Charles Ducal, Frederik van Eeden, George Herbert, Peter Huchel, Josef Mühlberger, Washington Irving, Friedrich Emil Rittershaus

De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Hij schreef talrijke gedichtenbundels, zoals De Hertog en Ik en Het Huwelijk, en ook het semi-autobiografische De Meesterknecht. In 1987 publiceerde hij samen met Erik Spinoy, Bernard Dewulf en Dirk Van Bastelaere de bekende dichtbundel Twist Met Ons. Hij won in 1997 met “Moedertaal” de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies en met “De hertog en ik” de Prijs van De Vlaamse Gids en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Op 24 januari 2007 won hij zijn eerste Herman de Coninckprijs voor zijn gedichtenbundel In inkt gewassen.

 

Impasse

 

Zo vond de vrouw haar man, de dichter:

gehurkt in het bad, het hoofd geklemd

tussen de knieën, alleen met zichzelf,

het oude vlees, de verschrompelde stichter

 

van haar geluk. Zij zag hoe gebogen,

hoe naakt en menselijk buiten de taal.

De warmte wolkte, vrede zong uit de kraan.

Dit, dacht zij, kon hij dit maar verwoorden…

 

Hij zag haar niet, rook zijn zweet,

keek naar zijn lid in het stijgende water.

Het water was heter dan hij kon verdragen.

Hij haatte. De vrouw had hij lief.

 

 

Bewogen

 

Als lokkruid

het gras op zijn lichaam. Hij wil.

De kribbe, diep en stil als een buik,

voert hem weg uit de angst, het geloof

dat alles gezien wordt, alles gehoord.

 

De stal ademt,

een spanning die nadert, zwaar en stom.

Beelden sluiten hun ogen,

liggen gestold tot een lichaam

van lust. Zo wordt hij bewogen:

 

een tong die zijn vlees

als een grensgebied opent,

de korte betovering

van lichaam tot ziel.

 

Dan wijken van hem God en dier,

voelt hij zich liggen, naakt

en bespied.

 

Zo leert uw zoon bidden.

 

Ducal

Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)

 

De Nederlandse schrijver Frederik van Eeden werd geboren in Haarlem op 3 april 1860. Hij was de zoon van de plantkundige Frederik Willem van Eeden en groeide op in een milieu waarin kunst en wetenschap een belangrijke rol speelden. In 1878 ging hij medicijnen studeren in Amsterdam. In 1886 promoveerde Van Eeden en vestigde zich te Bussum als huisarts, maar hij specialiseerde zich al snel geheel in de psychotherapie. In het begin van de jaren tachtig speelde Van Eeden een belangrijke rol in het studentenleven in Amsterdam en publiceerde hij zijn eerste artikelen en blijspelen. Hij werd lid van de letterkundige vereniging Flanor en richtte in 1885 met Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey het tijdschrift De Nieuwe Gids op, dat de spreekbuis van de Beweging van Tachtig zou worden. De eerste afleveringen van De Nieuwe Gids bevatten delen van het door Van Eeden geschreven sprookje De Kleine Johannes, dat in 1887 in boekvorm werd uitgegeven. In 1894 trad hij uit de redactie van De Nieuwe Gids. In 1900 verscheen zijn psychologische roman Van de koele meren des doods, dat sindsdien vele malen herdrukt is. In 1982 werd het verfilmd door Nouchka van Brakel met Renée Soutendijk in de hoofdrol. De kolonie Walden in Bussum was een poging zijn maatschappelijke opvattingen concrete gestalte te geven. Dit experiment van 1898 tot 1907) is voor de ontwikkeling van het socialisme in Nederland van betekenis geweest.

Uit: Van de koele meren des doods

“De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.
Haar naam heet ik Hedwig Marga de Fontayne. Een Hollandsche vrouw, maar met bloed in zich van uitheemsche voorouders.
Zij was in ’t midden der negentiende eeuw geboren en opgegroeid in een Hollandsche provincie-stad, aldaar was klein vertier van handel of bedrijf, maar toch welvaart, want er woonden veel rijken in deftige huizen.
Ook haar huis was groot en deftig, wellicht honderd jaar oud. Het bevatte een ruime, in zomer koele gang met marmeren vloersteenen en witgepleisterde muren. Aan dien gang kwamen uit groote donkere kamers, met roode muurbekleeding, afgezet door smalle gouden lijsten, met wit-en-goud beschilderd houtbeschot en witgepleisterde zoldering. Lichtkronen hingen er, met veel driekantige stukjes kristal. Een deur met glas opende aan ’t einde van den gang naar den tuin, waar schrale bloemheesters stonden in zeer zwarte vette aarde, aan licht te kort komend onder één zwaren boom, een roodbladerige beuk.”

 

EEDEN

Frederik van Eeden (3 april 1860 – 16 juni 1932)

 

De Engelse priester en dichter George Herbert werd op 3 april 1593 geboren, waarschijnlijk te Black Hall, niet ver van het aan de familie toebehorende kasteel van Montgomery (Wales). Hij was een broer van de filosoof Edward Herbert of Cherbury (1583-1648). Met zijn bundel The Temple (1633) werd Herbert een tijdlang het grote voorbeeld voor dichters met een Christelijke thematiek. Na een inzinking in de achttiende eeuw herstelde zijn reputatie zich geleidelijk. Tegenwoordig wordt hij algemeen beschouwd als een van de grootste Engelse dichters. Men rekent hem tot de metaphysical poets. Enkele van zijn gedichten, bijvoorbeeld Love (III) , zijn zeer bekend door bloemlezingen. Voor de Engelse kerk is Herbert een heilige (zijn dag is 27 februari).

             

         Love (III)

 

              Love bade me welcome, yet my soul drew back,

                    Guilty of dust and sin.

              But quick-ey’d Love, observing me grow slack

                    From my first entrance in,

              Drew nearer to me, sweetly questioning

                    If I lack’d anything.

 

              “A guest,” I answer’d, “worthy to be here”;

                    Love said, “You shall be he.”

              “I, the unkind, the ungrateful? ah my dear,

                  I cannot look on thee.”

            Love took my hand and smiling did reply,

                  “Who made the eyes but I?”

 

            “Truth, Lord, but I have marr’d them; let my shame

                  Go where it doth deserve.”

            “And know you not,” says Love, “who bore the blame?”

                  “My dear, then I will serve.”

            “You must sit down,” says Love, “and taste my meat.”

                  So I did sit and eat.

 

Herbert

George Herbert (3 april 1593 – 1 maart 1633)

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Hij studeerde literatuur en filosofie in Berlijn. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Sinn und Form. Het bleek echter al snel dat de leiders van de DDR niet zo gecharmeerd waren van Huchels dialectische aanpak en in 1953 zag het ernaar uit dat hij zijn tijdschrift kwijt zou raken aan een gezagsgetrouwer hoofdredacteur. In 1962 moest hij ontslag nemen omdat hij zich niet hield aan officiële richtlijnen van de partij. Hij kon in 1972 vertrekken naar West-Duitsland.

 

Nichts zu berichten

 

Nichts zu berichten.
Das Einhorn ging fort
und ruht im Gedächtnis der Wälder,

in den Kammern des Mohns,
wenn die Äbtissin Sonne und Mond
den Toten gibt.

