eigenaar die altijd chagrijnig kijkt, Wim Vels, en een meubelwinkel waar ik nog nooit iemand binnen heb gezien. Langs de stoep staan eikenbomen langzaam knoesten te sparen. Ze verwelkomen me, ze staan geduldig te wachten.
Aan het eind van de Stationsweg stap ik af, wacht tot de auto die aan komt rijden gepasseerd is, en steek dan over.”

Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

Lees verder “Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme”

Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme

De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008. en ook mijn blog van 9 maart 2009 en ook mijn blog van 9 maart 2010.

 

Bewaarschool

Soms, als ik loop door een straat,

waar kalk valt uit een muur,

verschijnt mij een kindergelaat

en een non aan een kierende deur.

 

En ik klem mij weer vast aan de vrouw,

die mij altijd naar school toe bracht;

het galmde door het gebouw,

als de deur dichtviel met een slag.

 

Daar staat – de voet op de slang –

nog het blauwe Mariabeeld;

voor de deur aan het eind van den gang

houdt een non de sleutels gereed.

 

Zit daar op de achterste rij

bij de trommel met koek en brood

nog de knaap, die het huis op de lei

voor mijn blik met zijn hand afsloot?

 

Maar dan heb ik de straat al voleind,

en ik loop op het heldere plein;

voor ’t raam, waar de zon in schijnt,

sluit een vreemde vrouw het gordijn.

 

 

Ik wilde…

Ik wilde bij de dood belet aanvragen,

hij deed zelf open en hij liet mij in.

‘Er lang omheen praten heeft weinig zin;

ik kom hier’, zei ik, ‘om je uit te dagen’.

 

Hij glimlachte: je komt dus uitstel vragen;

kan ik je dienen, een glas port of gin?

”t Is mij hetzelfde’, zei ik, ‘schenk maar in’.

 

‘En nu muziek, daar staat de grammofoon,

een dodenmars, dat ben je zo gewoon,

als je op straat loopt en daar loopt te azen.’

 

– Geen treurmars speel ik zonder eerbetoon. –

Hij schonk mij in; wij stootten met de glazen.

‘Kies nu de naald uit’, riep ik in extase.

 


Ed Hoornik
(9 maart 1910 – 1 maart 1970)

Den Haag, Jan Hendrik Verheijen, Gezicht op het Mauritshuis

en de Grenadierspoort, 1e helft 19de eeuw.

 

 

Lees verder “Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme”

Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme

De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008. en ook mijn blog van 9 maart 2009.

Tweespalt

Ik kan wel knielen en mijn schedel breken,
kluizenaar worden of wellicht cipier,
het kruis vereren, met gevangnen spreken,
in regen lopen om een nachtkwartier,

of, als Van Gogh, voor de berooiden preken,
mijn hemd verscheuren, arm zijn als een mier,
en met een scheermes mij het oor afsteken,
krankzinnig sterven; maar het helpt geen zier.

Onmachtig ben ik, God, U te belijden.
Poolstilte waart Gij, toen ik om u schreide,
wanhopig wachtend het gestelde uur.

Gij laat mij hongren zonder rust of duur;
Gij hebt mij lief achter een blinde muur.
Hoe haat ik U, hoe blijf ik U verbeiden.

 

Een vrouw beminnen

Een vrouw beminnen is de dood ontkomen,
weggerukt worden uit dit aards bestaan,
als bliksems in elkanders zielen slaan,
te zamen liggen, luisteren en dromen,
meewiegen met de nachtelijke bomen,
elkander kussen en elkander slaan,
elkaar een oogwenk naar het leven staan,
ondergaan en verwonderd bovenkomen.

‘Slaap je al?’ vraag ik, maar zij antwoordt niet;
woordeloos liggen we aan elkaar te denken:
twee zielen tot de rand toe vol verdriet.

Ver weg de wereld, die ons niet kan krenken,
vlakbij de sterren, die betoovrend wenken.
’t Is of ik dood ben en haar achterliet.

