Rob Schouten, W. H. Auden

De Nederlandse schrijver, dichter, literatuurcriticus en columnist Rob Schouten werd geboren in Hilversum op 22 februari 1954. Zie ook alle tags voor Rob Schouten op dit blog.

 

Bemodderd dichter

Ziet u soms een met veel misbaar de stad doorstappen,
Die, hondsgemuild, zijn muilen, luimig sleetsgeschopt,
Verplaatst, de krop in een bevuilde das gestropt,
Druk doend met heel het vrome volk zijn aars te lappen,

Uitheems behaard, – kolkt drek rond in zijn lichaamssappen,
Gordt hem zonder een riem waardoor de romp zich propt,
Een kniebroek, loopt hij steeds in voddegoed verpopt,
Dat dag en nacht zijn naakte lijf blijft overlappen –

Een ieder op een woeste, louche blik onthalend,
Middels zijn kakement obscene taal vermalend,
’t Der ving’ren hoorn tot bloedens toe verbeten.

Ziet u, zeg ik, er een met dergelijke trekken,
Wees dan verzekerd: Dát is een der raspoëten.
Meer informatie zal de kerk u graag verstrekken.

 

Doordeweeks

Over mijn autenticiteit gesproken,
belangstelling was er vandaag niet voor
en zelf lag ik half grieperig in bed.
Slechts één keer werd ik naar de deur geroepen
om aan auto-da-fe’s mede te werken,
Getuigen van Jehova aan te steken.

Nietig gestemd bleef ik in kamerjas
urbi et orbi maar het raam uit staren
zonder veel wijzer van mezelf te worden
of van contemporaine wandelaars.
Nee, met de toekomst was het niks vandaag.

Avond werd het intussen wel natuurlijk;
pal boven mij werd smakeloos geneukt.
Om elf uur zei ik niemand welterusten
maar vals alarm, tot vier uur lag ik wakker
in knoedels laken en maar transpireren.

Ten slotte sliep ik mensen hatend in,
mijzelf ontpoppend als een stralend god
in een luchtig, niet te immens heelal
dat ik ineens ook weer verlaten moest.
Niets dat ik in de haast daar achterliet
en ’s ochtends over was mijn griep ook niet
.

 

Vooruitziende hond

Door deze wereld loopt de hond
zijn kop omhoog – hij ziet de dingen
al snuffelt hij soms aan de grond
op zoek naar zijn herinneringen
vindt hij ze niet. – Staat hij er op?
En staat hij zelf dan op het spel?
Hij schudt, en heft maar weer de kop,
de poten, en bevindt zich wel.

 

Rob Schouten (Hilversum, 22 februari 1954)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Een gezond oord

Fijne lui zijn ’t – je zou er niet over peinzen om ooit
Een contract van ze na te lopen met een
Loep, of je brieven weg te sluiten – ook
Lief en doelmatig – wat je hebben wil krijg je.
Wat is er dan mis als je, tussen ze levend,
Steeds maar getroffen wordt door het groot aantal
Gelukkige huwelijken en ongelukkige mensen.
Ze missen geen lezing over Problemen Van Na De Oorlog,
Want raken doet het ze, hun hulpvaardigheid staat buiten kijf; toch,
Als in hun ochtendbladen de aarde zich aan hen voordoet,
Wat maken ze dan van haar verschrikking en dwaasheid,
Zij die nooit – zoiets weet je – een spontaan verlangen
Hebben gevoeld om de kat te martelen of in het openbaar
Naakt te gaan lopen? Hadden ze ooit, zo vraagje je af,
Zo dolgraag een eenhoorn gezien, al was ’t maar
Een dooie? Mogelijk. Maar dat houden ze voor zich,
Stilzwijgend eensgezind doof voor ons hongeren
Naar eeuwig leven, dat bestraft stout kind van een vraag
Dat soms uit de hoek mag, op barbecuefeestjes of bij
Een academisch lustrum, en waarvoor alleen
Het schuine verhaal, ironisch genoeg, een goed woord doet.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn blog van 22 februari 2022 en ook mijn blog van 22 februari 2019 en ook mijn blog van 22 februari 2015 deel 1 en ook deel 2.

Herman de Coninck, W. H. Auden

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

Pointillisme
Voor Laura en Tom

Sloten onder kroos, pointillisme
van groen, stilliggend geril
van begin, natuur die vijf miljard puntjes tegelijk
op haar i’s zet.

Ik op mijn buik langs zo’n sloot.
Geef me mijn bril eens. Puntjes op de i inspecteren
is mijn beroep en vooral: daarbij op mijn buik liggen.
Hoeveel puntjes heb je nodig voor groen?

Hoeveel zandkorrels, zandkorzels, voor strand?
Hoeveel mensen voor mensheid?
Twee.
Iemand met sproeten, en iemand die ze telt.

 

Het liefste wat ik heb

Het liefste wat ik heb is elf geworden.
Feestje. Daarna ging het liefste wat ik heb
naar huis met het liefste wat ik had.
Het kleine meisje met het grote.
Ik met mezelf. Zo vrolijk.

Want het is goed om ooit 
iets te hebben gehad.
Het is beter dan nooit
iets te hebben gehad.

 

Envoi

Als ze het maar zien zou, zien wou –
Wat is er nog te kort, vroeg God zich af, die zesde dag.
Het was allemaal te hard, Adam, het had te snel
moeten gaan. Er moest minder fel geheugen bij. En glimlach.

Of was dat hetzelfde ? En waarvan maak je dat ?
Niet van lichtzinnigheid, maar van alles weten
en het heel erg vinden, en daar rustig van zijn.
En God vond mededogen

uit. En vervolgens twee armen om het in te doen,
wat al niet, klaarkomen, huilen, onbenullig, overbodig
zijn. Toen rustte Hij en dacht: wat heb ik nou nog nodig ?
En toen schiep Hij twee ogen. –
Opdat ze hem zou zien terwijl hij stierf.
Opdat hij eindelijk zou mogen.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

In Memoriam W.B. Yeats
(† jan. 1939)

I
Hij is verdwenen in het holst van de winter:
De beken waren bevroren, de luchthavens welhaast verlaten,
En de standbeelden van de stad waren door sneeuw mismaakt;
In de mond van de stervende dag zakte het kwik.
Het werd door alle meetinstrumenten bevestigd:
De dag van zijn dood was een koude donkere dag.