Der Herbst lichtet sich,
verliert sein Gedächtnis
in der Blutspur der Buche.

Was bleibt, ist nicht mehr
als der schwarze Draht in der Luft,
der zwei Stimmen vereinigt.

In der weißen Abtei des Winters
ein lautloser Flügelschlag.
Im Namen dessen –
bis ans Ende der Tage.

 

Verona

Zwischen uns fiel der Regen des Vergessens.
Im Brunnen verdämmern die Münzen.
Auf der Mauer die Katze,
Sie dreht ihr Haupt ins Schweigen,
Erkennt uns nicht mehr.
Das schwache Licht der Liebe
Sinkt auf ihre Augensterne.

Es rasselt das Räderwerk im Turm
Und schlägt zu spät die Stunde an.
Die Erde schenkt uns keine Zeit
Über den Tod hinaus,
Ins Gewebe der Nacht genäht
Versinken die Stimmen
Unauffindbar.

Zwei Tauben fliegen vom Fenstersims.
Die Brücke behütet den Schwur.
Dieser Stein,
Im Wasser der Etsch,
Lebt groß in seiner Stille.
Und in der Mitte der Dinge
Die Trauer.

Huchel

Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)

 

De Duitse schrijver Josef Mühlberger werd geboren op 3 april 1903 in Trautenau in Böhmen. Hij stamde uit een Duits-Tsjechische familie en zette zich zijn leven lang in voor een goede verhouding tussen de twee culturen. Hij studeerde in Praag literatuurwetenschap en promoveerde in 1926. Hij reisde in 1930 met vrienden door Dalmatië, waarvan de folklore in zijn werk altijd een wezenlijke rol zou spelen. Zo ook in zijn bekendste werk Die Knaben und der Fluß. In 1936 werden zijn boeken verboden. Na WO II vestigde hij zich in Eislingen, waar hij werkte als redacteur, journalist, vertaler en schrijver.

Uit: Die Knaben und der Fluss

„Eine Freundschaft wie die der beiden Knaben Waschek und Jenjik ist selten im Dorf, selten in der Landschaft. Der mährische Bauer kennt nur die Arbeit und hat keine Freude an der Geselligkeit. Es gibt hier nur Felder und Bauernhöfe, nicht einmal Bäume; nicht einmal Bäume; zu ihrer Pflege haben die Menschen keine Zeit. Der Ackerboden und die reifen Felder sind gelbbraun; die breiten Gesichter der Menschen haben dieselbe farbe wie das fruchtbare, einförmige Land.

Ein Bauernjunge gehört mit zehn Jahren aufs Feld, in den Hof, in die Scheune; mit vierzehn Jahren gehört er in den Stall. Der Vater Wascheks, ein heftiger und unfreundlicher Mann, mochte die Freundschaft seines Jungen nicht leiden; wenn er ihn nicht zur Arbeit prügelte lag es nicht daran, dass ihn die Mutter beschützte.  Außer Waschek, dem Jüngsten, hatte der Bauer noch zwei Söhne und zwei Töchter. Obwohl der Houskahof der größte des Dorfes war, würde Waschek davon also nichts bekommen; er mußte in einen fremden Hof einheiraten oder einen beruf ergreifen.“

 

MUEHLBERGER

Josef Mühlberger (3 april 1903 – 2 juli 1985)

 

De Amerikaanse schrijver Washington Irving werd geboren op 3 april 1783 in Manhattan, New York. Zijn vader William Irving was afkomstig van de Orkney-eilanden en zijn moeder Sarah geboren Sanders was afkomstig uit Nederland. Irving is misschien het bekendst door zijn korte verhalen over The Legend of Sleepy Hollow en Rip van Winkle die allebei uit het boek The Sketch Book of Geoffrey Crayon komen. Hij schreef en sprak vloeiend Spaans en schreef biografieën over de Spaanse geschiedenis zoals Christoffel Columbus, De moren en Granada. Verder sprak hij vloeiend Duits en Nederlands. Vanaf 1830 verkende Irving het Westen van Amerika en schreef daar verhalen over, keerde daarna weer terug naar zijn geboortestreek om verhalen te schrijven, en werd daarna Amerikaans ambassadeur in Spanje van 1842 tot 1846.

Uit: The Legend of Sleepy Hollow

 “In the bosom of one of those spacious coves which indent the eastern shore of the Hudson, at that broad expansion of the river denominated by the ancient Dutch navigators the Tappan Zee, and where they always prudently shortened sail and implored the protection of St. Nicholas when they crossed, there lies a small market town or rural port, which by some is called Greensburgh, but which is more generally and properly known by the name of Tarry Town. This name was given, we are told, in former days, by the good housewives of the adjacent country, from the inveterate propensity of their husbands to linger about the village tavern on market days. Be that as it may, I do not vouch for the fact, but merely advert to it, for the sake of being precise and authentic. Not far from this village, perhaps about two miles, there is a little valley or rather lap of land among high hills, which is one of the quietest places in the whole world. A small brook glides through it, with just murmur enough to lull one to repose; and the occasional whistle of a quail or tapping of a woodpecker is almost the only sound that ever breaks in upon the uniform tranquillity.”

 

WASHINGTON_IRVING

Washington Irving (3 april 1783 – 28 november 1859)

 

De Duitse koopman en schrijver Friedrich Emil Rittershaus werd geboren op 3 april 1834 in Barmen. Hij schreef talrijke verhalen, gedichten en romans. Tot op heden is hij vooral bekend als schrijver van het Westfalenlied.

Das Westfalenlied

Ihr mögt den Rhein, den stolzen preisen,
Der in dem Schoß der Reben liegt;
Wo in den Bergen ruht das Eisen,
Da hat die Mutter mich gewiegt.

Hoch auf dem Fels die Tannen steh’n,
Im grünen Tal die Herden geh’n,
Als Wächter an des Hofes Saum
Reckt sich empor der Eichenbaum.

Da ist’s wo meine Wiege stand,
O grüß Dich Gott, Westfalenland!

* * * * *

Wir haben keine süßen Reden
Und schöner Worte Überfluß,
Und haben nicht so bald für jeden
Den Brudergruß und Bruderkuß.

Wenn Du uns willst willkommen sein,
So schau auf’s Herz, nicht auf den Schein,
Und sieh’ uns grad hinein ins Aug!
Gradaus, das ist Westfalenbrauch!

Es fragen nichts von Spiel und Tand,
Die Männer im Westfalenland

* * * * *

Und uns’re Frauen, uns’re Mädchen,
Mit Augen blau wie Himmelsgrund,
Sie spinnen nicht die Liebespfädchen
Zum Scherz nur für die müß’ge Stund.

Ein frommer Engel Tag und Nacht,
Hält tief in ihrer Seele Wacht,
Und treu in Wonne, treu in Schmerz,
Bleibt bis zum Tod ein liebes Herz.

Glückselig, wessen Arm umspannt,
Ein Mädchen aus Westfalenland!

* * * * *

Behüt Dich Gott, Du rote Erde,
Du Land von Wittekind und Teut!
Bis ich zu Staub und Asche werde,
Mein Herz sich seiner Heimat freut.

Du Land Westfalen, Land der Mark,
Wie Deine Eichestämme stark,
Dich segnet noch der blasse Mund
Im Sterben, in der letzten Stund!

Land zwischen Rhein und Weserstrand,
O grüß Dich Gott, Westfalenland!

