Jan Gresshoff, Hans Carossa, François de La Rochefoucauld

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Greshoff werd geboren op 15 december 1888 in Nieuw Helvoet. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

Uit: Afscheid van Europa

 “Toen ik besloot het rammelende Europa te verlaten, wist ik niet welk een bittere beslissing dit zou blijken. De laatste dagen in Parijs waren nu achteraf gezien de zwaarste in mijn leven van komen en gaan. Dit leek toen onherroepelijk en bleek ook onherroepelijk te zijn. Het Europa dat ik verliet, stierf zonder één kans op wederopstanding. Wij joegen geen twijfelachtig vermaak na, hoezeer een langzame vaart langs Afrika’s oostkust ons ook aantrok; wij ondernamen een stap welke de zin en de vorm van ons bestaan zou wijzigen. Zo bezit ik nu drie groepen van vrienden en bekenden, door de geschiedkundige ontwikkeling van elkaar gescheiden. Allereerst de oude beproefden van vóór mijn afscheid van de oude wereld. Vervolgens die mij met hartelijkheid en tact de ellende van de verwijdering en de eerste oorlogsjaren hielpen dragen en tenslotte de enkelen die in mijn geest en gevoel onherroepelijk met New York verbonden zijn. Iedere vriend is omgeven door een eigen atmosfeer, welke mijn verhouding tot hem, de zijne tot mij bepaalt. Van mijn levensleerjaren had ik altijd een kleine groep om mij heen met wie ik mij verwant gevoelde, zonder wie ik het bestaan niet kon denken, omdat zij met hun rijke gaven mij het vertrouwen schonken dat ik broodnodig had. Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat mijn jeugd voor een belangrijk deel door mijn vriendschappen gemáákt werd. Ik kan mij met de beste wil niet voorstellen wat er van mij geworden zou zijn, hoe ik er nu uit zou zien als ik om en bij 1908 niet Van Eyck, Bloem, Holst, Besnard, Van Nijlen had leren kennen; later niet zoveel met Van Schendel verkeerd had, vervolgens niet mijn bondgenootschap met Du Perron, Ter Braak, Binnendijk, Marsman gesloten had; als Van Wyk Louw en Marnix Gijsen, Ries en Opperman; als van der Veen, Dubois, Vroman, Ab Visser niet in mijn leven getreden waren. En ik begrijp de waarde van dit alles, daar ik sedert lang reeds het ogenblik bereikt heb waarin, volgens een wijs man als Courteline: ‘l’on n’éprouve plus que trois désirs: avoir les mêmes pays, relire les mêmes livres, garder les mêmes amis’.

Werkelijk, ik kan het zonder mijn portretten niet stellen! De herinnering is een onvolmaakt werktuig, onbetrouwbaar en weinig standvastig. De werkelijkheid is vluchtig als ether. En het is zaak die zo snel mogelijk te bestendigen in een voorstelling welke wij onveranderlijk wanen, doch die inderdaad haar wezen en vorm mèt de wisseling van ons innerlijk leven wijzigt.”

 

Greshoff

Jan Greshoff (15 december 1888 – 19 maart 1971)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Carossa werd geboren op 15 december 1878 in Bad Tölz. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

Barbaratag

Kirschenzweige bringt ein Mädchen
Über kahle kalte Heide.
Dämmertag ist Nacht geworden
Dörfchen blinkt wie Lichtgeschmeide

Engelstimme singt vom Himmel:
Dunkler Reiser, seid erkoren.
Staubverweht sind lang die Blumen,
Feld und Garten eingefroren.

Ihr nur werdet grünend leben,
wenn der Erde Pflanzen fehlen.
Heilige Nacht wird Blüten treiben,
und ein Glück kommt in die Seelen.

Letztes Rot verlischt am Walde
Ton in Lüften bebt entschwindend.
Über die verhüllte Heide
Haucht der Bergwind, Schnee verkündend.

 

Der alte Brunnen

Lösch aus dein Licht und schlaf! Das immer wache

Geplätscher nur vom alten Brunnen tönt.

Wer aber Gast war unter meinem Dache,

Hat sich stets bald an diesen Ton gewöhnt.

 

Zwar kann es einmal sein, wenn du schon mitten

Im Traume bist, daß Unruh geht ums Haus,

Der Kies beim Brunnen knirscht von harten Tritten,

Das helle Plätschern setzt auf einmal aus,

 

Und du erwachst, – dann mußt du nicht erschrecken!

Die Sterne stehn vollzählig überm Land,

Und nur ein Wandrer trat ans Marmorbecken,

Der schöpft vom Brunnen mit der hohlen Hand.

 

Er geht gleich weiter. Und es rauscht wie immer.

O freue dich, du bleibst nicht einsam hier.

Viel Wandrer gehen fern im Sternenschimmer,

Und mancher noch ist auf dem Weg zu dir.

 

Carossa

Hans Carossa (15 december 1878 – 13 september 1956)

 

 

De Franse schrijver François de La Rochefoucauld werd geboren op 15 december 1613 in Parijs. Zie ook mijn blog van 15 december 2006.

P. C. Hooftprijs 2008 voor Abram de Swaan

De P.C. Hooftprijs 2008 is vrijdag toegekend aan schrijver en socioloog Abram de Swaan.

 

De Nederlandse schrijver en socioloog Abram de Swaan werd geboren op 8 januari 1942. De Swaan studeerde politicologie aan de UvA en aan twee Amerikaanse universiteiten: Yale en Berkeley. Hij was redactielid van het studentenblad Propria Cures (1963-’65) en van De Gids. In 1973 promoveerde hij cum laude op het onderwerp coalitievorming, om in hetzelfde jaar nog lector en in 1977 hoogleraar te worden. Tussendoor studeerde hij psychoanalyse en hij werkte daadwerkelijk als psychotherapeut van 1973 tot 1984. Later publiceerde hij over dit onderwerp. Ook heeft hij verschillende gasthoogleraarschappen aan buitenlandse universiteiten bekleed. De Swaan is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie der Wetenschappen.