Ver van zijn ziekte
Renden de wolven voort door de wouden van naaldhout,
Werd de boerse rivier niet bekoord door beschaafde kaden;
Rouwende tongen
Hielden de dood van de dichter voor zijn gedichten verborgen.

Maar voor hem was die middag de laatste dat hij zichzelf was,
Een middag van verpleegsters en van geruchten;
De provincies van zijn lichaam kwamen in opstand,
Leeg waren de pleinen van zijn geest,
De voorsteden in bezit genomen door stilte,
De stroom van zijn gevoel viel uit; hij werd zijn bewonderaars.

Nu is hij over een honderdtal steden verstrooid
En totaal uitgeleverd aan hem vreemde affecties,
Om in een ander soort bos zijn geluk te vinden
En te worden gestraft naar uitheemse gewetenscode.
De woorden van een dode
Wijzigen zich in het binnenste van wie leeft.

Maar in de gewichtigheid en het lawaai van morgen
Als de makelaars brullen als beesten in de grote zaal van de Bourse,
En de armen het lijden verduren waaraan ze aardig gewend zijn,
En elk in de cel van zichzelf bijna zeker is van zijn vrijheid,
Zullen een paar duizend mensen denken aan deze dag
Als aan een dag waarop je iets enigszins vreemds deed.
Het werd door alle meetinstrumenten bevestigd:
De dag van zijn dood was een koude donkere dag.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e februari ook mijn blog van 21 februari 2019 en ook mijn blog van 21 februari 2016 deel 2.

Ash Wednesday (Louis Untermeyer), Rob Schouten, W. H. Auden

 

Bij Aswoensdag

 

Aswoensdag door Charles de Groux, 1866

 

Ash Wednesday

(Vienna)

I
Shut out the light or let it filter through
These frowning aisles as penitentially
As though it walked in sackcloth. Let it be
Laid at the feet of all that ever grew
Twisted and false, like this rococo shrine
Where cupids smirk from candy clouds and where
The Lord, with polished nails and perfumed hair,
Performs a parody of the divine.

The candles hiss; the organ-pedals storm;
Writhing and dark, the columns leave the earth
To find a lonelier and darker height.
The church grows dingy while the human swarm
Struggles against the impenitent body’s mirth.
Ashes to ashes. . . . Go. . . . Shut out the light.

(Hinterbrühl)

II
And so the light runs laughing from the town,
Pulling the sun with him along the roads
That shed their muddy rivers as he goads
Each blade of grass the ice had flattened down.
At every empty bush he stops to fling
Handfuls of birds with green and yellow throats;
While even the hens, uncertain of their notes,
Stir rusty vowels in attempts to sing.

He daubs the chestnut-tips with sudden reds
And throws an olive blush on naked hills
That hoped, somehow, to keep themselves in white.
Who calls for sackcloth now? He leaps and spreads
A carnival of color, gladly spills
His blood: the resurrection—and the light.

 

Louis Untermeyer (1 october 1885 – 18 december 1977)
Trinity Church in New York, de geboorteplaats van Louis Untermeyer

 

De Nederlandse schrijver, dichter, literatuurcriticus en columnist Rob Schouten werd geboren in Hilversum op 22 februari 1954. Zie ook alle tags voor Rob Schouten op dit blog.

 

Perpetuum mobile

Wat is het toch een vreemd verschijnsel.
Zojuist heb ik het weer eens uitgevonden.
We waren opgewonden toen het werkte
ondanks de onbetrouwbare beschrijving.
Het nieuwe gaat er inderdaad niet af
zolang het eigenlijk nog steeds niet kan.

 

Huisstijl

Niet waar ik woon en met wat aan de muur
maar toch toegankelijk: wat brommerig
hoor ik en met de actuele grijzen
der jaren negentig – het is per slot
geen sanatorium, er mag ook best
het nodige gesodemieter in.

Voor akoestiek moet je bij mij niet zijn,
ook niet voor schreefloos, als het aan mij ligt.
Het mag natuurlijk nooit commercieel worden
of modieus of niet te lezen. Zeg maar de vorm
waarvoor ik langzaam heb gekozen
(de vorm die mij gekozen heeft? – Nee hoor!)

Ziet u mij deze tekst voordragen dan
niet in mijn hemd of met een rare muts,
of ik het met verbeten kop opschreef.
Ik doe mij voor maar niet toevallig zó!
Misschien helpt het mij regels te zien lezen,
Dat kan ik zelf niet goed beoordelen.

Ik doe dit graag maar meestal ben ik anders
en elders: dit is wat ik heb te bieden.
U moet niet langskomen dat stelt teleur,
mijn vrouw is laatst nog van mij weggelopen,
heel interessant want ik begreep het niet:
echt een persoonlijke tragedie, vond men.

Daar zou het dan langdurig over gaan
tijdens het Requiem van Mozart of
iets van Rachmaninov, wie weet wat foto’s –
Ik wil wel kwijt en dan iets nieuws opbouwen,
maar alles stinkt gauw naar effectbejag,
dit eigenlijk het meest. Raar gedicht, dag.

 

Huisraad

De huisraad van lang toegeknikte bovenburen,
bekend van horen schuiven, wordt vandaag verbolgen
op straat geduveld. De locale dichter staat
onuitgeslapen voor het raam. Hij ziet er af
en aan gemeubileerd trottoir en gaapt. Komt net
het bed spiralend langs, daalt op een suffe stoel
die met gekrulde tenen zwijgt. Wie haalt de koekoek?
En uit de inrichting ontsnapt een stenen brak.

Aha, denkt hij, inmiddels mateloos nieuwsgierig,
wat hier en thans beneden komt verwijst naar boven.
Prompt is het even koffiedik geblazen daar.
Hij rookt een sigaret en inspecteert het touw,
ontspannen in de dampkring klimmend als een kneep
van goochelaars die zich eerst hebben weggepreveld.
Nu nog het Perzische tapijtje, dunkt hem vaag,
maar dat hebben ze voor hem opgerold vandaag.