RITTERSHAUSinBramen

Friedrich Emil Rittershaus (3 april 1834 – 8 maart 1897)
Standbeeld in Barmen

Gouden Uil Literatuurprijs 2007

De Vlaamse Gouden Uil Literatuurprijs 2007 gaat naar de Nederlander Arnon Grunberg voor zijn boek Tirza. Het werk gaat over een man die zijn kind wil beschermen. Het boek werd zaterdagavond, 31 maart 2007, in Antwerpen door de jury omschreven als een indringend psychologisch portret, verbonden met de alomtegenwoordige paranoia.  Grunberg versloeg de Vlaamse genomineerden Tom Lanoye (Het derde huwelijk) en Dimitri Verhulst (De helaasheid der dingen) en de Nederlanders Remco Campert (Het satijnen hart) en Christiaan Weijts (ART.285b).

Uit: Tirza

“Hij drukt haar tegen zich aan en hij begrijpt, niet eerder heeft hij dat zo duidelijk begrepen, zo overweldigd, zo compromisloos, dat hij geen reden wil hebben zonder Tirza te leven. Zonder haar is leven niet meer denkbaar, en wat niet denkbaar is, is ongewenst. Zij is zijn bestaansrecht. Wat hij tegen zich aandrukt geeft hem tegelijkertijd het voorrecht en de plicht te leven. Zonder haar vervalt de plicht, maar ook het recht. Hij kan zich nauwelijks meer voorstellen hoe hij geleefd heeft toen ze er nog niet was. Wachtend, dat was het. Zo heeft hij al die jaren geleefd, wachten op Tirza. Al wist hij natuurlijk niet dat het Tirza was op wie hij wachtte.”

 

GRUNBERG

Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)

J.C. Bloem-poëzieprijs 2007 voor Hanz Mirck

De Nederlandse dichter Hanz Mirck heeft de J.C. Bloem-poëzieprijs 2007 gewonnen met zijn bundel Wegsleepregeling van kracht. Dat maakte de jury maandag bekend. De tweejaarlijkse prijs voor de beste tweede bundel levert Mirck 2500 euro op. In de jury zaten Jeltje van Nieuwenhoven, Ruben van Gogh en Jean Pierre Rawie. Winnaar Mirck krijgt de prijs tijdens een feestelijke bijeenkomst op 21 april in Steenwijk overhandigd. Het is voor de derde keer dat de onderscheiding wordt uitgereikt.

Ik mag ook eens wat

Een nieuwe, oude tafel heeft ze
zegt ze. Wil ik niet komen kijken?
Vanwaar en sinds wanneer dit idee
dat ik me zozeer voor tafels interesseer?
Sinds ze het vroeg gaan mijn gedachten
er wel vaker naar uit. Is de hare rond
of juist vierkant, ovaal, ingelegd,
gepolitoerd? Met vier of zes poten,
lange elegante, met een knikje halfweg?
Met ballen? Eén heel dikke poot?
En: wat wil ze van dergelijke poten,
zo’n tafel van mij? Zou mooi vinden
voldoende zijn? Zou de tafel het houden?

Mirck

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

György Konrád, Émile Zola, Brigitte Struzyk, Edgar Hilsenrath, Thomas Glavinic, Hoffmann von Fallersleben, Casanova, Johann Gleim, Hans Christian Andersen, Onno Zwier van Haren

De joods-Hongaarse schrijver György Konrád werd geboren op 2 april 1933 in Berettyóújfalu (bij Debrecen). Konrád studeerde literatuurwetenschappen, sociologie en psychologie aan de Loránd Eötvös Universiteit in Boedapest. Tot 1988 was zijn werk in Hongarije verboden. Konrád is, sinds 1997, voorzitter van de Berlijns-Brandenburgse Kunstacademie. Hij is lid van de landelijke raad van de partij SZDSZ. Sinds 1991 is hij voorzitter van het magistraat in Boedapest. Ook was hij in 1991 een van de oprichters van het Democratisch Charter. Konrád ontkwam als kind ternauwernood aan de uitmoording door de nazi’s van alle Joden in het dorp van zijn jeugd, en werd tijdens het communistisch bewind dan weer de mond gesnoerd door de censuur die het ‘socialistisch realisme’ aan kritische auteurs oplegde. Konrád bleef schrijven en aanvankelijk ondergronds en in het buitenland publiceren, tot hij na de val van het communisme vrijelijk kon reizen, spreken en publiceren. Tijdens de communistische jaren schreef hij samen met Ivan Szelényi ‘Die Intelligenz auf dem Weg zur Klassenmacht’ (1978), een sociologische studie over de mogelijkheden om intellectuele kritiek te uiten onder een communistisch regime.

Uit: Zonsverduistering

“Na het mislukken van de revolutie trof ik in de geconsolideerde jaren 60 die lichtgeraaktheid alleen daar niet aan waar ik niet keek. Hier was niet alleen de commissaris van politie maar ook de huismeester de heiligheid, de staat zelve. Dit hadden ze gekregen, en praktisch niets anders, dit recht op nobele woede, om in naam van de staat wraak te mogen nemen op andere staatsburgers. En als een burger van een andere staat hen beledigd had? Dan was de machteloosheid van de overheidsmensen echt hartverscheurend. Je kon hem er niet uitgroeien, niet achter tralies zetten, niet vertrappen, de wond te beleven branden in de ziel van de stadsmensen, ze konden op niemand anders wraak nemen dan op de plaatselijke vrienden van de vreemdeling die beledigende worden gesproken had. Zeg maar: op zijn vermoedelijke vrienden. Denk niet dat ogenschijnlijk verstandige, gemoedelijke, beschaafde mensen niet buiten zichzelf van woede raakten als de grote gelegenheid daar was, als ze zich beledigd mochten voelen in naam van de staat. Het meeste haatten ze degene die liet merken hoe overbodig hun dagelijks verraad was. Die ontkenden de zin van hun bestaan en het excuus van hun verleden. In wie anders zou een verrader zijn doodsvijand zien dan in iemand die geen verrader is?
Omdat de omgeving schrijvers van geval tot geval streng bestrafte voor wat ze geschreven hadden en dat in de helft van de wereld vandaag de dag nog doet, moest de schrijver die zijn weg bewandelt er rekening mee houden in de gevangenis terecht te komen. Dat dreigement komt als een donderslag bij heldere hemel. Er zijn altijd een dozijn of wat landen op aarde waar het risico van een gewelddadige dood, dat tot dan toe niet meer dan een weggewuifde fantasievoorstelling was geweest, ineens aan de horizon opdoemen. Het slachtoffer is het zegel dat het kunstwerk authenticiteit verleent, denken de verschrikkelijke gelovigen.”

konrad1

György Konrád (Berettyóújfalu, 2 april 1933)

 

De Franse schrijver Émile Zola werd geboren op 2 april 1840 te Parijs. Hij bracht zijn jeugd en zijn schooljaren door te Aix-en-Provence, waar zijn vader, van Italiaanse origine, ingenieur was. Door zijn planning voor de watervoorziening was zijn vader geruïneerd. In de armoedige jaren die daarop volgden, wist zijn zoon zich toch een bestaan te verwerven bij de uitgeverij Hachette. Zola werd beroemd met zijn roman Germinal (1885) en zijn open brief J’Accuse…! (1898) omtrent de affaire Dreyfus. In die brief kiest hij partij voor de Joodse kapitein Alfred Dreyfus, die ten onrechte van spionage was beschuldigd. Na de open brief J’Accuse…! in 1898 werd Zola veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Hij wachtte daar niet op, maar week uit naar Groot-Brittannië. Na een jaar kon hij terugkomen en werd hij als held ontvangen.