Hoornik

Ed Hoornik (9 maart 1910 – 1 maart 1970) 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Heere Heeresma werd geboren in Amsterdam op 9 maart 1932. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008. en ook mijn blog van 9 maart 2009.

Uit: Hoe die twee elkaar ontmoetten

De zon scheen reeds rose en vermiljoen door de wolkeloze lucht en kleurde de toppen der bomen toen de man zijn boot naar de oever stuurde en aanlegde op een aangeslibde zandplaat in een bocht van de rivier. Nog voor de boeg van de boot goed vast was gelopen sprong de hond overboord, beet een paar maal in de lucht, en bevochtigde  langdurig de grond  waarna ze zich langdurig begon uit te rekken.  De man volgde haar, trager, en zuchtend. Om  te beginnen nam hij het touw dat vastzat aan een ijzeren  ring in de boeg, wikkelde het af en bevestigde dit  stevig aan enig struikgewas. Daarna begon hij  de boot uit te laden. Een kleine stevige vrij nieuwe boot,  breed, met hoge boorden, open van boeg tot spiegel al  stond er een lichtmetalen staketsel op voor een linnen  afdak zoals alle schepen in deze streken hebben. Het  zonnescherm had de man echter op de bodem gelegd zodat hij een vers bed had gewonnen waar het in de ruime plooien  goed toeven was. Aan de  alluminiumkleurige stangen hingen allerlei voorwerpen. Een kijker, kapmes, een kort dubbelloops  geweer, een witte medicijnkist met een vrijwel uitgewist  rood kruis, veldflessen, een bos gedroogde bloemen of  kruiden en meer van die zaken die hem van pas  konden komen. Dit alles liet de man hangen. Ze  waren niet direkt nodig en hij had niet de begeerte  zijn bezittingen te voelen, uit te stallen en om zich  heen te hebben. Ook de tussen twee houtblokken hangende  buitenboordmotor liet hij ongemoeid. Het ding  was in het gebruik nutteloos gebleken. De schroef  was niet beschermd en liep voortdurend vast in  de waterpest die in het water elegant meewuifde met de stroom.”

Heeresma

Heere Heeresma (Amsterdam, 9 maart 1932)

 

De Oostenrijkse schrijver Peter Altenberg werd geboren op 9 maart 1859 in Wenen. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008 en ook mijn blog van 9 maart 2009.

Uit: Das Buch der Bücher von Peter Altenberg

„THEATER-ABEND.
Sie konnte den Pudel nicht mit in das Theater nehmen. So blieb der Pudel bei mir im Café und wir erwarteten die Herrin.
Er setzte sich so, dass er die Eingangsthüre im Auge behalten konnte und ich hielt es für sehr zweckmässig, wenn auch ein wenig übertrieben, denn, bitte, es war ½ 8 Uhr und wir hatten bis ¼ 12 Uhr zu warten.
Wir sassen da und warteten.
Jeder vorüberrauschende Wagen erweckte in ihm Hoffnungen und ich sagte jedesmal zu ihm: »Es ist nicht möglich, sie kann es noch nicht sein, bedenke doch, es ist nicht möglich!«
Manchesmal sagte ich zu ihm: »Unsere schöne gute Herrin — — —!«
Er war direct krank vor Sehnsucht, wandte den Kopf nach mir um:
»Kommt sie oder kommt sie nicht?!«
»Sie kommt, sie kommt — — —« erwiderte ich.
Einmal gab er den Posten auf, kam zu mir heran, legte seine Pfoten auf meine Kniee und ich küsste ihn.
Wie wenn er zu mir sagte: »Sage mir doch die Wahrheit, ich kann alles hören!«
Um 10 Uhr begann er zu jammern.
Da sagte ich zu ihm: »Ja, glaubst du, mein Lieber, dass mir nicht bange ist?! Man muss sich beherrschen!«
Er hielt aber nichts auf Beherrschung und jammerte.
Dann begann er leise zu weinen.
»Kommt sie oder kommt sie nicht?!«
»Sie kommt, sie kommt — — —.«
Er legte sich nun ganz platt auf den Boden hin und ich sass ziemlich zusammengebückt auf meinem Sessel.
Er jammerte nicht mehr, blickte zur Eingangsthüre, während ich vor mich hinsah.”

altenberg

Peter Altenberg (9 maart 1859 – 8 januari 1919)

 

De dichteres en schrijfster Vita Sackville-West werd geboren op 9 maart 1892 in Kent. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008 en ook mijn blog van 9 maart 2009.

