Erwin Mortier, Alberto Moravia, Stefan Zweig, Hugo Pos, Sherko Fatah, Philippe Sollers, William Blake, Alexander Blok, Rita Mae Brown

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Uit: Gestameld liedboek. Moedergetijden

“Wat me nog het meest bij haar opvalt, wat me de meeste treurnis bezorgt, dat is de dubbele stilte van haar zijn. De taal heeft de koffers gepakt en is over de reling van het kapseizende schip gesprongen, maar er heerst ook een andere stilte in haar of rond haar.
Ik hoor de muziek van haar ziel niet meer; de existentiële aura om haar heen, dat hele vibrerende laken van narratieven en symbolieken waarmee ze zichzelf in de wereld heeft geweven – of omgekeerd, de wereld in haar.
Ik ben zeer gevoelig voor dat hele stelsel, dat web, dat netwerk, dat ons zijn uitmaakt en dat ik bij gebrek aan betere betitelingen nog altijd onze ziel noem. Het is de subtiele poëzie (de tragiek, de schoonheid, de microscopische gruwel) die ieder concreet leven met zich meedraagt en op een of andere wijze ook woordloos weet uit te stralen. Mensen hebben hun eigen echo, ik kan het moeilijk uitleggen. Ik kan de ruis van hun bestaan soms horen, de flarden muziek – en die klinken mooi, of niet, en ook in mij galmt de gehele menselijke fanfare, soms harmonisch en soms schril.
Maar bij haar hoor ik nog amper iets, soms eenzelfde soort van suizen dat me voor het eerst opviel toen ik nog heel erg jong was en op een nacht het kasteel in lichterlaaie stond. Ik herinner me dat ik naar de vlammenzee keek en me er toen we dichterbij kwamen over verbaasde dat die niet stil om zich heen greep. Ik hoorde het inferno zachtjes gieren. Ergens in die spelonken van vuur en walmen sprong glas aan scherven, floten brandende balken, barstten stenen, enzovoort.
Iets gelijkaardigs hoor ik nu in haar: een zachte klaagzang van vrijwel geruisloos, alomvattend verval.”

******

Met de dag wordt ze stiller. Steeds meer tranen moeten de vervlogen woorden vervangen. Soms bewegen haar lippen, trillen haar mondhoeken, brengt ze kort gezucht voort. Dan lijken er nog altijd gedachten te zijn, maar op andere golflengtes, buiten het bereik van mijn trommelvlies. Dan denk ik aan haar als was ze een oude lampenradio, zoals die vroeger in de huizen van verwanten stonden. Ik denk aan het geruis en gefluit en de flarden van stemmen wanneer de zoeker over de frequenties bewoog. Soms lijkt ze ontredderd, lijkt haar brein even op zoek: gestamel, gestotter, veel Stilte.”

 

 
Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

De Italiaanse schrijver Alberto Moravia werd geboren in Rome op 28 november 1907. Zie ook alle tags voor Alberto Moravia op dit blog.

Uit: Daar moet je je niet in verdiepen (Vertaald door Anna Kapteijns)

“Agnes had me kunnen waarschuwen, in plaats van zo weg te gaan zonder zelfs maar te zeggen: ‘barst’. Ik wil helemaal niet beweren dat ik perfect ben en als ze me had verteld wat er aan scheelde, dan hadden we er over kunnen praten. Maar nee hoor, in twee jaar huwelijk geen woord; en toen op een morgen maakte ze gebruik van een ogenblik dat ik er niet was om er stiekem vandoor te gaan, als een dienstmeisje dat een betere betrekking heeft gevonden. Ze is weggegaan en zelfs nu, na zes maanden, heb ik nog niet begrepen waarom.
Die morgen was ik nadat ik boodschappen had gedaan op de markt, weer uitgegaan om anderhalve meter franje te kopen voor het gordijn in de eetkamer. (Ik vind het leuk om boodschappen te doen, ik weet wat alles kost, weet wat ik wil hebben, ik houd van pingelen en praten, proeven en betasten, ik wil weten van welk dier mijn biefstuk komt, uit welke mand mijn appel.) Omdat ik niet meer dan een bepaald bedrag wilde uitgeven, moest ik nogal lang zoeken voor ik vond wat ik wilde hebben in een klein winkeltje aan de Via dell’ Umiltà. Om twintig over elf kwam ik weer thuis; ik liep de eetkamer in om de kleur van de franje te vergelijken met die van het gordijn en ik zag meteen de inktpot, de pen en een brief op tafel. Om de waarheid te zeggen: wat mij vooral trof was een inktvlek op het tafelkleed. Ik dacht: ‘Wat een knoeipot, ze heeft een vlek op het kleed gemaakt.’ Ik haalde de inktpot, de pen en de brief weg, nam het kleed, ging naar de keuken en daar lukte het me de vlek weg te krijgen door flink te wrijven met citroen. Ik ging weer naar de eetkamer, legde het kleed op zijn plaats terug en toen pas dacht ik aan de brief. Hij was aan mij gericht: ‘Alfredo’. Ik maakte hem open en las: ‘Ik heb het huis schoongemaakt. Het eten kook je zelf maar, dat ben je toch gewend. Dag. Ik ga terug naar mijn moeder. Agnes.’ Even begreep ik er niets van. Toen las ik de brief nog eens en eindelijk snapte ik het: Agnes was weggelopen. Ze had me na twee jaar huwelijk verlaten. Gewoontegetrouw deed ik de brief in de la van het buffet waar de rekeningen en de correspondentie in liggen en ging op een stoeltje bij het raam zitten. Ik wist niet wat ik ervan moest denken, ik was er niet op voorbereid en ik kon het bijna niet geloven. Terwijl ik zo zat na te denken keek ik naar de vloer en zag een klein wit veertje dat uit de plumeau moest zijn losgeraakt toen Agnes aan het afstoffen was. Ik raapte het op, deed het raam open en liet het naar beneden vallen. Toen pakte ik mijn hoed en ging de deur uit.”

 

 
Alberto Moravia (28 november 1907 – 26 september 1990)
Cover biografie

 

De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig werd op 28 november 1881 geboren in Wenen. Zie ook alle tags voor Stefan Zweig op dit blog.