Uit: Germinal

«  Le roulement de tonnerre approchait, la terre fut ébranlée, et Jeanlin galopa le premier, soufflant dans sa corne.
– Prenez vos flacons, la sueur du peuple qui passe ! murmura Négrel, qui, malgré ses convictions républicaines, aimait à plaisanter la canaille avec les dames.
Mais son mot spirituel fut emporté dans l’ouragan des gestes et des cris. Les femmes avaient paru, près d’un millier de femmes, aux cheveux épars, dépeignés par la course, aux guenilles montrant la peau nue, des nudités de femelles lasses d’enfanter des meurt-de-faim. Quelques-unes tenaient leur petit entre les bras, le soulevaient, l’agitaient, ainsi qu’un drapeau de deuil et de vengeance. D’autres, plus jeunes, avec des gorges gonflées de guerrières, brandissaient des bâtons; tandis que les vieilles, affreuse, hurlaient si fort, que les cordes de leurs cous décharnés semblaient se rompre. Et les hommes déboulèrent ensuite, deux mille furieux, des galibots, des haveurs, des racommodeurs, une masse compacte qui roulait d’un seul bloc, serrée, confondue, au point qu’on ne distinguait ni les culottes déteintes, ni les tricots de laine en loques, effacés dans la même uniformité terreuse. Les yeux brûlaient, on voyait seulement les trous des boucles noires, chantant la Marseillaise, dont les strophes se perdaient en un mugissement confus, accompagné par le claquement des sabots sur la terre dure. »

ZOLAdoorMonet

Émile Zola (2 april 1840 – 29 september 1902)
Zola, geschilderd door Monet

 

De Duitse schrijfster en dichteres Brigitte Struzyk (eig. Brigitte Kraft) werd op 2 april 1946 geboren in Steinbach-Hallenberg/Thüringen. Zij groeide op in Weimar, waar zij een opleiding tot agrotechnicus voltooide. Van 1965 tot 1969 studeerde zij theaterwetenschappen in Leipzig. Van  1970 tot 1982 was zij lecor bij de Aufbau Verlag, eerst in Weimar, later in Oost-Berlijn waar zij in het stadsdeel Prenzlauer Berg woonde en met bevriende auteurs uit hetzelfde geboortejaar de „Gruppe 46“ vormde. Van 1982 tot 1990 was zij zelfstandig schrijfster. Na de val van de muur werkte zij als persoonlijk assistente op de afdeling bouw van de deelgemeente Pankow. Sinds 1998 is zij opnieuw zelfstandig schrijfster.

 

Weltliches über die Nacht

Nun zieht die Nacht ihr Laken
schwarz auf die Wolkenbetten
Es glühn der Sterne Zigaretten
Der All-Tag hängt den Hut nun an den Haken
und macht sich lang
und drückt ein Auge zu.

Läßt du nun einen Fensterflügel offen
dann nimmt ein kleiner Teufel deine Hand
Schwarzhandel blüht schön auf am Straßenrand
Der Teufel möchte mit dir unter einer Decke hoffen
daß mit der Lust auch Liebe wächst.

Die Sterne Zigaretten werden Kippen
Der Morgen wäscht das Laken nebelgrau
Im Spiegel grüßt dich eine schöne Frau
die schminkt sich mit dem Teufelsrot die Lippen
und stiefelt mit Verspätung
auf den Bau.

Strulzyk

Brigitte Struzyk (Steinbach-Hallenberg, 2 april 1946)

 

De Joods-Duitse schrijver Edgar Hilsenrath werd geboren in Leipzig op 2 april 1926. Tijdens WO II kwam hij, gescheiden van zijn familie, uiteindelijk in Palestina terecht. Hij kon er echter niet aarden en besloot in 1947 naar de intussen weer met elkaar verenigde familie in Frankrijk terug te keren. In de jaren vijftig emigreerde de hele familie naar New York. Hier begon Hilsenrath aan zijn eerste roman, Nacht. Met zijn volgende roman, Der Nazi & der Friseur, brak hij door in Duitsland, maar ook in de rest van de wereld. In 1975 kwam hij terug naar Duitsland om in contact te zijn met de Duitse taal. Sindsdien woont hij in Berlijn.

 

Uit: Berlin… Endstation

 

„Eigentlich heiße ich Joseph Leschinsky, aber da manche Leute Leschinsky zu lang fanden, nannten sie mich Lesche. An Lesche habe ich mich gewöhnt, und dieser Name ist mir geblieben und ersetzt sogar meinen Vornamen, einfach so: Lesche.¯Und Sie wollen in Deutschland bleiben?¯Ich habe die Schnauze voll von Amerika. Singer spielte mit seinen Kreuzworträtseln, und seine Finger fuhren fast zärtlich über das Papier.¯Sie werden als Jude nicht lange in Deutschland leben können, sagte er dann.¯Ich habe mir die Sache gründlich überlegt®, sagte Lesche.¯Ich bin deutscher Schriftsteller und brauche die deutsche Sprache. Ich muß sie hören, immer und überall. Außerdem ist Deutschland heute ein demokratisches Land. Der Hitlerspuk ist längst vorüber, und inzwischen ist eine neue Generation herangewachsen.¯Der Holocaust wird Sie überall in Deutschland verfolgen. Jedes Haus, jede Straße wird Sie daran erinnern. Und die alten Leute. Es gibt kein Entrinnen. Glauben Sies mir.¯Man muß es auf einen Versuch ankommen lassen.Lesche schlürfte den wäßrigen Kaffee. ¯Ich habe unlängst in einer jüdischen Zeitung gelesen, sagte er dann, ¯daß die Deutschen in der Hauptstadt ein Holocaustmahnmal errichten wollen. Was halten Sie davon?¯Das ist ein schlechter Witz, sagte Singer. ¯Wozu brauchen die Deutschen ein Mahnmal? Ganz Deutschland ist ein Holocaustmahnmal.¯Ganz Deutschland?¯Ja. Ganz Deutschland.“

 

Hilsenrath

Edgar Hilsenrath (Leipzig, 2 april 1926)

 

De Oostenrijkse schrijver Thomas Glavinic werd geboren op 2 april 1972 in Graz. Hij werkte als taxichauffeur en (reclame)tekstschrijver. In 1998 verscheen zijn eerste roman Carl Haffners Liebe zum Unentschieden bekend. Het boek werd diverse keren vertaald en werd ook bekroond, maar verscheen niet op de bestsellerlijsten. In 2000 volgde de roman Herr Susu, een harde afrekening met het voetbalbedrijf, in 2001 de detective Der Kameramörder. In 2004 lukte eindelijk de doorbraak met de satirische ontwikkelingsroman Wie man leben soll. Deze werd zowel door de kritiek geprezen als goed verkocht. Ook zijn in 2006 verschenen roman Die Arbeit der Nacht was een succes.