 

Rob Schouten (Hilversum, 22 februari 1954)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Sonnet

Oorlog is simpel als een monument;
een telefoon spreekt even met een man;
vlaggetjes wijzen waar men troepen zendt;
een jongen brengt de melk; er is een plan
voor mensen die beangst naar ’t leven gissen,
hun melk om negen en om twaalf uur derven,
langzaam verloren gaan, hun vrouwen missen
en ondanks de ideeën kunnen sterven.

Mensen gaan dood, licht zijn ideeën echt:
wij kunnen duizenden eensklaps zien rijzen
wanneer er maar één leugen wordt gezegd.

En kaarten kunnen werkelijk plaatsen wijzen
waar ’t leven werd tot ramp en rouw:
Nanking; Dachau.

 

Vertaald door Michel van der Plas

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn blog van 22 februari 2022 en ook mijn blog van 22 februari 2019 en ook mijn blog van 22 februari 2015 deel 1 en ook deel 2.

Immer wieder Fasching (Joachim Ringelnatz), Herman de Coninck, W. H. Auden

 

Bij Carnaval

 

Uitbundig carnavalsfeest – jaren ’60 door Kees Bastiaans

 

Immer wieder Fasching

Wenn der Fasching kommt, wird viel verboten.
Aber manches wird auch andrerseits erlaubt.
Dann wird nicht nur Dienstboten,
Nein auch Fürstenhäusern entstammten
Damen oder Frauen von Beamten
Die Unschuld geraubt.

Jeder lässt was springen.
Viel ist los.
Und vor allen Dingen
Beine und Popos.

Wenn sich Masken noch einmal verhüllen
Mit Phantastik, Seide, Samt und Tüllen,
Zeigt sich sehr viel Fleisch und sehr viel Schoß.
Dass wir, eh‘ wir heimwärtsschwanken,
Unsern steifen Hut zerknüllen
Im Gedanken:
Hätten wir die Hälfte bloß!

Also brechen wir auf!
Ach nein, bleiben wir noch,
Bis an ein Loch.
Schließlich löst sich alles doch
In Papier auf.

Man vertrollt sich lärmlich,
Wendet sich erbärmlich,
Jedermann ein abgesetzter Held.

Draußen Sturm. Es hetzen
Über Dächer kalte Wolkenfetzen
Unterm Mond. Wir setzen
Uns ins Auto, fröstelnd vor dem letzten Geld.

 

Joachim Ringelnatz (7 augustus 1883 – 17 november 1934)
St. Marien Dom in Wurzen, de geboorteplaats van Joachim Ringelnatz

 

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

Pull

Onlangs vond ik de zwarte pull terug waarin ik, zeer groen,
mijn existentialistische jeugd heb doorgebracht:
zwarte pulls waarin we niet goed wisten wat te doen,
wat door Sartre met zeer chique namen werd bedacht.

We zagen toen zwart-witfilms waarin zowat alles
zwart was, op de ondertitels na. In het Ritz
zaten we avond aan avond in de stalles
om toch maar niets te missen van het Niets.

Of we luisterden in een of ander keldergewelf
naar jazz die net zoals wijzelf
en even lui-omslachtig, niet wist waarnaartoe.
Dat was improviseren geblazen, zij het op trompet. En hoe.

 

water. soms loopt het rechtdoor

water. soms loopt het rechtdoor
als een ideologie, een vastberaden stoet
van stilte, naar de zee,
de grote internationale
waar alle water zijn overtuiging haalt
(om desnoods dijken te breken.)
soms hangt er nevel over:
dromend water; het droomt dat het zweeft
en dan zweeft het. en later, oud geworden,
trekt het zich terug in een vijver
met een rijk innerlijk leven.
water. alle schijn draagt het met zich mee
en blijft zichzelf, altijd anders
en altijd water.

 

De lenige liefde

1.
zetelend. zetelend in de macht
van zijn dikke lichaam: de gele boeddha,
de zon.

nauwelijkse wind sluipt als onderdanen
rond zijn troon, maar
hij waait ze weg, hij wil eten:
grote velden liggen en dampen
als schotels vol hitte.

wat een verschil met de meisjes
waarmee ik in het lage gras
pralines eet, en in het hoge gras
diminutiefjes:
hun hoge stemmetjes
als puntjes op de i,
hun schichtige lachjes
als reeën in een woud van humor.
zoveel sneller dan liefde
is hun sympathie.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Schoolkinderen

Elke vorm van gevangenschap hier, de cellen zijn net zo echt,
maar zij lijken niets op gevangenen die wij kennen,
die woedend zijn of verkommeren of met grappen berusten
of de hele boel de wereld uit wensen.

Want zij protesteren zo weinig, zo bijna tevreden
met het stomme spel van honden, met likken en rennen;
zo sterk zijn de tralies van liefde, hun samenzweren
is zwak als dronkemanseden.

Hun vreemdheid maakt het zelfs moeilijk om naar ze te kijken:
de veroordeelden zien alleen de bedrieglijke engelen
van een visioen, zo moeiteloos komt hun glimlach;
het beest van de roeping is bang.

Maar zie ze in ’t licht van ons tijdsbesef, onze maat,
hun bijna geslachtsloze, enigszins lompe volmaaktheid;
want ze hebben een sexe, de stukke veter is echt stuk:
onwaar de droom van de professor.

Maar de tirannie is zo simpel. Een ongepast woord
op een fontein gekalkt, is dat al hun rebelsheid?
Een storm van tranen in een hoekje vergoten, is dat
van een nieuw leven het zaad?

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e februari ook mijn blog van 21 februari 2019 en ook mijn blog van 21 februari 2016 deel 2.

Herman de Coninck, W. H. Auden

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

Hotel Eden

En ’s nachts gingen we naakt zwemmen, we zwommen
onze namen op het water, ik zwom An in twee
grote letters, jij zwom uitgebreid aan de naam
Herman, en met de gouden maan eroverheen
leek het wel of we onze namen definitief
genoteerd hadden op een van de gewijde bladzijden
van het Boek.

Nadien kuste ik de waterdruppels
van je gezicht, voorzichtig één voor één
zoals een pointillist toetsjes aanbrengt
op zijn doek ‘naakte vrouw bij maanlicht’,
en in geen enkele vergelijking pasten je
borsten zo mooi als in mijn handen.