Uit: Verwirrung der Gefühle

„Und mit plötzlicher Wendung fuhr unvermutet das Blinkfeuer der Rede auf uns zu: »Versteht ihr nun, warum ich meine Vorlesung nicht in historischer Folge bei den Anfängen beginne, beim King Arthur und Chaucer, sondern aller Regel zum Trotz bei den Elisabethanern? Und versteht ihr, daß ich vor allem Vertrautheit mit ihnen verlange, Einleben in diese höchste Lebendigkeit? Denn es gibt kein philologisches Verstehen ohne Erleben, kein bloß grammatikalisches Wort ohne Erkenntnis der Werte, und ihr jungen Menschen sollt ein Land, eine Sprache, die ihr euch erobern wollt, zuerst in ihrer höchsten Schönheitsform sehen, in der starken Form seiner Jugend, seiner äußersten Leidenschaft. Erst müßt ihr bei den Dichtern die Sprache hören, bei ihnen, die sie schaffen und vollenden, ihr müßt Dichtung einmal atmend und warm am Herzen gespürt haben, ehe wir sie zu anatomisieren anfangen. Darum beginne ich immer mit den Göttern, denn England ist Elisabeth, ist Shakespeare und die Shakespearianer, alles Frühere Vorbereitung, alles Spätere lahmes Nachlaufen diesem eigenen kühnen Sprung ins Unendliche zu – hier aber, fühlt es, fühlt es selbst, ihr jungen Menschen, hier die lebendigste Jugend unserer Welt.
Immer erkennt man ja jede Erscheinung, jeden Menschen nur in ihrer Feuerform, nur in der Leidenschaft. Denn aller Geist steigt aus dem Blut, alles Denken aus Leidenschaft, alle Leidenschaft aus Begeisterung – darum Shakespeare und die Seinen zuerst, die euch junge Menschen erst wahrhaftig jung machen! Erst der Enthusiasmus, dann erst der Fleiß, erst Er, der Höchste, der Äußerste, Shakespeare, dies herrlichste Repetitorium der Welt, vor dem Studium des Worts!« »Und nun genug für heute – lebt wohl!« – Mit jäh abschließender Geste wölbte sich die Hand und taktierte herrisch unvermutet ab, indes er gleichzeitig vom Tische absprang. Wie auseinandergerüttelt fuhr mit einmal das dicht zusammengedrückte Bündel der Studenten schütter auf, Sessel knackten und polterten, Tische rückten, zwanzig verschlossene Kehlen huben mit einmal an zu reden, sich zu räuspern, breitströmig zu atmen – jetzt erst sah man, wie magnetisch die Bannung gewesen, die alle diese atmenden Lippen verschloß. Um so hitziger und hemmungsloser wogte nun im engen Raume das Durcheinander; einige traten auf den Lehrer zu, um ihm Dank oder ein anderes zu sagen, indes die übrigen heißen Gesichts untereinander ihre Eindrücke austauschten; keiner aber stand ruhig, keiner unberührt von der elektrischen Spannung, deren Kontakt brüsk gerissen war und von der doch Hauch und Feuer noch in der gedrängten Luft zu knistern schien. Ich selbst konnte mich nicht rühren: ich war wie auf das Herz getroffen. Leidenschaftlich ich selbst, und fähig, alles nur passioniert, mit einem vorstürzenden Stoß aller Sinne zu begreifen, hatte ich zum erstenmal von einem Lehrer, von einem Menschen mich gefaßt gefühlt, eine Übermacht empfunden, vor der sich zu beugen Pflicht und Wollust sein mußte. Meine Adern gingen warm, ich spürte es, mein Atem schneller, bis in meinen Körper hinein hämmerte sich dieser jagende Rhythmus und riß ungeduldig an jedem Gelenk. Endlich gab ich mir nach, drängte langsam in die vordere Reihe, das Gesicht dieses Mannes zu sehen, denn – sonderbar! – während er sprach, hatte ich seine Züge gar nicht wahrgenommen, so sehr waren sie vergangen, so sehr eingegangen in die Rede. Auch jetzt konnte ich vorerst nur ein ungenaues Profil schattenhaft erblicken: er stand, einem Studenten halb zugewandt, die Hand vertraulich auf die Schulter gelegt, im Zwielicht des Fensters. Aber selbst diese flüchtige Bewegung hatte eine Innigkeit und Anmut, wie ich sie niemals bei einem Schulmann für möglich gehalten.“

 

 
Stefan Zweig (28 november 1881 – 22 februari 1942)
Scene uit „La confusion des sentiments”, de verfilming van de novelle met Michel Piccoli en Pierre Malet uit 1981

 

De Surinaamse schrijver, dichter en jurist Hugo Pos werd geboren in Paramaribo op 28 november 1913. Zie ook alle tags voor Hugo Pos op dit blog.

Uit: In triplo

“Al spoedig word ik dan lid van de redactie. Hoeveel redactievergaderingen, beurtelings in de kamer van een van de leden onder het genot van een goed verzorgde borrel, heb ik niet bijgewoond, hoeveel verzen heb ik niet laat op donderdagavond geschreven en dan op de vrijdagmiddagen voorgelezen en overlegd. Toch hebben een groot aantal zelfs dat stadium niet bereikt. Toen ik na de oorlog in januari 1948 naar Holland terugkwam vond ik in de bundel Leidse Studentenpoëzie, die zonder dat ik er iets van wist was uitgekomen, twaalf van mijn verzen afgedrukt. Plus een lovende recensie in de NRC die een vriend voor mij had uitgeknipt. Twee verzen moeten tot de verbeelding van mijn medestudenten hebben gesproken. Want nu nog kan het gebeuren dat een heer, die ik vanwege zijn gevorderde leeftijd nauwelijks meer herken, mij aanspreekt met de dichtregel

Annie-Marie heeft met haar mooie ogen
haar man en minnaar beî bedrogen

of, met een ondeugende twinkeling vanachter de brilleglazen, met de aanhef van de Repelsteeltje-aria

Ik klim
overal in.

Het is mogelijk dat ik daardoor op de idee ben gekomen dat dichters in het collectieve geheugen voornamelijk voortleven door slechts enkele regels.
Ik verbaas mij erover dat er voor de televisie geen quiz of hoe zoiets ook heten mag wordt gehouden, waarbij aan de deelnemers gevraagd wordt uit het hoofd regels van bekende dichters te citeren. Waarschijnlijk is dat niet praktisch uitvoerbaar, want de juryleden zouden dan over een fenomenale kennis van de poëzie moeten beschikken om stante pede het goed of fout te kunnen uitspreken. Maar toch, ook zonder quiz blijven de namen van de dichters in den volke alleen levend als er telkens en telkens weer een regel van hen wordt aangehaald.”