 

Uit: Carl Haffners Liebe zum Unentschieden

 

„Hummel hörte sich unter den anderen Meistern um. Die Mehrheit teilte seine Ansicht. Hätte Haffner den Springer zur Mitte gezogen, hätte er eine sichere Druckstellung erlangt un zumindest das Unentschieden bequem erzwingen können. Der von Haffner gewählte Zug war objektiv betrachtet allerdings noch stärker. Doch es war ein Angriffszug, der das Remis ausschlug. Es bestand kein Zweifel: Jemand mußte Haffner ein Rauschmittel in den Kaffee gerührt haben. Der Wiener war von allen guten Geistern verlassen. Er spielte auf Sieg.
Hummel watschelte durch die Nebenräume. Nun half ihm auch der genossene Cognac nicht mehr. Mit einem nicht sehr sauberen Taschentuch wischte er sich Schweiß von der Stirn. Seine Hände zitterten so stark, daß er es fast nicht fertigbrachte, sich eine Zigarre anzustecken. Den Spielsaal wollte Hummel nicht mehr betreten. Er ließ sich von Fähndrich mit Cognac versorgen. Von einem dieser Dienstwege zurückgekehrt, berichtete Fähndrich mit sich überschlagender Stimme, daß Haffner durch den Spielsaal flaniere und in aufgeräumter Stimmung mit Bekannten spreche. Hummel tippte sich an die Schläfe. Vor Aufregung brach er beinahe in Tränen aus.
Lasker zog zum fünfunddreißigsten Mal. Ein Bote hastete durch die Räume und führte den Zug an allen Demonstrationsbrettern aus. Die Mehrzahl der Meister nickte befriedigt und rieb sich die Hände. Es war die bei weitem spannendste Partie des Wettkampfes geworden, wild, verwickelt, fast im Stil der alten Romantiker.“

 

glavinic

Thomas Glavinic (Graz, 2 april 1972)

 

De Duitse schrijver August Heinrich Hoffmann von Fallersleben werd geboren in Fallersleben op 2 april 1798. Fallersleben kwam in 1821 naar Nederland om kennis te maken met de overblijfselen van de Middelnederlandse letterkunde, waarvan hij een vurig beminnaar en beoefenaar was. Aan deze “litterarische Reise” heeft men de uitgave te danken van zijn Horae Belgicae, met daarin de eerste tekstedities van een aantal Middelnederlandse werken. In enkele gevallen bleef zijn editie tot eind 20e eeuw de enige gedrukte versie. Hij werd in 1830 buitengewoon en in 1835 gewoon hoogleraar te Breslau, maar in 1842 werd hij vanwege zijn liberale beginselen van zijn post ontheven. In 1841 dichtte hij op Helgoland Das Lied der Deutschen. In 1860 werd hij bibliothecaris in het Benedictijner klooster te Corvey aan de Wezer, waar hij op 19 januari 1874 overleed.

 

Auswanderungslied

Unsre Fürsten hatten viel versprochen,
Doch das Halten schien nicht ihre Pflicht.
Haben wir denn nun soviel verbrochen,
daß sie hielten ihr Versprechen nicht?

Schlimmer wird es jetzt von Tag zu Tage,
Schweigen ist nur unser einzig Recht:
Untertanen ziemet keine Klage,
Und gehorchen muß dem Herrn der Knecht.

Unsre Brüder werden ausgewiesen,
Mehr als alles Recht gilt Polizei.
Heute trifft es jenen, morgen diesen,
Jeder, jeder Deutsch’ ist vogelfrei.

Deutsche Freiheit lebet nur im Liede,
Deutsches Recht, es ist ein Märchen nur.
Deutschlands Wohlfahrt ist ein langer Friede –
Voll von lauter Willkür und Zensur.

Darum ziehn wir aus dem Vaterlande,
Kehren nun und nimmermehr zurück,
Suchen Freiheit uns am fremden Strande –
Freiheit ist nur Leben, ist nur Glück.

Fallersleben

Hoffmann von Fallersleben (2 april 1798 – 19 januari 1874)

 

De Italiaanse schrijver en avonturier Giacomo Girolamo Casanova werd geboren in Venetië op 2 april 1725. Zijn naam werd synoniem voor vrouwenversierder en zijn blijvende reputatie dankt hij vooral aan zijn zeer uitgebreide memoires die, met de nodige academische omzichtigheid, als een 18e-eeuws tijdsdocument kunnen worden gezien.

Uit: The memoirs of Jacques Casanova de Seingalt

“Bettina must have been in despair, not knowing into whose hands her letter had fallen; to return it to her and thus to allay her anxiety, was therefore a great proof of friendship; but my generosity, at the same time that it freed her from a keen sorrow, must have caused her another quite as dreadful, for she knew that I was master of her secret. Cordiani’s letter was perfectly explicit; it gave the strongest evidence that she was in the habit of receiving him every night, and therefore the story she had prepared to deceive me was useless. I felt it was so, and, being disposed to calm her anxiety as far as I could, I went to her bedside in the morning, and I placed in her hands Cordiani’s note and my answer to her letter.

The girl’s spirit and talent had won my esteem; I could no longer despise her; I saw in her only a poor creature seduced by her natural temperament. She loved man, and was to be pitied only on account of the consequences. Believing that the view I took of the situation was a right one, I had resigned myself like a reasonable being, and not like a disappointed lover. The shame was for her and not for me. I had only one wish, namely, to find out whether the two brothers Feltrini, Cordiani’s companions, had likewise shared Bettina’s favours.”

CASANOVA

Giacomo Casanova (2 april 1725 –  4 juni 1798)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Wilhelm Ludwig Gleim werd geboren op 2 april 1719 in Ermsleben. Gleim was mit Johann Peter Uz, Friedrich Gottlieb Klopstock, Moses Mendelssohn, Johann Gottfried Herder, Johann Heinrich Voß und Johann Gottfried Seume bevriend. Tot zijn bekendste werk horen de „Preußische Kriegslieder in den Feldzügen 1756 und 1757 von einem Grenadier“ die hij bij het begin van de Zevenjarige Oorlog schreef. Daarmme was hij een voorloper van de politieke poëzie.

 

Liebe und Freundschaft

Liebe, weg! Du zankst dich nur,
Bist nur immer eifersüchtig!
Siehst nur immer nach der Uhr,
Bist, wie ihre Stunden, flüchtig!

Freundschaft, bleib’! Du zankst dich nicht,
Bist nicht immer eifersüchtig!
Siehst in’s helle Sonnenlicht,
Bist nicht unstät, bist nicht flüchtig!