En in bed, ik kwam al van ver aan-
gerend declamerend ‘Hier Ruk Ik Aan
Met Een Erectie Als Een Pompiersladder
Om Jouw Brand Te Blussen’ en we lachten
en wat maakten we een leven

dat we negen maanden later
Tomas zouden noemen.

 

Steepletop

Hoor eens jij, basilicum, en jij
daar, Lemon Verbena, jullie allebei:
nu is het aan jullie om je wat te sterken
tegen de vorst. Ik zorgde voor snoeien.
Ik ben te moe om nog aan jullie te werken.
Ik zorgde voor spalken en sproeien.
Jullie beurt nu. Ik heb andere dingen aan m’n hoofd.
En overigens mag ook ik wel eens groeien,
en een grote dichteres worden, zoals beloofd.

 

Wie zie je het liefst, de poes of mij 

‘Wie zie je het liefst, de poes
of mij?’ vraagt ze.

En zoent me, niet om mij,
maar om haar lippen te proberen.

Als ik haar optil, slaat ze haar armen
om me heen omdat ze anders valt.

Als ik haar neerzet loopt ze weg
en ik haar na.

Nader is een comparatief die nooit
eindigt, zoals vader.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Die avond dat ik de stad inliep

Die avond dat ik de stad inliep
Voor een ommetje uitgegaan,
Waren de mensendrommen
Velden oogstrijp graan.

En nabij de rivier die hoog stond,
Onder een boog van het spoor
Hoorde ik een minnaar zingen:
‘De Liefde zal altijd doorgaan.

Ik houd van je, lief, en dat zal ik tot
De rivier over bergen springt,
Tot Afrika ligt naast China
En de zalm in de straten zingt:

Dat zal ik totdat de diepzee
Aan de waslijn hangt en droogt,
En het zevengesternte overvliegt,
Gakkend als ganzen omhoog.

Laat de jaren maar rennen als hazen,
Want de Bloem aller Tijden heb ik in
Mijn armen gesloten, de eerste
Liefde sinds werelds begin.’

Maar alle klokken in het centrum
Sloegen toen gonzend aan:
‘O hoed je voor Tijd de bedrieger
Want Hem kan geen verslaan.

In de Nachtmerrie met haar krochten
Waar naakt de Gerechtigheid gaat,
Kucht waaks de Tijd uit de schaduw
Als jij voor de kus klaar staat.

In tobberijen en koppijn
Versijpelt het leven, vaag,
En Tijd komt aan zijn trekken,
’t Zij morgen of vandaag.

Bar is de sneeuw die zo menig
Bloesemend dal overtoog;
En Tijd breekt het snoer van dansen
En de duiker zijn heerlijke boog.

O dompel diep je handen
In ’t water bij de kraan;
Staar in de wasbak, stilstaand
Bij wat je is ontgaan.

De gletscher kraakt in de hangkast,
De woestijn zucht in ’t ledikant
En de barst in de theekop opent
Een laantje naar dodenland.

Waar bedelvolk loot om papiergeld
En Hans door de Heks wordt verleid,
De Kleine Lord een Rabauw is
En Grietje de benen spreidt.

O kijk, kijk in de spiegel,
Kijk in je zorg en pijn;
Leven blijft een zegen
Al kun jij het niet zijn.

O ga dan staan aan het venster
Als de hete traan je benart;
Gij zult uw kromme naaste beminnen
Al met uw kromme hart.’

Laat was het, laat in de avond,
Gegaan was het liefdespaar;
De klokken hadden hun luiden gestaakt en
De diepe stroom vloeide maar.

 

Vertaald door Marko Fondse

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)  

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e februari ook mijn blog van 21 februari 2019 en ook mijn blog van 21 februari 2016 deel 2.

New Year’s Day (Kim Addonizio), W. H. Auden

 

Alle bezoekers en mede-bloggers een gelukkig Nieuwjaar!

 

Winters stadsgezicht door Adrianus Eversen, 19e eeuw

 

New Year’s Day

The rain this morning falls   
on the last of the snow


and will wash it away. I can smell   
the grass again, and the torn leaves

being eased down into the mud.   
The few loves I’ve been allowed


to keep are still sleeping
on the West Coast. Here in Virginia


I walk across the fields with only   
a few young cows for company.


Big-boned and shy,
they are like girls I remember


from junior high, who never   
spoke, who kept their heads


lowered and their arms crossed against   
their new breasts. Those girls


are nearly forty now. Like me,   
they must sometimes stand


at a window late at night, looking out   
on a silent backyard, at one


rusting lawn chair and the sheer walls   
of other people’s houses.


They must lie down some afternoons   
and cry hard for whoever used


to make them happiest,   
and wonder how their lives


have carried them
this far without ever once


explaining anything. I don’t know   
why I’m walking out here


with my coat darkening
and my boots sinking in, coming up


with a mild sucking sound   
I like to hear. I don’t care


where those girls are now.   
Whatever they’ve made of it


they can have. Today I want   
to resolve nothing.


I only want to walk
a little longer in the cold


blessing of the rain,   
and lift my face to it.

 

Kim Addonizio (Washington, 31 juli 1954)
Washington bij de jaarwisseling

 

Een nieuwjaarsgroet

(Na lezing van een artikel van Mary J. Marples in Scientific American, januari 1969)
voor Vasily Yanowski

Deze dag die traditie bestemt
voor het opmaken van de balans,
geldt mijn groet jullie allen, Gisten,
Bacteriën, Virussen,
Aeroben en Anaeroben:
Een heel gelukkig nieuw jaar
Voor elk voor wie mijn epidermis
Is als Middenaarde voor mij.

Aan schepsels van jullie formaat
bied ik vrijheid van vestiging,
dus strijk maar neer in de zone
die ’t beste bevalt, in de poelen
van poriën, het tropisch woud
van mijn oksels en kruis, de woestijnen
van mijn onderarmen, of in het
koele bos van mijn schedel.

Koloniseer maar: ik zorg voor
warmte en vochtigheidsgraad,
vereiste lipiden en sebum,
maar beding wel dat jullie me nooit
irriteren met je bestaan,
dat je je gedraagt als van gasten
mag worden verwacht, niet te hoop loopt
tot acne, voetschimmel of steenpuist.

