Louise Glück, Hans Lodeizen, Henk Hofland, Arie Storm, Paul Violi, Uwe Johnson, Maurice Gilliams, Francesco Petrarca, Dolce far niente

Dolce far niente

 

Starting Rain door Vahe Yeremyan, 2016

 

Summer

Remember the days of our first happiness,
how strong we were, how dazed by passion,
lying all day, then all night in the narrow bed,
sleeping there, eating there too: it was summer,
it seemed everything had ripened
at once. And so hot we lay completely uncovered.
Sometimes the wind rose; a willow brushed the window.

But we were lost in a way, didn’t you feel that?
The bed was like a raft; I felt us drifting
far from our natures, toward a place where we’d discover nothing.
First the sun, then the moon, in fragments,
stone through the willow.
Things anyone could see.

Then the circles closed. Slowly the nights grew cool;
the pendant leaves of the willow
yellowed and fell. And in each of us began
a deep isolation, though we never spoke of this,
of the absence of regret.
We were artists again, my husband.
We could resume the journey.

 

Louise Glück (New York, 22 april 1943)
Coney Island, New York


De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook alle tags voor Hans Lodeizen op dit blog.

Op bezoek

verdronken in steden
van ongewillige pijn,
waar als een droom
verlichte wagens zweven, bijna,
bijna totaal gezonden.

ik heb wel
honderd dagen, die ik
aangelengd heb, mengend
de wind met het verlangen
in het lege horloge.

nu dan, nu
onoverkomelijk ongemak door
de straten zwerft, lijdend
aan haar voeten, en het wilde
touw zwabbert in het oog.

nu dan zal
mijn huilen zwaar als een
onweer losbreken over de
huizen en ramen, die
niet spreken van onrust.

ik heb de
mensen uitsluitend vanwege
het lichte wuiven van hun
handen liefgehad; de zee
en de schuim in de wind verdeeld –

een troebele
genade zwemt als lover
op de nacht drijvend naar
mijn ondergronds eiland, o, dat
heb je op de photos toch wel gezien?

het is het hart,
dat zoekt, en steeds het lichaam,
dat vindt, oneindige melodie gooiend
in de avond, zo zwak zijn we
en toch verdacht.

grote ogen,
uit de stenen muur tegen
handen en voeten pratend,
tuimelend in de hoeden en
olifantsbenen der oude dames.

 

ik die de morgen als een beker

ik die de morgen als een beker
vol gouden wijn met lange
teugen leegdrink en denk
aan korenvelden in de zon
en de lange avonden van de boeren
ik die als een korenveld
voor de winter ben bewaard

Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)
Cover biografie


De Nederlandse schrijver, journalist, commentator, essayist en columnist Henk Hofland werd geboren in Rotterdam op 20 juli 1927. Zie ook alle tags voor Henk Hofland op dit blog.

Over de slaverny in Europa

De laatste mensenslaaf die ik in Europa nog heb gezien, is het dienstmeisje, dat in ruil voor de haar verstrekte bevelen, loon, kost en inwoning haar hele leven trouw bleef aan de familie die haar exploiteerde. Hoewel ik van kindsbeen af tegen het instituut ben geweest, ben ik blij dat ik het zelf heb gezien. De Tweede Wereldoorlog heeft aan het ouderwetse dienstmeisje terloops een eind gemaakt. Dat was de nekslag voor de alledaagse slavernij.
Het aardige van Droogstoppel bij zijn inspectie van het pak van Sjaalman is, dat hij vaak zegt wat hij ervan vindt. Van dit onderwerp heeft hij niets begrepen, noteert hij met de eerlijkheid die weleens ontwapenend wordt genoemd. (Een onderwerp dat in het pak ontbreekt: over het ontwapenende in de eerlykheid dergenen die nooit onbewapend zyn). Voor wie ervan overtuigd is, dat het zo hoort, dat er nu eenmaal bevelen moeten worden gegeven en opgevolgd, bestaat er geen slavernij. Wat bevlogen idealisten slavernij noemen, is niets anders dan een gepaste, fatsoenlijke rangorde.
Kon het dienstmeisje bijvoorbeeld mooi zitten en kwispelen? Zeker: op haar manier wist ze precies hoe ze dat moest doen. Misschien zijn er nog wel mensen wier ouders met een smalfilmcamera dat allemaal hebben vastgelegd. Onschatbaar historisch materiaal; ik weet professors die er goud voor zouden willen geven om zo weer eens met iets heel oorspronkelijk nieuws te voorschijn te kunnen komen.
Intussen hebben wij in het moderne Europa tegen het einde van de twintigste eeuw op het gebied van de slavernij alleen nog de hond. Loop één hele dag op straat en kijk alleen naar de manier waarop de bazen hun honden behandelen, en wat de honden daarop antwoorden (en verwar de hond niet met andere huisdieren zoals kippen, vissen of koeien want dat zijn geen slaven maar slachtoffers, en begin ook niet over de kat want die is een profiteur) en zie dat de slavernij in Amsterdam en heel Europa niet is verdwenen maar zich alleen heeft verplaatst van het ene zoogdier naar het andere.
(Wat hy hiermee bedoelt, begryp ik niet. – Droogstoppel).