Komm’ und sitz’ auf meinem Schooß,
Herrsch’ in meinem kleinen Staate! –
Wie werd’ ich die Liebe los?
Rathe, liebe Freundschaft, rathe!

gleim

Johann Gleim (2 april 1719 – 18 februari 1803)

 

De Deense schrijver en dichter Hans Christian Andersen werd geboren op 2 april 1805 in Odense, in grootte de derde stad van Denemarken. Zijn vader was schoenmaker en overleed toen Hans Christian 11 jaar oud was. Toen hij klein was, speelde hij graag met zijn poppenkast. Hij wilde graag acteur worden, maar werd niet aangenomen bij de koninklijke theaterschool (1819). Zijn opleiding kreeg hij aan een school voor armen, tot dat hij op zeventienjarige leeftijd via vrienden een beurs kreeg voor een goede school. Zijn debuut was in 1827 met het gedicht Det døende Barn (Het stervende kind) dat hem zeer onder de aandacht bracht. In 1835 werd de roman Improvisatoren (De improvisator) uitgebracht na een studiereis door Europa. Deze roman was zowel een pittoreske beschrijving van Italië als een autobiografie. In 1835 werd ook zijn eerste verzameling Eventyr, fortalt for Børn (Sprookjes, aan kinderen verteld) uitgegeven. Dit waren veelal traditionele sprookjes die hij opnieuw onder woorden had gebracht. Zijn latere sprookjesbundels, vol eigen sprookjes met een grote spanwijdte, raakten verder en verder van de kinderliteratuur. Ze vallen in meerdere categorieën uiteen, vanaf de poëtisch en filosofische mythe tot aan realistischer korte verhalen. Gemeenschappelijk is echter het humoristische inzicht van Andersen.

Uit: Het lelijke jonge eendje

“Eindelijk barstte het grote ei. “Piep! Piep!” zei het jong en waggelde naar buiten, want het was erg groot en lelijk. De moedereend keek ernaar en zei: “Je bent een vreselijk groot eendenjong. Geen van de anderen ziet er zo uit. Het zal toch geen kalkoenkuiken zijn? Daar zullen we gauw achter komen. In het water moet hij, al moet ik hem er zelf intrappen!”

De volgende dag was het heerlijk weer, de zon scheen op alle groene zuringplanten. De moedereend ging met haar hele gezin naar de gracht toe. Plons! Zij sprong in het water en riep: “Vlug! Vlug!” en het ene jonge eendje na het andere plompte er in; het water sloeg hen over het hoofd, maar ze kwamen dadelijk weer boven en dreven zo heerlijk, de pootjes gingen vanzelf. Ze waren er allemaal in; zelfs het lelijke grijze eendje zwom mee.

“Neen, dat is geen kalkoen!” zei ze. “Kijk eens, hoe mooi hij zijn poten gebruikt en wat houdt hij zich recht. Dat is mijn eigen jong. Hij is toch eigenlijk heel aardig, als je hem goed bekijkt. Vlug! Vlug! Kom met me mee, dan zal ik jullie in de wereld brengen en je voorstellen op het eendenveldje, maar jullie moeten altijd vlak bij me blijven, zodat niemand op je trapt, en pas op voor de kat!” En zo kwamen ze op het eendenveldje. Daar heerste een vreselijk lawaai, want er waren twee gezinnen, die om een palingkop vochten, en tenslotte kreeg de kat hem nog.”

Andersen

Hans Christian Andersen (2 april 1805 – 4 augustus 1875)

 

De Nederlandse schrijver Onno Zwier van Haren werd geboren in Leeuwarden op 2 april 1713. Zwier van Haren is een van de merkwaardigste figuren uit de Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw geweest. Hij en zijn broer Willem (1710-1768) – ook deze onderscheidde zich als dichter – waren Friese edellieden. Zij waren vurig Prinsgezind en tijdens het korte bewind van Willem IV vrij belangrijke diplomaten. Vooral Onno Zwier was een originele persoonlijkheid, die in zijn literaire werk dikwijls zijn tijd ver vooruit was. Zo publiceerde hij in 1766 het treurspel ‘Agon’, dat toestand
en op Java en wandaden van de Nederlanders aldaar behandelt. Hij was practisch de eerste, die de aandacht van het publiek voor dit onderwerp vroeg, en dus een voorloper van Multatuli. Zijn grote, in 1771 verschenen epische gedicht ‘De Geuzen’, resultaat van een omvangrijke voorstudie, behandelde de glorietijd van onze nationale geschiedenis en liep vooruit op de later geformuleerde verlangens van Potgieter. Maar ook in het dagelijks leven nam hij stelling tegen de opvattingen van zijn tijd. Ondanks zijn uitgebreide Franse cultuur – hij was uitstekend thuis in het werk van Voltaire – bleef hij een vroom Christen, wiens verzet tegen de lichtzinnigheid van de leidende kringen in Den Haag en tegen de baantjesjagerij en onbekwaamheid der regenten steeds bleek. Hij wees dan terug op de stoere en eenvoudige zeden, die Nederland vroeger groot gemaakt hadden. Toen hij zich reeds lang uit het openbare leven teruggetrokken had, publiceerde hij in 1779 zijn toneelstuk ‘Pietje en Agnietje of De Doos van Pandora’. Hij schreef dit ter gelegenheid van het tweede eeuwfeest van de Unie van Utrecht

Uit: Pietje en Agnietje, of de doos van Pandora

Prometheus.

Ik heb uw wil volbracht, o grootste van de Goden,

Pandora’s beeld is afgemaakt.

Ik weet, de sterveling moet volgen Gods geboden,

Hetzij ’t bevel hem in ’t byzonder raakt,

Of voor ’t Heelal mocht zijn van nooden.

Doch waartoe dient dit kunstig werk?

De Goden hebben nog geen tempels,

De tomben eischen nog geen zerk,

Geen vaas of beeld benauwt de drempels;

De eenvoudigheid alleen, in dit gelukkig perk,

Met goede trouw gepaard, beheerscht onnoozle menschen,

Die geene sierselen, maar rust en vrede wenschen.

En wat is de schoonheid zonder reden,

Wat is de schoonheid zonder ziel?

Of wie zal volgen hare treden,

Daar zij alleen aan ’t oog geviel!

Gun gij, o Jupiter! haar ’t leven,

Mijn welzijn is er aan verpand;

Ik heb aan ’t marmer vorm gegeven,

Gun haar een ziel van uwe hand!

 

VanHaren

Onno Zwier van Haren  (2 april 1713 – 2 september 1779)

Nikolaj Gogol, Milan Kundera, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, Joseph de Maistre, Maria Polydouri, Edmond Rostand

De Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol werd geboren in Poltawa, Oekraïne, op 1 april 1809. Gogol kwam uit Klein-Rusland (nu Oekraïne). Zijn ouders bewoonden een klein landgoed in de landstreek Poltava. Hij volgde het gymnasium in Nezjin. In 1828 ging hij naar Sint-Petersburg om een baan te zoeken bij de overheid. In 1829 publiceerde hij het gedicht Hanz Küchelgarten. Van 1831 tot 1832 werkte Gogol aan Avonden op een dorp nabij Dikanka. Dit is een vrolijke, folkloristische verhalenbundel, geïnspireerd door zijn jeugdjaren in Oekraïne. In 1834 werd hij adjunct-hoogleraar aan de universiteit van Sint-Petersburg. Dat was geen succes. Een jaar later legde hij zich toe op het schrijven. Thema’s die vaak terugkeren in zijn werk zijn de duivel en de tegenstelling tussen schijn en werkelijkheid. Ook schreef hij veel over Sint-Petersburg. Rond 1836 kwam zijn toneelstuk De revisor uit. Een ander toneelstuk van hem is: Huwelijk. Daarnaast schreef hij ook verhalen zoals De neus en Dagboek van een gek, beide uit 1835. Later werden deze verhalen gebundeld in Petersburgse vertellingen. Een beroemde novelle van Gogol in deze bundel is De mantel. Over deze novelle schreef Vladimir Nabokov: Met zijn onsterfelijke verhaal De mantel, werd Nikolaj Gogol de grootste kunstenaar die Rusland ooit heeft voortgebracht. Een waar meesterwerk van Gogol is de roman Dode zielen uit 1842.