 

 

Uit: Amerika in termijnen

 

Vulgariteit

 

“Amerika was het land van de techniek en Europa bezat cultuur. Dat was zo ongeveer de taakverdeling die de westerse mensheid voor de continenten had gemaakt. En als dan de Amerikaanse toeristen kwamen, uiteraard met sigaar en fototoestel en een or-di-nair overhemd, dan gingen wij vlug op de stoep van onze oude kathedraal staan en medelijdend toekijken hoe weinig die Amerikanen wel van onze cultuur begrepen. Het was wel even slikken als ze na het maken van de foto’s wegsuisden in hun 8-cilinder slee, maar wij hadden dan nog altijd onze kathedraal en onze paleizen, .ook al waren we er nooit of in geen jaren binnen geweest. Maar eerlijk is eerlijk, zij geld en techniek en wij geschiedenis en cultuur. De Amerikanen wilden geen spelbrekers zijn en lieten het maar zo. Ze geloofden er eigenlijk zelf ook wel in. Alleen, zo langzamerhand hingen er meer impressionisten in New York dan in Parijs. Goed dat was gekocht met een overvloed van harde dollars, kunst, met geweld. Dat zei nog niets over Amerika’s cultuur. Nog een tijdje later speelden ze Shakespeare beter op Broadway dan in Londen. En er kwamen veel meer mensen kijken. Maar dat was Broadway en dat zat vol neon en bioscopen, dat telt dus niet, dat is commercie, geen cultuur, maar het begon er al wel vervaarlijk op te lijken. Dat de grootste bibliotheken in Amerika staan, dat komt natuurlijk alleen door de dollars, liefde voor de grote getallen en verzameldrift. Dat de beste universiteiten in de Verenigde Staten zijn, dat is uiteraard enkel maar te danken aan de Europese immigranten uit de jaren dertig.
Maar gastvrij was het wel. En hoe komt het dat ze dertig jaar later nóg beter zijn? Alleen maar technisch, raketten, weetje wel. Dat is geen echte cultuur. Dat is meer knutselen met computers. Computers ! Zodra ze overweg konden met het toetsenbord begonnen bijbelgeleerden aan een computeronderzoek naar het auteurschap van de Pentateuch, anderen zochten naar de geheime grondslagen van het schaakspel door het met de machine uit te spelen. Psychologen ontrafelden de motieven voor zelfmoord, taaigeleerden onderzochten gewoonten in het taalgebruik. Bijbel, schaak, zelfmoord en taal, met cultuur heeft dit alles niets van doen: de Amerikanen weten er niets beters mee uit te richten dan optellen en aftrekken, ze willen alles uitrekenen met machines. Het doet er niet toe wat er uit komt, ze missen het wezen van de taal, het wezen van de dingen. Want het wezen is van ons, van Europa.”

 

abramdeswaan

Abram de Swaan (8 januari 1942)

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Robert Long, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007.

Uit: De Avonden

” ‘Uit de diepten heb ik geroepen,’ zei hij bij zichzelf, ‘maar mijn stem is niet gehoord. Bessen-appel. Nu ga ik op weg naar huis. Eeuwige, enige, onze God, ik ga naar mijn ouders.’ Zijn ogen werden vochtig.
‘Eeuwige, enige, almachtige, onze God,’ zei hij zacht, ‘vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.’ ‘Luister,’ zei hij, ‘mijn vader is doof als de pest. Hij hoort weinig, het is niet de moeite van het noemen waard. Schiet voor de grap een kanon bij zijn oor af. dan vraagt hij, of er gebeld wordt. hij slurpt bij het eten. Hij schept suiker met de dessertlepel. Hij neemt het vlees in zijn vingers. Hij laat winden, zonder dat iemand er een nodig heeft. Hij weet niet, waar de gulden in moet. Als hij een ei pelt, weet hij niet, waar de schaal heen moet. Hij vraagt in het Engels, of er nog nieuws is. Hij mengt het eten op zijn bord door elkaar. Eeuwige
God, ik weet, dat het niet ongezien is gebleven.’
Er passeerde hem een groep van zes meisjes, die naast elkaar gearmd, nu eens hard holden, dan weer hun vaart inhielden. ‘Hij morst bij het uitkloppen van zijn pijp,’  fluisterde hij, toen ze voorbij waren. ‘Hij maakt postzegels weg. Niet expres, maar hij maakt ze weg. Je bent ze kwijt, en daar gaat het toch maar om. Hij veegt zijn vingers af aan zijn kleren. Hij zet de radio af. Als ik sol zeg met de vork, denkt hij, dat ik gek ben. En hij prikt in de schalen. Dat is onrein. En vaak heeft hij geen das aan. maar groot is zijn goedheid.’ Hij bleef staan en tuur over het water. ‘Zie mijn moeder,’ zegt hij zacht. ‘ze zegt, dat ik gezellig thuis moet blijven. Dat ik de witte slipover aan moet doen. Ze bakt oliebollen met verkeerde stukjes appel. Dat zal ik u bij gelegenheid wel eens uitleggen. Zij maakt de kachel aan met een heleboel rook. En ze heeft de zoldersleutels laten verbranden. Almachtige, eeuwige, ze dacht dat ze wijn kocht, maar het was vruchtensap. De lieve, de goede. Bessen-appel. Ze gaat met haar kop heen en weer. Ze is mijn moeder. Zie haar onmetelijke goedheid.’  Hij veegde met zijn mouw een traan uit zijn rechterooghoek en liep verder.
‘Duizend jaren zijn voor u als de dag van gisteren,’ ging hij voort, ‘en als een wake in de nacht. Zie de dagen van mijn ouders. De ouderdom nadert, ziekten nemen bezit van hen, en er is geen hoop. De dood nadert, en het graf gaapt. Een graf is het eigenlijk niet, want ze komen in een urn: daar betalen we elke week voor.’ Hij schudde het hoofd.
‘Zie hen,’  fluisterde hij. ‘Er is voor hen geen hoop. Ze leven in eenzaamheid. waar ze om zich heen tasten, is leegte. Hun lichamen zijn een prooi van het verval. Haar heeft hij nog wel op zijn kop, een flinke bos. Nee, kaal is hij niet. Maar dat komt nog wel.’ 
Hij had de huisdeur bereikt. ‘Vrede,’ dacht hij, ‘het is voorbij. Het is vrede. Een verheven blijmoedigheid stijgt op.’ Met voorovergebogen hoofd ging hij naar binnen, klom zacht de trap op en liep langzaam door de gang. in de huiskamer stond zijn vader in ondergoed bij de kachel. ‘Goedenavond,’  zei Frits. ‘Zo, mijn jongen,’  antwoordde de man. ‘Hoe kan iemand zo’n uitpuilende buik krijgen?’  dacht Frits. ‘Een zwangere huisknecht.’  ‘Almachtige God,’ zei hij bij zichzelf, ‘zie dit. Hoe heet zulk ondergoed met hemd en onderbroek uit één stuk? Hansop, geloof ik.’  Hij bekeek de kleding nauwlettend. Aan de achterkant, onder aan de rug, was een lange, vertikale spleet, die open stond. ‘Ik kan zijn reet zien,’ dacht hij. ‘ De klep om te kakken staat open.’ ‘Almachtige God,’  zei hij bij zichzelf, ‘zie toe: zijn reet is te zien. Zie deze man. Het is mijn vader. behoed hem. Bescherm hem. Leid hem in vrede. Hij is uw kind.’