Henk Hofland (20 juli 1927 – 21 juni 2016)


De Nederlandse schrijver en literatuurcriticus Arie Storm werd geboren in Den Haag op 20 juli 1963. Zie ook alle tags voor Arie Storm op dit blog.

Uit: Het horrortheater van de Nederlandse literatuur

“Proloog
Toen ik een jaar of veertien, vijftien was, was mijn jongere zus – ze is ruim een jaar jonger dan ik – verbijsterd door het feit dat ik de typemachine van mijn vader pakte, die op de keukentafel zette, er een vel papier in draaide en vrolijk begon te tikken. Het verbaasde haar niet dat ik die machine van mijn vader gebruikte; ze wist dat ik zijn toestemming daarvoor had. Iets anders hield haar bezig. Ze wees naar het papier dat om de rol in de wagen van de machine zat en zei: ‘Dat papier schrijf je zomaar vol zonder dat ik je zie nadenken?’
‘Ja,’ zei ik, terwijl ik verder tikte. ‘Wat is daar mis mee?’
‘Dat is best bijzonder,’ zei ze. ‘De meeste mensen zuchten en steunen als ze iets moeten schrijven, maar jij doet het gewoon, je gaat meteen aan de slag.’
Het was waar. En het is nog steeds waar. Ik schrijf met veel plezier en ogenschijnlijk ook zonder me er al te veel voor in te hoeven spannen. Ik doe het graag. Misschien moet ik dit niet onthullen, want lezers houden van schrijvers die zeggen dat schrijven hard werken is, een buitengewone inspanning, zwaarder dan dat je bevalt van een kind. (Amateurschrijvers en mindere schrijvers in het algemeen vergelijken hun scheppende werk opmerkelijk vaak met zwanger worden en het krijgen van een kind.) Ik las een keer dat iemand eerst een halfuur op de grond ging liggen voordat hij ging schrijven. Zo ben ik dus niet. Ik houd evenmin van het eindeloos krabbelen van aantekeningen in notitieboekjes of het vullen van systeemkaarten met allerhande opmerkingen. Dat laatste deed Vladimir Nabokov. Maar daarna schreef hij de roman vlot, met een combinatie van kalm toezien op een geduldige en gestage groei van wat hij schreef en flukse spontaniteit – of wat daarop lijkt.
Schrijven, dat is wat ik het liefst doe, al komt lezen erbij in de buurt. En misschien is het ook niet helemaal waar. Wat ik écht het liefst doe is leven. Maar om daarvan te genieten moet ik erover schrijven (en lezen).”

Arie Storm (Den Haag, 20 juli 1963)
Cover

 

De Amerikaanse dichter Paul Randolph Violi werd geboren op 20 juli 1944 in Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Paul Violi op dit blog.

On An Acura Integra

Please think of this as not merely a piece
Of writing that anyone would fully
Appreciate, but as plain and simple
Words that attempt to arouse whatever
Appetencies you, especially, depend
Upon language to fulfull; that drench you
In several levels of meaning at once,
Rendering my presence superfluous.
In other words, welcome this as a poem,
Not merely a missive I’ve slowly composed
And tucked under your windshield wiper
So that these onlookers who saw me bash
In your fender will think I’m jotting down
The usual information and go away.

