Rogi Wieg, Aubrey Beardsley, X.J. Kennedy, Frédéric Mitterrand, Robert Stone, Gennadi Ajgi, Lukas Holliger

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2006.

 

DROOM

Er waren een tafel, wat kaarsen
en een brood.
Mijn ouders liepen nader,
herrezen uit de dood.

Er waren twee gezichten,
heel dicht bij elkaar.
Zij lagen op een bed
gemaakt van mensenhaar.

Er sprong iets op,
ik weet niet wat het was.
Ik hoorde hoe mijn vader
een novelle las.

 

800 jaar

God hebbe mijn ziel,
als God mijn ziel maar
niet heeft.

Laat mij 800 jaar leven,
al zegt men mij: ‘Is dat
een leven, een oude man
die men geen vrouw kan geven?’

Nee, laat mij daarom doodgaan,
juist op tijd, als de mens
moe naar het werk gaat, als God
mijn ziel ooit hebben wil
en voor mij zingen kan:
I Say A Little Prayer.

 

 

Het laatste maanlicht

Doodgaan is een vak. Ik heb geen vak geleerd.
In het laatste maanlicht bezing ik mijzelf
als ware ik onvervangbaar groot. Verkeerd
is niet het lijf te zien als gewelf

van de ziel, maar de ziel is slechts as, aarde,
waaroverheen het late maanlicht vaarde
alsof het een dodenschip was, geen romantiek;
mijn hartencellen delen zich tot nieuw ziek

hersenweefsel. Het schip maakt water, zakt schuin
de aarde in. Kapitein zijn is een mooi beroep
als je niet weerkeert in een wrakke sloep,

met daarin lachende, kaartende wormen.
Ook kaarten is een vak, rode hartenaas
is de kaart die mij ontbreekt, zwart is de baas.

Rogi Wieg

Rogi Wieg (Delft, 21 augustus 1962)
De jonge Rogi Wieg

 

De Engelse schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872, Brighton. Zijn werk wordt gerekend tot de stroming van de jugendstil of art nouveau.

Hij werkte mee aan het belangrijke literaire tijdschrift de ‘Yellow Book’ dat verscheen tussen 1894 en 1897, was er de eerste art director van en publiceerde vele illustraties in het blad. Hij maakte zijn platen gewoonlijk met inkt, waarbij grote donkere vlakken contrasteren met witte of lege vlakken. Beardsley illustreerde Oscar Wildes Salomé en een luxe uitgave van Sir Thomas Malory’s Morte d’Arthur. Hij schreef Under the Hill, een onvoltooide erotische vertelling, losjes gebaseerd op de legende Tannhäuser. Beardsley stierf op 25-jarige leeftijd aan tuberculose.

 

The Ballad of a Barber

Here is the tale of Carrousel,
The barber of Meridian Street.
He cut, and coiffed, and shaved so well,
That all the world was at his feet.

The King, the Queen, and all the Court,
To no one else would trust their hair,
And reigning belles of every sort
Owed their successes to his care.

 

With carriage and with cabriolet
Daily Meridian Street was blocked,
Like bees about a bright bouquet
The beaux about his doorway flocked.

 

Such was his art he could with ease
Curl wit into the dullest face;
Or to a goddess of old Greece
Add a new wonder and a grace.

 

All powders, paints, and subtle dyes,
And costliest scents that men distil,
And rare pomades, forgot their price
And marvelled at his splendid skill.

 

The curling irons in his hand
Almost grew quick enough to speak,
The razor was a magic wand
&
nbsp;   That understood the softest cheek.

 

Yet with no pride his heart was moved;
He was so modest in his ways!
His daily task was all he loved,
And now and then a little praise.

 

An equal care he would bestow
On problems simple or complex;
And nobody had seen him show
A preference for either sex.

 

 

BeardsleyBarber

Illustratie van Beardsley

 

 

How came it then one summer day,
Coiffing the daughter of the King,
He lengthened out the least delay
And loitered in his hairdressing?

 

The Princess was a pretty child,
Thirteen years old, or thereabout.
She was as joyous and as wild
As spring flowers when the sun is out.

 

Her gold hair fell down to her feet
And hung about her pretty eyes;
She was as lyrical and sweet
As one of Schubert’s melodies.

 

Three times the barber curled a lock,
And thrice he straightened it again;
And twice the irons scorched her frock,
And twice he stumbled in her train.

 

His fingers lost their cunning quite,
His ivory combs obeyed no more;
Something or other dimmed his sight,
And moved mysteriously the floor.

 

He leant upon the toilet table,
His fingers fumbled in his breast;
He felt as foolish as a fable,
And feeble as a pointless jest.

 

He snatched a bottle of Cologne,
And broke the neck between his hands;
He felt as if he was alone,
And mighty as a king’s commands.

 

The Princess gave a little scream,
Carrousel’s cut was sharp and deep;
He left her softly as a dream
That leaves a sleeper to his sleep.

 

He left the room on pointed feet;
Smiling that things had gone so well.
They hanged him in Meridian Street.
You pray in vain for Carrousel.

 

Aubrey_Beardsley

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929.Kennedy studeerde aan de Cokombia univ
ersiteit, Na een periode in de marine studeerde hij in de periode 1955 – 1956 ook nog aan de Sorbonne in Parijs en behaalde daarna zijn graad in Engels aan de universiteit van Michigan. Het bekendst is
X.J. Kennedy (hij zette de X voor zijn naam om niet met Joseph Kennedy verward te worden) vanwege zijn light verse. Voor zijn eerste bundel Nude Descending A Staircase kreeg hij in 1961 al meteen de Lamont Poetry Prize van de Academy of American Poets.

 

 

First Confession    

 

Blood thudded in my ears. I scuffed,
Steps stubborn, to the telltale booth
Beyond whose curtained portal coughed
The robed repositor of truth.

 

The slat shot back. The universe
Bowed down his cratered dome to hear
Enumerated my each curse,
The sip snitched from my old man’s beer,

 

My sloth pride envy lechery,
The dime heId back from Peter’s Pence
with which I’d bribed my girl to pee
That I might spy her instruments.

 

Hovering scale-pans when I’d done
Settled their balance slow as silt
While in the restless dark I burned
Bright as a brimstone in my guilt

 

Until as one feeds birds he doled
Seven our Fathers and a Hail
Which I to double-scrub my soul
Intoned twice at the altar rail

 

Where Sunday in seraphic light
I knelt, as full of grace as most,
And stuck my tongue out at the priest:
A fresh roost for the Holy Ghost.


 

 

Nude Descending a Staircase   

 

Toe upon toe, a snowing flesh,
A gold of lemon, root and rind,
She sifts in sunlight down the stairs
With nothing on. Nor on her mind.

We spy beneath the banister
A constant thresh of thigh on thigh —
Her lips imprint the swinging air
That parts to let her parts go by.

One-woman waterfall, she wears
Her slow descent like a long cape
And pausing, on the final stair
Collects her motions into shape.


 

 

Little Elegy
for a child who skipped rope   

 

Here lies resting, out of breath,
Out of turns, Elizabeth
Whose quicksilver toes not quite
Cleared the whirring edge of night.

Earth whose circles round us skim
Till they catch the lightest limb,
Shelter now Elizabeth
And for her sake trip up death.

 

Kennedy

X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker en filmer Frédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs. Hij is een neef van de voormalige Franse president François Mitterrand. Hij studeerde o.a. in Nanterre en aan het Institut d’études politiques de Paris. Daarna doceerde hij drie jaar economie, geschiedenis en aardrijkskunde aan de lÉcole active bilingue de Paris. Hij maakte talrijke documentaires voor de televisie en verschillende bioscoopfilms. Daarnaast schreef hij diverse boeken.

 

Uit: La Mauvaise vie (2005)

 

“J’aimais la méchante, beaucoup moins que ma mère idéale, mais je l’aimais quand même. Elle occupait toute la place, elle faisait écran entre moi et le reste du monde, et elle m’avait brisé depuis le début. Elle était jeune, presque belle, avec de gros seins ronds qui collaient à son corsage quand elle était en nage. Elle était souvent en nage puisqu’elle était presque tout le temps en colère contre moi. Il m’arrivait de la voir nue dans la salle de bains, elle se déshabillait sous mes yeux, sans gêne et sans me regarder ; je ne comptais pas pour elle ou peut-être que je comptais beaucoup ; elle avait un corps ferme de sportive ; je n’avais pas le choix pour me détourner : c’était elle toute nue à ses ablutions sous le lavabo ou bien la sinistre baignoire où je passerai tôt ou tard.”

 

fmitterrand

Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York. Hij publiceerde zijn eerste roman A Hall of Mirrors in 1967 en kreeg er gelijk de William Faulkner Foundation Award voor. Het succes van de roman leidde tot een Guggenheim Fellowship waardoor Stones loopbaan als schrijver en leraar echt van de grond kon komen. Zijn tweede roman Dog Soldiers verscheen in 1974. Hij ontving er in 1975 de National Book Award voor en het boek werd in 1978 verfilmd onder de titel Who’ll Stop the Rain door Karel Reisz, met Nick Nolte in een hoofdrol.

 

 

Uit: Bay of Souls

 

“By gad, sir, Michael Ahearn said to his son, Paul, you present a distressing spectacle.

A few nights earlier they had watched The Maltese Falcon together. Paul, who had never seen it before, was delighted by his father’s rendering of Sydney Greenstreet. Sometimes he would even try doing Greenstreet himself.

By gad, sir!

Paul’s attempts at movie voices
were not subtle but commanded inflections normally beyond the comic repertory of a twelve-year-old boy from a small town on the northern plains. His voice and manner were coming to resemble his father’s.

The boy was lying in bed with a copy of The Hobbit open across his counterpane. This time he was not amused at Michael’s old-movie impressions. He looked up with resentment, his beautiful long-lashed eyes angry. Michael easily met the reproach there. He took any opportunity to look at his son. There was something new every day, a different ray, an unexpected facet reflected in the aspects of this creature enduring his twelvedness.

I want to go, Dad, Paul said evenly, attempting to exercise his powers of persuasion to best effect.

He had been literally praying to go. Michael knew that because he had been spying on Paul while the boy knelt beside the bed to say his evening prayers. He had lurked in the hallway outside the boy’s room, watching and listening to his careful recitation of the Our Father and the Hail Mary and the Gloria ‘ rote prayers, courtesy of the Catholic school to which the Ahearns, with misgivings, regularly dispatched him. Michael and his wife had been raised in religion and they were warily trying it on again as parents.”