reve

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1943 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.

Van dood

 van dood kan ik
geen leven maken

alleen nog herinnering

van wat wij bespraken

de muziek van Poco en
het proefwerk Frans

vertelde ik tevergeefs

over moeilijke romans

die je niet kan lezen

en hoe jij op je

fiets kunt racen

want waar dit vers
geschreven wordt

kwam je nooit met

je overgangsrapport

 

Verjaardag van Gijsje en Goethe

dit lied met
rijmend toebehoren
is de triestheid aangeboren

vandaag verschoof je
met een jaar
tot veertienvoudig
doodsgevaar

waarom jou hechten
aan een taal
waarin het leed
nooit maksimaal
wordt uitgelegd

dat pijn
zo onterecht
mij toegedacht
dit doelloos vers
volbracht

buch

Boudewijn Büch (14 december 1943 – 23 november 2002)

 

De Franse schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006

En nog even dit: Het was gisteren al weer een jaar geleden dat zanger en liedjesschrijver Robert Long is overleden. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.

Een schitterende jongen

Wat zou ik graag een schitterende jongen willen zijn
Zo een waarvoor de mensen blijven staan
Die nooit onopgemerkt voorbij kan gaan
Omdat de mensheid steeds naar hem moet kijken
En fluisteren: daar gaat Sebastiaan
Zo’n jongen waar ze graag op willen lijken

Wat zou ik graag een welgeschapen jongen willen zijn

Maar zonder hoogmoed, zonder eigenwaan

En met een trots en mannelijk orgaan

Dat zoet en heel vertederend kan hangen

Maar fier en onverbiddelijk gaat staan

Wanneer ik naar jouw liefde zou verlangen

 

De wereld zou begrijpen hoe het zat

En lachend zeggen: Kijk, twee koningszonen

Leg vruchten, wierrook, mirre voor hun tronen

Ze houden van mekaar, hé zie je dat?

Wat zou ik graag een wonderschone jongen willen zijn

Gekleed in een katoenen pantalon

Met billen als een perzik in de zon

Die steeds weer jouw verlangen zouden wekken

Als een constante inspiratiebron

Om mij tegen jouw lichaam aan te trekken

 

Wat zou ik graag een droombeeld van een jongen willen zijn

Zo’n knaap waaraan echt alles is gelukt

Voor wie je vlier en korenbloemen plukt

En latirus, seringen en pioenen

Die sierlijk loopt en zit en staat en bukt

En die je in zijn hals zou willen zoenen

En op een weiland in het verse hooi

Zou ik je mijn verliefdheid laten blijken

De mensen zouden stilletjes staan kijken

En zuchten: Ach wat is de liefde mooi

 

Wat zou ik graag een jongen zoals jij bent willen zijn

Maar ja, ik ben de vijftig al voorbij

En geen Sebastiaan, zo zie ik mij

Een man met lijnen, rimpeltjes en vouwen

Maar als ik net zo mooi zou zijn als jij

Zou jij dan nog wel van mij kunnen houden?

 

robertlong-thisisrobertlong

Robert Long (22 oktober 1943 – 13 december 2006)

Heinrich Heine, Kenneth Patchen, Robert Gernhardt

De Duitse dichter Heinrich Heine werd geboren in Düsseldorf op 13 december 1797. Zie ook mijn blog van 13 december 2006.

Das Fräulein stand am Meere

Das Fräulein stand am Meere
Und seufzte lang und bang.
Es rührte sie so sehre
der Sonnenuntergang.

 

Mein Fräulein! Sein sie munter,
Das ist ein altes Stück;
Hier vorne geht sie unter
Und kehrt von hinten zurück.

 

Nachtgedanken

Denk ich an Deutschland in der Nacht,
Dann bin ich um den Schlaf gebracht,
Ich kann nicht mehr die Augen schließen,
Und meine heißen Tränen fließen.

Die Jahre kommen und vergehn!
Seit ich die Mutter nicht gesehn,
Zwölf Jahre sind schon hingegangen;
Es wächst mein Sehnen und Verlangen.

Mein Sehnen und Verlangen wächst.
Die alte Frau hat mich behext,
Ich denke immer an die alte,
Die alte Frau, die Gott erhalte!

Die alte Frau hat mich so lieb,
Und in den Briefen, die sie schrieb,
Seh ich, wie ihre Hand gezittert,
Wie tief das Mutterherz erschüttert.

Die Mutter liegt mir stets im Sinn.
Zwölf lange Jahre flossen hin,
Zwölf lange Jahre sind verflossen,
Seit ich sie nicht ans Herz geschlossen.