 

 
Hugo Pos (28 november 1913 – 11 november 2000)
Portretfoto door Nicolaas Porter, 2012

 

De Duitse schrijver Sherko Fatah werd geboren op 28 november 1964 in Oost-Berlijn. Zie ook alle tags voor Sherko Fatah op dit blog.

Uit: Der letzte Ort

„Sein Auge tränte und der Staub ließ ihn husten.
Er kniete nieder und lehnte den Oberkörper zurück. Jetzt begannen die Fesseln zu scheuern, die Blutarmut lähmte seine Hände. Er bewegte die Finger, stellte sich vor, einen Fahrradlenker zu halten — und plötzlich verließ ihn der Mut. Er ließ sich auf die Seite fallen, wobei die Hände an den Fesseln zerrten. Er stöhnte, blickte unruhig im Verschlag umher, robbte auf die Blechschale zu, die sie ihm dagelassen hatten. Er schob sein Kinn hinein, nur um festzustellen, dass sie leer war.
»Das wusstest du, und doch hast du nachgeschaut.«
Er schüttelte den Kopf über sich selbst und schob mit der gleichen Bewegung die Blechschale von sich. Draußen war das Gemecker von Ziegen zu hören, von fernher wurden menschliche Stimmen herangeweht. Das einfallende Licht veränderte sich, Albert döste vor sich hin. Wie leicht sie es sich gemacht haben, dachte er, einen wertvollen Gefangenen einfach nur zu fesseln und in einen leeren Schuppen zu sperren. Nichts daran wirkte vorbereitet oder gar geplant. Sie improvisieren, dachte er und fragte sich, ob das ein gutes Zeichen sei. Der Ruf des Muezzins lenkte ihn ab. Er dachte an die Stadt, die wieder so weit entfernt zu sein schien wie bei seiner Anreise.
Er fuhr auf einer der endlosen Landstraßen durch das staubtrockene Land. Ununterscheidbare Dornensträucher wuchsen am Weg und zuweilen, inmitten von Hügelrücken aus Sand und
Geröll, entdeckte er Reste steinerner Gebäude, die aussahen wie zertreten. Er verspürte keinerlei Bedürfnis nach Zwischenstopps in halb verlassenen Dörfern mit Hütten, an denen im beständigen Wind immer etwas flatterte, als würden sie ganz aus dunklen Stofffetzen bestehen, die sich gerade jetzt, als sie daran vorbeifuhren, an den Nähten voneinander lösten. Dennoch blieb ihm nichts übrig, als jede dieser Rasten durchzu-stehen und die durch das Wagenfenster gekaufte warme Cola in sich hineinzuschütten. Er hielt die Augen halb geschlossen, ruhte sie aus für den zu erwartenden, aber immer wieder un-glaublichen Anblick der Kamelkarawanen, die mit der gleich-mütigsten aller Bewegungen in Dunstschleier trotteten, um darin zu verblassen. Albert atmete gleichmäßig. Möglicherweise war er bereits versöhnt mit den Mühen, der Hitze und dem unaufhörlich auf das Armaturenbrett schlagenden Rosenkranz, den der Taxifah-rer ab und an beiläufig berührte. Vor der Weite der Wüsten-landschaft zogen die klaren Bilder ausgedachter Situationen an Albert vorbei, als würde diese leere Landschaft sie aus ihm he-rausziehen und sich damit beleben.“

 

 
Sherko Fatah (Oost-Berlijn, 28 november 1964)

 

De Franse schrijver Philippe Sollers werd geboren op 28 november 1936 in Bordeaux. Zie ook alle tags voor Philippe Sollers op dit blog.

Uit: Het park ((Vertaald door Kiki Coumans)

“De lucht boven de lange glimmende lanen is donkerblauw.
Straks ga ik naar buiten, dan loop ik met opgeheven hoofd op hem af, en hij zal langzaam onzichtbaarder worden, totdat hij verdwenen is. Nu ligt hier de stad, ze is plotseling voelbaar, ze rijst omhoog, vol nieuwe geluiden en vol nacht. Weggaan. Maar eerst nog even de straat bekijken met de vergeelde bomen, en aan de overkant het pand met de zuiltjes, de halfronde balkons, de nog heldere zinken daken en de verlichte vertrekken in de verte, waarin vrouwen af en aan lopen om de tafel te dekken voor het avondeten. Een zitkamer, een eetkamer, een keuken, nog een keuken, nog een zitkamer…
In de leren fauteuil daar rechts naast de schoorsteenmantel en de staande lamp, zit een man in zijaanzicht met een glas wijn in zijn hand. Tegenover hem zit een vrouw die af en toe beweegt, ik kan haar rode jurk achter de gordijnen zien, haar gebaren, het bewegen van haar lippen als ze praat, terwijl de man voorover buigt om naar haar te luisteren, en het lijkt alsof ik hem kan horen, zoals gewoonlijk, en een beetje verstrooid zegt hij:
‘Jazeker.’ Ja, niets zal me ontgaan als ik in de leunstoel ga zitten die ik op het smalle balkon heb neergezet, waar ik mijn benen schuin kan uitstrekken en op het ijzeren hekje kan leggen, met de gesmede bladeren die langs symmetrisch gebogen, ronde, zwarte spijlen gekruld zijn. De walmende schoorstenen daarboven, die slordig op een rijtje op de daken staan, en die een dunne donkere pluim in de nog zichtbare lucht doen opstijgen; en de vogels, de zwaluwen die tijdens de schemering hun ingewikkelde patronen hebben gevlogen, die uiteenvliegen en na de regenbui klapwiekend de brede opening in de hemel doorkruisen. Beneden het geraas van de auto’s, de bussen (het motorgeronk van de bus die net op de hoek van de straat van snelheid verandert en doorrijdt; het doffere, onderbroken, haast stiekeme gebrom van de auto’s); de verlichte etalages (alleen het onderste deel van de huizen wordt zo voortdurend zichtbaar); de neonreclames (de rode ruitvorm van de sigarenwinkel); en precies aan de overkant, die vrouw en die man die glimlachend met elkaar zitten te praten in het ruime, helder verlichte appartement.”

 

 
Philippe Sollers (Bordeaux, 28 november 1936)

 

De Engelse schrijver, dichter en schilder William Blake werd geboren op 28 november 1757 in Londen. Zie ook alle tags voor William Blake op dit blog.