 

 

stone5

Robert Stone (New York, 21 augustus 1937)

 

De Russische dichter Gennadi Ajgi werd geboren op 21 augustus 1934 in het dorpje Sjajmoerzjino in de Tsjoewasjische republiek, aan de Wolga, 400 km ten oosten van Moskou. Ajgi studeerde aan het Gorki instituut van Literatuur en werkte in het Majakowski museum in Moskou. Zijn eerste gedicht publiceerde hij in 1949 in het Tsjoewasjisch. Pas in 1960 begon hij, op aanraden van zijn vriend Boris Pasternak, in het Russisch te schrijven. Zijn gedichten verschenen in verschillende talen en werden meermaals bekroond. Hij wordt ook regelmatig op internationale poëziefestivals geïnviteerd. Zo was hij te gast op Poetry International in Rotterdam. Ajgi vertaalt ook poëzie uit het Frans in het Tsjoewasjisch en in het Russisch.

 

 

OCHTEND IN AUGUSTUS

 

we houden de dag voor ons verscholen

ontwaren ongewild

zoals in de kamer de bladeren in de tuin

en de dag houdt zich vredig schuil

ergens hier in dit huis waar kinderen spelen – ongeacht ons

wij hebben er niets mee te maken

 

dat dit licht jou mag creëren en uitvoerig tonen

en dat zij die voor altijd voor altijd heengaan

ondertussen de afdruk ontvangen:

 

alle ramen en deuren staan overal voortdurend open

takjes verslinden het licht

van de deining van het integrale tussenlicht

van het lijden in ons

en van wat boven ons is verheven

 

waar achter reeds lang

de weerkaatsing van de beschroomde verschijningsvorm werd

bewaard

in het allerdiepste eerste licht.

 

 

DOOD

 

Ze neemt de sjaal niet van het hoofd,

mama sterft,

en voor één enkele keer

ween ik om dit zielige zicht

 

van haar zelf geweven japon.

 

Oh, hoe stil de sneeuw

alsof geëffend door de vleugels

van de demon van gisteren,

 

oh, hoe riant de bergen van sneeuw,

alsof zij de heidense bergen –

bedekken

 

offergave.

Maar de sneeuwvlokken

dragen aldoor met zich naar de aarde

 

het onleesbaar schrift van god.

 

 

Vertaald door Lut Seys

 

 

ajgiperugia93mr

Gennadi Ajgi (Sjajmoerzjino, 21 augustus 1934)

 

De Zwitserse schrijver, dramaturg en redacteur Lukas Holliger werd geboren op 21 augustus 1971 in Basel. Daar studeerde hij ook germanistiek, kunstgeschiedenis en geschiedenis. Van 1999 tot 2003 was hij medeleider van „Raum 33“ in Basel. En tot 2007 ook medeleidinggevende van de schrijverswerkplaats van het Theater Basel.  Hij werkte als cultuurredacteur voor de Zwitserse televisie. Sinds 2004 is hij dramaturg bij de Theatertagen Basel. Holliger schreef diverse theaterstukken alsmede enkele libretti, waaronder dat van de opera Der schwarze Mozart van Andreas Pflüger

 

 

Uit: DER SCHWARZE MOZART

 

POLIZIST: Das ist zum Brüllen.

Alle veranstalten Maskeraden,

wenn sie unerkannt bleiben wollen.

Ich mach’s umgekehrt.

Ich zieh mein Polizistenkostüm aus.

Und schon bin ich irgendwer.

Dasitzen wie ein Durchschnittsmensch aber heimlich in der Hosentasche:

Dienstwaffe, Handschellen, Funkgerät.

Das beruhigt dich, hm?

PATRICK: Ja, danke, Herr Polizist.

POLIZIST: Jetzt erzähl mir Witze!

Auftritt Glatzkopf mit Mullbinden um den Kopf und Anglerausrüstung.

GLATZKOPF: Hoppla!

Dachte nicht, dass der Affe noch mal aufkreuzt.

POLIZIST: Lange nicht gesehen.

PATRICK: Ihr kennt euch?

GLATZKOPF: Ich hatte Gehirnerschütterungen.

Zwei Tage vergessen, wo ich wohne.

Welche Staatsbürgerschaft?

Jetzt hab ich’s wieder.

POLIZIST: Das ist mein Glas!

GLATZKOPF: zu Patrick: Einen Doppelten, du schwarzer Bumerang.

Zum Polizisten:

Dachte wirklich, den Kerl siehst du nicht mehr.

Der versteckt sich bei den Affen im Zoo.

Wo er hingehört.

Aber so ist das. Er braucht mich.

PATRICK: Ich brauche den Job.

POLIZIST: Studiert Nationalökonomie.

PATRICK: Studieren ist teuer.

GLATZKOPF: Warum studieren, bist du nicht wichtig genug?

Seine Angst ist, was ihn wichtig macht.

Apropos Angst, du kannst unsere Autos waschen.

Dem Gruppenführer passt es Donnerstags.

PATRICK: Donnerstags?

GLATZKOPF: Donnerstag ist Volkswagentag.

zum Polizisten:

Ich bin dann beim Fischen.

Wie immer.

 

Holliger

Lukas Holliger (Basel, 21 augustus 1971)

Charles de Coster, Maren Winter, Sylvie Richterová, Arno Surminski, Ernst-Jürgen Dreyer, Edgar Guest, Bolesław Prus, Salvatore Quasimodo

De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827. Hij had een Vlaamse vader en een Waalse moeder en studeerde aan de Université Libre de Bruxelles waar hij zich aansloot bij de democratische en anti-clerikale opvattingen. Hij werd eerst journalist en later leraar aan de Koninklijke Militaire School in Brussel. Zijn voornaamste werk La Légende et les Aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs viel niet in de smaak in Belgische conformistische kringen. Het was gekend in de hele wereld en vertaald in alle Europese talen, maar in eigen land genegeerd. In de jaren 70 werd het verfilmd in het Russisch, tegen de achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog.

 

Uit: La légende d’Ulenspiegel

 

“A Damme, en Flandre, quand mai ouvrait leurs fleurs aux aubépines, naquit Ulenspiegel, fils de Claes.

Une commère sage-femme & nommée Katheline l’enveloppa de langes chauds &, lui ayant regardé la tête, y montra une peau.

– Coiffé, né sous une bonne étoile! dit-elle joyeusement.

Mais bientôt se lamentant & désignant un petit point noir sur l’épaule de l’enfant:

– Hélas! pleura-t-elle, c’est la noire marque du doigt du diable.

– Monsieur Satan, reprit Claes, s’est donc levé de bien bonne heure qu’il a déjà eu le temps de marquer mon fils?

– Il n’était pas couché, dit Katheline, car voici seulement Chanteclair qui éveille les poules.

Et elle sortit, mettant l’enfant aux mains de Claes.

Puis l’aube creva les nuages nocturnes, les hirondelles rasèrent en criant les prairies, & le soleil montra pourpre à l’horizon sa face éblouissante.

Claes ouvrit la fenêtre, & parlant à Ulenspiegel:

– Fils coiffé, dit-il, voici monseigneur du Soleil qui vient saluer la terre de Flandre. Regarde-le quand tu le pourras, &, quand plus tard tu seras  empêtré en quelque doute, ne sachant ce qu’il faut faire pour agir bien, demande-lui conseil; il est clair & chaud: sois sincère comme il est clair, & bon comme il est chaud.

– Claes, mon homme, dit Soetkin, tu prêches un sourd; viens boire, mon fils.

Et la mère offrit au nouveau-né ses beaux flacons de nature.

 

Charles_de_Coster

Charles de Coster (20 augustus 1827 – 7 mei 1879)

 

De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck. Zij volgde een opleiding tot poppenspeelster aan het marionettentheater. In 1996 verhuisde zij met haar man naar de Finse eilandengroep Åland. Samen richtten zij een theater op en gaven voorstellingen in Scandinavië en Duitsland. In Finland begon zij ook aan haar eerste historische roman, waarin zij het verleden van haar beroepsgroep beschrijft. In 2003 verscheen Das Erbe des Puppenspielers. In 2006 verscheen een roman over  de uitvinder van het zakhorloge Peter Henlein, Der Stundensammler.

 

Uit:  Der Stundensammler

 

Severin wurde zur Unzeit geboren.
Das Jahr hatte sich soeben vollendet und das nächste noch nicht begonnen.
Genau zwischen Tag und Nacht, im Wechsel der Sternbilder, als die Erde für einen Augenblick stillstehen wollte, krümmte sich eine kleine Bettelmaid verborgen im Röhricht und biss auf ein Bündel Segge, damit man ihren Wehenschrei nicht hörte.
In jenem Moment glitt Severin aus dem Mutterleib und fiel zwischen die jungen Spitzen des Rohrkolbens, die wie Lanzen aus dem Uferschlamm staken.
Das Wasser des Dutzenteiches begann gerade zu gefrieren. Myriaden von winzigen Eissplittern schaukelten auf den kleinen Wellen, rieben sich aneinander und rieben die Schilfhalme wund, sodass sich ein feines Sirren über dem ganzen Ufer erhob.

Lais kippte vornüber auf die Knie. Sie stützte sich in den Morast und tastete nach Messer und Faden in ihrer Manteltasche. Mit steifen Fingern band sie die Nabelschnur ab. Wie sie es bei Nachbarinnen gesehen hatte, versuchte sie dann die Fessel zu durchtrennen. Sie brauchte mehrere Schnitte dazu. Ihre Haut war nass von Schweiß und Tränen, und der schneidende Wind machte ihren Körper fast empfindungslos. Mit einer mechanischen Bewegung strich sie sich Unterrock und Wollkleid über die Schenkel und zog den abgewetzten Mantel fest um ihre Schultern. Befremdet starrte sie auf das dampfende Häuflein Leben unter sich.“

 

winter_maren

Maren Winter (Lübeck, 20 augustus 1961)

 

De Duitse schrijver, dichter, vertaler en muziekwetenschapper Ernst-Jürgen Dreyer werd geboren op 20 augustus 1934 in Oschatz in Saksen. Hij studeerde muziekwetenschap, filosofie en kunstgeschiedenis in Weimar, Jena en Leipzig. In 1959 vluchtte hij uit de DDR naar Frankfurt am Main. Van 1961 tot 1972 werkte hij voor het Goethe instituut. Tot 1986 was hij ook als  journalist werkzaam, o.a. voor de FAZ, de Hessischer Rundfunk en de Bayerischer Rundfunk. In 1993 verhuisde hij naar Kaarst in Nordrhein-Westfalen. De uitgever Klaus Piper verzocht hem in 1959 een roman over de Duitse deling te schrijven. Het boek kwam echter pas in 1974 klaar en de toezegging om te publiceren was al lang ingetrokken. Dreyer gaf het toen in eigen beheer uit. In 1980 kreeg hij er de Hermann Hesse prijs voor. Daarna vond hij er wel een uitgever voor en kreeg het boek deels uitstekende jritieken.

 

Verkaarstung

 Der Herrgott führte sie ins Paradies.
»Pfui Teufel!« schrien sie. »Widerlicher Schatten,
wo Kröten brüten, Ratten sich begatten,
Mikroben, Molche, Kobras, Kolibris!