Deutschland hat ewigen Bestand,
Es ist ein kerngesundes Land,
Mit seinen Eichen, seinen Linden,
Werd ich es immer wiederfinden.

Nach Deutschland lechzt ich nicht so sehr,
Wenn nicht die Mutter dorten wär;
Das Vaterland wird nie verderben,
Jedoch die alte Frau kann sterben.

Seit ich das Land verlassen hab,
So viele sanken dort ins Grab,
Die ich geliebt – wenn ich sie zähle,
So will verbluten meine Seele.

Und zählen muß ich – Mit der Zahl
Schwillt immer höher meine Qual,
Mir ist, als wälzten sich die Leichen,
Auf meine Brust – Gottlob! sie weichen!

Gottlob! durch meine Fenster bricht
Französisch heitres Tageslicht;
Es kommt mein Weib, schön wie der Morgen,
Und lächelt fort die deutschen Sorgen.

 

Hast du die Lippen mir wundgeküßt

Hast du die Lippen mir wundgeküßt,
So küsse sie wieder heil,
Und wenn du bis Abend nicht fertig bist,
So hat es auch keine Eil.

Du hast ja noch die ganze Nacht,
Du Herzallerliebste mein!
Man kann in solch einer ganzen Nacht
Viel küssen und selig sein.

heine

Heinrich Heine (13 december 1797- 17 februari 1856)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 13 december 2006.

De Amerikaanse dichter  Kenneth Patchen werd geboren op 13 december 1911.

De Duitse dichter en schrijver  Robert Gernhardt werd op 13 december 1937 in het Estische Reval (het huidige Tallinn) geboren.

Gustave Flaubert, John James Osborne, Shrinivási

De Franse schrijver Gustave Flaubert werd op 12 december 1821 geboren in Rouen. Zie ook mijn blog van 12 december 2006.

Uit: Bouvard et Pécuchet

Comme il faisait une chaleur de 33 degrés, le boulevard Bourdon se trouvait absolument désert.
Plus bas le canal Saint-Martin, fermé par les deux écluses étalait en ligne droite son eau couleur d’encre. Il y avait au milieu, un bateau plein de bois, et sur la berge deux rangs de barriques.
Au delà du canal, entre les maisons que séparent des chantiers le grand ciel pur se découpait en plaques d’outremer, et sous la réverbération du soleil, les façades blanches, les toits d’ardoises, les quais de granit éblouissaient. Une rumeur confuse montait du loin dans l’atmosphère tiède ; et tout semblait engourdi par le désoeuvrement du dimanche et la tristesse des jours d’été.
Deux hommes parurent.
L’un venait de la Bastille, l’autre du Jardin des Plantes. Le plus grand, vêtu de toile, marchait le chapeau en arrière, le gilet déboutonné et sa cravate à la main. Le plus petit, dont le corps disparaissait dans une redingote marron, baissait la tête sous une casquette à visière pointue.
Quand ils furent arrivés au milieu du boulevard, ils s’assirent à la même minute, sur le même banc.
Pour s’essuyer le front, ils retirèrent leurs coiffures, que chacun posa près de soi ; et le petit homme aperçut écrit dans le chapeau de son voisin : Bouvard ; pendant que celui-ci distinguait aisément dans la casquette du particulier en redingote le mot : Pécuchet.
— “Tiens !” dit-il “nous avons eu la même idée, celle d’inscrire notre nom dans nos couvre-chefs.”
— “Mon Dieu, oui ! on pourrait prendre le mien à mon bureau !”

— “C’est comme moi, je suis employé.”
Alors ils se considérèrent.
L’aspect aimable de Bouvard charma de suite Pécuchet.
Ses yeux bleuâtres, toujours entreclos, souriaient dans son visage colore. Un pantalon à grand-pont, qui godait par le bas sur des souliers de castor, moulait son ventre, faisait bouffer sa chemise à la ceinture ; — et ses cheveux blonds, frisés d’eux-mêmes en boucles légères, lui donnaient quelque chose d’enfantin.
Il poussait du bout des lèvres une espèce de sifflement continu.
L’air sérieux de Pécuchet frappa Bouvard.
On aurait dit qu’il portait une perruque, tant les mèches garnissant son crâne élevé étaient plates et noires. Sa figure semblait tout en profil, à cause du nez qui descendait très bas. Ses jambes prises dans des tuyaux de lasting manquaient de proportion avec la longueur du buste ; et il avait une voix forte, caverneuse.
Cette exclamation lui échappa : — “Comme on serait bien à la campagne !”
Mais la banlieue, selon Bouvard, était assommante par le tapage des guinguettes. Pécuchet pensait de même. Il commençait néanmoins à se sentir fatigué de la capitale, Bouvard aussi.
Et leurs yeux erraient sur des tas de pierres à bâtir, sur l’eau hideuse où une botte de paille flottait, sur la cheminée d’une usine se dressant à l’horizon ; des miasmes d’égout s’exhalaient. Ils se tournèrent de l’autre côté. Alors, ils eurent devant eux les murs du Grenier d’abondance.

 

flaubert

Gustave Flaubert (12 december 1821 – 8 mei 1880)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 12 december 2006.

 

De Engelse toneelschrijver John James Osborne werd geboren op 12 dezember 1929 in Fulham.

 
De Surinaamse dichter Shrinivási werd geboren op 12 december 1926 op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname.

 

Naguib Mahfouz, Aleksandr Solzjenitsyn, Alfred de Musset

De Egyptische schrijver Naguib Mahfouz werd geboren op 11 december 1911 in Caïro. Zie ook mijn blog van 30 augustus 2006 en mijn blog van 11 december 2006.