 

The Fairy

‘Come hither, my Sparrows,
My little arrows.
If a tear or a smile
Will a man beguile,
If an amorous delay
Clouds a sunshiny day,
If the step of a foot
Smites the heart to its root,
‘Tis the marriage-ring…
Makes each fairy a king.’

So a Fairy sung.
From the leaves I sprung;
He leap’d from the spray
To flee away;
But in my hat caught,
He soon shall be taught.
Let him laugh, let him cry,
He’s my Butterfly;
For I’ve pull’d out the sting
Of the marriage-ring.

 

 
William Blake (28 november 1757 – 12 augustus 1827)
William Blake: Oberon Titania And Puck With Fairies Dancing, ca. 1785

 

De Russische schrijver en dichter Alexander Blok werd geboren op 28 november 1880 in St. Petersburg. Zie ook alle tags voor Alexander Blok op dit blog.

 

Ik dwaalde in oktober door de nevel

Ik dwaalde in oktober door de nevel
en zocht in geheugen ’t refrein
(o, tijd van onkreukbaar beleven
o, liefde van meisjes niet veil)
en daar, uit de donkere nevel
herrees het verloren refrein.

Mijn jeugd kwam terug, ging ik dromen,
en jij, als in leven, en jij…
en dromend begon ik te ontkomen
aan regen, en wind, duister tij
(want zo van je vroege jeugd droom je
en jij, kom je soms weer erbij?)

Daar zie ik – uit nacht en uit nevel
wat waggelend loopt op mij aan
een ouder jongmens (vreemd beleven,
had ik hem in droom al zien staan?)
hij treedt uit de nacht en de nevel
en recht loopt hij nu op mij aan.

Hij lispt: ‘Ik ben moe van het dwalen,
ik ademde kilte en mist,
in spiegels van and’ren weerstraalde ik,
heb vrouwen van and’ren gekust…’
en ik ging mij steeds meer verbazen
dat ik dit een wederzien wist.

Opeens met een grijnslach verdween hij
en naast mij was niemand nadien…
ik kende dat droevige wezen
en had hem al ergens gezien…
Of kwam ik mijzelve misschien
weerkaatst in een spiegelvlak tegen?

oktober 1909

 

Vertaald door Frans-Joseph van Agt

 

Do not entrust

Do not entrust all roads yours
To the unfaithful, immense crowd:
It’ll smash your castle with rough force,
And quench light of your temple, proud.

He’s single to bear his hard cross
Whose spirit is unmoved in rightness,
His fire on high hills he burns,
And breaks a curtain of the darkness.

 

Ich trete vor düstre Altare

Ich trete vor düstre Altare,
Vollzieh karge Riten allein,
Die Herrliche Dame erwart ich
Im rötlichen Kerzenschein.

Im Schatten der hohen Säule
Vernehm ich, erzitternd, die Tür,
Doch blickt mir ins Antlitz, erleuchtet,
Der Traum nur, das Abbild von Ihr.

Wie bin ich gewöhnt an die Kleider
Des Ewig Hochherrlichen Weibs!
Hoch auf Gesimsen erscheinen
Sagen von Freuden und Leid.

O Heilige, flackernd zart leuchtend,
Dein Antlitz, wie tröstlich ist’s mir!
Ich höre kein Flüstern, kein Seufzen
Und weiß doch: Du, Liebste, bist hier.

25. Oktober 1902

 

Vertaald door Eric Boerner

 

 
Alexander Blok (28 november 1880 – 7 augustus 1921)
Monument voor Alexander Blok en Ljuba Mendeljeva in Tarakanovo

 

De Amerikaanse schrijfster Rita Mae Brown werd geboren in Hanover, Pennsylvania op 28 november 1944. Zie ook alle tags voor Rita Mae Brown op dit blog.

Uit: The Sand Castle

“A white-hinged sign with a big red crab painted on it loomed out of the thinning fog.
“Jesus.” Mother swerved to the right.
Her sister, Louise, replied sharply, “Thou shalt not take the name of the Lord in vain.”
“I didn’t, you twit, I took his son’s.”
“The Holy Trinity, Father, Son, and Holy Ghost. Same.”
“This is supposed to be a trip to the Bay. If I want religious instruction I’ll go to church.”
“Well, that’s just it, isn’t it?” Louise was smug. “You’re a Lutheran, which is God’s punishment. Otherwise you’d worship at the One True Church.”
Mother, sidestepping the bait for a fight dangled by her older sister—just how much older also a ripe subject for contention—shrugged. “God will forgive me, that’s His trade.”
Louise, pretty in what she deemed her mid-forties, crossed her arms over her chest. She was closer to fifty-two or fifty-three.
Awakened by the swerve, I piped up, “How long till we get there?”
“Not long.” Mother avoided being specific.
“Forty-five minutes. If this fog would lift we’d get there faster.” Louise feared driving in fog, which was sensible.
Mother feared nothing. At least that’s what I thought at seven. Although Mother drove, we rumbled along in Aunt Wheezie’s new black Nash with the dull gray interior. I hated the car but kept that opinion to myself. Why would anyone want to drive a car that looked like a cockroach? Even at seven I was a gearhead, which delighted my father and amused my mother. Leroy, still asleep next to me, evidenced no interest in motors even though he was a boy. He’d turned eight in June. I wouldn’t reach that advanced age until November, so those extra months pleased him even if cars did not.”

 


Rita Mae Brown (Hanover, 28 november 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e november mijn blog van 28 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, Philippe Sollers, William Blake, Alexander Blok, Rita Mae Brown

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

 

Brief achtentwintig

Als ik zwijg kan ik u horen. Wat ik hoor
legt mij het zwijgen op. Wat ik verzwijgen moet

hoor ik met mijn ziel vol tanden aan.
Als ik u uitspreek scheuren de talen mij open

–dus ik zwijg en ik slaap
in het voorhoofd van uw nacht.

Blijf, trek het laken der firmamenten
niet van mij af. Laat uw naakte hemel

en diens hemisferen als een dakloos
raadsel op mijn ogen rusten.

Leg een vinger op mijn lippen Liefste.
Uit één vinger valt men niet.