Die Kronen runter! Licht in das Verlies!
Die Schreddermasse kommt auf die Rabatten!
Weg das Gehölz! Und rechts und links der Platten
wird eingekürzt bis unterhalb des Knies!«

Den siebten Tag verbrachten sie zufrieden
in ihrem mit Insektoherbiziden
desinfizierten Eden – dernier cri! –,

umzirkt von Plastik-Lego-Eisenbahnen,
von Lego-Moulin-rouges und Plastikplanen,
im Liegestuhl auf ihrer Deponie.

 

Kurhaus Klassik Open Air

Wie einst zu John, Paul, George und Ringo,
so strömt trotz Hexenschuß und Fango,
trotz Fußball, Tagesschau und »Django«
zu Hundertausenden der Gringo

zur Show von Placido Domingo.
Domingo pinselt, singt, tanzt Tango –
doch ob Zarzuela, ob Fandango:
ich bleibe einsam wie ein Dingo.

Der Dingo wittert, spitzt die Öhrchen –
doch was an seine Sinne dringt
von Monitoren und Membranen,

hat nichts zu tun mit dem Tenörchen,
das fern und winzig, kaum zu ahnen,
da vorn womöglich wirklich singt.

 

dreyer

Ernst-Jürgen Dreyer (Oschatz, 20 augustus 1934)

 

De Engelse dichter Edgar Albert Guest werd geboren op 20 augustus 1881 in Birmingham, Engeland. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006.

 

On Quitting

 How much grit do you think you’ve got?
Can you quit a thing that you like a lot?
You may talk of pluck; it’s an easy word,
And where’er you go it is often heard;
But can you tell to a jot or guess
Just how much courage you now possess?
You may stand to trouble and keep your grin,
But have you tackled self-discipline?
Have you ever issued commands to you
To quit the things that you like to do,
And then, when tempted and sorely swayed,
Those rigid orders have you obeyed?

Don’t boast of your grit till you’ve tried it out,
Nor prate to men of your courage stout,
For it’s easy enough to retain a grin
In the face of a fight there’s a chance to win,
But the sort of grit that is good to own
Is the stuff you need when you’re all alone.
How much grit do you think you’ve got?
Can you turn from joys that you like a lot?
Have you ever tested yourself to know
How far with yourself your will can go?
If you want to know if you have grit,
Just pick out a joy that you like, and quit.

It’s bully sport and it’s open fight;
It will keep you busy both day and night;
For the toughest kind of a game you’ll find
Is to make your body obey your mind.
And you never will know what is meant by grit
Unless there’s something you’ve tried to quit.

 

edgar_albert_guest

Edgar Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)

 

De Poolse schrijver Bolesław Prus (eig. Aleksander Glowacki) werd geboren in  Hrubieszów, Lublin, op 20 augustus 1847. Zijn ervaringen als opstandeling en gevangene verwerkte hij in zijn werk. Tussen 1886 en 1895 publiceerde hij vier grote romans (waaronder De Pop en Farao) die de sociale en maatschappelijke verhoudingen in zijn tijd weerspiegelen.

Uit: Shades

 

“At that moment, on the streets of Warsaw that are falling desert, there appears the curious figure of a man with a small flame over his head. He dashes down the sidewalk as if pursued by the darkness, stops for an instant at each lamp, then having kindled a merry light, vanishes like a shade.

And so it is every day of the year. Whether, in the fields, spring breathes out a fragrance of blossoms, or a July storm rages; whether, in the streets, unbridled autumn gales hurl clouds of dust, or winter snows billow through the air — always, as soon as evening comes, he runs down the city’s sidewalks with his little flame, kindles light, then disappears like a shade.

Where do you come from, man, and where do you keep yourself, that we know not your features nor hear your voice? Have you wife or mother who awaits your return? Or children who, having set your lantern in the corner, climb to your lap and embrace your neck? Have you friends to whom you tell your joys and sorrows, or acquaintances with whom you might speak of everyday events?

Have you, indeed, a home where you may be found? a name by which you may be called? needs and feelings that would make you a man like us? Or are you truly a formless, silent and intangible being that appears only at twilight, kindles light, then disappears like a shade?”

 

prus

Bolesław Prus (20 augustus 1847 – 19 mei 1912)

 

De Italiaanse dichter en criticus Salvatore Quasimodo werd geboren op 20 augustus 1901 in Modica op Sicilië. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006.

 

Als liefde je maar treft

Vergeet niet dat je leeft te midden van dieren
paarden, katten, ratten uit de riolen,
donker als de vrouw van Salomo, ontzaglijk
slagveld met zwaaiende banieren,
vergeet niet de hond, met tong en staart in de harmonie
met het irreële, noch de groene hagedis, de merel
nachtegaal, adder, hommel.  Of denk je soms
dat je leeft tussen reine mannen en deugdzame
vrouwen die niet weten van de kreet van de
verliefde kikker, groen als de groenste tak
van het bloed.
De vogels kijken je aan uit de bomen, en de
bladeren weten best dat de Geest dood is, voorgoed
het overschot ervan ruikt naar verbrand kraakbeen
en uitgebeten plastic; vergeet niet
dat je een vaardig en soepel dier bent
dat bruuskweg geweld aandoet en alles wil hebben
hier op aarde, voor de laatste schreeuw,
als het lichaam verval is van verdorde herinnering
en de geest naar het eeuwige einde dringt :
denk erom dat je het hoogste wezen kunt zijn
als liefde je maar goed in hart en nieren treft.

 

 

Vertaald door Catharina Ypes

 

Quasimodo

Salvatore Quasimodo (20 augustus 1901 – 14 juni 1968)

 

De Tsjechische schrijfster Sylvie Richterová werd geboren op 20 augustus 1945 in Brno. Na haar eindexamen gymnasium studeerde zij talen en volgde een opleiding tot tolk Frans en Russisch. In 1971 emigreerde zij naar Italië. Zij werkt aan de universiteit van Padua.

 

Uit: Abc-Buch der Vatersprache

 

Susanna verließ mit ihrer Familie die Tschechoslowakei im August 1981. Aleš fuhr als erster mit einem Lkw, den sie sich inklusive Fahrer gemietet hatten, um Familienmobiliar und verschiedene nützliche Gegenstände, einen Eimer zum Fußbodenwischen, Töpfe, Besteck, Handtücher und auch Bücher, von Brünn nach Wien zu transportieren. Es war nicht viel, aber der kleine Lkw war voll.

In Wien kletterte Aleš abgemagert und bleich aus der Fahrerkabine, weil er bis unmittelbar vor der Abfahrt der Großmutter den Umzug in die neue Wohnung in Brünn hatte machen müssen, den Familienbesitz teilen, den Familienbesitz einpacken, schätzen, verzollen, Verzeichnisse über seinen und den Familienbesitz schreiben, die Ausfuhrgenehmigung besorgen für Patenteinweckgläser, leer, einen getäfelten antiken Sekretär, beschädigt, chinesische Porzellanschüsseln, 2 Stück, Kinderschuhe, 6 Paar, etc. Er vollendete auch den Umbau des Einfamilienhauses, das ihm nicht mehr gehörte und in der Zukunft niemals außer in den Erinnerungen gehören sollte, in dem auch ein neues Bad nicht fehlte – er hatte es selbst installiert und gekachelt. Und er verabschiedete sich, von der Großmutter, von der anderen Großmutter, von der Großmutter, die er bestimmt noch sehen würde, von der Großmutter, die er

bestimmt nicht mehr wiedersehen würde, vom Großvater und so weiter.”

 

richterova_sylvie

Sylvie Richterová (Brno, 20 augustus 1945)

 

De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Bekend werd hij met talrijke verhalen en romans die veelal gaan over zijn geboortestreek en het lot van de mensen die daaruit verdreven werden.

 

Uit: Vaterland ohne Väter

 

So geht es den Soldaten: Sie sind Könige, wenn sie nach Hause kommen. Schwester Dorchen zog ihm die Stiefel aus, brachte ihm warme Puschen und machte sich daran, die verstaubten Knobelbecher zu putzen. Opa Wilhelm kam mit der Flasche, Mutter Bertha deckte den Tisch; noch bevor sie Platz nehmen konnten, geschah die Merkwürdigkeit, daß der Heimkehrer morgens um halb sieben im Stubensessel einschlief. So vergingen die ersten fünf Stunden seines Urlaubs im Schlaf. Als er aufwachte, fand er den Tisch festlich geschmückt. Seine Mutter trug Klopse auf und Kartoffelflinsen, zum Nachtisch brachte Dorchen eine Terrine kalter Brotsuppe, in der wie Kaulquappen süße Rosinen schwammen. Sie tafelten stundenlang, gerade so, als sei ein großes Fest, sagen wir mal eine Hochzeit, zu feiern. Auch den kleinen Franzosen holten sie an die gedeckte Tafel; Gerhard erklärte ihm, sein Bruder habe Frankreich besiegt. »Ob es Krieg gibt?« fragte die Mutter in die Brotsuppe hinein. »Ach, was du immer denkst, es ist ja längst Krieg!« Gerhard erzählte, die vielen Soldaten marschierten nach Indien, wo der Pfeffer wächst. Das hatte ihnen der Jungzugführer beim HJ-Unterricht gesagt. Klaren Schnaps für die Männer, die Frauen mußten sich mit Johannisbeerwein begnügen, der im vorigen Sommer gezogen worden war. 1940 war ein guter Weinsommer, wie überhaupt sich jenes Jahr gut anließ. Es wird wieder gute Jahre geben und Wein für kommende Feste. »Noch haben wir von allem genug«, beteuerte die Mutter. Opa Wilhelm nahm den Urlauber beiseite, um ihm zu sagen, die Russen seien gutmütige Menschen, nur wenn sie Wodka bekämen, neigten sie zur Wildheit.“

 

surminski1

Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)

Jonathan Coe, Ogden Nash, Li-Young Lee, Frank McCourt, James Gould Cozzens, Louis Th. Lehmann, Inigo de Mendoza

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Coe studeerde aan de King Edward’s School en aan Trinity College, Cambridge. Zijn romans, waarin hij vaak sociale en politike thema’s aansnijdt,  kenmerken zich door humor en satire. Zijn roman The Rotter´s Club uit 2001 is autobiografisch getint. Het boek werd zowel voor de radio als voor de televisie bewerkt.

Werk o.a: The Accidental Woman (1987), A Touch of Love (1989), What a Carve Up! (1994), The Closed Circle (2004)

 

Uit: The House of Sleep (1997)

 

“It was their final quarrel, that much was clear. But although he had been anticipating it for days, perhaps even for weeks, nothing could quell the tide of anger and resentment which now rose up inside him. She had been in the wrong, and had refused to admit it. Every argument he had attempted to put forward, every attempt to be conciliatory and sensible, had been distorted, twisted around and turned back against him. How dare she bring up that perfectly innocent evening he had spent in The Half Moon with Jennifer? How dare she call his gift ‘pathetic’, and claim that he was looking ‘shifty’ when he gave it to her? And how dare she bring up his mother–his mother, of all people–and accuse him of seeing her too often? As if that were some sort of comment on his maturity; on his masculinity, even…

He stared blindly ahead, unconscious of his surroundings or of his fellow pedestrians. ‘Bitch,’ he thought to himself, as her words came back to him. And then out loud, through clenched teeth, he shouted, ‘BITCH!’