Uit: Midaq Alley

Many things combine to show that Midaq Alley is one of the gems of times gone by and that it once shone forth like a flashing star in the history of Cairo. Which Cairo do I mean? That of the Fatimids, the Mamlukes or the Sultans? Only God and the archaeologists know the answer to that, but in any case, the alley is certainly an ancient relic and a precious one. How could it be otherwise with its stone-paved surface leading directly to the historic Sanadiqiya Street. And then there is its coffeeshop known as “Kirsha’s”. Its walls decorated with multicolored arabesques, now crumbling, give off strong odors from the medicines of olden times, smells which have now become the spices and folk-cures of today and tomorrow …

Although Midaq Alley lives in almost complete isolation from all surrounding activity, it clamors with a distinctive and personal life of its own. Fundamentally and basically, its roots connect with life as a whole and yet, at the same time, it retains a number of the secrets of a world now past.

The sun began to set and Midaq Alley was veiled in the brown hues of the glow. The darkness was all the greater because it was enclosed like a trap between three walls. It rose unevenly from Sanadiqiya Street. One of its sides consisted of a shop, a café and a bakery, the other of another shop and an office. It ends abruptly, just as its ancient glory did, with two adjoining houses, each of three storeys.”

Mahfouz

Naguib Mahfouz (11 december 1911 – 30 augustus 2006)

 

De Russische schrijver en historicus Aleksandr Isajevitsj Solzjenitsyn werd geboren in Kislovodskb op 11 december 1918. Zie ook mijn blog van 11 december 2006.

 

Uit: Der Archipel Gulag (Vertaald door Anna Peturnik)

 

Im Jahre 1949 etwa fielen uns, einigen Freunden, eine bemerkenswerte Notiz aus der Zeitschrift “Die Natur”, herausgegeben von der Akademie der Wissenschaften, in die Hände. Da stand in kleinen Lettern geschrieben, man habe bei Ausgrabungen am Fluß Kolyma eine unterirdische Eislinse freigelegt, einen gefrorenen Urstrom, und darin ebenfalls eingefrorene Exemplare einer urzeitlichen … Fauna. Ob’s Fische waren oder Tritonen: der gelehrte Korrospondent bezeugte, sie seien so frisch gewesen, dass die Anwesenden, sobald das Eis entfernt was, die Tiere MIT GENUSS verspeisten.
Die keineswegs zahlreichen Leser der Zeitschrift waren wohl nicht wenig verwundert zu erfahren, wie lange Fischfleisch im Eis Frische zu bewahren imstande ist. Doch nur einzelne vermochten den wahren, den monumentalen Sinn der unbesonnenen Notiz zu erfassen.
WIR begriffen ihn sofort. Wir sahen das Bild klar und in allen Details vor uns: Wie die Anwesenden mit verbissener Euile auf das Eis einhackten; wie sie, alle hehren Interessen der Ichtiologie mit Füßen tretend, einander stoßend und vorwärtsdrängend, das tausend Jahre alte Fleisch in Stücke schlugen, diese zum Feuer schleppten, auftauen ließen und sich daran sättigten. Wir begriffen es, weil wir selbst zu jenen Anwesenden gehörten, zu jenem auf Erden einzigartigen mächtigen Stamm der SEKI, der Strafgefangenen, der Lagerhäftlinge, die allein es zustande brachten, einen Tritonen MIT GENUSS zu verspeisen.”

 

180px-Aleksandr_solzhenitsyn_gulag

Aleksandr Solzjenitsyn (Kislovodskb, 11 december 1918)

 

 

De Franse dichter en schrijver Alfred de Musset werd geboren op 11 december 1810 in Parijs. Zie ook mijn blog van 11 december 2006.

 

Emily Dickinson, Nelly Sachs, Gertrud Kolmar, Karl Heinrich Waggerl, Ara Baliozian, Eugène Sue

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 10 december 2006.

Because I could not stop for Death

Because I could not stop for Death –
He kindly stopped for me –
The Carriage held but just Ourselves –
And Immortality.

We slowly drove – He knew no haste
And I had put away
My labor and my leisure too,
For His Civility –

We passed the School, where Children strove
At Recess – in the Ring –
We passed the Fields of Gazing Grain –
We passed the Setting Sun –

Or rather – He passed us –
The Dews drew quivering and chill –
For only Gossamer, my Gown –
My Tippet – only Tulle –

We paused before a House that seemed
A Swelling of the Ground –
The Roof was scarcely visible –
The Cornice – in the Ground –

Since then – ’tis Centuries – and yet
Feels shorter than the Day
I first surmised the Horses’ Heads
Were toward Eternity –

 

The Soul unto itself

The Soul unto itself
Is an imperial friend –
Or the most agonizing Spy –
An Enemy – could send –

Secure against its own –
No treason it can fear –
Itself – its Sovereign – of itself
The Soul should stand in Awe –

 

There’s a certain Slant of light

There’s a certain Slant of light,
Winter Afternoons –
That oppresses, like the Heft
Of Cathedral Tunes –

Heavenly Hurt, it gives us –
We can find no scar,
But internal difference,
Where the Meanings, are –

None may teach it – Any –
‘Tis the Seal Despair –
An imperial affliction
Sent us of the air –

When it comes, the Landscape listens –
Shadows – hold their breath –
When it goes, ’tis like the Distance
On the look of Death

Dickinson

Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nelly Sachs werd op 10 december 1891 in Berlijn geboren. Zie ook mijn blog van 10 december 2006.