 

Gebed
(Hadewijchvariatie)

Ik vrees dat ik te licht word en teveel
voel dat ik barst hier (in mijn hoofd het uitbreekt,
geen woord volstaat). Ik ben de veer

het buigzaam schreeuwen (in uw vel – syllaben).
Ik ben de vlekken die ik tel

als jamben troubadoursmuziek maar ik wil
de schuimende muil zijn van de gargouille de water-
spuwende draak (lief) wanneer het op uw

gewelven regent en de verdoemden (de versteenden)
in het westportaal zich warmen

aan de troost van uw hel.

 

Uiteindelijk reinigt alles zich, altijd

Uiteindelijk reinigt alles zich, altijd. Waarom
anders heft het huis zijn goten hoog op zinken

pijpen rank als libellenpoten
langs de gevels, om dorstig te wachten

tot de wolken splijten ? Het dak
wordt dak wanneer het regent.

Veld van glinstering. De pannen blozen
nu de pijpen gulzig slikken.

Langs rozen, langs leipeer
en klimop omlaag. Tot ergens,

onder de keukenvloer, een maag
de vangst opslaat.

Voor ons, voor later.

 

 
Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)
In 2014

Lees verder “Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, Philippe Sollers, William Blake, Alexander Blok, Rita Mae Brown”

To Summer (William Blake)

 

Dolce far niente

 

 
Summer Landscape II door William Brymner, 1910

 

To Summer

O thou who passest thro’ our valleys in
Thy strength, curb thy fierce steeds, allay the heat
That flames from their large nostrils! thou, O Summer,
Oft pitched’st here thy goldent tent, and oft
Beneath our oaks hast slept, while we beheld
With joy thy ruddy limbs and flourishing hair.

Beneath our thickest shades we oft have heard
Thy voice, when noon upon his fervid car
Rode o’er the deep of heaven; beside our springs
Sit down, and in our mossy valleys, on
Some bank beside a river clear, throw thy
Silk draperies off, and rush into the stream:
Our valleys love the Summer in his pride.

Our bards are fam’d who strike the silver wire:
Our youth are bolder than the southern swains:
Our maidens fairer in the sprightly dance:
We lack not songs, nor instruments of joy,
Nor echoes sweet, nor waters clear as heaven,
Nor laurel wreaths against the sultry heat.

 

 
William Blake (28 november 1757 – 12 augustus 1827)
Londen. William Blake werd in Londen geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 18e juni ook mijn twee blogs van 18 juni 2016.

Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, Philippe Sollers, William Blake, Alexander Blok

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Uit: De spiegelingen

“Onze wereld is niet vredig, het platteland niet lieflijker dan de stad, de stad niet verfijnder dan het land. De stad zuigt het omliggende land uit, de vruchten en het vee, zoals zijn fabrieken mensen eten, en de boeren krommen hun rug boven de voren van hun ploegschaar. Ik zou willen terugkeren, in mijn huls van modder en bloed, in mijn eierschaal van gebakken aarde, in mijn doorweekte laarzen. Ik zou de jongens die achterbleven uit de bodem waarin ze zijn weggeteerd willen oproepen: beplak je roestkleurige ribben en schedels met de aarde die je resten heeft opgezogen – en met hen de stad in marcheren, en de hardvochtige muziek van de orde met ons zompig gemodder bekladden.
Ik zou zeggen: alles is gemodder. Hier onze darmen, wanneer onze vrede? Graaf ons niet op, laat ons rotten. Wij zijn de smerige, stinkende aarde waaraan al wat op poten loopt zijn voer onttrekt, zijn trog met wormen, en alle goud dat in kluizen rust of om delicate damespolsjes flonkert. De buik van de aarde breekt, ze schept haar ingewanden op propere borden, ze dampt in de schalen.
De ene oorlog wil de andere rechtzetten en brengt slechts nieuwe oorlog voort. Schep nog eens vol. We lopen de dijk af, Charles, Arthur en ik. Ik duizel van de pijn, onze volkomen pijn omdat niemand, ook ikzelf niet, ze opmerkt die avond. We dalen af naar de rustige rivierarm, er komt onweer, want de kruinen barsten met tussenpozen uit in gedruis, hevig gedruis. Charles trekt zijn schoenen uit, dan zijn sokken, hinkend op zijn ene been, dan op het andere, en Arthur knoopt zijn broeksriem los. Ze roepen me toe. Arthur is ook nog eens de mooiste jongen van het noordelijk halfrond – o de pijn.
Ze roepen me toe. Ze weten dat ik niet helemaal dol ben op water, ze plagen me. Ik hoor onze stemmen, het heeft geen zin hun woorden te herhalen. Hoe nabij ook, ze komen van ver, verzwakt door de immense afstand. Mijn tepels verstrakken nu ik mijn hemd van mijn schouders haal, mijn ballen krimpen. Ik blijf staan en laat hem, die jongen die ik ben, bijna zeventien, verder naar de waterkant toe struikelen. De pijn.”

 

 
Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, Philippe Sollers, William Blake, Alexander Blok”

Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, William Blake

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Uit: Les dix doigts des jour (Alle dagen samen. vertaald door Marie Hooghe)

Car les mots ne se montrent pas encore à lui. Il ne peut boire qu’à petites gorgées à leurs coupes. 
« On ne peut pas dire qu’il a la langue bien pendue, dit, maman. S’il tient quelque chose de son père… Mais Dieu sait tout ce qui mijote dans cette petite caboche. » 
Sa voix tourne en rond et se rembobine d’elle-même quand elle est au bout de la chanson, elle tapote des touches et frappe des cymbales. Elles croient qu’elles parlent, maman, grand-maman, tante Cactus, mais elles sont seulement, comme dit parfois papa, des grandes machines à trompette où il n’y a pas de bouton pour couper le son quand la mélodie ne vous plaît plus.
(…)

Quand papa vient m’éveiller, je rêve de grands papillons de nuit dans la haie de troènes. Ils frétillent sur le drap quand je m’assieds et frotte les fils de mes yeux. 
Il me soulève et me prend dans ses bras. Je pose mon cou sur l’arrondi de sa nuque et me laisse retomber par-dessus ses épaules pour compter le bord de chaque marche pendant que nous descendons. Il y en a dix et sept. 
Quand nous arrivons en bas, je crie « Bravo ». Je veux taper dans mes mains, mais papa attrape mes doigts dans son poing. 
Autour du lit en bas, les gens rient dans leur barbe. 
Arrière-grand-père réfléchit sérieusement, les couvertures sont tirées jusque sous son menton. Ses fausses dents, il les a mises dans un verre sur la tablette de la fenêtre, ainsi il peut rire sans se fatiguer pendant qu’il meurt. 
« Chuut », dit papa. 
Arrière-grand-père se redresse. Regarde autour de lui avec des yeux qui n’ont encore jamais été aussi grands. 
« Tous ces gens, dit-il. Tous ces gens », et il retombe sur les draps. 
Les gens hoquètent de rire. 
Toi aussi, maman.”