After that, he felt slightly better.

Huge, grey and imposing, Ashdown stood on a headland, some twenty yards from the sheer face of the cliff, where it had stood for more than a hundred years. All day, the gulls wheeled around its spires and tourelles, keening themselves hoarse. All day and all night, the waves threw themselves dementedly against their rocky barricade, sending an endless roar like heavy traffic through the glacial rooms and mazy, echoing corridors of the old house. Even the emptiest parts of Ashdown–and most of it was now empty–were never silent. The most habitable rooms huddled together on the first and second floors, overlooking the sea, and during the day were flooded with chill sunlight. The kitchen, on the ground floor, was long and L-shaped, with a low ceiling; it had only three tiny windows, and was swathed in permanent shadow. Ashdown’s bleak, element-defying beauty masked the fact that it was, essentially, unfit for human occupation. Its oldest and nearest neighbours could remember, but scarcely believe, that it had once been a private residence, home to a family of only eight or nine. But two decades ago it had been acquired by the new university, and it now housed about two dozen students: a shifting population, as changeful as the ocean which lay at its feet, stretched towards the horizon, sickly green and heaving with endless disquiet.”

coe

Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Frederic Ogden Nash werd geboren in Rye, New York, op 19 augustus 1902. Zie ook mijn blog van 19 mei en mijn blog van 19 augustus 2006.

 

Goody for Our Side and Your Side Too

Foreigners are people somewhere else,
Natives are people at home;
If the place you’re at
Is your habitat,
You’re a foreigner, say in Rome.
But the scales of Justice balance true,
And tit leads into tat,
So the man who’s at home
When he stays in Rome
Is abroad when he’s where you’re at.

When we leave the limits of the land in which
Our birth certificates sat us,
It does not mean
Just a change of scene,
But also a change of status.
The Frenchman with his fetching beard,
The Scot with his kilt and sporran,
One moment he
May a native be,
And the next may find him foreign.

There’s many a difference quickly found
Bet
ween the different races,
But the only essential
Differential
Is living different places.
Yet such is the pride of prideful man,
From Austrians to Australians,
That wherever he is,
He regards as his,
And the natives there, as aliens.

Oh, I’ll be friends if you’ll be friends,
The foreigner tells the native,
And we’ll work together for our common ends
Like a preposition and a dative.
If our common ends seem mostly mine,
Why not, you ignorant foreigner?
And the native replies
Contrariwise;
And hence, my dears, the coroner.

So mind your manners when a native, please,
And doubly when you visit
And between us all
A rapport may fall
Ecstatically exquisite.
One simple thought, if you have it pat,
Will eliminate the coroner:
You may be a native in your habitat,
But to foreigners you’re just a foreigner.

 

ogden_nash

Ogden Nash (19 augustus 1902 – 19 mei 1971)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Hij stamt uit een Chinese familie. In 1959 ontvluchtte zijn familie het land vanwege de anti Chinese stemming en kwam via Hongkong, Macau en Japan uiteindelijk in 1964 in de VS terecht. Lee bezocht o.a. de universiteit van Oittsburgh, waar hij zijn liefde voor het schrijven ontwikkelde. Daarna doceerde hij zelf aan verschillende universiteiten, waaronder Northwestern en de University of Iowa. Terukerende thema’s in zijn poëzie zijn ballingschap en de moed om te rebelleren.

 

The Gift

To pull the metal splinter from my palm
my father recited a story in a low voice.
I watched his lovely face and not the blade.
Before the story ended, he’d removed
the iron sliver I thought I’d die from.

 

I can’t remember the tale,
but hear his voice still, a well
of dark water, a prayer.
And I recall his hands,
two measures of tenderness
he laid against my face,
the flames of discipline
he raised above my head.

 

Had you entered that afternoon
you would have thought you saw a man
planting something in a boy’s palm,
a silver tear, a tiny flame.
Had you followed that boy
you would have arrived here,
where I bend over my wife’s right hand.

 

Look how I shave her thumbnail down
so carefully she feels no pain.
Watch as I lift the splinter out.
I was seven when my father
took my hand like this,
and I did not hold that shard
between my fingers and think,
Metal that will bury me,
christen it Little Assassin,
Ore Going Deep for My Heart.
And I did not lift up my wound and cry,
Death visited here!
I did what a child does
when he’s given something to keep.
I kissed my father.

 

Li-Young-Lee

Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

De Iers-Amerikaanse schrijver Frank McCourt werd geboren op 19 augustus 1930 in New York als zoon van een immigrantenfamilie. Toen hij vier jaar was keerde zijn familie naar Ierland terug. Daar groeide hij in armoedige omstandigheden op in het katholieke Limerick. Zijn vader was werkloos en gaf het meeste van zijn uitkering aan drank uit. In 1949 had McCourt genoeg geld om een ticket naar New York te kunnen betalen. Daar werkte hij in hotels en ging hij in het leger. Na zijn diensttijd verdiende hij het geld om een studie te betalen in pakhuizen en op doks. Hij werd leraar en doceerde tenslotte op de gerenommeerde Stuyvesant High School in New York. Na zijn oensionering verwerkte McCourt zijn moeilijke jeugd in de autobiografische roman Angela’s Ashes. Het werd met zes miljoen verkochte exemplaren een internationale bestseller en leverde hem in 1997 de Pulitzer prijs op. Ook werd het boek in 1999 door Alan Parker verfilmd. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2006.

Uit: Angela’s Ashes

 

“First Communion day is the happiest day of your life because of The Collection and James Cagney at the Lyric Cinema. The night before I was so excited I couldn’t sleep till dawn. I’d still be sleeping if my grandmother hadn’t come banging at the door.

Get up! Get up! Get that child outa the bed. Happiest day of his life an’ him snorin’ above in the bed.

I ran to the kitchen. Take off that shirt, she said. I took off the shirt and she pushed me into a tin tub of icy cold water. My mother scrubbed me, my grandmother scrubbed me. I was raw, I was red.

They dried me. They dressed me in my black velvet First Communion suit with the white frilly shirt, the short pants, the white stockings, the black patent leather shoes. Around my arm they tied a white satin bow and on my lapel they pinned the Sacred Heart of Jesus, a picture with blood dripping from it, flames erupting all around it and on top a nasty-looking crown of thorns.

Come here till I comb your hair, said Grandma. Look at that mop, it won’t lie down. You didn’t get that hair from my side of the family. That’s that North of Ireland hair you got from your father. That’s the kind of hair you see on Presbyterians. If your mother had married a proper decent Limerick man you wouldn’t have this standing up, North of Ireland, Presbyterian hair.”

FrankMcCourt

Frank McCourt (New York, 19 augustus 1930)

 

De Amerikaanse schrijver James Gould Cozzens werd geboren op 19 augustus 1903 in Chicago. Hij studeerde twee jaar aan de universiteit van Harvard, waar hij in 1924 zijn eerste roman Confusion publiceerde. Een paar maanden later, ziek en geplaagd door schulden, verliet hij Harvard, ging naar New Brunswick in Canada en schreef zijn tweede roman Michael Scarlett. Geen van de boeken verkocht goed. Cozzens vertrok naar Cuba om les te geven aan kinderen van Amerikanen. Hij begon korte verhalen te schrijven en verzamelde materiaal voor Cock Pit (1928) en The Son of Perdition (1929). Tijdens WO II diende hij bij de Amerikaanse luchtmacht. Zijn ervaringen daar vormden de basis voor Guard of Honor, zijn romaqn uit 1948 die hem in 1949 de Pulitzer prijs opleverde. Verrassenderwijs werd By Love Possessed in 1957 een enorm succes. Het boek stond vierendertig weken op de The New York Times Best Seller list.

 

Uit: Snow Falling on Cedars

 

At the intersection of Center Valley Road and South Beach Drive Ishmael spied, ahead of him in the bend, a car that had failed to negotiate the grade as it coiled around a grove of snow-hung cedars. Ishmael recognized it as the Willys station wagon that belonged to Fujiko and Hisao Imada; in fact, Hisao was working with a shovel at its rear right wheel, which had dropped into the roadside drainage ditch.
Hisao Imada was small enough most of the time, but he looked even smaller bundled up in his winter clothes, his hat pulled low and his scarf across his chin so that only his mouth, nose, and eyes showed. Ishmael knew he would not ask for help, in part because San Piedro people never did, in part because such was his character. Ishmael decided to park at the bottom of the grade beside Gordon Ostrom’s mailbox and walk the fifty yards up South Beach Drive, keeping his DeSoto well out of the road while he convinced Hisao Imada to accept a ride from him.
Ishmael had known Hisao a long time. When he was eight years old he’d seen the Japanese man trudging along behind his swaybacked white plow horse: a Japanese man who carried a machete at his belt in order to cut down vine maples. His family lived in two canvas tents while they cleared their newly purchased property. They drew water from a feeder creek and warmed themselves at a slash pile kept burning by his children–girls in rubber boots, including Hatsue–who dragged branches and brought armfuls of brush to it.”

 

Cozzens

James Gould Cozzens (19 augustus 1903 – 9 augustus 1978)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en vertaler Louis Th. Lehmann, werd geboren op 19 augustus 1920 in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2006.

Als ‘k dood ben

Als ‘k dood ben zijn mijn kleren rare dingen.
De overhemden, nieuw of dragensbroos,
de pakken hangend waar ze altijd hingen,
steeds wijzend naar omlaag, besluiteloos.

Ik was ze, ik alleen droeg hen altoos.
En omdat ze mij vaak vervingen,
of omdat ik hen uit hun winkel koos;
zij tonen iets van mijn herinner
ingen.

Oh, vrienden, enigszins van mijn formaat,
ik roep U als de dood te wachten staat,
(maak ik het sterven bij bewustzijn mee)
‘k Geef U of leen, ’t zou niet de eerste keer zijn
mijn pakken, vormt met hen die mij niet meer zijn
dan langs mijn kist een onzwart defilé.

louisthlehmann

Louis Th. Lehmann (Rotterdam, 19 augustus 1920)

 

De Spaanse dichter Iñigo López de Mendoza werd geboren op 19 augustus 1398 in Carrión de los Condes, Palencia. Mendoza was van adelijke afkomst en diende aan het hof van Johan II van Kastilië en onderscheidde zich in militaire dienst. In zijn laatste levensjaren wijdde hij zich aan de literatuur. Zijn gedichten ontstonden onder invloed van de Italiaanse Renaissance.