 

Sonnet [“If I were fire, I’d burn the world away”]
Angiolieri’s “S’i’ fosse foco”

If I were fire, I’d burn the world away;
If I were wind, I’d blow it down;
If I were water, I’d let it drown;
If I were God, I’d deep-six it today.

If I were Pope, what would make me gay?
To ransack every Christian town.
If I were emperor, what would make my day?
To see heads roll on the ground!

If I were death, I’d run down my father;
If I were life, I’d flee from him.
As for dear mama, she gets the same.
If I were Cecco, and that is my name,
I’d take the pretty young girls to screw
and leave the ugly old hags to you.

Paul Violi (20 juli 1944 – 2 april 2011)


De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook alle tags voor Uwe Johnson op dit blog.

Uit: Anniversaries (Vertaald door Damion Searls)

“August 24, 1967 ThursdayFive American war planes have been shot down in North Vietnam. Seventeen military personnel were killed in combat in the South, among them Anthony M. Galeno of the Bronx.Police in the Bronx have discovered a cache of weapons: submachine guns, an antitank gun, dynamite, ammunition, hand grenades, rifles, shotguns, pistols, detonators. The four collectors—private citizens, patriots, John Birch Society members—had planned to kill the Com-munist Herbert Aptheker first, then protect the nation from its other enemies.When Gesine Cresspahl came to this city in spring 1961, it was supposed to be for two years. The porter had put the child on his luggage cart and dashed her exuberantly around the somewhat run-down French Line terminal; when he doffed his cap and held out a hand, the child put both of hers behind her back. Marie was almost four years old. After six days at sea she had lost heart and no longer expected the new country to have the Rhine, her Düsseldorf kinder-garten, her grandmother. Gesine still always thought of Marie as “the child,” and the child of course was powerless to stop her. Gesine was worried—this child, squinting darkly, shyly, from under a white capotehat into the grimy light of West 48th Street, could thwart the move.She had twenty days to find an apartment, and the child resisted New York on every last one of them. The hotel found a German-speaking babysitter for her, an elderly, stiff-necked woman from the Black Forest in a tar-black dress, all ruffles and buttons. She could sing lieder by Uhland in a thin soprano voice, but she had retained more of her local dialect than she did the High German spoken in Freudenstadt twenty-five years ago; the child did not answer her. The child marched through the city with Gesine, not letting go of her hand, pressing against her in buses and subways, watchful to the point of suspicion, and letting herself be tricked into sleep by the monotonousmovements of some vehicle only late in the afternoon. She hunched her head between her shoulders when Gesine read to her from the apartment listings in The New York Times: she couldn’t care less about doorman buildings or air conditioning; she asked about ocean liners. She looked around with a kind of satisfaction in the apartments Gesine could afford, with their stingily chopped up, shabbily furnished rooms, three windows looking out on a courtyard black as night and one on the bleak hard facade opposite, expensive because it was free of Negro neighbors; they were nothing compared to the garden windows in Düsseldorf, she didn’t have to stand for these. The child did not take in one single English word, letting the shouts and hellos and compliments in hotel lobbies in buses at snack counters pass over her as though she had lost her sense of hearing entirely. She answered only with a delayed furious shake of the head, eyelids lowered. She was so silently bent on going back that people called her well-brought-up again and again. She started to refuse her food, because the bread, the fruit, the meat tasted different. Gesine permitted herself to resort to bribery and told her she could watch cartoons on TV; the child turned away from the screen, and not defiantly.”

Uwe Johnson (20 juli 1934 – 24 februari 1984)


De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zie ook alle tags voor Maurice Gilliams op dit blog.

