Hans Lodeizen, Uwe Johnson, Simin Behbahāni, Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy, Pavel Kohout, Elfriede Kern, Thomas Berger, Lotte Ingrisch

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2006 en ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Vader, hier zijn de kleine

Vader, hier zijn de kleine
Bomen waar de mandarijnen
Groeien van het plezier.
“Het is als Perzië hier.”

Ja, vader, de witte
Kleine Arabieren zitten
Lachende bij de fontein.
‘Weet je nog waar we zijn?’

 

De buigzaamheid van het verdriet

in een wereld van louter plezier
kwam ik haar tegen, glimlachend,
en ze zei: wat liefde is geweest
luister ernaar in de bomen
en ik knikte en we liepen nog lang
in de stille tuin.

de wereld was van louter golven
en ik zonk in haar als een lijk
naar beneden het water sloot
boven mijn hoofd en even
voelde ik een vis langs mij strijken
in de stille zee.

dag zei ik tegen haar dag kom
ik je nog eens tegen, glimlachend
maar de wind blies weg
haar gezicht in het water
en ik knikte en ik werd onzichtbaar
in het stille leven.

 

voor vader

o vader wij zijn samen geweest
in de langzame trein zonder bloemen
die de nacht als een handschoen aan-
en uittrekt wij zijn samen geweest
vader terwijl het donker ons dichtsloeg.
waar ben je nu op een klein ritje
in de vrolijke bries van een groene auto
of legde de dag haar handschoen
niet op een tafel waar schemering en
zachte genezing zeker zijn in de toekomst.

mijn lippen mijn tedere lippen dicht.

 

Lodeizen1

Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

 

De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Uit: Mutmaßungen über Jakob

 

„Aber Jakob ist immer quer über die Gleise gegangen. – Aber er ist doch immer quer über die Rangiergleise und die Ausfahrt gegangen, warum, aussen auf der anderen Seite um den ganzen Bahnhof bis zum Strassenübergang hätt er eine halbe Stunde länger gebraucht bis zur Strassenbahn. Und er war sieben Jahre bei der Eisenbahn.
– Nun sieh dir mal das Wetter an, so ein November, kannst keine zehn Schritt weit sehen vor Nebel, besonders am Morgen, und das war doch Morgen, und alles so glatt. Da kann einer leicht ausrutschen. So ein Krümel Rangierlok ist dann beinah gar nicht zu hören, sehen kannst sie noch weniger.
– Jakob war sieben Jahre bei der Eisenbahn will ich dir sagen, und wenn irgend wo sich was gerührt hat was auf Schienen fahren konnte, dann hat er das wohl genau gehört unterhalb des hohen grossglasäugigen Stellwerkturms kam eine Gestalt quer über das trübe dunstige Gleisfeld gegangen, stieg sicher und achtlos über die Schienen eine Schiene nach der anderen, stand still unter einem grün leuchtenden Signalmast, wurde verdeckt von der Donnerwand eines ausfahrenden Schnellzuges, bewegte sich wieder. An der langsamen stetigen Aufrechtheit des Ganges war vielleicht Jakob zu erkennen, er hatte die Hände in den Manteltaschen und schien geraden Nakkens die Fahrten auf den Gleisen zu beachten. Je mehr er unter seinen Turm kam verdunsteten seine Umrisse zwischen den finster massigen Ungeheuern von Güterzugwagen und kurzatmigen Lokomotiven, die träge ruckweise kriechend den dünnen schrillen Pfiffen der Rangierer gehorchten im Nebel des frühen Morgens auf den nass verschmierten Gleisen
– wenn einer dann er. Hat er mir doch selbst erklärt, so mit Physik und Formel, lernt einer ja tüchtig was zu in sieben Jahren, und er sagt zu mir: Bloss stehenbleiben, wenn du was kommen siehst, kann noch so weit wegsein. “Wenn der Zug im Kommen ist – ist er da” hat er gesagt. Wird er auch bei Nebel gewusst haben.
– Eine Stunde vorher haben sie aber einen Rangierer zerquetscht am Ablaufberg, der wird das auch gewusst haben.“

 