 

 

SERRANILLA

From Calatrava as I took my way

At holy Mary’s shrine to kneel and pray,

And sleep upon my eyelids heavy lay,

There where the ground was very rough and wild,

I lost my path and met a peasant child:

From Finojosa, with the herds around her,

There in the fields I found her.

 

Upon a meadow green with tender grass,

With other rustic cowherds, lad and lass,

So sweet a thing to see I watched her pass:

My eyes could scarce believe her what they found her,

There with the herds around her.

 

I do not think that roses in the Spring

Are half so lovely in their fashioning:

My heart must needs avow this secret thing,

That had I known her first as then I found her,

From Finojosa, with the herds around her,

I had not strayed so far her face to see

That it might rob me of my liberty.

 

I questioned her, to know what she might say:

“Has she of Finojosa passed this way?”

She smiled and answered me: “In vain you sue,

Full well my heart discerns the hope in you:

But she of whom you speak, and have not found her.

Her heart is free, no thought of love has bound her,

Here with the herds around her.”

 

 

Vertaald door  John Pierrepont Rice

 

 

inigolopezmendoza

Iñigo López de Mendoza (19 augustus 1398 – 25 maart 1458)

Marc Degens, Ulrich Woelk, Jami, Hugo Bettauer, Václav Bolemír Nebeský

De Duitse schrijver Marc Degens werd geboren op 18 augustus 1971 in Essen. Hij studeerde germanistiek en sociologie in Bochum. Sinds 1999 leeft hij als zelfstandig schrijver in Berlijn. Hij is lid van de band Superschiff en uitgever van het online magazine satt.org en van de serie Schöner Lesen die wordt uitgegeven door de Berlijnse uitgeverij SuKuLTuR en die, opvallend genoeg, sinds 2004 in Duitsland wordt verspreid via snoepautomaten. Uit 1997 stamt zijn roman „vanity love“. In 2006 verscheen het verhaal RÜCKBAU, geïllustreerd met eigen tekeningen. 

Uit: unsere popmoderne

 

“vor uns, hinter uns, links, rechts, überall: polizei! sie knüppelten auf alles und jeden. auf frauen und männer, auf burschen und mädchen, jung und alt!
wir waren eingekesselt. marijke schluchzte und schrie. ich hatte eine volle ladung tränengas abbekommen. ich konnte nicht mehr atmen, schien zu ersticken, sackte zu boden, sah nur noch schwarz. marijke nahm meine hand, zerrte mich in eine seitenstraße. blind stolperte ich hinterher.
es war eine sackgasse. ich lehnte mich an die hauswand und übergab mich. marijke heulte vor wut. – das können die doch nicht tun! das können die doch nicht tun!
doch.
wir alle waren friedlich gewesen. der protestzug hielt vor der absperrung, wir skandierten sprechchöre, – keine gewalt, reckten transparente in die höhe, – assediarne 8 per liberare tutti, niemand war vermummt, der schwarze block war ganz woanders.”

marc-degens2

Marc Degens (Essen,  18 augustus 1971)

 

De Duitse schrijver Ulrich Woelk werd geboren op 18 augustus 1960 in Beuel bij Bonn. Tot 1987 studeerde hij natuurkunde in Tübingen, in 1991 promoveerde hij aan de Technische Universiteit in Berlijn. Tot 1994 was hij daar werkzaam als astrofysicus. Sinds 1995 leeft hij als zelfstandig schrijver in Berlijn. In 1990 ontving hij de Aspekte-Literaturpreis.

 Werk o.a:  Tod, Liebe, Verklärung (1992),  Amerikanische Reise (1996), Die letzte Vorstellung (2002), Die Einsamkeit des Astronomen (2005) .

Uit: Liebespaare (2001) 

“Ein Mann und eine Frau in einem Hotelzimmer auf einem Bett, dessen Decke dabei auf den Boden gerutscht ist. Haut und Nacht. Es ist zwei, halb drei vielleicht, draußen regnet es, der Schein der Straßenlaternen dringt von dort herein, und ein weiches Ineinander von Licht und Dunkelheit füllt den Raum. Neben ihr, auf dem Nachttisch, glimmen die roten Ziffern des Radioweckers, starr wie die Augen eines Tieres, das einen verschlingen wird. Zeit. Drei Uhr sieben, mit nutzloser Genauigkeit. Es ist kühl jetzt, so ohne Decke. Auf dem Boden liegen ihre Sachen, seine. Wirre Häuflein aus Dunkelheit. Einander ausziehen: Schultern, Arme, Nervosität. Jetzt liegt sein Körper reglos auf dem Laken, das Gelände seines Rückens weiß und flach wie der Mond. So nah und so fern. Mit den Händen seine Haut berühren, noch einmal darüberstreichen …
Als sie aufsteht vom Bett, behält das kurz aufraschelnde Laken ihre Warme zurück, einen unsichtbaren Abdruck ihres Körpers, der sich auflösen und bis zum Morgen verwehen wird. Der Flor des Teppichbodens schluckt das Geräusch ihrer Schritte, als wäre sie schon jetzt nicht mehr da. Sie geht zum Fenster und sieht hinaus auf den Platz, es ist der Gendarmenmarkt, kein Mensch dort unten jetzt, das Pflaster eine weite wäßrige Leere heute nacht, über den Türmen der beiden Dome vermischt sich der Regen mit den Lichtern der Stadt zum kuppelförmigen Glitzern eines riesigen Schüttelglases. Eine Puppenstadt. Ist alles nur ein Spiel, die Liebe.“
   

woelk

Ulrich Woelk (Beuel, 18 augustus 1960)

 

De Perzische dichter Moulana Nuruddin Abdorrahman Jami werd geboren op 18 augustus 1414 in een dorpje bij Jam, in het huidige Afghanistan. Zijn familie verhuisde naar Heart, waar hij wiskunde, natuurkunde, Arabische literatuur en islamitische filosofie kon studeren. Hij voltooide zijn studies in Samarkand. Zijn nalatenschap bestaat uit 81 werken, waaronder gedichtbundels, geschiedkundige, filosofische, taalkundige werken en commentaren.  

One who travell’d in the Desert
Saw MAJNUN where he was sitting
All alone like a Magician
Tracing Letters in the Sand.
‘Oh distracted Lover! writing
What the Sword-wind of the Desert
Undeciphers so that no one
After you shall understand’.
MAJNUN answer’d — ‘I am writing
Only for myself, and only
“LAILA” —if for ever “LAILA”
Writing, in that Word a Volume,
Over which for ever poring,
From her very Name I sip
In fancy, till I drink, her Lip’.

*

  God said to the Prophet David–
‘David, whom I have exalted
From the sheep to be my People’s
Shepherd, by your
Justice my
Revelation justify.
Lest the misbelieving—yea,
The Fire-adoring Princes rather
Be my Prophets, who fulfill,
Knowing not my WORD, my WILL’.

Vertaald door Edward Fitzgerald  

jam1
Jami (18 augustus 1414 – 19 november 1492)

 

De Oostenrijkse schrijver en journalist Hugo Bettauer werd geboren op 18 augustus 1872 in Baden bij Wenen. In 1899 trok hij naar New York waar hij als correspondent en redacteur bij verschillende kranten werkte. Na zijn terugkeer naar Oostenrijk in 1910 was de Amerikaanse staatsburger redacteur bij de Neue Freien Presse en in 1924 richtte hij het tijdschrift Er und Sie op, Wochenschrift für Lebenskultur und Erotik, dat echter na vijf afleveringen moest stoppen. Zijn roman „Die Stadt ohne Juden” uit 1922 werd verfilmd en was bij de première in 1924 aanleiding voor hevige demonstraties. Een half jaar later werd Bettauer in Wenen door een nationaalsocialistische fanaticus doodgeschoten. Ook zijn roman “Die freudlose Gasse” werd verfilmd, en wel met niemand minder dan Greta Garbo.

Uit: Die Stadt ohne Juden 

“Von der Universität bis zur Bellaria umlagerte das schöne, ruhige und vornehme Parlamentsgebäude eine einzige Menschenmauer. Ganz Wien schien sich an diesem Junitag um die zehnte Vormittagsstunde versammelt zu haben, um dort zu sein, wo sich ein historisches Ereignis von unabsehbarer Tragweite abspielen sollte. Bürger und Arbeiter, Damen und Frauen aus dem Volke, halbwüchsige Burschen und Greise, junge Mädchen, kleine Kinder, Kranke im Rollwagen, alles quoll durcheinander, schrie, politisierte und schwitzte. Und immer wieder fand sich ein Begeisterter, der plötzlich an den Kreis um ihn herum eine Ansprache hielt und immer wieder brauste der Ruf auf: »Hinaus mit den Juden!« Sonst pflegten bei ähnlichen Demonstrationen hier und dort Leute mit gebogener Nase oder besonders schwarzem Haar weidlich verprügelt zu werden; diesmal kam es zu keinem solchen Zwischenfall, denn Jüdisches war weit und breit nicht zu sehen, und zudem hatten die Kaffeehäuser und Bankgeschäfte am Franzens- und Schottenring, in weiser Erkenntnis aller Möglichkeiten, ihre Pforten geschlossen und die Rollbalken herabgezogen.”    

Bettauer

Hugo Bettauer (18 augustus 1872 – 26 maart 1925)

 

De Tsjechische dichter en vertaler Václav Bolemír Nebeský werd geboren op 18 augustus 1818 in Nový Dvůr. Hij studeerde filosofie, Griekse geschiedenis en Tsjechische literatuur aan de Karelsuniversiteit in Praag. In 1850 werd hij redacteur van het tijdschrift Muzejník, dat hij tot 1861 leidde. Daarnaast was hij secretaris van het Tsjechische museum. In 1874 werd hij ernstig ziek en ging hij met vervroegd pensioen. Zijn grootste liefde was de poëzie. Ook vertaalde hij dramatisch werk van Griekse dichters.  

Es war Täuschung und süße Träumerei … 

Es war Täuschung und süße Träumerei,
nie verwinde ich diese Zeit;
die Erinnerung an meine Liebe
macht wie Efeu auf Gräbern sich breit.
 

Die Erinnerung überglänzt bei weitem
meiner Wehmut Abendrot am Horizont,
in meinem Herzen will es tönen
wie es abends vom Kirchturm kommt.
 

Für meine Seele wird deine Liebe
ein Lied sein wie Nachtigallen,
denen im nahen, verwilderten Hain
zu spät es ist eingefallen.
  

Vertaald door Brigitte Struzyk&nbsp

nebesky
Václav Bolemír Nebeský (18 augustus 1818 – 17 augustus 1882)

 

Jonathan Franzen, Tsegaye Gabre-Medhin, Roger Peyrefitte, V. S. Naipaul

De Amerikaanse schrijver Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Hij groeide op in St. Louis en studeerde in het begin van de jaren tachtig in Berlijn. In 1988 verscheen zijn debuutroman The Twenty-Seventh City. In 1992 volgde Strong Motion en in 2001 kreeg hij voor zijn derde boek The Corrections de National Book Award. In 2002 verscheen de bundel essays How to be alone. 