Uit: Elias of het gevecht met de nachtegalen

“Somtijds heb ik het gevoel, dat mijn haar in brand staat.
– Elias, zegt Hermine: vertel nog weer van de blauwe hand.
Zij heeft zich naast mij op het tapijt neer laten zinken en ik zie een lichte huivering door haar lichaampje gaan. Het is de eerste keer niet dat ik haar van de blauwe hand vertel; zij kent het verhaaltje, en toch kan ze niet stilzitten van bange verwachting; ze wil lachen, zuchten en kouwelijk geeuwen tegelijk. En argeloos begin ik een duister gebeuren te vertellen van toen ik, moederziel alleen, op een winteravond in mijn bed lag.
Pas was ik ontwaakt, en ik wilde alweer dadelijk opnieuw in slaap vallen; maar ik kon die warme plooi niet terugvinden en dat eigenste heerlijke kuiltje van daar straks, waar mijn lichaam zoo goed in paste, zoodat ik er vast omsloten in liggen kon. Ik draaide mij om en woelde mijn voeten bloot; eindelijk was er geen plekje meer in bed te vinden om nu eens fijntjes te liggen soezen. Ik lag op mijn rug, de armen onder het hoofd, gelijk ’s morgens als men wakker ligt en het nog te vroeg is om op te staan. De ijsbloemen kraakten op de bevroren ruiten. Op straat liep een paard met een bel. Ik liet het heetgestookte hoofd van links naar rechts vallen en een poos lag ik te staren naar het nachtlichtje, dat achter een blauwe flesch te beven stond. Beneden in huis hoorde ik bij wijlen duidelijk een pot op het vuur zetten en herhaaldelijk miaauwde de kat in de keuken.
Als ik op het beddegoed staarde, zag ik aan het voeteneinde iets bewegen waar ik niet goed uit wijs kon worden. Het was als een opgerolde kous, maar toch ànders, want met beweeglijke deelen er aan vast scheen het op inzakkende krabbepooten te rusten. Voorzichtig trok ik langzaam mijn voeten in, eerst mijn linker en dan mijn rechter. Toen mijn rechter maar pas bewogen had, verroerde het monsterachtige ding en het kwam dichterbij. En nu het eenmaal verontrust was, wilde het niet meer stilliggen. Op eens zag ik met schrjk: ik herkende een blauwe, leelijk verwrongen hand die met tergende traagheid naar mij toe kwam gekropen. Ze was nu reeds tot aan mijn knie naar boven geklommen en ik voorzag dat ze in korte tijd mijn borst bereiken zou; nog een paar vreeselijke oogenblikken, – en in mijn eigen bed lag ik als een vogeltje met dichtgeknepen keel. Listig probeerde ik me om te keeren; ik lag op mijn buik, het gelaat in het kussen verborgen. Met armen en beenen deed ik een poos zwembewegingen, in afwachting dat het ergste gebeurde.”

Maurice Gilliams (20 juli 1900 – 18 oktober 1982)
Hier bij de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren in 1982 met koningin Beatrix


De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook alle tags voor Francesco Petrarca op dit blog.

Uit: Die Besteigung des Mont Ventoux (Vertaald door Kurt Steinmann)