The Great Cats

 

The greater cats with golden eyes

Stare out between the bars.

Deserts are there, and the different skies,

And night with different stars.

They prowl the aromatic hill,

And mate as fiercely as they kill,

To roam, to live, to drink their fill;

But this beyond their wit know I:

Man loves a little, and for long shall die.

Their kind across the desert range

Where tulips spring from stones,

Not knowing they will suffer change

Or vultures pick their bones.

Their strength’s eternal in their sight,

They overtake the deer in flight,

And in their arrogance they smite;

But I am sage, if they are strong:

Man’s love is transient as his death is long.

Yet oh what powers to deceive!

My wit is turned to faith,

And at this moment I believe

In love, and scout at death.

I came from nowhere, and shall be

Strong, steadfast, swift, eternally:

I am a lion, a stone, a tree,

And as the Polar star in me

Is fixed my constant heart on thee.

Ah, may I stay forever blind

With lions, tigers, leopards, and their kind.

 

vita_sackville

Vita Sackville-West (9 maart 1892 – 2 juni 1962)
Portret door Shoshana Kertesz

 

De Nieuw-Zeelandse (Maori) schrijfster Keri Hulme werd geboren op 9 maart 1947 in Christchurch. Zie ook mijn blog van 9 maart 2009.

Uit: Unter dem Tagmond (The Bone People)

Eine Stunde später ist das Gespräch in Mäandern beim Fischen angelangt: Fischen im Meer, Kerewins Vorliebe und Spezialität, gegen Fischen in Flüssen und Seen, worin Joe, wie er bescheiden zugibt, Experte ist.
“Nicht wirklich”, sagt er kläglich. “Ich weiß eben nur, wo man die Fische findet. Sie auf orthodoxe Weise herauszuholen, das macht mir Schwierigkeiten.”
“Die vom Ministerium für Öffentliche Anlagen ausgesetzten Elritzen”, sagt Kerewin lachend, aber er gibt sich schockiert. Simon ist beinahe eingeschlafen, aber er rührt sich jedesmal, wenn sich einer von ihnen bewegt, um das Feuer zu schüren, oder Zigaretten hinüberzureichen.
“Entschuldigen Sie mich eine Minute”, sagt Joe schließlich und geht in die Küche. Er kehrt kurz darauf mit einer runden Flasche zurück.
“Komm, Tama, Zeit, schlafen zu gehen.”
Zwei Teelöffel von etwas, was wie Himbeersirup aussieht.
Sie liest das Etikett.
“Tricloryl!” Ihre Stimme überschlägt sich, als sie dieses Wort ausspricht. “Zum Teufel, er ist doch wohl noch ein bißchen zu klein für diese Art von Medizin?”
“Ich habe Ihnen gestern abend erzählt, wie es ihm mit dem Schlafen geht”, sagt Joe sanft. “Auf diese Weise haben wir wenigstens beide unsere Nachtruhe. Sonst hat er Alpträume um zwei Uhr morgens, und ich brauche drei Stunden, um ihn wieder zu beruhigen. Nacht für Nacht ist das kein Spaß.”
“Das kann ich mir vorstellen.”
Er hält Simon wie ein Baby, und das bringt ihr wieder zum Bewusstsein, wie schmächtig der Junge ist.
“E moe koe”, sagt der Mann zärtlich und küßt das Kind, dunkles Haar fällt über blondes.
“Sieh zu, ob du morgen etwas ganz Ungewöhnliches tun kannst”, er stellt ihn auf die Füße. “Zum
Beispiel zur Abwechslung einmal ein guter Junge sein.”

Keri_Hulme

Keri Hulme (Christchurch, 9 maart 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn vorige blog van vandaag.