Johnsons

Uwe Johnson (20 juli 1934 – 24 februari 1984)

 

 

 De Iraanse dichteres en schrijfster Simin Behbahāni werd geboren in Teheran op 20 juli 1927. Zij stamt uit een literaire familie. Haar vader Abbas Chalili was dichter en uitgever van de krant Eghdām. Ook vertaalde hij grote delen van het Boek der Koningen in het Arabisch. Haar
moeder was lerares Frans. Simin schreef haar eerste gedichten toen zij veertien was. Zij is ook bekend om haar niet aflatende inzet voor de schrijvers in Iran en voor de rechten van de vrouw. Behbahāni droeg bij aan een modernisering van de dichtkunst door theatrale onderwerpen, alledaagse gebeurtenissen en conversaties in haar po
ëzie op te nemen. Als voorzitster van de Iraanse schrijversbond neemt zij een belangrijke plaats in het culturele leven in. Wel wordt haar visie op Iran door sommigen als te nationalistisch bekritiseerd.

 

 

Gracefully she approached

Gracefully she approached,

in a dress of bright blue silk;

With an olive branch in her hand,

and many tales of sorrows in her eyes.

Running to her, I greeted her,

and took her hand in mine:

Pulses could still be felt in her veins;

warm was still her body with life.

 

“But you are dead, mother”, I said;

“Oh, many years ago you died!”

Neither of embalmment she smelled,

Nor in a shroud was she wrapped.

 

I gave a glance at the olive branch;

she held it out to me,

And said with a smile,

“It is the sign of peace; take it.”

 

I took it from her and said,

“Yes, it is the sign of…”, when

My voice and peace were broken

by the violent arrival of a horseman.

He carried a dagger under his tunic

with which he shaped the olive branch

Into a rod and looking at it

he said to himself:

“Not too bad a cane

for punishing the sinners!”

A real image of a hellish pain!

Then, to hide the rod,

He opened his saddlebag.

in there, O God!

I saw a dead dove, with a string tied

round its broken neck.

 

My mother walked away with anger and sorrow;

my eyes followed her;

Like the mourners she wore

a dress of black silk.

 

Simin-Behbahani

Simin Behbahāni (Teheran, 20 juli 1927)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

 

De dag dat de zon uit mededogen

 

De dag dat de zon uit mededogen

met Hem die haar geschapen had ontkleurde,

werd ik, o liefste, ofschoon ik niets bespeurde,

gevangen door de schoonheid van jouw ogen.

 

Omdat jouw blikken in mijn richting vlogen

juist op een dag dat heel de wereld treurde

en rouwde om wat eens Gods zoon gebeurde,

werd ik verrast en weerloos meegezogen.

 

En hete tranen moet ik nu vergieten

door ’t schrijnen van de wonden die de schichten

diep in mijn broze binnenste achterlieten.

 

En ach, hoe kon zich liefde ertoe verplichten

op mij arglistig pijlen af te schieten

zonder op jou zelf maar de boog te richten?

 

 

 

O dierbaar dal, vervuld van mijn gezucht

 

O dierbaar dal, vervuld van mijn gezucht,

o stille stroom, waar ik in tranen baadde,

o wild in ’t woud, o vogels in de lucht,

o vissen tussen groenbeboste kaden,

 

o klare lucht, vol warmte en zoet gerucht,

o vredig pad, mij ’t liefst van alle paden,

o heuvel, eens gezocht en nu ontvlucht,

waar liefde ’t hart met blijdschap overlaadde.

 

gij zijt nog steeds hetzelfde als voorheen,

maar ik, ik niet helaas, want ach gij ziet

hoe zwaar ik lijd en hete tranen ween.

 

Bij u zag ik mijn liefste, en verdriet

voert mij nu weer naar hier, waar zij alleen

’t omhulsel van haar schoonheid achterliet.

 

 

Vertaald door Frans van Dooren

 

 

Francesco_Petrarca2

Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)
Standbeeld, Uffizi paleis, Florence

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Guillaume Rosalie Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

 

Het afgesloofde lover van de beuken

 

Het afgesloofde lover van de beuken

 waarin de vossen van november jagen

– bij bladerval, hier kwam mijn moeder treuren;

ze zong en streelde mij. Ze gaf mij namen

 

van vogels – mees en vink. Warm van gebeden

doorliepen wij de laan. ‘k Droeg de lantaren.