 
Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, William Blake”

Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, William Blake, Alexander Blok

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Uit: De spiegelingen

“Die avond in mei moet alles nog gebeuren. Ik voel de verrukking die door mijn ribben trekt nu ik de lucht van de aarde ruik aan de waterkant. De aarde, eindelijk ontwaakt na de wintermaanden, al ruik ik nu iets anders in die lucht: de lijfgeur van mijn eigen onbevangenheid. Onze wereld is niet vredig, dat begrijp ik, nu ik naar die zomerse meiavond terugkeer en mezelf in mijn jonge romp laat glijden, die me omknelt als een nauwsluitend vest. Ik geloof dat het me die avond voor het eerst echt daagt, niet alleen maar met mijn verstand, dat heeft waarschijnlijk al langer zijn conclusies getrokken, maar fundamenteler, in mijn beenmerg, dat ik nimmer in de geijkte levenspatronen een thuishaven zal vinden. Ik zie mezelf lol maken met mijn maten. We lopen over het jaagpad, de soepelheid van onze lichamen bevangt me, tot een eind buiten de stad, tot de plek waar de rivier in een van zijn oude armen achter een dijk beplant met ratelpopulieren ligt te verzanden – wie weet hoe lang al. We hebben niet zoveel tijd, de dralende zomeravonden van juni zijn nog niet gearriveerd en we moeten voor het donker weer thuis zijn. Maar we willen zwemmen, ons van onze kleren ontdoen en een duik nemen in het stille groene water.
Opwinding klopt in mijn aders, en ook pijn, zacht knagend in mijn borst, jankend in mijn kruis. Een pijn die ik nu scherper gewaarword dan op het ogenblik zelf. Ons geheugen wordt pas herinnering wanneer de toekomst het bezoekt en met haar ontgoochelingen besmet. Er bestaat geen geschiedenis die niet geïnfecteerd is. Het is werkelijk een prachtige avond. Ik weet niet of ik opmerk hoe de ondergaande zon de kruinen van de populieren verkopert, hoe ze op wolken lijken, groengele wolken van lover aan de aarde verankerd met de kabels van hun takken en stammen, onder een hemel blauwgrijs als gesmolten tin. Daarachter de weiden, runderen die hun lange schaduw voor zich uit rollen, de daken, torens en donkerrode fabrieksschouwen van de stad. Misschien is er onweer op komst, de lucht voelt plakkerig aan. Ik zie dikke druppels regen de kalme spiegel van water waarin we gezwommen perforeren met ringen en rimpelingen.”

 
Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, William Blake, Alexander Blok”

Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, William Blake

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Vrede zij met U

Zo zal geschieden, aldus, zoals beschreven:
Glorie nadert zonder vleugelslag.

Bazuingeschal ontbreekt. De poort van het Paradijs
staat op een kier, ook ongeolied kniert zij niet.

Daarachter: Eeuwigheid.

Het heet daar immer vrijdag, alleen het licht
lijkt anders (voor wie het ziet; een permanente

dinsdag halfweg maart – bijwijlen sneeuw,
een schuinse zon zonder de moeheid
van september) .

Een engel bleek als lamsleer –
bij nader inzien staat zijn rok vol uitgewiste tekens –

keert de dividenden uit en doopt de hemel Winst

(St. James’ Park rond lunchtijd: klerken en scholieren,
koperblazers, narcissen, broodjes tonijn
en sluimerende eenden).

Toch slaat men ginds nog dweilen uit,
giet emmers loog leeg,

hangt daar lucht van bier op de puien

(wat enigszins verbaast gezien er vrede heerst
en nergens vuil).

Ook zijn daar nog journaals met wisselkoersen
en de index, en zelfs oorlog:

stormen van lieflijkheid boven de ijskap.

Wat dood is herrijst dan spoorslags uit de puinen
– slaat sterven uit plooien,

schudt hoofden,
haalt schouders op.

 

Ik was de schikgodin

Ik was de schikgodin van serge en katoen.
Een stiefzus van de tijd. Ik vlocht netten
voor een ziel van vlees en bloed.
Genadig zond het lot mij spoken
voor mijn rokken. Mijn dames
waren schepen. ik sneed zeilen
voor hun mast. Hoe jankte niet
de kast, alsof haar vliezen braken
toen ze gingen. Wie schept,
baart sterven. Ik knipte
navelstrengen door, ik leerde
zonder zakdoek wuiven.


Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Alberto Moravia, Hugo Pos, Stefan Zweig, Sherko Fatah, William Blake”

Dennis Brutus, Alexander Blok, William Blake, Carl Jonas Love Almqvist, Yves Thériault

De Zuidafrikaanse dichter en (oud-)verzetsstijder Dennis Brutus werd geboren op 28 november 1924 in Harare in Zimbabwe. Zie ook mijn blog van 28 november 2008 en ook mijn blog van 28 november 2009 en ook mijn blog van 28 november 2010.

 

Akhenaton’s Song/ Prayer/ Psalm

Light gleaming through trees

light above sunset hills

light glowing golden

Rhodesian-Zimbabweau red

light pink-grey on Africa’s desert wastes

light on lifted psalms in adoration

psalms lifting in thanksgiving

receiving light in gratitude.

light, source of being

light glowing over, everywhere, forever

light glowing over all, over all.

light at the center of all things

light at the origin of all things

light reaching across distances of the cosmos

light without which all that is is nothing.

light the seed of our being

light that inserts, asserts, establishes being

light that defines us as divinity

light that unifies us with divinity.

 

Seattle

We all have our causes

dear to our hearts

that we work and sacrifice for:

the freedom of these,

justice for those,

the struggle against their oppressor:

but let there be one cause

that we all unite to serve

that we all resolve to serve—

the cause of the Native Americans.