Uit: The Corrections 

„The madness of an autumn prairie cold front coming through. You could feel it: something terrible was going to happen. The sun low in the sky, a minor light, a cooling star. Gust after gust of disorder. Trees restless, temperatures falling, the whole northern religion of things coming to an end. No children in the yards here. Shadows lengthened on yellowing zoysia. Red oaks and pin oaks and swamp white oaks rained acorns on houses with no mortgage. Storm windows shuddered in the empty bedrooms. And the drone and hiccup of a clothes dryer, the nasal contention of a leaf blower, the ripening of local apples in a paper bag, the smell of the gasoline with which Alfred Lambert had cleaned the paintbrush from his morning painting of the wicker love seat.Three in the afternoon was a time of danger in these gerontocratic suburbs of St. Jude. Alfred had awakened in the great blue chair in which he’d been sleeping since lunch. He’d had his nap and there would be no local news until five o’clock. Two empty hours were a sinus in which infections, bred. He struggled to his feet and stood by the Ping-Pong table, listening in vain for Enid.”   

franzen

Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Ethiopische schrijver Tsegaye Gabre-Medhin werd geboren op 17 augustus 1936 in Boda bij Ambo. Hij studeerde experimenteel theater in Londen en Parijs. Van 1961 tot 1971 was hij directeur van het Ethiopische Nationale Theater. Hij schreef gedichten, toneelstukken en essays. Zijn moedertaal was het Afaan Oromo, maar hij schreef in het Amhaars. Zijn landgenoten vergeleken hem met Shakespeare. Van hem vertaalde Gabre-Medhin ook werk, evenals van Brecht en Molière.  

 

Prologue to African Conscience

Tamed to bend
Into the model chairs
Carpentered for it
By the friendly pharos of its time
The black conscience flutters
Yet is taken in.

it looks right
It looks left
It forgets to look into its own self:
The broken yoke threatens to return
Only, this time
In the luring shape
Of luxury and golden chains
That frees the body
And enslaves the mind.

Into its head
The old dragon sun
Now breathes hot civilization
And the wise brains
Of the strong sons of the tribes
Pant
With an even more strange suffocation.

Its new self awareness
(In spite of its tribal ills)
Wishes to patch
its torn spirits together:
Its past and present masters
(With their army of ghosts
That remained to haunt the earth)
Hook its innermost soul
And tear it apart:
And the african conscience
Still moans molested
Still remains drifting uprooted.

 

tsegea1

Tsegaye Gabre-Medhin (17 augustus 1936 – 25 februari 2006)

 

De Franse schrijver en diplomaat Roger Peyrefitte werd geboren op 17 augustus 1907 in  Castres. Na zijn afstuderen ving hij een diplomatieke carrière aan als ambassadesecretaris in Athene van 1933 tot 1938. Zijn openbaar homoseksueel gedrag werd een tijdje gedoogd tot hij gedwongen werd ontslag te nemen om ‘familiale redenen’. Terug op de Quai d’Orsay, het hoofdkwartier van de Franse diplomaten, gaf hij na enige tijd ontslag ‘om persoonlijke redenen’, maar werd in volle oorlogstijd in 1943 gereïntegreerd in de “carrière”. In februari 1945 zag hij zich verplicht, nu om politieke redenen, zich volledig uit de diplomatieke wereld terug te trekken. Ondertussen was hij een literaire loopbaan begonnen met de publicatie van de ‘Amitiés’, dat een overweldigend succes kende en meteen bekroond werd met de Renaudot-prijs. In 1964 werd het boek ‘Les Amitiés particuliéres’ verfilmd.    

 Uit: Roy 

« En un tournemain, il ôta sa robe de chambre pour se présenter sans voiles dans toute sa gloire. Puis, avec délices, il défit la ceinture de Bob, lui enleva le T-shirt de la strict éducation, son
slip, son short, le contempla nu, avec ses chaussettes, ses baskets et son sexe, aussi raide que le sien. C’est Roy qui agissait avec l’autorité de l’acte final qu’il s’apprêtait à accomplir. Un de ses doigts gagna l’orifice dans lequel Jim avait joui ici, l’automne dernier. Bob, à son tour, le caressait au même endroit. « Ah ! ce cul toujours sans poils », dit-il. Roy continuait à tâter la place, si tendrement velue, qui avait encore la moiteur de la course.
 » 

Peyrefitte

Roger Peyrefitte (17 augustus 1907 – 5 november 2000)

 

De Britse schrijver Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul werd geboren op 17 augustus 1932 in Chaguanas, Trinidad en Tobago. Zie ook mijn blog van 17 augustus 2006.

  

Uit: Half a Life 

“Roger said one day, “My editor is coming to London soon. You know I do him a weekly letter about books and plays. I also drop the odd word about cultural personalities. He pays me ten pounds a week. I suppose he’s coming to check on me. He says he wants to meet my friends. I’ve promised him an intellectual London dinner party, and you must come, Willie. It will be the first party in the Marble Arch house. I’ll present you as a literary star to be. In Proust there’s a social figure called Swann. He likes sometimes for his own pleasure to bring together dissimilar people, to create a social nosegay, as he says. I am hoping to do something like that for the editor. There’ll be a Negro I met in West Africa when I did my National Service. He is the son of a West Indian who went to live in West Africa as part of the Back to Africa movement. His name is Marcus, after the black crook who founded the movement. You’ll like him. He’s very charming, very urbane. He is dedicated to inter-racial sex and is quite insatiable. When we first met in West Africa his talk was almost all about sex. To keep my end up I said that African women were attractive. He said, ‘If you like the animal thing.’ He is now training to be a diplomat for when his country becomes independent, and to him London is paradise. He has two ambitions. The first is to have a grandchild who will be pure white in appearance. He is half-way there. He has five mulatto children, by five white women, and he feels that all he has to do now is to keep an eye on the children and make sure they don’t let him down. He wants when he is old to walk down the King’s Road with this white grand child. People will stare and the child will say, loudly, ‘What are they staring at, Grandfather?’ His second ambition is to be the first black man to have an account at Coutts. That’s the Queen’s bank.”    

vsnaipaul

V. S. Naipaul (Chaganuas, 17 augustus 1932)

In memoriam Jos Brink


De Nederlandse cabaretier, musicalster en schrijver Jos Brink is vanmiddag overleden. Jos Brink werd op 19 juni 1942 in Heiloo geboren. Hij verwierf ook grote bekendheid als predikant, hoorspelacteur en tv-presentator. Als dichter denkt men niet zo gauw aan hem, maar hij schreef ook wel poëzie.  

MET DICHTE OGEN  

Als ik mijn ogen sluit zie ik dat jij er bent 
en met mijn ogen kan ik door je haren woelen
en met mijn ogen weer je lippen voelen
en alles wat ik heb verkend.
 
Ik zie je handen met mijn ogen dicht
en hoe je vingers zacht de mijne kusten
en in de bedding van mijn heupen rustten
en naast het mijne jouw gezicht.
 
Ik lees die  woorden. 'Dag'. 'Voorbij' en 'Uit'
staat bloedrood aan de binnenkant geschreven.
En God, waarom is het mij niet gegeven
dat ik echt mijn ogen sluit.  
 
 
Jos Brink
 
 

 

jos-brink
Jos Brink (19 juni 1942 – 17 augustus 2007)

 

 

Susanne Fischer, Moritz Rinke

Beste lezers,

De nieuwe editor heeft nog steeds streken, daarom blijf ik het aantal postings beperken. Voor meer schrijfsters en schrijvers kunt u dus terecht op mijn alternatieve blog adres en hiernaast bij Romenu II.

  

De Duitse schrijfster Susanne Fischer werd geboren op 16 augustus 1960 in Hamburg. Zij studeerde germanistiek en politicologie en werkte van 1980 tot 1988 als freelance journaliste en hoorspellector. Van 1989 tot 2001 was zij wetenschappelijk medewerkster van de Arno Schmidt Stiftung, Bargfeld, daarna zakelijk leidster van dezelfde stichting. Vanaf 1995 was zij columniste bij de tageszeiung. Zij publiceerde in talrijke bloemlezingen.

 Uit: Die Platzanweiserin

 »Es war ein Schlag, wissen Sie, er ist beim Frühstück vom Küchenstuhl gefallen.« Kummer und Erregung tanzten in den Waagschalen, mal leicht, mal schwer, sie wußte selbst nicht, welcher Empfindung sie zum Sieg verhelfen würde. Max war in den Keller verschwunden, ohne daß sie es bemerkt hatte. In der Küche, in der wir standen, trug der Vorhang dasselbe Muster wie die Tapete, und es hätte mich nicht gewundert, wenn auch die alte Frau ein Kleid aus jenem Stoff besessen hatte, doch jetzt war sie schwarz überlackiert von den Schultern bis zum Knie, in ein Witwcnfutteral gesteckt, traurig schon, aber eben auch nagelneu, ungewohnt, glänzend und knarzig. Der Abfluß roch, ein Haus mit Mundgeruch, die Witwe war unschlüssig, ob sie es bemerken sollte oder ihr Haus liebevoll vorstellen wie einen alten Pullover, den andere immer so vergammelt finden, während man selbst weiß, wie einzigartig er paßt. Aber die Witwe schrumpfte schon, das Reihenhaus schlotterte um ihren Bauch, es warf Falten und hatte Halsentzündung. Nicht mehr lange, und es würde sie ausgespien haben.

 

 
Fischer_Sus
Susanne Fischer  (Hamburg, 16 augustus 1960)

 

De Duitse (toneel)schrijver Moritz Rinke werd geboren op 16 augustus 1967 in Worpswede bij Bremen. Hij studeerde toegepaste theaterwetenschappen en werkte vervolgens voor kranten als de Süddeutsche Zeitung, Frankfurter Allgemeine Zeitung, Die Zeit en Theater heute. Als redacteur bij de Berlijnse Der Tagesspiegel ontving hij tweemaal de Axel-Springer-Preis. Eenmaal voor zijn verslag van de Love Parade in 1997 en een keer voor zijn reportage Ein Tag mit Marlene. Sinds 1999 schrijft hij theaterstukken. Hij actualiseerde Die Nibelungen voor de Nibelungenfestspiele in Worms in 2002 en 2003.   