„Wohl aber liegt das Leben, das wir das selige nennen, auf hohem Gipfel, und ein schmaler Pfad, so sagt man, führt zu ihm empor. Es steigen auch viele Hügel zwischen durch auf, und von Tugend zu Tugend muß man weiterschreiten mit erhabenen Schritten. Auf dem Gipfel ist das Ende aller Dinge und des Weges Ziel, darauf unsere Pilgerfahrt gerichtet ist. Dorthin gelangen wollen zwar alle, aber, wie Ovid sagt: Wollen, das reicht nicht aus, Verlangen erst führt dich zum Ziele. Es ist nicht zu glauben, wie sehr diese Überlegung mir zu dem, was noch zu tun verblieb, Geist und Körper aufrichtete.
Ein Gipfel ist da, der höchste von allen, den nennen die Waldleute „das Söhnlein“ – warum weiß ich nicht. Ich vermute aber, daß es wie manches andere nach dem Prinzip des Gegensatzes gesagt wird; denn in Wahrheit scheint er aller benachbarten Berge Vater zu sein. Auf seinem Scheitel ist eine kleine Hochfläche. Zuerst stand ich, durch einen ungewohnten Hauch der Luft und durch einen ganz freien Rundblick bewegt, einem Betäubten gleich. Ich schaue zurück nach unten: Wolken lagerten zu meinen Füßen, und schon sind mir Athos und Olymp minder unglaublich geworden, da ich das, was ich über sie gelesen und gehört, auf einem Berge von geringerem Rufe zu sehen bekomme. Ich richte nunmehr meine Augen nach der Seite, wo Italien liegt, nach dort, wohin mein Geist sich so sehr gezogen fühlt. Die Alpen selber – eisstarrend und schneebedeckt –, über die einst der wilde Feind des Römernamens hinüberzog, der, wenn wir dem Gerücht Glauben schenken wollen, die Felsen mit Essig sprengte, – sie erschienen mir greifbar nahe, obwohl sie durch einen weiten Zwischenraum getrennt sind. Die Rhone lag mir geradezu vor Augen. Dieweil ich dieses eins ums andere bestaunte und jetzt Irdisches genoß, dann nach dem Beispiel des Leibes auch die Seele zum Höheren erhob, schien mir gut, in das Buch der Bekenntnisse des Augustin hineinzusehen, eine Gabe, die ich deiner Liebe verdanke und die ich bewahre, zum Gedenken an den Urheber wie an den Geber, und die ich stets in Händen habe. Das faustfüllende Bändchen allerwinzigsten Formats, aber unbegrenzter Süße voll, öffne ich, um zu lesen, was mir entgegentreten würde: Was anderes als Frommes und Demütiges konnte mir wohl entgegentreten? Zufällig aber bot sich mir das zehnte Buch dieses Werkes dar.“

Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)
Cover


Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2017 en ook mijn blog van 20 juli 2013 deel 2 en eveneens deel 3.

Eddy van Vliet, Hans Lodeizen, Henk Hofland, Arie Storm, Paul Violi, Uwe Johnson, Maurice Gilliams, Francesco Petrarca

Dolce far niente – Bij de Nijmeegse Vierdaagse

 


Return of the Wanderer door Jack Butler Yeats, ca. 1928

 

De Wandelaar

De wandelaar hijgt. Bij het achterlaten
van niets heeft hij ervaren hoe alles blijft.

Langs de jaren voordien ging zijn tocht.
Wat tot bedaren werd gebracht,
als met water besprenkeld stof, wordt herdacht.

In over elkaar gelegde landschappen
vindt hij één voor één iedereen terug.

Alleen: omkeren naar zichzelf kan hij niet.

 

 
Eddy van Vliet (11 september 1942 – 5 oktober 2002)
De Scheldekaaien in Antwerpen, de geboortestad van Eddy van Vliet

 

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook alle tags voor Hans Lodeizen op dit blog.

 

als we maar hoop hebben

deze oude vieze wereld
die kun je gerust weggooien:
de romantiek van
uilskuikens

het is verdomd
moeilijk om te leven
zie in de hemel:
alles is rotzooi

maar als we maar
hoop hebben
zolang we maar
hoop hebben…

 

Mazurka

Geef mij de hand
zo zacht en goedgeefs,
de hand die liefde
als een sjaal uitspreidt,
de hand die een doorn
is in de zijde van de nacht,
en de regen overschaduwt.
doodsbenauwd is
de hand; een keizer

geef mij het lichaam,
zachter dan zeewind,
zacht als een vos.
dan zal ik niet meer
vragen, de storm
van mijn ogen zal lachen
in zonlicht, een waaier
van lente gelijk, een zaad
dat ontplooit tot
lach en droefheid,
nevel en rood.
daar hangen de bloemen,
de vingers van de hand,
de hand van het lichaam.

raak mij zachtjes aan,
in mij woont het raadsel.
soms wandelt het in jouw wereld,
soms wandelt het dagenlang,
soms rust het uit in jouw ogen,

laat me je hand zien,
morgen zal ik een andere zien.
ik ken jouw leven omdat de zon
met jou wat te doen heeft.
   