 

Dennis Brutus (28 november 1924 – 26 december 2009)

Lees verder “Dennis Brutus, Alexander Blok, William Blake, Carl Jonas Love Almqvist, Yves Thériault”

Dennis Brutus, Alexander Blok, William Blake, Carl Jonas Love Almqvist, Yves Thériault

De Zuidafrikaanse dichter en (oud-)verzetsstijder Dennis Brutus werd geboren op 28 november 1924 in Harare in Zimbabwe. Zie ook mijn blog van 28 november 2008 en ook mijn blog van 28 november 2009. 

Prayer

O let me soar on steadfast wing
that those who know me for a pitiable thing
may see me inerasably clear:

grant that their faith that I might hood
some potent thrust to freedom, humanhood
under drab fluff may still be justified.

Protect me from the slightest deviant swoop
to pretty bush or hedgerow lest I droop
ruffled or trifled, snared or power misspent.

Uphold—frustrate me if need be
so that I mould my energy
for that one swift inenarrable soar

hurling myself swordbeaked to lunge
for lodgement in my life’s sun-targe—
a land and people just and free.

 

 

Sequence for South Africa

1.

Golden oaks and jacarandas
flowering:
exquisite images
to wrench my heart.

2.

Each day, each hour
is not painful,
exile is not amputation,
there is no bleeding wound
no torn flesh and severed nerves;
the secret is clamping down
holding the lid of awareness tight shut—
sealing in the acrid searing stench
that scalds the eyes,
swallows up the breath
and fixes the brain in a wail—
until some thoughtless questioner
pries the sealed lid loose;

I can exclude awareness of exile
until someone calls me one.

 

Dennis Brutus (28 november 1924 – 26 december 2009)

Lees verder “Dennis Brutus, Alexander Blok, William Blake, Carl Jonas Love Almqvist, Yves Thériault”

Nancy Mitford, Stefan Zweig, Dawn Powell, Dennis Brutus, Alexander Blok, William Blake, Carl Jonas Love Almqvist, Yves Thériault

De Engelse schrijfster Nancy Mitford werd geboren op 28 november 1904 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: The Pursuit of Love

 

The result was guerrilla warfare at its most exciting. Housemaids are notoriously early risers, and can usually count upon three clear hours when a house belongs to them alone. But not at Alconleigh. Uncle Matthew was always, winter and summer alike, out of his bed by five a.m., and it was then his habit to wander about, looking like Great Agrippa in his dressing-gown, and drinking endless cups of tea out of a thermos flask, until about seven, when he would have his bath. Breakfast for my uncle, my aunt, family and guests alike, was sharp at eight, and unpunctuality was not tolerated. Uncle Matthew was no respecter of other people’s early morning sleep, and, after five o’clock one could not count on any, for he raged round the house, clanking cups of tea, shouting at his dogs, roaring at the housemaids, cracking the stock whips which he had brought back from Canada on the lawn with a noise greater than gun-fire, and all to the accompaniment of Galli Curci on his gramophone, an abnormally loud one with an enormous horn, through which would be shrieked “Una voce poco fa”—”The Mad Song” from Lucia—”Lo, here the gen-tel lar-ha-hark”—and so on, played at top speed, thus rendering them even higher and more screeching than they ought to be.

Nothing reminds me of my childhood days at Alconleigh so much as those songs. Uncle Matthew played them incessantly for years, until the spell was broken when he went all the way to Liverpool to hear Galli Curci in person. The disillusionment caused by her appearance was so great that the records remained ever after silent, and were replaced by the deepest bass voices that money could buy.

“Fearful the death of the diver must be,

Walking alone in the de-he-he-he-he-depths of the sea”

or “Drake is going West, lads.”

These were, on the whole, welcomed by the family, as rather less piercing at early dawn.

“Why should she want to be married?”

“It’s not as though she could be in love. She’s forty.”

Like all the very young we took it for granted that making love is child’s play.

“How old do you suppose he is?”

“Fifty or sixty I guess. Perhaps she thinks it would be nice to be a widow. Weeds, you know.”

“Perhaps she thinks Fanny ought to have a man’s influence.”

“Man’s influence!” said Louisa. “I foresee trouble. Supposing he falls in love with Fanny, that’ll be a pretty kettle of fish, like Somerset and Princess Elizabeth—he’ll be playing rough games and pinching you in bed, see if he doesn’t.”

“Surely not, at his age.”

“Old men love little girls.”

“And little boys,” said Bob.

“It looks as if Aunt Sadie isn’t going to say anything about it before they come,” I said.

“There’s nearly a week to go—she may be deciding. She’ll talk it over with Fa. Might be worth listening next time she has a bath. You can, Bob.”

 

nancy_mitford

Nancy Mitford (28 november 1904 – 30 juni 1973)

 

De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig werd op 28 november 1881 in Wenen. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: Clarissa

 

„Wenn Clarissa in späteren Jahren sich bemühte, ihr Leben zu besinnen, wurde es ihr mühsam, den Zusammenhang zu finden. Breite Flächen schienen wie von Sand überweht und völlig undeutlich in ihren Formen, die Zeit selbst darüberhinschwebend, unbestimmt wie Wolken und ohne richtiges Maß. Von ganzen Jahren wußte sie sich kaum Rechenschaft zu geben, indes einzelne Wochen, ja sogar Tage und Stunden gleichsam wie gestern geschehen noch Gefühl und inneren Blick beschäftigten, manchmal war ihr, mutete es sie an, als hätte sie nur einen geringen Teil mit wachem und beteiligtem Gefühl hingebracht und den andern verdämmert in Müdigkeit oder leerer Pflicht.

Am wenigsten wußte sie im Gegensatz zu den meisten Menschen von ihrer Kindheit. Durch besondere Umstände hatte sie nie ein richtiges Heim und familiäre Umwelt gekannt. Ihre Geburt hatte in dem kleinen galizischen Garnisonstädtchen, dem ihr Vater, damals nur Hauptmann des Generalstabs, zugeteilt war, zufolge einer unglücklichen Verkettung von Umständen der Mutter das Leben gekostet; der Regimentsarzt hatte an der Grippe niedergelegen, durch Schneeverwehung kam der von der Nachbarstadt telegrafisch berufene zu spät, um die dazugetretene Lungenentzündung noch erfolgreich bekämpfen zu können. Mit ihrem um zwei Jahre älteren Bruder wurde Clarissa gleich nach der Taufe in der Garnison zur Großmutter gebracht, einer selbst schon hinfälligen Frau, die mehr Pflege forderte, als sie geben konnte;…“

 

stefan_zweig

Stefan Zweig (28 november 1881 – 22 februari 1942)

 

De Amerikaanse schrijfster Dawn Powell werd geboren op 28 november 1896 in Mount Gilead, Ohio. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: Dance Night

 

Lamptown hummed from dawn to dusk with the mysterious humming of the Works, the monotonous switching of engines and coupling of cars at the Yard. The freight cars rumbled back and forth across the heart of town. They slid out past the factory windows and brakemen swinging lanterns on top the cars would shout to whatever girls they saw working at the windows. Later, in the factory washroom one girl might whisper to another, “Kelly’s in the Yard to-day. Said be sure and be at Fischer’s Thursday night.”