Uit: Das große Stolpern


“Kürzlich war ich gebucht auf Lufthansa von Stuttgart nach Berlin. Dieser Flug war

so ungefähr das Schlimmste, was ich an Personenbeförderung je erlebt habe.
Ich saß neben Dolly Buster. Ich hatte sie gerade auf ihren schönen Talisman angesprochen, da ging es los. Sie konnte gerade noch sagen, dass das ein tibetischer Buddha sei, da gerieten wir in große Turbulenzen, die Stewardessen mussten ihren Service einstellen und alle schrien.
Ich selbst wurde von einer Turbulenz auf die Seite von Dolly Buster hinübergeworfen und lag auf ihrer riesigen linken Brust. Sie sagte immer wieder in ihrem wunderbaren Akzent: ‘Wir stürzzzen ab, wir stürzzzzen ab’, und ich überlegte mir, wie groß die Chance zu überleben sei, wenn ich jetzt einfach zwischen den beiden Brüsten von Dolly Buster wäre, als mir Busters Buddha hart ans Brustbein drückte.
Ich sagte noch ‘Pardon’, sie entgegnete ‘Ist doch jetzt egal’ – aber wir überlebten.
Im Bus flüsterte sie: ‘Kommen Sie doch auf die Cebit- Fachmesse in Hannover, da bin ich auch!’ Auf einer ICE-Reise Tage später las ich: ‘Die FDP ist sexy – Stimmen Sie mit Dolly Buster für die Liberalen!’ Ich stieg sofort in Hannover aus, aber ich habe sie nicht gefunden auf der Fachmesse.”

 



Rinke1
Moritz Rinke (Worpswede, 16 augustus 1967)

 

Guillaume van der Graft

Beste lezers,

Voor een uitvoeriger bericht kunt u voorlopig terecht op mijn alternatieve blog adres. De ervaringen van de laatste dagen met de mix van twee editors is me slecht bekomen. Misschien is het een kwestie van wennen. Ik blijf het proberen. Maar voor meer schrijfsters en schrijvers kunt u dus terecht op bovenstaande link en hiernaast bij Romenu II.

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Hij studeerde korte tijd letteren in Leiden (1938-1939). Daarna ging hij in militaire dienst, om vervolgens theologie te gaan studeren in Utrecht. Omdat hij weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen, werd hij in 1943 in het kader van de Arbeitseinsatz te werk gesteld in Berlijn. Na de oorlog wordt hij eerst hulppredikant, later Nederlands Hervormd predikant in Hardenberg (1946). In 1950 werd hij predikant in Nijmegen. Van 1954-1959 was hij in Amsterdam studiesecretaris van de dr. G van der Leeuwstichting en zette hij samen met de musicus Frits Mehrtens en de theoloog ds. W.G. Overbosch in de Maranathakerk de Nocturnen op. In 1959 werd Barnard door tuberculose een aantal jaren uitgeschakeld. Daarna bleef hij studiesecretaris, maar werd hij bijstand in het pastoraat van de gemeente Rozendaal in Gelderland (1961). Hier bleef hij tot 1971, waarna hij naar Ellecom verhuisde. In 1973 kreeg hij een nieuwe fysieke en psychische inzinking die resulteren in zijn emeritaat in 1975. In 1978 vestigt hij zich in Utrecht. Later ging hij over tot de Oud-katholieke Kerk.Van der Graf voelde zich altijd meer dichter-theoloog dan predikant. Er staan talloze dichtbundels op zijn naam, en hij is een van de belangrijkste dichters in het Liedboek voor de Kerken, waaraan hij jaren heeft gewerkt.

Onder de wolk

2
Blind is het buiten die nipte lichtkring
waar ik in verkeer, wel verkeren moet, wereld
noem ik het maar, aarde en nog wat,

je luistert toch niet. Niets ben jij, alles
misschien, maar niets voor mij. Wat ik geloof
(of dat is weer te veel gezegd), waar ik

aan hecht is die toverlantaarn van
verhalen, over een wolk die meeschoof

en als het donker werd, nestelde in die
wolk een zwerm daglicht, dat was dan genoeg.

 

Gymnasiumcultuur

Lichaamsbeweging, zeggen ze,
anders word je te vadsig,
log de gestalte en sponzig.
Dus ik moet lopen,

zwemmen liefst, volleybal
spelen, gewichtheffen,
paardrijden, trimmen en
flink zijn.

Maar ik loop toch? Ik schrijf
tegenspraak in de lucht,
laat mijn oog wandelen
over het water,

draag op mijn oren de
last van de herrie, het
dood gewicht van de haat,
ik draaf door op mijn nachtmerrie

en ik kaats
woorden over
het net tussen twee
betekenissen.

VanDerGraft
Guillaume van der Graft (Rotterdam, 15 augustus 1920)

 

 

 

PROTEST, Sibilla Aleramo

Beste lezers,

Hier stond vandaag al een nieuwe post van twaalf nieuwe schrijfsters en schrijvers. Dankzij de mix van de oude en de nieuwe editor is de opmaak daarvan echter geheel de mist in gegaan. Ik heb er nu al twee en een half uur aan gewerkt om hem weer goed te krijgen. Tevergeefs. Omdat alles ook nog van invloed was op de opmaak van de eerdere berichten heb ik alles weer moeten verwijderen. Vandaag laat ik het dus bij een schrijfster. Het moet wel leuk blijven! U vindt de overige 11 schrijfsters en schrijvers op mijn nieuwe adres.

De Italiaanse schrijfster Sibilla Aleramo (eig. Rina Faccio) werd geboren in Alessandria op  14 augustus 1876. . Faccio bracht haar jeugd door in Milaan tot haar twaalfde, waarna de familie naar een klein dorpje verhuisde waar Ambrogio Faccio een glasfabriek leidde. Faccio’s jeugd was niet gelukkig en onbezorgd. Het huwelijk van haar ouders was een mislukking. De jonge Faccio begon op haar 16de als bibliothecaresse te werken in de fabriek van haar vader. Ze was erg ongelukkig, belandde in een crisis en probeerde zelfmoord te plegen door van een balkon te springen. Op deze leeftijd trouwde ze met de boekhouder Ulderico Pierangeli. Hij was een oudere en starre man die totaal verschillend was van zijn gevoelige tienerbruid. Het was een ongelukkig huwelijk, waaruit in 1895 de zoon Walter voortkwam. De komst van het kind maakte het huwelijk waarin Faccio zich gevangen voelde, niet beter. Ze begon verhalen en artikelen te schrijven en werkte voor het feministische tijdschrift Vita Moderna. In 1901 verliet ze haar man en zoon en begon een nieuw leven. Ze had verschillende relaties, onder anderen met de schrijver Giovanni Cena, directeur van het literaire tijdschrift Nuova Antologia. In 1906 publiceerde ze haar eerste boek Una donna, in hoge mate biografisch. Met dit werk nam de schrijfster de naam Sibilla Aleramo aan. In 1919 publiceerde Aleramo Il passaggio (De Wandeling) en in 1920 haar eerste dichtenbundel Momenti (Ogenblikken). 

Uit: A Woman (Una donna, vertaald door Rosalind Delmar) 

“Did this man own me? I have only a vague and depressed memory of my indescribable confusion in the days that followed, but I know that gradually I came to believe that he did. My life, already shaken by my father’s desertion,was now suddenly turned upside down, tragically altered. What had I become? What would happen to me? My childhood was certainly at an end. I had taken such pride in being independent and thinking for myself that I now suffered agonies; but this same pride prevented me from indulging in tears. . . . Never for one moment did I imagine that I might be the victim of a cold-blooded strategy.”   

sibillaaleramo

Sibilla Aleramo (14 augustus 1876 – 13 januari 1960)

Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Will Clarke, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding, Albert Sorel

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2006.

Uit: Stupeur et tremblements

Le 8 janvier 1990, l’ascenseur me cracha au dernier étage de l’immeuble Yumimoto. La fenêtre, au bout du hall, m’aspira comme l’eût fait le hublot brisé d’un avion. Loin, très loin, il y avait la ville – si loin que je doutais d’y avoir jamais mis les pieds.
Je ne songeai même pas qu’il eût fallu me présenter à la réception. En vérité, il n’y avait dans ma tête aucune pensée, rien que la fascination pour le vide, par la baie vitrée.
Une voix rauque finit par prononcer mon nom, derrière moi. Je me retournai. Un homme d’une cinquantaine d’années, petit, maigre et laid, me regardait avec mécontentement.
– Pourquoi n’avez-vous pas averti la réceptionniste de votre arrivée ? me demanda-t-il.
Je ne trouvai rien à répondre et ne répondis rien. J’inclinai la tête et les épaules, constatant qu’en une dizaine de minutes, sans avoir prononcé un seul mot, j’avais déjà produit une mauvaise impression, le jour de mon entrée dans la compagnie Yumimoto.
L’homme me dit qu’il s’appelait monsieur Saito. Il me conduisit à travers d’innombrables et immenses salles, dans lesquelles il me présenta à des hordes de gens, dont j’oubliais les noms au fur et à mesure qu’il les énonçait.
Il m’introduisit ensuite dans le bureau où siégeait son supérieur, monsieur Omochi, qui était énorme et effrayant, ce qui prouvait qu’il était le vice-président.
Puis il me montra une porte et m’annonça d’un air solennel que, derrière elle, il y avait monsieur Haneda, Je président. Il allait de soi qu’il ne fallait pas songer à le rencontrer.
Enfin, il me guida jusqu’à une salle gigantesque dans laquelle travaillaient une quarantaine de personnes. Il me désigna ma place, qui était juste en face de celle de ma supérieure directe, mademoiselle Mori. Cette dernière était en réunion et me rejoindrait en début d’après-midi.”

NOTHOMB_A

Amélie Nothomb (Kobe. 13 augustus 1967)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau (eig. Nikolaus Franz Niembsch Edler von Strehlenau) werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Nadat zijn vader, een Hongaarse ambtenaar in Boedapest was gestorven, bleven de kinderen alleen met hun moederachter totdat zij in 1811 opnieuw trouwde. Lenau studeerde in Wenen en Pressburg, eerst rechten, later medicijnen, maar kon niet echt voor een beroep kiezen. Wel begon hij al op jeugdige leeftijd gedichten te schrijven. Na de dood van zijn moeder in 1829 werd hij zwaarmoedig. In een brief schreef hij: ‘Ik ben melancholisch; het kompas van mijn ziel trilt de hele tijd en oriënteert zich op het lijden van het leven. Religie noch liefde is, naar het mij toeschijnt, in staat dit lijden te verzachten of zelfs maar te verklaren.” Ondanks alle melancholie echter wist hij tussen 1832 en 1844 een omvangrijk werk tot stand te brengen. Lenau was een typische vertegenwoordiger van de Weltschmerz, die begon met Lord Byron en zijn hoogtepunt bereikte met Giacomo Leopardi. Robert Schumann, Franz Liszt en Richard Strauss hebben veel liederen van hem op muziek gezet.

Einsamkeit

2

Der Wind ist fremd, du kannst ihn nicht umfassen,
Der Stein ist tot, du wirst beim kalten, derben
Umsonst um eine Trosteskunde werben,
So fühlst du auch bei Rosen dich verlassen;

Bald siehst du sie, dein ungewahr, erblassen,
Beschäftigt nur mit ihrem eignen Sterben.
Geh weiter: überall grüßt dich Verderben
In der Geschöpfe langen dunklen Gassen;

Siehst hier und dort sie aus den Hütten schauen,
Dann schlagen sie vor dir die Fenster zu,
Die Hütten stürzen, und du fühlst ein Grauen.