Op ’t landhuis hoorden wij piano spelen,

doorheen de lissen, over ’t zieke vijverwater.

 

– Gedroomde kaars, hoelang nog zult gij branden?

Maria zit naast mij. Stenen en sterren

vallen op tafel, langs mijn dor-bevreesde wangen

 

terwijl ik schrijf. En harde sleutelbossen

rinklen. In ’t vunzig voshol van mijn werken

belaagt een spin een mier. De wortels rotten.

 

 

 

Winterkust

 

Maria, langs het strand, roept naar het kind

dat wij niet meer verwachten dan in dromen.

Het antwoord, dat wij in ons lichaam horen,

geheugt ons moeder’s roepen naar haar kind.

 

De meeuwen zijn alleen, met honderd samen,

als niet een kleine meeuw naar aas verlangt.

En het gehoon der meeuwen in ons hart

neemt wraak als wij van ’t leven léven vragen.

 

Niets hoort ons toe: het solferkleurig duin,

het rammelen van de ketens in de golven.

Beschuimd, wrak hout: gij leent u niet tot vuur.

 

Geen leed is heilzaam, dat in vreugden duurt.

We zijn zo oud als zand en zout geworden.

Straks keren wij, elkaar beminnend, thuis.

 

gilliams

Maurice Gilliams (20 juli 1900 – 18 oktober 1982)

 

De Zweedse dichter Erik Axel Karlfeldt werd geboren op 20 juli 1864 in Folkärna. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

  

Ich bin einer singenden Stimme

 

Ich bin eine singenden Stimme in dunklen, teifen Schächten,

dort hört kein Ohr, ist alles echolos,

bin ein irrendes Licht überm See in gespenstigen Nächten,

ein Trugschein, der im Dunkel lischt: in einem feuchten Schoß.

 

Ich bin ein treibendes Blatt in des Herbstes leeren Reichen,

ich wirble hin, der Sturm läßt mich nicht ruhn.

Ob ich hafte am Berg, ob versinke in grundlosen Teichen,

das weiß ich nicht, mich kümmert´s nicht – kann nichts dageben tun.

 

 

Eine Sehnsucht sitzt im Herzen…

 

Eine Sehnsucht sitzt im Herzen,

ich weiß nicht, wohin sie will.

Flieht sie zum Himmel, bleibt sie auf Erden?

Ich liege und halte still.

 

Sucht sie des Grabes Ruh oder das Leben?

Ich fühl´s, sie läßt sich nicht stillen,

es ist eine Sehnsucht auf eigene Hand,

nur um der Sehnsucht willen.

 

karlfeldt

Erik Axel Karlfeldt (20 juli 1864 – 8 april 1931)
Portret door J A G Acke

 

De Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy werd geboren op 20 juli 1933 in Providence, Rhode Island. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Uit: All The Pretty Horses

 

”The candle flame and the image of the candle flame caught in the pier glass twisted and righted when he entered the hall and again when he shut the door. He took off his hat and came slowly forward. The floorboards creaked under his boots. In his black suit he stood in the dark glass where the lilies leaned so palely from their waisted cutglass vase. Along the cold hallway behind him hung the portraits of forebears only dimly known to him all framed in glass and dimly lit above the narrow wainscoting. He looked down at the guttered candle stub. He pressed his thumbprint in the warm wax pooled on the oak veneer. Lastly he looked at the face so caved and drawn among the folds of funeral cloth, the yellowed moustache, the eyelids paper thin. That was not sleeping. That was not sleeping.
It was dark outside and cold and no wind. In the distance a calf bawled. He stood with his hat in his hand. You never combed your hair that way in your life, he said.
Inside the house there was no sound save the ticking of the mantel clock in the front room. He went out and shut the door.
Dark and cold and no wind and a thin gray reef beginning along the eastern rim of the world. He walked out on the prairie and stood holding his hat like some supplicant to the darkness over them all and he stood there for a long time.”