“Who was firing?” the other would ask, mindful of a beau of her own.

“Fritz was in the cab but I couldn’t see who was firing. Looked like that Swede of Ella’s used to be on Number 10.”

The humming of this town was jagged from time to time by the shriek of an engine whistle or the bellow of a factory siren or the clang-clang of a red street car on its way from one village to the next. The car jangled through the town flapping doors open and shut, admitting and discharging old ladies on their way to a D.A.R. picnic in Norwalk, section workers or linesmen in overalls, giggling girls on their way to the Street Carnival in Chicago Junction. As if hunting for something very important the car rattled past the long row of Lamptown’s factory boarding houses, past the Lots, then on into long stretches of low, level hay-fields where farm girls pitched hay, stopping to wave their huge straw hats at the gay world passing by in a street car.

There was grey train smoke over the town most days, it smelled of travel, of transcontinental trains about to flash by, of important things about to happen. The train smell sounded the ‘A’ for Lamptown and then a treble chord of frying hamburger and onions and boiling coffee was struck by Hermann Bauer’s kitchen, with a sostenuto of stale beer from Delaney’s back door. These were all busy smells and seemed a 6 to 6 smell, a working town’s smell, to be exchanged at the last factory whistle for the festival night odors of popcorn, Spearmint chewing gum, barbershop pomades, and the faint smell of far-off damp cloverfields. Mornings the cloverfields retreated when the first Columbus local roared through the town. Bauer’s coffee pot boiled over again, and the factory’s night watchmen filed into Delaney’s for their morning beer.“

 

Powell

Dawn Powell (28 november 1896 – 14 november 1965)

 

De Zuidafrikaanse dichter en (oud-)verzetsstijder Dennis Brutus werd geboren op 28 november 1924 in Harare in Zimbabwe. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

No Banyan, Only

 

 The quiet wisdom of the body’s peace:

Carnality, in this our carnal world, is all

Bamboo and iron having sealed

Our mundane eyes to views of time and peace.

Now I am strong as stones or trees are strong,

Insensible, or ignorant with vibrant life;

Streams or the air may wash or pass me by

My mind breathes quiet, lying yours along.

(Upon what meat is this man fed

That he is grown so great?

Diet of eloquent delectable accolades

Warm, soft, kindly, sweet and red.)

 

Under no banyan tree I strip no onion skin

To find a néant kernel at the still center:

“A little winter love in a dark corner?”

No, Love (for Chrissake, no) no love, no sin.

 

Sublunary no more, yet more acutely mundane

        now

Man’s fingers claw the cosmos in gestures of

        despair,

Our souls, since Hersey, seek the helix of

        unknowing

Save mine, you-saved, now leafing like a bough.

 

Breaking through theory-thickets I thrust

To this one corpus, one more self

That gives Content and content to an earth

Littered and sterile with ideas and rust.

 

Let alphabetic electrons bloat on Freudian

       excrement,

Our golden bodies, dross-indifferent, count no

       gain,

Finding Gaugin’s eternal island afternoon

And you hibiscus and my continent.

 

Most kindly you and what indeed can be

More most-required than kindliness

In this our shared world? And thus

My thanks for heartsease balm you render me.

 

Animals, perhaps, without merit of their own

—Forgive me Poverello, Paduan, my conceit—

Attain at last such steady ecstasy

As this you give, a gift to make us both your

       own.

 

Brutus

Dennis Brutus (Harare,  28 november 1924)

 

De Russische schrijver en dichter Alexander Blok werd geboren op 28 november 1880 in St. Petersburg. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2008.

 

The Death of Grandfather

We waited commonly for sleep or even death.
The instances were wearisome as ages.
But suddenly the wind’s refreshing breath
Touched through the window the Holy Bible’s pages:

An old man goes there – who’s now all white-haired –
With rapid steps and merry eyes, alone,
He smiles to us, and often calls with hand,
And leaves us with a gait, that is well-known.

And suddenly we all, who watched the old man’s track,
Well recognized just him who now lay before us,
And turning in a sudden rapture back,
Beheld a corpse with eyes forever closed …

And it was good for us the soul’s way to trace,
And, in the leaving one, to find the glee it’s forming.
The time had come. Recall and love in grace,
And celebrate another house-warming!

 

Don’t fear death

Don’t fear death in earthly travels.
Don’t fear enemies or friends.
Just listen to the words of prayers,
To pass the facets of the dreads.

Your death will come to you, and never
You shall be, else, a slave of life,
Just waiting for a dawn’s favor,
From nights of poverty and strife.

She’ll build with you a common law,
One will of the Eternal Reign.
And you are not condemned to slow
And everlasting deadly pain.

blok

Alexander Blok (28 november 1880 – 7 augustus 1921)
Portret door Konstantin Somov

 

De Engelse schrijver, dichter en schilder William Blake werd geboren op 28 november 1757 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2008.

 

JERUSALEM (from ‘Milton’)

 

AND did those feet in ancient time

Walk upon England’s mountains green?

And was the holy Lamb of God

On England’s pleasant pastures seen?

 

And did the Countenance Divine

Shine forth upon our clouded hills?

And was Jerusalem builded here

Among these dark Satanic Mills?

 

Bring me my bow of burning gold!

Bring me my arrows of desire!

Bring me my spear! O clouds, unfold!

Bring me my chariot of fire!

 

I will not cease from mental fight,

Nor shall my sword sleep in my hand,

Till we have built Jerusalem

In England’s
green and pleasant land.

 

Blake

William Blake (28 november 1757 – 12 augustus 1827)
Portret door Thomas Phillips

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 november 2008.

 

De Canadese schrijver Yves Thériault werd geboren op 28 november 1915 in Quebec.

 

De Zweedese dichter, schrijver, criticus en reiziger Carl Jonas Love Almqvist werd geboren in Stockholm op 28 november 1793.