Uit: Die Nacht vor Weihnachten

Der letzte Tag vor Weihnachten war zu Ende gegangen. Eine klare Winternacht brach an. Die Sterne blinkten. Der Mond stieg feierlich am Himmel empor, um den guten Menschen auf der ganzen Welt zu leuchten, auf daß sie frohen Mutes nach altem Brauch ihre Weihnachtslieder unter den Fenstern sängen. Der Frost hatte seit dem Morgen stark zugenommen. Dafür war es aber so windstill, daß man das Knirschen des Schnees unter den Stiefelsohlen eine halbe Werst weit hören konnte.
Noch hatte sich keine Singschar auf der Straße gezeigt. Nur der Mond schien verstohlen in die Hüttenfenster, wie um die sich putzenden Mädchen daran zu erinnern, daß es an der Zeit sei, in den knisternden Schnee hinauszulaufen.
Da qualmten dicke Rauchschwaden aus einem der Schornsteine und stiegen als schwarze Wolke empor. Mit ihnen fuhr aber, auf einem Besenstiel reitend, die Hexe zum Himmel auf.
Wäre in diesem Augenblick der Assessor von Sorotschinzy in einer mit Bürgerpferden bespannten Troika vorbeigefahren, die nach Ulanenart pelzverbrämte Mütze auf dem Kopf, in seinem blauen, mit schwarzem Lammfell gefütterten Mantel und mit seiner teuflisch geflochtenen Peitsche, mit der er den Kutscher anzutreiben liebte – so hätte er die Hexe sicherlich bemerkt, denn es gibt keine Hexe auf der ganzen Welt, die dem scharfen Blick des Assessors von Sorotschinzy zu entgehen vermag. Er weiß haargenau, wieviel Ferkel die Sau einer jeden Einwohnerin wirft, wieviel Leinwand sie in ihrer Truhe aufbewahrt und welche Kleidungsstücke oder Wirtschaftsgegenstände jeder ordentliche Mann an den Feiertagen in der Schenke zu versetzen pflegt. Doch der Assessor fuhr nicht vorbei und hätte sich um das fremde Dorf auch gar nicht bekümmert – er hatte seinen eigenen Bezirk

Gogol

Nikolaj Gogol (1 april 1809 –  4 maart 1852)

 

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Een van Kundera’s bekendste werken is toch wel De ondraaglijke lichtheid van het bestaan; een filosofische roman waarin de auteur de lezer meeneemt in de hoofden van vier hoofdrolspelers, met verschillende achtergronden en denkbeelden, die allemaal hun bestaan op een eigen manier proberen in te richten. Vanuit verschillende perspectieven worden zaken als toeval en voorbestemming, politiek, kunst, liefde, seks, kitsch en natuurlijk de lichtheid van het bestaan behandeld. Kundera woont sinds 1975 in Frankrijk. Hij was daar tevens docent vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universiteit van Rennes.

Uit: Ignorance

 “What are you still doing here?” Her tone wasn’t harsh, but it wasn’t kindly, either; Sylvie was indignant.
“Where should I be?” Irena asked.
“Home!”
“You mean this isn’t my home anymore?”
Of course she wasn’t trying to drive Irena out of France or implying that she was an undesirable alien: “You know what I mean!”
“Yes, I do know, but aren’t you forgetting that I’ve got my work here? My apartment? My children?”
“Look, I know Gustaf. He’ll do anything to help you get back to your own country. And your daughters, let’s not kid ourselves! They’ve already got their own lives. Good Lord, Irena, it’s so fascinating, what’s going on in your country! In a situation like that, things always work out.”
“But Sylvie! It’s not just a matter of practical things, the job, the apartment. I’ve been living here for twenty years now. My life is here!”
“Your people have a revolution going on!”
Sylvie spoke in a tone that brooked no objection. Then she said no more. By her silence she meant to tell Irena that you don’t desert when great events are happening.
“But if I go back to my country, we won’t see each other anymore,” said Irena, to put her friend in an uncomfortable position.”

 

Kundera

Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)

 

De Zwitserse schrijver en dichter Urs Allemann werd geboren op 1 april 1948 in Schlieren. Van 1986 tot 2005 was hij literair redacteur van de Baseler Zeitung. In 2001 verraste hij zijn lezers met een gedichtenbundel, waarin hij de antieke vormen van ode en sonnet nieuw leven inblies.

 

Asklepiadeisch die zweite

Reisst wenn mitten entzwei einen eine seis sich
sie seis nackt auf das Brett dich in den Kübel dass
fern dem Bauch und es gliedert
was der Kopf auseinanderdrückt

bis es ob er es sprengt wenn er zersprungen und
aus dem Schädel das Herz sich in den Mund das Hirn
auftut und es herauskriecht
dass des Abends den Hammer du

drauf und wieder nicht weisst ob dich getötet was
wenns im Eimer erwacht an dir heruntertropft
als dies stete sich Höhlen
oder wieder der Kieselstein

nämlich nirgends ein Wort das dich wenn ihr zerdrückt
und der Zangengeburt müd aber raus aus dem
Bagger schweisste dass nie mehr
einer eine zu foltern sich –

 

Alkäisch die zweite

So dass aus nichts gefolgert der Vers und dichs
hirnunter wegschleisst oder Erinnerung
ob Burtswehsplitter aus der Schädel-
glocke abspitzend der Odenklöppel

zerschwungen durchbricht oder Vergangenheit
wenn schambergborstenstriegelnd dann doppelwulst-
verknotet wie sichs dir entgegen
weil aus dem Spalt sich ein ander Fleisch frisst

und lieb im Schenkel was auf dem Kehricht dir
vorn Rumpf gestürzt schmöcksch? du es sich rühren siehst:
was Wurm das lebt so gsehsch? die Haut jetzt
gschpürsch? platzt es weg und das wächst und packt dich

von fern her an der Kehle und reisst dir gang!
Schlafstrophen aus worinnen dem Gurgelschlitz
chumm! Fleisch entfällt und auglos Kinder-
kugeln daraussen in Löchlein rollen

 

Allemann

Urs Allemann (Schlieren, 1 april 1948)

 

De Duitse schrijver Rolf Hochhuth werd geboren op 1 april 1931 in Eschwege. Hij werkte eerst als boekhandelaar, later als lector en is sinds 1963 zelfstandig schrijver. Hij woont afwiiselend in Basel en Berlijn. Hochhut is pleitbezorger van het documentaire theater. In zijn stukken treden vaak fictieve personen op naast historische. De tijd waarin het stuk speelt is echter altijd goed gedocumenteerd. Zijn thema’s zijn politieke en sociale vraagstukken en de verwerking van het nationaalsocialistische verleden van Duitsland. In 2001 ontving Hochhuth de eerste Jacob-Grimm-Preis. Zie ook mijn Blog van 2 april 2006.