Heeft mijn innerlijk weer invloed
op het oppervlak waar jullie leven?
Verandert er iets, onvoorspelbaar,
als mijn innerlijk kwik diep omlaag duikt
van mooi weer: mentaal alles pluis
en gedachten die er toe doen,
naar lelijk weer: er gebeurt niets
en er belt niemand op en het regent.

Ik zou graag willen geloven dat ik
geen onmogelijke wereld ben,
maar een Eden zal het niet zijn:
mijn spel en mijn handelen
kan daarginds wel tot rampen leiden.
Als jullie godsdienstig zijn,
hoe rechtvaardigen dan jullie drama’s
het lijden dat niet is verdiend?

Wat voor mythen heeft jullie clerus
ter verklaring van de orkanen
die woeden, twee maal per etmaal,
wanneer ik me aan- of uitkleed,
wanneer ondanks vlotten van hoornstof
hele steden weggevaagd worden,
in de ruimte vergaan – van de zondvloed
die dodelijk schroeit als ik douche?

Maar vroeger of later breekt er
een Apocalyptische dag aan,
mijn omhulsel, opeens, is te koud
en ook te ranzig voor jullie,
wel genietbaar voor vretend gedierte
van een grimmiger soort; dan ben ik
beroofd van excuses en nimbus,
een Verleden, goed voor het Oordeel.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)
De kathedraal van York (North Yorkshire), de geboorteplaats van W. H. Auden

 

Zie ook alle tags voor nieuwjaar op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 1e januari ook mijn vier blogberichten van 1 januari 2019.

Herman de Coninck, W. H. Auden

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

Ballade van de traagheid

ik hou van de traagheid van liggen in gras, als een vorst:
ik, uitkijkend over mijn aanhangers,
mijn ledematen, zeggend tot mijn linkerarm:
jij daar, breng mijn hand eens voor
mijn mond, dat ik geeuw, in orde,
ga maar weer liggen, goed zo,
tucht moet ik hier hebben.

ik hou van de traagheid van zijn,
zen, zegt men in het oosten, ik geloof dat het
hetzelfde is.
ik hou van de traagheid van liggen in bed,
jij naast mij, je knieën in mijn knie-
holtes, als twee s-sen, de traagheid waarmee je me
niet gezegd hebt dat je al wakker was,
je uit lippen bestaande ontvankelijkheid,
de traagheid waarmee ik sneller en sneller kom,
de kalmte waarmee ik wilder en wilder word
de traagheid van jouw diplomatisch lichaam
dat geeft en neemt, jouw corps diplomatique,

en de traagheid van een sigaar nadien,
de traagheid van grandeur, de traagheid van wie
zich te pletter rijdt tegen een boom in vertraagde
film, het majestuoso van een ontploffing, plechtig,
plechtig eindigt dit leven.

 

Ik

ik, de bij gebrek aan beter
dan maar mezelf zijnde: een soort
De Slegte voor tweedehandse
onverkochte emoties,

ik kwam mezelf tegen, je was zo lief
voor mijn melancholie, dat soort
reuma van het gevoelsleven,
maar als ik het warmhield,
bijvoorbeeld in jouw armen,
viel het best te harden.

eigenlijk pasten we zo mooi bij elkaar
dat ik sinds je weggaan een derde
ben geworden.
ik herinner me nu na 2 jaar nauwelijks wie het is
die jou mist.

 

44

Zonder ik, zonder onderwerp.
Lier aan wilgen gehangen.
Ander instrument aangeschaft.

Met voorhamer van grote
gevoelens op xylofoon
van ziel. Ziel kapot, natuurlijk.

Met hark ziel in hoek
geveegd en opgestookt.
Meer ziel dan hij dacht.

En vervolgens op hark viool
gespeeld, met zaag als strijkstok.
Een liedje.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Johnny

O ’s zomers in de dalen waar ik met mijn John
Langs de brede rivier zo fijn wandelen kon,
Bloemen in het gras en vogels in het blauw
We zeiden wel duizend keer: ik hou zoveel van jou
Ik hing aan zijn schouders: Johny, ik ben smoor”
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

Op vrijdag voor Kerstmis, nooit raak ik het kwijt,
Op een matinee voor de liefdadigheid
De vloer was zo glad en de band was zo knots
En Johny zo knap en ik was zo trots
Ik zei: “Johnny, we dansen de hele nacht door”
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

Die keer in de Opera vergeet ik nooit meer
Die muziek en die sterren, die fantastische sfeer;
Parels, juwelen in duizendvoud
Zijden japonnen van zilver en goud
“Dit is de hemel, John,” zei ik in zijn oor
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

O hij was de knapste, een bloem in het gras
Zo slank en zo groots als de Euromast
We walsten en walsen, zijn blik en zijn lach
Troffen mijn hart elke keer als ‘k hem zag.
“Jij bent de man, die ik toebehoor”
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

Vannacht in mijn droom, John, zag ik je staan
Met in je armen de zon en de maan
Het gras was groen, de zee was blauw
De sterren maakten muziek op jou;
Diep was de put waarin ik lag en in mijn oor
Klonk jouw donder en bliksem …. en je ging er vandoor.

 

Vertaald door Arie van der Krogt

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)    

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e februari ook mijn blog van 21 februari 2019 en ook mijn blog van 21 februari 2016 deel 2.

Dolce far niente, Jill McDonough, Jan Eijkelboom, Wystan Hugh Auden

 

Dolce far niente – Canal Parade, Amsterdam

 

 
Gay Pride and Diversity door Neil McBride, z.j.

 

Dear Gaybashers

The night we got bashed we told Rusty how
they drove up, yelled QUEER, threw a hot dog, sped off.

Rusty: Now, is that gaybashing? Or
are they just calling you queer? Good point.

Josey pitied the fools: who buys a perfectly good pack of wieners
and drives around San Francisco chucking them at gays?

And who speeds off? Missing the point, the pleasure of the bash?
Dear bashers, you should have seen the hot dog hit my neck,

the scarf Josey sewed from antique silk kimonos: so gay. You
missed laughing at us, us confused, your raw hot dog on the ground.