 

Einer war

Einer war
Der blies den Schofar –
Warf nach hinten das Haupt,
Wie die Rehe tun, wie die Hirsche
Bevor sie trinken an der Quelle.
Bläst:
Tekia
Ausfährt der Tod im Seufzer –
Schewarim
Das Samenkorn fällt –
Terua
Die Luft erzählt von einem Licht!
Die Erde kreist und die Gestirne kreisen
Im Schofar,
Den Einer bläst –
Und um den Schofar brennt der Tempel –
Und Einer bläst –
Und um den Schofar stürzt der Tempel –
Und Einer bläst –
Und um den Schofar ruht die Asche –
Und Einer bläst –

 

Immer

Immer
dort wo Kinder sterben
werden die leisesten Dinge heimatlos.
Der Schmerzensmantel der Abendröte
darin die dunkle Seele der Amsel
die Nacht heranklagt –
kleine Winde über zitternde Gräser hinwehend
die Trümmer des Lichtes verlöschend
und Sterben säend –

Immer
dort wo Kinder sterben
verbrennen die Feuergesichter
der Nacht, einsam in ihrem Geheimnis –
Und wer weiß von den Wegweisern
die der Tod ausschickt:
Geruch des Lebensbaumes,
Hahnenschrei der den Tag verkürzt
Zauberuhr vom Grauen des Herbstes
in die Kinderstuben hinein verwunschen –
Spülen der Wasser an die Ufer des Dunkels
rauschender, ziehender Schlaf der Zeit –

Immer
dort wo Kinder sterben
verhängen sich die Spiegel der Puppenhäuser
mit einem Hauch,
sehen nicht mehr den Tanz der Fingerliliputaner
in Kinderblutatlas gekleidet;
Tanz der stille steht
wie eine im Fernglas
mondentrückte Welt.

Immer
dort wo Kinder sterben
werden Stein und Stern
und so viele Träume heimatlos.

Sachs

Nelly Sachs (10 december 1891 – 12 mei 1970)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 10 december 2006.

De Duitse dichteres en schrijfster Gertrud Kolmar (pseudoniem van Gertrud Käthe Chodziesner) werd op 10 december 1894 in Berlijn geboren.

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein.

De Armeense schrijver Ara Baliozian werd geboren op 10 december 1936 in Athene.

De Franse schrijver Eugène Sue werd geboren op 10 december 1804 in Parijs.

Gioconda Belli, Ödön von Horváth, Jan Křesadlo, Maksim Bahdanovič, John Milton

De Nicaraguaanse schrijfster, dichteres en ex-politica Gioconda Belli werd geboren op 9 december 1948 in Managua. Zie ook mijn blog van 9 december 2006.

“Hell of Heaven”

Candles. Lights.
Will-o’-the-wisps on the bedside table.
Not the paschal long wax candle
but the pagan fire of Druid rituals.
Let us adore the body
unequivocal sanctuary of the verb and of being.
Golden eyes blink
in the polished brilliance of the mirror
where you are my ivory tower.

 

In the flask I pour the aromatic oil.
An odor of jasmine musk cathedral incense
soaks the wind the nostrils.
Your head far away. Your arm outlined
The texture of wide nervations. The wide obverse of the foot.
Centaur feet. Ugly your feet, exciting. Like the hoofs
of the unicorn removing bushes with its horn of infinite spirals.

 

There is no equilibrium more exact than that
of a man and a woman returned to primeval clay.
The shoulder blades jump; the thigh-bones are smashed to smithereens
The rigidity of the skeleton abandons itself to the tremulous flesh.
The light of the candles dashes on the mirror mystical visions.
Medusas. Cyclops. Satiated Saturns.

 

I don’t know where your hands
in this labyrinth of magnificent monsters devouring each other.
Who are you contorted creature that thus strip me
of my priestess decency?
Your skin is fluid and burning.
The wax melts in the crystal vessels.
Your mouth chatters on mine.
Or is it the flame spluttering?
The fire finds its own conflagration.
Only the oil of the night
burning sails lap the still lake
of the incandescent mirror.

 

There my foot.
The red nails. The impossible extension of a lone leg.
The white landscape. The skins submerged in igneous lava
panting bubbling vaporizing. The fire
comes and goes with the sound of the sea on the reefs.

On the consumed, charred bodies
the candles go out one by one.

I shake my hair. I get up, phoenix from the ashes.
I am a hell of heaven.

 

And God made me woman

And God made me woman,
with the long hair,
the eyes,
the nose and the mouth of a woman.

With curves
and folds
and soft hollows…

God dug into me,
made a workshop in me for human beings,
delicately wove my nerves,
and carefully balanced
the number of my hormones,
composed my blood
and injected me with it
so that it would irrigate
my entire body.

And so ideas were born,
dreams,
instict,
everything God gently created
with hammering whispers
and the drilling motions of love,
the thousand and one things that make me a woman every day,
that make me proud every morning
when I arise
and bless my sex.

 

gioconda

Gioconda Belli (Managua, 9 december 1948)

 

De Hongaars-Duirse schrijver Ödön von Horváth werd geboren op 9 december 1901 in Fiume. Zie ook mijn blog van 9 december 2006.

 

Uit: Jugend ohne Gott

 

“Als ich zur nächsten Stunde in die Klasse, in der ich mir erlaubte, etwas über die Neger zu sagen, betete, fühle ich sogleich, dass etwas nicht in Ordnung ist. Haben die Herren meinen Stuhl mit Tinte beschmiert? Nein. Warum schauen sie mich nur so schadenfroh an?

Da hebt einer die Hand. Was gibts? Er kommt zu mir, verbeugt sich leicht, überreicht mir einen Brief und setzt sich wieder.

Was soll das?

Ich erbreche den Brief, überfliege ihn, möchte hochfahren, beherrsche mich jedoch und tue, als würde ich ihn genau lesen. Ja, alle haben ihn unterschrieben, alle fünfundzwanzig, der W ist noch immer krank.

„Wir wünschen nicht mehr“, steht in dem Brief, „von Ihnen unterrichtet zu werden, denn nach dem Vorgefallenen haben wir Endesunterzeichneten kein Vertrauen mehr zu Ihnen und bitten um eine andere Lehrkraft.“

Ich blicke die Endesunterzeichneten an, einen nach dem anderen. Sie schweigen und sehen mich nicht an. Ich unterdrücke meine Erregung und frage, wie so nebenbei:

„Wer hat das geschrieben?“

Keiner meldet sich.

„So seid doch nicht so feig!“

Sie rühren sich nicht.

„Schön“, sage ich und erhebe mich, „es interessiert mich auch nicht mehr, wer das geschrieben hat, ihr habt euch ja alle unterzeichnet – Gut, auch ich habe nicht die geringste Lust, eine Klasse zu unterrichten, die zu mir kein Vertrauen hat. Doch glaubt mir, ich wollte nach bestem Gewissen“ – ich stocke, denn ich bemerke plötzlich, dass einer unter der Bank schreibt.