 

Jim ik zou willen weten

Jim ik zou willen weten
wat maakt het de moeite waard
dat je door blijft schrijven
brieven, opstellen en gedichten
waarin je de wereld aanprijst
en deskundig schat als een koopman.
hoe komt het dat je niet moe
wordt en de ogen dicht doet en
denkt ik wou dat ze allemaal
naar de hel gingen met hun
kletspraatjes en door blijft schrijven
brieven, opstellen en gedichten
waaruit ik je herken en waardoor
ik je tegenkom lachend
en mij moed insprekend
want ik ben heel moe en terwijl
ik spreek glijdt hoop uit mij vandaan.
Jim wat maakt het de moeite waard
dat je door blijft schrijven
brieven, opstellen en gedichten… etc.


Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

 

De Nederlandse schrijver, journalist, commentator, essayist en columnist Henk Hofland werd geboren in Rotterdam op 20 juli 1927. Zie ook alle tags voor Henk Hofland op dit blog.

Uit: Van zazou tot provo

“Van alle jeugdbewegingen in Nederland waarover sinds de oorlog bezorgde, verontwaardigde of diepzinnig verklarende artikelen zijn geschreven, is die van de provo’s de enige die er revolutionaire theorieën op nahoudt, althans een aantal formules op schrift heeft gesteld. Dit onderscheidt de provo’s van al hun voorgangers, en het is nu maar de vraag of we hier met een principieel verschil hebben te maken, of dat de anarchistische theorie alleen maar franje is. In het laatste geval hebben de provo’s al een stamboom waarin ze na de zazous en de nozems al de derde generatie zijn.
Wie spreekt er nu nog over zazous? Ze zijn totaal vergeten, maar toch hebben ze jarenlang voor grote verontrusting onder de pedagogen gezorgd. Het best zijn ze beschreven door Malaparte in De huid:
‘Zazous waren excentrieke jongelieden tussen de zeventien en de twintig, opvallend gekleed, met golfschoenen, nauwe tot het scheenbeen reikende broekspijpen, een overmatig lang jasje en een overhemd met een hoog nauw boord. Ze droegen hun haar lang, tot in hun nek en het geheel deed herinneren aan Marie Antoinette. De zazous verschenen voor het eerst in 1940 hier en daar in Parijs in de buurt van de Place Victor Hugo. In een bar aan dit plein hadden ze hun hoofdkwartier. Vervolgens werden ze in dichte drommen waargenomen aan de Rive Gauche en in de bars in de buurt van St. Germain des Prés. Maar de voorkeur bleken ze toch te geven aan Muette en de Champs Elysées.
Over het algemeen kwamen ze uit welgestelde burgermilieus en op het eerste gezicht lieten de zorgen die de meeste Fransen somber stemden, hen koud. Ze toonden geen buitengewone belangstelling voor kunst of litteratuur of sport en vooral niet voor de politiek, als men tenminste de smerigheid uit die tijd politiek wil noemen. Voor alles wat onder de term flirt wordt samengevat, waren ze onverschillig, hoewel ze in gezelschap waren, of liever, meisjes in hun gevolg hadden die op soortgelijke excentrieke manier gekleed waren – in een lange blouse en een rok die tot even boven de knieën reikte.In openbare gelegenheden spraken ze nooit luid, maar steeds met gedempte stem, bijna fluisterend, en hun gesprekken gingen altijd over de film, minder over de sterren dan over de regisseurs en de films op zichzelf. Hun middagen brachten ze door in de bioscoop, en in de donkere zalen hoorde men hun zacht gefluister en de korte keelgeluiden waarmee ze elkaar aanriepen.”


Henk Hofland (20 juli 1927 – 21 juni 2016)
Provo in Amsterdam, 1965

 

De Nederlandse schrijver en literatuurcriticus Arie Storm werd geboren in Den Haag op 20 juli 1963. Zie ook alle tags voor Arie Storm op dit blog.