Josey and Rusty and Bob make fun of the gaybashers, and I
wash my scarf in the sink. I use Woolite. We worry

about insurance, interest rates. Not hot dogs thrown from F-150s,
homophobic freaks. After the bashing, we used the ATM

in the sex shop next to Annie’s Social Club, smiled at the kind
owner, his handlebar mustache. Astrud Gilberto sang tall and tan

and young and lovely, the girl from Ipanema… and the dildos
gleamed from the walls, a hundred cheerful colors. In San Francisco

it rains hot dogs, pity-the-fool. Ass-sized penguins, cock after cock in
azure acrylic, butterscotch glass, anyone’s flesh-tone, chrome.

 


Jill McDonough (Hartford, Connecticut, 1972)

 

 

 
Couples door Raphael Perez, z.j.

 

Voorkeur

Liefde:
de kortste eeuwigheid.
Laat het maar vriendschap zijn,
dan heeft het alle tijd.

 

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

 

 
Orpheus door Richard Taddei, z.j.

 

Lullaby

Lay your sleeping head, my love,
Human on my faithless arm;
Time and fevers burn away
Individual beauty from
Thoughtful children, and the grave
Proves the child ephemeral:
But in my arms till break of day
Let the living creature lie,
Mortal, guilty, but to me
The entirely beautiful.

Soul and body have no bounds:
To lovers as they lie upon
Her tolerant enchanted slope
In their ordinary swoon,
Grave the vision Venus sends
Of supernatural sympathy,
Universal love and hope;
While an abstract insight wakes
Among the glaciers and the rocks
The hermit’s carnal ecstasy.

Certainty, fidelity
On the stroke of midnight pass
Like vibrations of a bell,
And fashionable madmen raise
Their pedantic boring cry:
Every farthing of the cost,
All the dreaded cards foretell,
Shall be paid, but from this night
Not a whisper, not a thought,
Not a kiss nor look be lost.

Beauty, midnight, vision dies:
Let the winds of dawn that blow
Softly round your dreaming head
Such a day of welcome show
Eye and knocking heart may bless,
Find the mortal world enough;
Noons of dryness find you fed
By the involuntary powers,
Nights of insult let you pass
Watched by every human love.

 

 
Wystan Hugh Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e augustus ook mijn blog van 4 augustus 2017 en ook mijn blog van 4 augustus 2013 en mijn blog van 4 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3 en mijn blog over Robert Beck.

Herman de Coninck, Hans Andreus, W. H. Auden, Raymond Queneau, Anaïs Nin, Rosalía de Castro, Justus van Effen

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook mijn blog van 21 februari 2007.

Nog een geluk dat

Zoals met de gek uit het grapje
die zich voortdurend met een hamer
op het hoofd sloeg, en naar de reden gevraagd, zei:
“Omdat het zo prettig is, als ik ermee ophou”-
zo is het een beetje met mij. Ik ben ermee opgehouden
je te verliezen. Ik ben je kwijt.

Misschien is dat geluk: een geluk bij een ongeluk.
Misschien is geluk: Nog een geluk dat.
Dat ik aan jou kan terugdenken, bv.,
in plaats van aan een ander.

 

 

Sneeuwstorm

 

In mijn streek zegt men ‘ver’ in de zin van
‘bijna’. Het is al ‘ver’ winter.
En zo ver is het inderdaad. Sneeuw is eeuwig leven
op een wit blad zonder letters geschreven,

niets is nog hier, alles is ginder.
Zoals dat boerderijtje, tien vadem
onder de sneeuw. Sneeuw doet het landschap
wat longen doen bij het inhouden van adem,

wat ik doe door niet te zeggen
hoe ik me tastend op alle plaatsen
en duizend keer per minuut en amechtig

en toch zoekend en bijna plechtig,
en lief en definitief, op jou wil neerleggen
als sneeuw, van de eerste vlok tot de laatste.

 

 

Vingerafdrukken op het venster

Ik denk dat poëzie iets is als vingerafdrukken
op het venster, waarachter een kind dat niet kan slapen
te wachten staat op de dag. Uit aarde komt nevel,

uit verdriet een soort ach. Wolken
zorgen voor vijfentwintig soorten licht.
Eigenlijk houden ze het tegen. Tegenlicht.

Het is nog te vroeg om nu te zijn. Maar de rivieren
vertrekken alvast. Ze hebben het geruis
uit de zilverfabriek van de zee gehoord.

Dochter naast me voor het raam. Van haar houden
is de gemakkelijkste manier om dit alles te onthouden.
Vogels vinden in de smidse van hun geluid

 

coninck

Herman de Coninck  (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Nederlandse dichter en prozaschrijver Hans Andreus werd geboren in Amsterdam op 21 februari 1926. Zie ook mijn blog van 21 februari 2007.

Liggen in de zon

Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato

de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht

ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo

ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.

 

Ik lig languit lig in mijn huid te zingen

lig zacht te zingen antwoord op het licht

lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen

te zingen van het licht dat om en op mij ligt.

 

Ik lig hier duidelijk zeer zuidelijk lig zonder

te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil

ik weet alleen het licht van wonder boven wonder

ik weet alleen maar alles  wat ik weten wil.

 

 

 

Liedje

Alle roekoemeisjes
van vanavond
alle toedoemeisjes
van vannacht
wat zeggen we daar nu wel van?

 

Niets.
We laten ze maar zitten
maar zitten maar liggen maar slapen
maar dromen van jaja.

 

 

Laatste gedicht

 

Dit wordt het laatste gedicht wat ik schrijf,

nu het met mijn leven bijna is gedaan,

de scheppingsdrift me ook wat is vergaan

met letterlijk de kanker in mijn lijf,

 

en, Heer (ik spreek je toch maar weer zo aan,

ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel,

maar ik praat liever tegen iemand aan

dan in de ruimte en zo is dit wel

 

de makkelijkste manier om wat te zeggen),-

hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht

van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in

 

het onverhoeds onnoemelijke begint ?

Of is het dat jij me er een onverdicht

woord dat niet uitgesproken hoeft voor vindt ? 

 

andreus

Hans Andreus (21 februari 1926 – 9 juni 1977)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook mijn blog van 21 februari 2007. 