„Was schreibst du dort?“

Er will es verstecken.

„Gibs her!“

Ich nehme es ihm weg und er lächelt höhnisch. Es ist ein Blatt Papier, auf dem er jedes meiner Worte mitstenographierte.

Ach, ihr wollt mich bespitzeln?“

Sie grinsen.

Grinst nur, ich verachte euch. Hier hab ich, bei Gott, nichts mehr verloren. Soll sich ein anderer mit euch raufen!

Ich gehe zum Direktor, teile ihm das Vorgefallene mit und bitte um eine andere Klasse. Er lächelt: „Meinen Sie, die anderen sind besser?“ Dann begleitet er mich in die Klasse zurück. Er tobt, er schreit, er beschimpft sie – ein herrlicher Schauspieler! Eine Frechheit wärs, brüllt er, eine Niedertracht, und die Lümmel hätten kein Recht, einen anderen Lehrer zu fordern, was ihnen einfiele, ob sie denn verrückt geworden seien, usw.! Dann lässt er mich wieder allein zurück.

Da sitzen sie nun vor mir. Sie hassen mich. Sie möchten mich ruinieren, meine Existenz und alles, nur weil sie es nicht vertragen können, dass ein Neger auch ein Mensch ist. Ihr seid keine Menschen, nein!

Aber wartet nur, Freunde! Ich werde mir wegen euch keine Disziplinstrafe zuziehen, geschweige denn mein Brot verlieren – nichts zum Fressen soll ich haben, was? Keine Kleider, keine Schuhe? Kein Dach? Würd euch so passen! Nein, ich werde euch von nun ab nur mehr erzählen, dass es keine Menschen gibt, außer euch, ich will es euch so lange erzählen, bis euch die Neger rösten! Ihr wollt es ja nicht anders! „

 

horvath

Ödön von Horváth (9 december 1901 – 1 juni 1938)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 9 december 2006.

 

De Tsjechische psycholoog, schrijver en dichter Jan Křesadlo (pseudoniem van Václav Jaroslav Karel Pinkava) werd geboren op 9 december 1926 in Praag.

 

De Wit-Russische (Belarussische) dichter, journalist en criticus Maksim Bahdanovič werd geboren op 9 december 1891 in Minsk.

 

De Engelse dichter en schrijver John Milton werd geboren op 9 december 1608 in Londen.

 

Bill Bryson, Horatius, Georges Feydeau, Bjørnstjerne Bjørnson, James Thurber, Jura Soyfer

De Amerikaanse schrijver Bill Bryson werd geboren in Des Moines (Iowa) op 8 december 1951. Hij is vooral bekend van reisboeken alsmede boeken over Engelse taal en wetenschappelijke onderwerpen. Bryson studeerde aan Drake University maar verliet deze voortijdig tijdens een vakantie in Engeland in 1973. Vervolgens werkte hij enige tijd in een psychiatrisch ziekenhuis in Engeland alwaar hij zijn vrouw ontmoette, een verpleegkundige. Na hun huwelijk vertrokken zij naar de Verenigde Staten zodat Bryson zijn opleiding kon voltooien. In 1977 vestigden zij zich in Engeland, waar ze tot 1995 bleven wonen in North Yorkshire. Van 1995 tot 2003 woonde Bryson met zijn 4 kinderen in Hanover, New Hampshire. In 2003 verhuisden hij en zijn familie weer terug naar Engeland. Bryson werkte voornamelijk als journalist en werd later chief copy editor van de business section van The Times. Later stapte hij over naar The Independent. In 1987 stopte hij met zijn werk in de journalistiek. Zijn boek over Engeland, Een klein eiland, werd in 2003 door Britse lezers geroemd als boek dat de staat en identiteit van het Verenigd Koninkrijk het beste weergeeft. Ook over de VS en Australië heeft Bryson vergelijkbare boeken geschreven (respectievelijk Het verloren continent en Tegenvoeters). In 2004 won Bryson de prestigieuze Aventis Prize voor het beste populair-wetenschappelijke boek voor zijn Een kleine geschiedenis van bijna alles. Het boek werd een bestseller en Bryson deed iedere middelbare school in Engeland een exemplaar van het boek cadeau. In 2005 kreeg hij voor dit boek de Descartesprijs voor wetenschapscommunicatie van de Europese Unie. In 2006 verscheen een boek van zijn hand over zijn jeugd in Des Moines in de jaren vijftig (The life and times of the thunderbolt kid).

 

 Uit: A Short History of Nearly Everything

 

“MATTER HOW hard you try you will never be able to grasp just how tiny, how spatially unassuming, is a proton. It is just way too small.

A proton is an infinitesimal part of an atom, which is itself of course an insubstantial thing. Protons are so small that a little dib of ink like the dot on this i can hold something in the region of 500,000,000,000 of them, rather more than the number of seconds contained in half a million years. So protons are exceedingly microscopic, to say the very least.

Now imagine if you can (and of course you can’t) shrinking one of those protons down to a billionth of its normal size into a space so small that it would make a proton look enormous. Now pack into that tiny, tiny space about an ounce of matter. Excellent. You are ready to start a universe.

I’m assuming of course that you wish to build an inflationary universe. If you’d prefer instead to build a more old-fashioned, standard Big Bang universe, you’ll need additional materials. In fact, you will need to gather up everything there is–every last mote and particle of matter between here and the edge of creation–and squeeze it into a spot so infinitesimally compact that it has no dimensions at all. It is known as a singularity.

In either case, get ready for a really big bang. Naturally, you will wish to retire to a safe place to observe the spectacle. Unfortunately, there is nowhere to retire to because outside the singularity there is no where. When the universe begins to expand, it won’t be spreading out to fill a larger emptiness. The only space that exists is the space it creates as it goes.