 

cormacmc

Cormac McCarthy (Providence, 20 juli 1933)

 

De Tsjechische schrijver Pavel Kohout werd geboren op 20 juli 1928 in Praag in wat toen nog Tsjecho-Slowakije werd genoemd. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Uit: Die lange Welle hinterm Kiel

 

Die zwei Paare langten mit ihren zerbeulten Flughafentaxis so dicht hintereinander am Liegeplatz des wohlbekannten Kreuzfahrtschiffes MS Harmonia an, daß es aussah, als würden sie zusammengehören. Dieser Eindruck entstand jedoch nur, wie Oberzahlmeister Carlo Zeppelini sich allerdings erst nach jenem furchtbaren Ereignis erinnerte, weil ihnen beiden etwas Ungleiches anhaftete.
Die “Mylady”, wie er Greisinnen ihres Schlages nannte, die in den teuersten Appartements der besten Schiffe die Erdkugel umrunden, wo sie mit den Geldern ihrer endlich dahingeschiedenen Gatten nach einem halben Jahrhundert ohnmächtiger Langeweile zu einer Vita nuova erwachen, ließ schon von weitem eine geradezu mörderische Aktivität erwarten. Die Kämmerer! schoß es ihm durch den Kopf, ja, das mußte wohl die Kämmerer sein!
Es kam selten vor, daß die Reederei von den üblichen Daten zur Aufenthaltsdauer und Buchungsklasse der Passagiere einmal abgesehen zusätzlich noch eine “Gebrauchsanweisung” mitfaxte. Diesmal enthielt sie die vertrauliche Mitteilung, Frau Margarete Kämmerer, Witwe des Inhabers der Österreichisch-bayerischen Kalk- und Betonwerke, habe in den letzten drei Jahren auf beinahe allen deutschen Schiffen, mit denen sie die warmen Gewässer durchkreuzte, einen Eklat heraufbeschworen. Ungeachtet des zähen Gerangels um die Marktanteile auf dem Meer tauschten selbst hartnäckigste Konkurrenten solche Warnungen vertraulich untereinander aus.“

  

Kohout

Pavel Kohout (Praag, 20 juli 1928)

 

De Oostenrijkse schrijfster Elfriede Kern werd geboren op 20 juli 1950 in Bruck an der Mur. Zij werkte lang als bibliothecaresse bij de Nationale Bibliotheek in Wenen. Sinds 1988 leeft zij als zelfstandig schrijfster in Linz.

 

Uit: Tabula Rasa

 

“Ich bin die in der Mitte. Die mit dem Makel. Mein feuerrotes Mal auf der Wange zieht seit jeher alle Blicke auf sich. Das kann man wegmachen lassen, sagen die Leute, die es gut mit mir meinen. Dabei betrachten sie mich auf das neugierigste und ich halte nur mit Mühe den Kopf hoch. So war es früher. Jetzt ist es anders. Jetzt ist das feuerrote Mal auf meiner Wange gänzlich unwichtig geworden. Jetzt muß ich von morgens bis abends an meine ältere Schwester denken. Daran, daß sie lange gekränkelt hat und ich den Kopf in den Sand gesteckt habe. Dann, als die Krankheit ausgebrochen ist, habe ich meine ältere Schwester sogleich ins Krankenhaus gebracht. Nur dort kann dir geholfen werden, hab ich gesagt. Sie war nicht weiter verwundert darüber, sie hat gewußt, daß mit mir nicht zu rechnen ist. Hätte ich sie zu Hause behalten und selber gepflegt, könnte sie noch leben, sage ich mir heute. Ich bin es gewesen, die ihr Sterben noch beschleunigt hat, daran ist nicht zu rütteln. Du mußt dich auf andere Gedanken bringen, haben die Leute, die es gut mit mir meinen, gesagt und ich habe es gehorsam mit Ablenkung versucht. Aber das ist gänzlich nutzlos gewesen und eines Tages habe ich den Einfall gehabt, alle Spiegel aus der Wohnung zu verbannen. Um die Proteste der jüngeren Schwester habe ich mich nicht gekümmert. Wieso tust du das, hat sie gefragt. Ich möchte mich hin und wieder in den Spiegel schauen, hat sie gesagt. Ich nicht, hab ich gesagt.”