‘Op het feestje’

Het kletsen kent geen ritme, rijm of maat;
en toch hoort niemand proza in zijn praat.
De grondtoon onder al wat wordt ontvouwd
Zeurt monotoon dat men geen mens vertrouwt.
De namen van wie in de mode zijn
Blijken, ontcijferd, boodschappen van pijn.
Ik ben geen open boek waar je in kijkt.
Ik ben meer mij dan jij op iemand lijkt.
Is er geen hond die luistert naar mijn lied?
Ik ben wel bij je, maar daar blijf ik niet.
Een
schril en angstig huilen om gehoor
Snijdt door het volle penthouse, maar in koor
Praat iedereen slechts in zijn eigen oor.

 

 

Zet stil die klokken

Zet stil die klokken. Telefoon eruit.
Verbied de honden hun banaal geluid.
Sluit de piano’s, roep met stille trom
de laatste tocht van deze dode om.

Laat een klein vliegtuig boven ’t avondrood
de witte boodschap krassen: Hij is Dood.
Doe crêpepapier om elke duivenkraag
en hul de landmacht in het zwart, vandaag.

Hij was mijn Noord, mijn Zuid, mijn West en Oost,
hij was al mijn verdriet en al mijn troost,
mijn nacht, mijn middag, mijn gesprek, mijn lied,
voor altijd, dacht ik. Maar zo was het niet.

Laat in de sterren kortsluiting ontstaan,
maak ook de zon onklaar. Begraaf de maan.
Giet leeg die oceaan en kap het woud:
niets deugt meer, nu hij niet meer van mij houdt.

 

Vertaling door Willem Wilmink

 

auden

Wystan Hugh Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)

 

De Franse schrijver Raymond Queneau werd geboren op 21 februari 1903 in Le Havre. Zie ook mijn blog van 21 februari 2007.

Uit: L’instand fatal

 

Si tu t’imagines
si tu t’imagines
fillette fillette
si tu t’imagines
xa va xa va xa
va durer toujours
la saison des za
la saison des za
saison des amours
ce que tu te goures
fillette fillette
ce que tu te goures

Si tu crois petite
si tu crois ah ah
que ton teint de rose
ta taille de guêpe
tes mignons biceps
tes ongles d’émail
ta cuisse de nymphe
et ton pied léger
si tu crois petite
xa va xa va xa va
va durer toujours
ce que tu te goures
fillette fillette
ce que tu te goures

les beaux jours s’en vont
les beaux jours de fête
soleils et planètes
tournent tous en rond
mais toi ma petite
tu marches tout droit
vers sque tu vois pas
très sournois s’approchent
la ride véloce
la pesante graisse
le menton triplé
le muscle avachi
allons cueille cueille
les roses les roses
roses de la vie
et que leurs pétales
soient la mer étale
de tous les bonheurs
allons cueille cueille
si tu le fais pas
ce que tu te goures
fillette fillette
ce que tu te goures

 

Queneau

Raymond Queneau (21 februari 1903 – 25 oktober 1976)

 

De Franse schrijfster Anaïs Nin werd geboren op 21 februari 1903 in Neuilly. Zie ook mijn blog van 21 februari 2007.

Uit: The Diaries

 

December 31 1919 *New Years Eve*

What a quiet way to await the beginning of another year! There must be many other things to think about that are more important than the passage of time, since so many other things stir our enthusiasm and drive us to act. That proves that Time doesn’t rule through the power of the Inevitable, and that the Inevitable isn’t Life.
There are the bells, the whistles. Happy New Year! Happy New Year!
JANUARY 16 1920
I am almost at the end of another notebook. But oh! how few adventures I will have written if nothing else happens before the last page! To be sure Maman is definately leaving for Cuba, but that is rather sad, and I always feel gloomy when she is going away.

Also, if I write so much everyday, I will not be able to tell you in here about my 17th birthday! I ought to shorten my chats, but I was born with a terribly long pen instead of a long tongue, and the dozens of letters I write seem like a drop in the water–I always want to write more!

If only you had a tongue, my little diary! You know that there was a sculptor who created a statue that came to life, and people made a snow-child that also came to life! From one moment to the next, I expect a little movement, a smile. I created you. Oh, become somebody!”

 

nin

Anaïs Nin (21 februari 1903 – 14 januari 1977)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 21 februari 2007.

De Spaanse dichteres Rosalía de Castro werd geboren op 21 februari 1837 in  Santiago de Compostela.

De Nederlandse schrijver Justus van Effen werd geboren in Utrecht op 21 februari 1684.

 

Honderdvijftig jaar Freud

Sigmund Freud ( 6 mei 1856 – 23 september 1939)

Precies 150 jaar geleden werd Sigmund Freud geboren. Behalve dat zijn eigen stilistische meesterschap tegenwoordig alom wordt erkend heeft hij natuurlijk ook een enorme invloed gehad op de literatuur en de literatuurwetenschap. Daarover zijn dan ook inmiddels bibliotheken volgeschreven. Al grasduinend op internet kwam ik in Orbis Linguarum een artikel tegen over Freud en Rainer Maria Rilke, dat als een illustratie kan gelden van de ontelbare artikelen, studies en verhandelingen die de kruisbestuiving tussen literatuur en psychologie sinds Freud heeft opgeleverd. Het blijkt dat Freud en Rilke elkaar in september 1913 zelfs ontmoet hebben op een psychoanalytisch congres in Mûnchen, waar ook Lou Andreas-Salomé aanwezig was. Rilke vertelt erover in twee brieven. In de eerste van 15 september 1913 aan Marie von Thurn und Taxis-Hohenlohe bericht hij, „daß er fast neben Freud gesessen habe und von allen ausgezeichnet behandelt worden sei”, in de tweede aan Magda von Hatting­berg vom 21 februari 1914 schrijft hij, „daß er eigens nach München gekommen sei, „um Freud zu sehen”.  Beide brieven verraden iets over het respect dat Rilke had voor de grondlegger van de psychoanalyse.