It is natural but wrong to visualize the singularity as a kind of pregnant dot hanging in a dark, boundless void. But there is no space, no darkness. The singularity has no “around” around it. There is no space for it to occupy, no place for it to be. We can’t even ask how long it has been there–whether it has just lately popped into being, like a good idea, or whether it has been there forever, quietly awaiting the right moment. Time doesn’t exist. There is no past for it to emerge from.

 

Bryson

Bill Bryson (Des Moines, 8 december 1951)

 

De Romeinse dichter en schrijver Quintus Horatius Flaccus werd geboren op 8 december 65 v. Chr. Zie ook mijn blog van 8 december 2006.

Ode (III)XXX.

Daar staat mijn monument en tart het duurzaam brons,
de koninklijke rust der hooge pyramiden,
veilig voor regenvlaag en bulderenden storm,
voor eindelooze reeks van snelgewiekte jaren.
Nu leeft iets van mij voort, dat nimmer sterven zal.
Het koele graf ten spijt zal jonge roem mij bloeien,
zoolang een bedevaart opgaat ten Capitool.

Daar, waar de Aufidus bruist langs de dorre velden,
waar Daunus koning was in overouden tijd,
daar, zal men zeggen, werd in needrigheid geboren,
wie, machtig opgegroeid, het Oud-Aeolisch lied
in Italiaansche taal het eerst heeft nagezongen.

Muze, aanvaard een trots, waarvoor geworsteld is,
en kroon uw trouwen knecht met onverwelkbren krans!

 

Vertaald door Dr. A. Rutgers van der Loeff.

horace

Horatius (8 december 65 v. Chr. – 27 november 8 v. Chr.)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 8 december 2006.

De Franse theaterauteur Georges Feydeau werd geboren op 8 december 1862 in Parijs.

De Noorse schrijver, journalist en politicus Bjørnstjerne Bjørnson werd geboren op 8 december 1832 in Kvikne bij Tynset.

De Amerikaanse schrijver James Thurber werd geboren op 8 december 1894 in Columbus, Ohio.

De Oostenrijkse schrijver Jura Soyfer werd op 8 december 1912 in Charkov, Oekraïne, geboren.

Noam Chomsky, Tatamkhulu Afrika, Willa Cather, Johann Nestroy, Gabriel Marcel

De Amerikaanse taalkundige, mediacriticus en anarchistisch denker Noam Chomsky werd geboren in Philadelphia op 7 december 1928. Chomsky is emeritus hoogleraar taalkunde aan het Massachusetts Institute of Technology. Als grondlegger van de generatieve taalkunde is hij een van de invloedrijkste taalwetenschappers van de 20e eeuw. Noam Chomsky begon in 1945 aan zijn studies in filosofie, taalkunde en wiskunde aan de universiteit van Pennsylvania. Hij studeerde daar onder Zellig Harris, een professor in de taalkunde voor wiens politieke visies hij wel wat sympathie kon opbrengen. In 1949 trouwde hij met Carol Schatz en later kregen Noam en Carol drie kinderen. Hij behaalde in 1955 zijn PhD (doctorstitel), waarbij hij het meeste onderzoek de voorgaande vier jaren aan de Harvard universiteit had verricht. In zijn doctoraalscriptie begon hij al enkele van zijn linguïstische ideeën te ontwikkelen, en zette deze voort in zijn boek uit 1957 genaamd Syntactic Structures. Dit is waarschijnlijk zijn beroemdste werk binnen de taalkunde, en lange tijd is het een soort bijbel geweest voor veel taalkundigen binnen de Chomskyaanse traditie, die vaak Chomskyanen genoemd werden. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 heeft Chomsky zijn taalkundige werk voor een groot deel (maar niet geheel) aan de kant gezet om tijd de hebben om politiek commentaar te geven. Wel voerde hij daarna nog een wetenschappelijke polemiek tegen de optimaliteitstheorie. Hij geldt eveneens als criticus van de mondialisering, de media en het neoliberalisme.

 

Uit: Hegemony or Survival: America’s Quest for Global Dominance

“A few years ago, one of the great figures of contemporary biology, Ernst Mayr, published some reflections on the likelihood of success in the search for extraterrestrial intelligence. He considered the prospects very low. His reasoning had to do with the adaptive value of what we call “higher intelligence,” meaning the particular human form of intellectual organization. Mayr estimated the number of species since the origin of life at about fifty billion, only one of which “achieved the kind of intelligence needed to establish a civilization.” It did so very recently, perhaps 100,000 years ago. It is generally assumed that only one small breeding group survived, of which we are all descendants.

Mayr speculated that the human form of intellectual organization may not be favored by selection. The history of life on Earth, he wrote, refutes the claim that “it is better to be smart than to be stupid,” at least judging by biological success: beetles and bacteria, for example, are vastly more successful than humans in terms of survival. He also made the rather somber observation that “the average life expectancy of a species is about 100,000 years.”

We are entering a period of human history that may provide an answer to the question of whether it is better to be smart than stupid. The most hopeful prospect is that the question will not be answered: if it receives a definite answer, that answer can only be that humans were a kind of “biological error,” using their allotted 100,000 years to destroy themselves and, in the process, much else.

The species has surely developed the capacity to do just that, and a hypothetical extraterrestrial observer might well conclude that humans have demonstrated that capacity throughout their history, dramatically in the past few hundred years, with an assault on the environment that sustains life, on the diversity of more complex organisms, and with cold and calculated savagery, on each other as well.

noam_chomsky

Noam Chomsky (Philadelphia, 7 december 1928)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 7 december 2006..

 

De Zuid-Afrikaanse dichter en schrijver Tatamkhulu Afrika werd geboren op 7 december 1920 in Egypte.

 

De Amerikaanse schrijfster Willa Cather werd geboren op 7 december 1873 in de buurt van Winchester, Virginia.

 

De Oostenrijkse schrijver Johann Nepomuk Eduard Ambrosius Nestroy werd geboren in Wenen op 7 december 1801.

 

De Franse filosoof en toneelauteur Gabriel Marcel werd geboren op 7 december 1889 in Parijs.