Uit: Retourtje seksland

“Je komt er niet langer mee weg, als schrijver. Ik bedoel: gewoon thuis blijven zitten en werken, dat is niet meer goed mogelijk. Van alle kanten wordt er aan je getrokken (zo, de toon is gezet!). Na de publicatie van mijn reisverhalenboek – doeltreffend Op reis! genoemd – werd mij al spoedig gevraagd meer van dit soort ondernemingen op touw te zetten en mijn vleugels wederom uit te slaan (the plot thickens). Reizen is in, seks is nooit uit geweest. Wil hier thuis de schoorsteen blijven roken – dit is een moeizame en tegelijkertijd niet al te originele vorm van beeldspraak, met die rokende schoorsteen, maar enfin (mensen worden met minder beroemd), en élk fallisch symbool is vanaf nu mooi meegenomen -, dan moet ik echt álles aannemen. Voor vrouw en kind. Persoonlijk heb ik gewoon thuis seks, maar dat is weinig enerverend. Die seks is op zichzelf wel enerverend, haast ik mij te zeggen (anders is ook dat afgelopen), maar het decor en de privé-situatie nodigen niet uit tot verdere uitweiding. ‘Seks hebben’ is trouwens een anglicisme, beter is het om te spreken over ‘de liefde bedrijven’ – maar gezien de toonzetting van het verzoek dat mij heeft bereikt (een uitnodiging van het bekende seksblad De Gids – ‘sinds 1837’ -, opgericht door E.J. Potgieter en C.P.E. Robidé van der Aa; we zijn van ver gekomen), is het duidelijk dat het die kant niet op moet. Het woord ‘liefde’ kan beter worden vermeden, in deze context, en daar zal ik me vanaf nu aan houden. Wat ik nodig had, voor het schrijven van dit stuk, om inspiratie op te doen (zeg maar…), was een retourtje (heen en terug) seksland – dat was mij vrij vlot duidelijk.
Mijn vrouw had het, als we probeerden dat seksland te lokaliseren (nee, we spráken er gewoon over), al spoedig over een voetbalkleedkamer. Zelf dacht ik meer in de richting van Paris Hilton of Sienna Miller en hun gepimpte landhuizen, waar, nu ja, et cetera. Toch liet ik het haar even uitleggen. Nog niet zo héél erg lang geleden had ik in het kader van de verschijning van het boek We gaan naar Duitsland om te winnen (treurig) meegedaan aan een partijtje voetbal, hielp ze mij me te herinneren (het zweet stond spontaan op mijn voorhoofd en ook bij haar zag ik iets glinsteren). Een team bestaande uit de schrijvers die aan het boek hadden meegewerkt speelde tegen een team dat werd gevormd door boekverkopers. Na afloop was ik even verdwenen. Niet, om het eens poëtisch te zeggen, verdwenen voor mezelf (hoewel dat ook voorkomt), maar voor mijn vrouw.”


Arie Storm (Den Haag, 20 juli 1963)

 

De Amerikaanse dichter Paul Randolph Violi werd geboren op 20 juli 1944 in Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Paul Violi op dit blog.

Abundance

In Breughel’s great picture “Canal Street,”
restaurant customers order roast swan
instead of chicken, hurled salad
instead of tossed salad, while shoppers
spill through a maze of stalled trucks
and scurry around the sidewalk stalls
jammed with countless nameless things
that housewives sidestep
to surround a Japanese man
in a broad-brim hat and painted silk tie
as he demonstrates how one gadget
can cut food 50 different ways
and though they don’t understand a word
he says, they stand transfixed by his spiel
amid the fumes and noise and loud fruitvendors
dropping casual perfections of sun and rain
into bags and sacks against a backdrop
of silver towers and sea and fields
vibrant with excess that giddy farmers hail
by tossing animals, large animals,
into the air to be carried away
on the winds of exuberance
to the four corners of the globe
where the romping gods
bear so many attributes
they’re a bundle of incongruities
and no one takes them seriously
not even their beaming angels
who parachute drunkenly down to the shore
distracting the dogs let loose on cormorants
that ate so much they can’t fly
but not the boys in the rowboat
who have caught a blowfish,
tickled its belly until it’s about to burst
like a balloon before dropping it overboard
to watch it blow itself backward to kingdom come,
nor the other children who have stopped
clamoring over the stranded whale’s back
to swim out underwater, under the swans,
grab them by the legs and yank them down
in a slow fury of bubbles and light
and then sell them to the market
near the restaurant in the foreground
of Breughel’s great picture “Canal Street.”