 

Kern

Elfriede Kern (Bruck an der Mur, 20 juli 1950)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Louis Berger werd geboren op 20 juli 1924 in Cincinnati, Ohio. Berger was als militair een tijd in Europa gestationeerd. Daarna studeerde hij aan de University of Cincinnati, en de Columbia University. Hij werkte als bibliothecaris en als journalist voordat in 1958 zijn eerste roman Crazy in Berlin uitkwam.  Zijn romans Little Big Man en Neighbors werden ook verfilmd.

 

Uit: Adventures of the Artificial Woman

 

Never having found a real woman with whom he could sustain a more than temporary connection, Ellery Pierce, a technician at a firm that made animatronic creatures for movie studios and theme parks, decided to fabricate one from scratch.

The artificial woman would naturally be able to perform every function, but sex was the least of what Pierce looked for in his made-to-order model. He had never had undue difficulty in finding live females to satisfy his erotic appetites. He was witty, considerate, and instinctively affectionate. Physically he was trim and fit, curly haired, clear-eyed; in his smile generosity and impudence were combined with a hint of reproach. The reproach was for the many women he had known who, having soon exhausted an early attraction, on longer acquaintance found him wanting.

For years he had made a sincere effort to determine the reason for this state of affairs and, if the fault proved his own, to seek a personal change. But the fact was that no matter how hard he tried, he could not honestly blame himself. Obviously he bore no responsibility for having been reared by a single mother who adored and spoiled her only child, a child who was therefore led to expect much the same treatment from the other examples of the female sex he would encounter after leaving the nest.

In which expectation he was proven wrong rather sooner than later. There were some women who immediately disliked or were indifferent to him, but they were easier to deal with than those who at the outset seemed to regard meeting him as at least a positive experience and sometimes even life-enhancing, to the degree that they might subsequently insist they were in love. In such cases he often responded in kind, and by the time he was thirty-three he had lived, respectively, with three such persons and had been married to two of them. Each of these associations had come to an unhappy end, and though he was first to admit to being imperfect, he believed his only major flaw was an inability to choose the right partner.”

 

Berger

Thomas Berger (Cincinnati, 20 juli 1924)

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 20 juli 2007.

 

De Oostenrijkse schrijfster Lotte Ingrisch (geb. Charlotte Gruber) werd geboren op 20 juli 1930 in Wenen.

In Memoriam Frank McCourt

In Memoriam Frank McCourt

De Iers-Amerikaanse schrijver Frank McCourt is zondag op 78-jarige leeftijd overleden in zijn woonplaats New York. Hij stierf aan huidkanker. McCourt is vooral bekend geworden door zijn eerste boek, de bestseller Angela’s Ashes (1996) dat in Nederland verschenen is onder de titel De as van mijn moeder. Frank McCourt werd geboren op 19 augustus 1930 in New York. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2006 en ook mijn blog van 19 augustus 2007 en ook mijn blog van19 augustus 2008.

Uit: Angela’s Ashes

“We ran to the church. My mother panted along behind with Michael in her arms. We arrived at the church just in time to see the last of the boys leaving the altar rail where the priest stood with the chalice and the host, glaring at me. Then he placed on my tongue the wafer, the body and blood of Jesus. At last, at last.

It’s on my tongue. I draw it back.
It stuck.
I had God glued to the roof of my mouth. I could hear the master’s voice, Don’t let that host touch your teeth for if you bite God in two you’ll roast in hell for eternity. I tried to get God down with my tongue but the priest hissed at me, Stop that clucking and get back to your seat. God was good. He melted and I swallowed Him and now, at last, I was a member of the True Church, an official sinner.

When the Mass ended there they were at the door of the church, my mother with Michael in her arms, my grandmother. They each hugged me to their bosoms. They each told me it was the happiest day of my life. They each cried all over my head and after my grandmother’s contribution that morning my head was a swamp.”

McCourt
Frank McCourt (19 augustus 1930 – 19 juli 2009)