Lieblos und ohne Gott! der Weg ist schaurig,
Der Zugwind in den Gassen kalt; und du? –
Die ganze Welt ist zum Verzweifeln traurig.

 

Eenzaamheid II

De wind is vreemd, waait langs je buiten mate.
De steen is dood. Jij zult slechts koelte erven.
Geen woord van troost zul jij van hem verwerven,
Noch kan het bleke rood van rozen baten.

Zij gaan je zonder acht op jou verlaten,
Alleen bekommerd om hun eigen sterven.
Loop verder: overal groet je verderven
In de van schepselen verstoken straten.

Jij ziet ze hier en daar uit hutten kijken.
Zij slaan de luiken dicht. Jij gaat voorbij.
Jij beeft van top tot teen: de hutten wijken.

Geen liefde en geen God. De weg bevriest.
De wind jaagt ijzig door de straat. En jij? –
De hele wereld is wanhopig triest.

Vertaald door Frans Roumen

 

Eitel nichts!

’s ist eitel nichts, wohin mein Aug ich hefte!
Das Leben ist ein vielbesagtes Wandern,
Ein wüstes Jagen ists von dem zum andern,
Und unterwegs verlieren wir die Kräfte.

Ja, könnte man zum letzten Erdenziele
Noch als derselbe frische Bursche kommen,
Wie man den ersten Anlauf hat genommen,
So möchte man noch lachen zu dem Spiele.

Doch trägt uns eine Macht von Stund zu Stund,
Wie’s Krüglein, das am Brunnenstein zersprang,
Und dessen Inhalt sickert auf den Grund,

So weit es ging, den ganzen Weg entlang.
Nun ist es leer; wer mag daraus noch trinken?
Und zu den andern Scherben muß es sinken.

 

Herbstentschluß

Trübe Wolken, Herbstesluft,
Einsam wandl ich meine Straßen,
Welkes Laub, kein Vogel ruft –
Ach, wie stille! wie verlassen!

Todeskühl der Winter naht;
Wo sind, Wälder, eure Wonnen?
Fluren, eurer vollen Saat
Goldne Wellen sind verronnen!

Es ist worden kühl und spät,
Nebel auf der Wiese weidet,
Durch die öden Haine weht
Heimweh; – alles flieht und scheidet.

Herz, vernimmst du diesen Klang
Von den felsentstürzten Bächen?
Zeit gewesen wär es lang,
Daß wir ernsthaft uns besprechen!

Herz, du hast dir selber oft
Wehgetan und hast es andern,
Weil du hast geliebt, gehofft;
Nun ists aus, wir müssen wandern!

Auf die Reise will ich fest
Ein dich schließen und verwahren,
Draußen mag ein linder West
Oder Sturm vorüberfahren;

Daß wir unsern letzten Gang
Schweigsam wandeln und alleine,
Daß auf unsern Grabeshang
Niemand als der Regen weine!

lenau

Nikolaus Lenau  (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)

 

De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana. Clarke publiceerde zijn romans eerst zelf op internet en via onafhankelijke boekwinkels. Uiteindelijk werden ze kort na de eeuwwisseling underground successen. Later werd zijn werk heruitgegeven door Simon & Schuster en kon de schrijver de filmrechten verkopen aan Hollywood.

Uit: Lord Vishnu’s Love Handles A Spy Novel (Sort Of)

“Shelby is a slut. She is also my wife. And that presents certain problems. Actually it presents major problems; I just don’t like to think about them. Mainly because I have no real way of knowing that Shelby is a slut. I just have these dreams. And I can’t exactly say to her over breakfast, “Honey, I had this dream last night that Reed Bindler was knocking your bottom out. And I think this needs to stop.”

That would be crazy talk. And I’ve spent my life pushing crazy talk like that to the back of my mind so that I could lead a normal existence. So that I could have a happy life here in Dallas. With Shelby and our two-year-old son, Noah. We live in a big Mission-style house on Lakewood Boulevard. I’ve got a green Range Rover and a hyper Border Collie named Max. It’s a good life. And I don’t think I should mess it up just because I have bad dreams about Shelby. That would be stupid.

However, to be perfectly honest, I do have this habit of just knowing things. And that scares me. What’s wild is my knowledge has no logical basis. I didn’t read it in a book or pick it up in conversation. Sometimes I just know. And I’m not talking about getting a weird feeling about lottery numbers or shit like that. I’m talking about full blown, I-know-this-for-a-fact, Jack. Like right now, I know that the phone is about to ring and it’s going to be Shelby’s mom. And I know that Noah is about to get a sore throat. I can taste it coming on. And sure enough, he gets one. And sure enough, the phone rings and it’s my mother-in-law.”

Clarke

Will Clarke (Shreveport, 13 augustus 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood, New Jersey. In zijn jeugd verslond hij Tolkien en John Irving en hij besloot al op zeer jonge leeftijd schrijver te worden. Hij studeerde Engels in Yale en behaalde zijn MA in Engels en creatief schrijven aan de Syracuse University. Hij trouwde met de schrijfster Mary Granfield. In 1994 publiceerde Perrotta zijn eerste boek Bad Haircut: Stories of the Seventies, gevolgd door The Wishbones, zijn eerste roman uit 1997. Little Children verscheen in 2004 en werd genoemd op verschillende lijsten “Best Books of 2004”, waaronder die van The New York Times Book Review, Newsweek, National Public Radio, and People magazine. In 2006 schreef Perrotta mee aan de filmversie van Little Children.

Uit: Little Children

“Jerry and I started watching that Jim Carrey movie the other night?”This was Cheryl, mother of Christian, a husky three-and-a-half-year-old who swaggered around the playground like a Mafia chieftain, shooting the younger children with any object that could plausibly stand in as a gun–a straw, a half-eaten banana, even a Barbie doll that had been abandoned in the sandbox. Sarah despised the boy and found it hard to look his mother in the eye. “The Pet Guy?” inquired Mary Ann, mother of Troy and Isabelle. “I don’t get it. Since when did passing gas become so hilarious?” Only since there was human life on earth, Sarah thought, wishing she had the guts to say it out loud. Mary Ann was one of those depressing supermoms, a tiny, elaborately made-up woman who dressed in spandex workout clothes, drove an SUV the size of a UPS van, and listened to conservative talk radio all day. No matter how many hints Sarah dropped to the contrary, Mary Ann refused to believe that any of the other mothers thought any less of Rush Limbaugh or any more of Hillary Clinton than she did. Every day Sarah came to the playground determined to set her straight, and every day she chickened out. “Not the Pet Guy,” Cheryl said. “The state trooper with the split personality.”

Perotta

Tom Perrotta (Garwood, US 1961)

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf G. Binding werd geboren op 13 augustus 1867 in Basel. Na een militaire carrière tot het einde van de Eerste Wereldoorlog (hij bracht het tot Rittmeister en Staboffizier) legde hij zich vooral toe op de literatuur en op de paardenfokkerij. In 1934 werd hij voorzitter van de Deutsche Akademie der Dichtung. In zijn “Antwort eines Deutschen” verdedigde hij het NS-Duitsland tegen zijn critici. Voor de nazi’s was Binding, die tot het eliaire en grootburgerlijk schrijversestablishment behoorde, een belangrijk propagandainstrument. Binding zelf, die zich bereidwillig als uithangbord liet gebruiken, hoewel hij later afstand nam van het „nazigepeupel“, was echter eerder een onpolitiek schrijver die ook al in de repupliek van Weimar populair was en in aanzien stond. Oplagen van ruim een half miljoen exemplaren voor zijn novellen Opfergang (1912) en Moselfahrt aus Liebeskummer (1932) – beide verfilmd – maar ook talrijke heruitgaven van zijn werken zeggen veel over zijn populariteit. Andere titels zijn Legenden der Zeit (1921) en het autobiografische Erlebtes Leben (1928). Binding was volgens sommigen een exponent van de conservatieve revolutie.

Gleichung

Soll ich dann nicht mehr sein,
wenn ich dir fern bin?
Wirst du dann Erde sein,
wenn ich ein Stern bin?

Folgest du mir nicht mehr,
wenn ich entschwunden?
Wenn ich entfesselt schon,
bist du gebunden?

Leben und Tod ist nur
gleiches Berauschen.
Sterne und Erde sind
nicht mehr zu tauschen.

Sterb` ich dir heute nicht,
sterb` ich dir morgen;
Schwebend im Gleich des All
sind wir geborgen.

BindingFoto

Rudolf G. Binding (13 augustus 1867 – 4 augustus 1938)

 

De Franse schrijver en historicus Albert Sorel werd geboren op 13 augustus 1842 in Honfleur, Calvados. Als historicus beschreef hij o.a. de ontwikkeling van zijn land, dat hij beschoude als „la France généreuse“. Hoewel een zekere mate van nationalisme hem niet vreemd was benoemde hij verkeerde ontwikkelingen in de Franse buitenlandse politiek van de 19e eeuw zakelijk en onverbloemd. Sorel schreef ook twee romans: „La grande falaise“ (1872) und „Le Docteur Egra“ (1873).

Uit: Talleyrand au congres de Vienne          

“On a dit tant de mal de Talleyrand que, pour parler de lui avec quelque nouveauté, il faut en dire du bien. Je ne dirai rien de l’homme : il est sacrifié, et je ne me risquerai pas à en esquisser le portrait, après la terrible eau-forte de Sainte-Beuve. D’ailleurs, sur l’homme nous n’avons rien appris depuis cette anatomie qui en a mis à nu toutes les infirmités, soudé toutes les plaies secrètes et découvert le squelette. Mais il reste le politique et le négociateur. Sainte-Beuve l’avait à peine touché : les pièces manquaient. C’est pourtant la partie essentielle de sa vie. Le reste n’a d’intérêt que par là ; supprimez ce grand rôle sur la première scène du monde, qu’importeraient la chronique de coulisse et les portraits en déshabillé ? Son histoire publique est une partie de la nôtre : tout ce qui relève en lui l’homme d’État élève l’État qu’il a servi. C’est un côté des choses qu’il est bon de considérer. Talleyrand a été mêlé à deux plus grands actes de notre histoire moderne : dans les deux scènes qui marquent le début de la fin de l’ère de la révolution, les Etats généraux et le Congrès de Vienne, il a paru sur le premier plan et donné des impulsions décisives. Ce sera toujours l’intérêt supérieur de sa carrière, et c’est ce qu’avait senti sir Henri Bulwer lorsqu’il composa cet Essai qui est, au demeurant, ce que nous possédons de plus complet sur Talleyrand. « Je voulais, écrivait-il à Sainte-Beuve, montré le côté sérieux et censé du caractère de cet homme du XVIIIe siècle, sans faire du tort à son esprit et trop louer son honnêteté. »”

sorel

Albert Sorel (13 augustus 1842 – 29 juni 1906)