In 1921 verscheen in het tijdschrift Imago Lou Andreas-Salomés verhandeling Narzißmus als Doppelrichtung, waain zij ook Rilkes gedicht Narziss citeert. Zij vatte hierin zowel het religieuze als het artistieke als specifiek narcistische levensuitingen op. Het staat vrijwel vast dat zij met haar diepgaande belangstelling voor het fenomeen narcisme zowel aanknopingspunten heeft gevonden bij Freuds artikel uit 1914, Zur Einführung des Narzißmus,  als ook bij de discussies die ze met Rilke heeft gehad gedurende de vroegste en intensiefste fase van hun vriendschap.

Narziss

Dies also. dies geht von mir aus und löst
sich in der Luft und im Gefühl der Haine,
entweicht mir leicht und wird nicht mehr das Meine
und glänzt, weil es auf keine Feindschaft stößt.

Dies hebt sich unaufhörlich von mir fort,
ich will nicht weg, ich warte, ich verweile;
doch alle meine Grenzen haben Eile,
stürzen hinaus und sind schon dort.

Und selbst im Schlaf. Nichts bindet uns genug.
Nachgiebig Mitte in mir, Kern voll Schwäche,
der nicht sein Fruchtfleisch anhält. Flucht, o Flug
von allen Stellen meiner Oberfläche.

Was sich dort bildet und mir sicher gleicht
und aufwärts zittert in verweinten Zeichen,
das mochte so in einer Frau vielleicht
innnen entstehn; es war nicht zu erreichen,

wie ich danach auch drängend in sie rang.
Jetzt liegt es offen in dem teilnahmslosen
zerstreuten Wasser, und ich darf es lang
anstaunen unter meinem Kranz von Rosen.

Dort ist es nicht geliebt. Dort unten drin
ist nichts, als Gleichmut überstürzter Steine,
und ich kann sehen, wie ich traurig bin.
War dies mein Bild in ihrem Augenscheine?

Hob es sich so in ihrem Traum herbei
in süßer Frucht? Fast fühl ich schon die ihre.
Denn, wie ich mich in meinem Blick verliere:
ich könnte denken, dass ich tödlich sei.

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926) 

 

De Engelse dichter W. H. Auden schreef naar aanleiding van het overlijden van Freud in 1939 een indrukwekkend in memoriam. Het is weliswaar niet Freuds sterfdag, maar als dichterlijk eresaluut misstaat het ook niet op zijn 150e verjaardag. 

In Memory of Sigmund Freud  

 

When there are so many we shall have to mourn,

when grief has been made so public, and exposed

     to the critique of a whole epoch

   the frailty of our conscience and anguish,


of whom shall we speak? For every day they die

among us, those who were doing us some good,

     who knew it was never enough but

   hoped to improve a little by living.


Such was this doctor: still at eighty he wished

to think of our life from whose unruliness

     so many plausible young futures

   with threats or flattery ask obedience,


but his wish was denied him: he closed his eyes

upon that last picture, common to us all,

     of problems like relatives gathered

   puzzled and jealous about our dying.


For about him till the very end were still

those he had studied, the fauna of the night,

     and shades that still waited to enter

   the bright circle of his recognition


turned elsewhere with their disappointment as he

was taken away from his life interest

     to go back to the earth in London,

   an important Jew who died in exile.


Only Hate was happy, hoping to augment

his practice now, and his dingy clientele

     who think they can be cured by killing

   and covering the garden with ashes.


They are still alive, but in a world he changed

simply by looking back with no false regrets;

     all he did was to remember

   like the old and be honest like children.


He wasn’t clever at all: he merely told

the unhappy Present to recite the Past

     like a poetry lesson till sooner

   or later it faltered at the line where


long ago the accusations had begun,

and suddenly knew by whom it had been judged,

     how rich life had been and how silly,

   and was life-forgiven and more humble,

 

able to approach the Future as a friend

without a wardrobe of excuses, without

     a set mask of rectitude or an

   embarrassing over-familiar gesture.


No wonder the ancient cultures of conceit

in his technique of unsettlement foresaw

     the fall of princes, the collapse of

   their lucrative patterns of frustration:


if he succeeded, why, the Generalised Life

would become impossible, the monolith

     of State be broken and prevented

   the co-operation of avengers.


Of course they called on God, but he went his way

down among the lost people like Dante, down

     to the stinking fosse where the injured

   lead the ugly life of the rejected,


and showed us what evil is, not, as we thought,

deeds that must be punished, but our lack of faith,

     our dishonest mood of denial,

   the concupiscence of the oppressor.


If some traces of the autocratic pose,

the paternal strictness he distrusted, still

     clung to his utterance and features,

   it was a protective coloration


for one who’d lived among enemies so long:

if often he was wrong and, at times, absurd,

     to us he is no more a person

   now but a whole climate of opinion


under whom we conduct our different lives:

Like weather he can only hinder or help,

     the proud can still be proud but find it

   a little harder, the tyrant tries to


make do with him but doesn’t care for him much:

he quietly surrounds all our habits of growth

     and extends, till the tired in even

   the remotest miserable duchy


have felt the change in their bones and are cheered

till the child, unlucky in his little State,

     some hearth where freedom is excluded,

   a hive whose honey is fear and worry,


feels calmer now and somehow assured of escape,

while, as they lie in the grass of our neglect,

     so many long-forgotten objects

   revealed by his undiscouraged shining


are returned to us and made precious again;

games we had thought we must drop as we grew up,

     little noises we dared not laugh at,

   faces we made when no one was looking.


But he wishes us more than this. To be free

is often to be lonely. He would unite

     the unequal moieties fractured

   by our own well-meaning sense of justice,


would restore to the larger the wit and will

the smaller possesses but can only use

     for arid disputes, would give back to

   the son the mother’s richness of feeling:


but he would have us remember most of all

to be enthusiastic over the night,

     not only for the sense of wonder

   it alone has to offer, but also


because it needs our love. With large sad eyes

its delectable creatures look up and beg

     us dumbly to ask them to follow:

   they are exiles who long for the future


that lives in our power, they too would rejoice

if allowed to serve enlightenment like him,

     even to bear our cry of ‘Judas’,

   as he did and all must bear who serve it.


One rational voice is dumb. Over his grave

the household of Impulse mourns one dearly loved:

     sad is Eros, builder of cities,   

   and weeping anarchic Aphrodite.  

 


W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)