 

Uit: Jacob Grimm oder Angst um unsere Sprache

 

„In Grimms Märchen klingt als geistiger Widerhall der französischen Revolution ihre radikale Gesellschaftskritik: Aphoristisch einleuchtend, wie beiläufig, gar nicht schulmeisterlich. Ein Beispiel aus dem ziemlich unbekannten Märchen: ‘Der Wolf und der Mensch’: Als einst der Fuchs dem Wolf Angst machte vor der Stärke der Menschen, der kein Tier gewachsen sei, bat der Wolf, ihm doch einmal einen Menschen zu zeigen; ich zitiere: “Zuerst kam ein alter abgedankter Soldat. ‘Ist das ein Mensch?’ fragte der Wolf. ‘nein, das ist einer gewesen’ antwortete der Fuchs” – worauf der Wolf den Invaliden nicht angriff. Kann man sarkastischer, aufklärerischer, mitleidiger – mit einem Wort: so drastisch wie Voltaire formulieren? Doch Gesellschaftskritik beschränkt sich viel seltener bei den Grimms nur auf Mitgefühl für den sozial Verunglückten – nein, sie ruft meist in den Märchen zur Rebellion auf! Rebellion legitimiert durch Unrecht. Die treuen Bremer Stadtmusikanten sind ja nicht spaßeshalber gegen ihre Peiniger aufgestanden – sondern erst, als die ihnen ans Leben wollten. Und der Erste der “Sechse” war “ein Mann” – so beginnt das Märchen -, “der verstand allerlei Künste; er diente im Krieg und hielt sich brav und tapfer, aber als der Krieg zu Ende war, bekam er den Abschied und drei Heller Zehrgeld auf den Weg. ‘Wart’ sprach er, ‘das lass ich mir nicht gefallen, finde ich die rechten Leute, so soll mir der König noch die Schätze des ganzen Landes herausgeben’. Da ging er voll Zorn in den Wald” – ein Satz, der exakt hundert Jahre nach Beginn der Arbeit am Wörterbuch 1951, mit Jüngers ‘Waldgang’ zum imperativen Titel für zivilen Ungehorsam werden sollte, genau so gemeint wie in diesem Märchen: “Da ging er voll Zorn in den Wald”; wie auch Schillers Räuber.“

 

HOCHHUTH

Rolf Hochhuth (Eschwege, 1 april 1931)   

 

De Italiaanse politicus, schrijver en filosoof Joseph, comte de Maistre werd geboren in Chambéry op 1 april 1753 – Turijn, 26 februari 1821) was Tijdens deze eerste periode van de Franse Revolutie schreef hij verscheidene politieke werken, waaronder Considérations sur la France, waarin hij een oordeel velde over de situatie van Frankrijk, zonder ooit Frankrijk te hebben bezocht. In 1803 werd hij naar Sint-Petersburg afgevaardigd. Daar publiceerde hij in 1810 zijn Essai sur le principe générateur des institutions politiques, een werk over sociale politiek. In 1816 bezocht de Maistre dan uiteindelijk Frankrijk. Men onthaalde hem met veel bewondering, want hij had per slot van rekening twintig jaar daarvoor voorspeld welke koers Frankrijk zou varen. In Frankrijk had men immers, onder de Restauratie, het koningschap hersteld. Hoewel hij zeer gelukkig was met deze ontwikkeling, rustte de Maistre niet op zijn lauweren en publiceerde hij nog enkele ophefmakende geschriften: Du Pape (1819) en Les Soirées de Saint-Pétersbourg (1821). Dit waren werken waarin hij zijn laatste bedenkingen over de christelijke maatschappij, de Kerk en de Voorzienigheid neerschreef.

Uit: Les Soirées de Saint-Pétersbourg (1821)

« L’erreur a mille formes et deux principaux caractères: la superstition et l’incrédulité. Ou l’homme altère en lui l’image de Dieu pour l’accommoder à ses passions, ou, par une passion plus détestable encore, il pousse la fureur jusqu’à l’en effacer entièrement. Le premier de ces deux crimes fut, dans les anciens temps, celui de tous les peuples du monde, un seul excepté; ils eurent toujours pour le second une invincible horreur, et les malheureux qui s’en rendaient coupables furent longtemps eux-mêmes une exception au milieu de toutes les sociétés. C’est que cette dernière impiété attaquait à la fois Dieu et l’existence même des sociétés; le bon sens des peuples l’avait pressenti; et, en effet, lorsque la secte infâme d’Épicure eut étendu ses ravages au milieu de l’empire romain, on put croire un moment que tout allait rentrer dans le chaos. Tout était perdu sans doute, si la Vérité elle-même n’eût choisi ce moment pour descendre sur la terre et pour y _converser avec les hommes. »

 

Maistre

Josep de Maistre (1 april 1753 – 26 februari 1821)

 

De Griekse dichteres Maria Polydouri werd geboren op 1 april 1902 in Kalamata. Ze was een tijdgenote van de dichter Kostas Karyotakis met wie zij een stormachtige, maar tragische  liefdesaffaire had. Hoewel ze al vroeg begon met dichten ontstond haar belangrijkste werk in de laatste vier jaar van haar leven.

 

Dream

I gathered roses for you
wandering about the mount;
a thousand thorns in my view,
my clasping hands in hurt abound.

I longed so much for you to pass
through the icy northern wind,
holding a gift for you –alas-
tight against my bosom’s tilt.

I kept on gazing afar,
full of yearning was my heart
and my eyes streaming tears.

In my craving I failed to see
the dead of night was drawing nigh;
and I cried and cried –whatever be-
me and my roses in the night.

 

Spring Has Drawn High

My cherished one, Lady Spring has drawn nigh. Each eve she deceives me
into playing with her resplendent scarf by the window.

Still, at midnight I can hear your sad song
drifting elusively past the nocturnal bridal harp.  

My cherished one, all seek to lull me into a slumber sweet
and whisper to me that you have faded away, forever long.  

But all ’n’ everything of you shall reminisce,
turning my anguished yearning into a gaping wound.

My cherished one, all do
unwittingly
remind me of you.

POLYDOURI

Maria Polydouri (1 april 1902 – 30 april 1930)

 

De Franse schrijver Edmond Eugène Alexis Rostand werd geboren in Marseille op 1 april 1868. 1918. Rostand was een belangrijke schrijver uit de Franse Romantiek, auteur van het beroemde toneelstuk Cyrano de Bergerac (1897), waarvan de tekst in de verfilming met Gérard Depardieu in de hoofdrol vrijwel integraal werd overgenomen.

 

Uit:  LA PRINCESSE LOINTAINE (1895)

 

BERTRAND

Eh bien, bons mariniers, je veux

Vous le raconter encore une:

Du soleil rit dans ses cheveux,

Dans ses yeux rêve  de la lune;

 

Quand brillent ses traits délicats

Entre les chutes de ses tresses,

Tous les Amants sont renégats,

Plaintives toutes les Maitresses;

 

Un je ne sais quoi de secret

Rend sa grâce unique; et bien sienne,

Grâce de Sainte qui serait

En même temps Magicienne!

 

Ses airs sont doux et persifleurs,

Et son charme a mille ressources

Ses attitudes sont de fleurs,

Ses intonations de sources…

 

Telle, en son bizarre joli

De Française un peu Moabite,

Mélissinde de Tripoli

Dans un grand palais clair habite!

 

Telle nous la verrons bientôt

Si n’ont menti les témoignages

Des pèlerins dont le manteau

Est bruissant de coquillages!

 

ROSTAND

Edmond Rostand (1 april 1868 – 2 december 1918)