Paul Violi (20 juli 1944 – 2 april 2011)
Hier met zijn dochtertje in 1973

 

De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook alle tags voor Uwe Johnson op dit blog.

Uit: Mutmaßungen über Jakob

»Ah –: galubuschka« sagte er. Er hatte alles im Kopf, tolles Gedächtnis, bat mich um Vortrag. Ich hielt ihm Vortrag.
Er hielt mir Vortrag. Verabredung. Eto ujasno. Verabredung. Zusammenfassung. Ich sagte noch: »Jesliana ostawajetssa galubka na kryschje …«, er verstand es nicht gleich, die haben dafür eine andere Fassung, dann lachte er. »Lutsche warabeja« sagte er. Er war sehr nett, gar nicht förmlich, immerhin war es ein Einzelgängerauftrag. Die Taube auf dem Dach. Den Abend verbrachte ich noch zu Hause, war aber ziemlich in Gedanken, manchmal auch unruhig. Schliesslich war die vorige Aktion gute Arbeit, dafür haben sie mich ja befördert, und Freistellung zur besonderen Verwendung ist letzten Endes noch eine Beförderung, musste es nun aber gleich die sein, wie konnte Cresspahl dann noch solche Lieder singen, ich kann auch wieder runterbefördert werden, dabei bleibt es nicht. Und der Ärger wegen des Kindes. Ich seh ja ein dass meine Tochter schlafen muss um zwanzig Uhr, sie ist zwei Jahre alt, ich seh das ein, aber ich hab sie doch auch nur ein bisschen angehoben zum Abschied, also gut. Um Mitternacht ging ich runter auf die Strasse. Hänschen las in seiner ewigen technischen Fernschule und gähnte dass ich es sehen sollte, beim Anlassen sagte er: »Der Urlaub hätte länger dauern dürfen«, und ich sagte »In Jerichow ist ein Badestrand«, das war aber so um den siebenten Oktober, da fühlte ich mich wieder wohl, das wollen wir doch mal sehen. Das war Anfang Oktober und Herbst und wir fuhren die ganze Nacht weg aus Berlin nach unten und der Himmel wurde immer grösser immer weisser, da stand der Kirchturm von Jerichow ziemlich bescheiden hinter dem Berg. Die Hundefänger von Jerichow haben die beiden Einfamilienhäuser in der Bahnhofstrasse, trübefinster, beinahe baufällig, die Garage dicht daneben, lediglich ein Schild haben sie noch nicht angebracht.“

 
Uwe Johnson (20 juli 1934 – 24 februari 1984)
Cover

 

De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zie ook alle tags voor Maurice Gilliams op dit blog.

Uit: Elias of het gevecht met de nachtegalen

“Wij vluchten bij mijne moeder in de eetzaal, omdat we weten dat ze Aloysius tegen tante Zénobie beschermen zal. wonderlijk stil is hij voor mijne moeder geworden, en wanneer haar trage hand over zijn haren streelt, springen er op eens lang ingehouden snikken in hem los.
Beschaamd, zijn voorhoofd tegen de muur gesteund, staat hij met zichzelf te vechten. Ondertusschen zijn wij aan tafel gegaan. Er hangt een afwachtende stilte over de familie. De dienstmeid gaat heen en weer met de dampende soepterrine. Als hij zich eindelijk omkeert is Aloysius als een doofstomme, verdwaasd en ongevoelig voor ons geworden. Zijn oogen staan hard en donker in zijn bleek gezicht, en zij schijnen niemand rond zich heen te herkennen.
Tijdens de zomervacantie wordt er ieder jaar op het familiebuiten een feest gehouden, en naar gewoonte zullen de kinderen een tooneelstukje opvoeren. Tante Theodora heeft er zich mede bemoeid, en alles werd voor een paar weken tot in de puntjes verzorgd. Er zijn de jongens van tante Emma: Casimir, Oscar en Leopold; en er zijn de kinderen van tante Zénobie: Albertus, Aloysius en Hermine. Met vragende oogen staan wij benieuwd rond tante Theodora geschaard; er is verwondering in ons hart, omdat ze met zulke geveinsde en profijtige vriendelijkheid over allerlei bijkomstige dingen spreekt.
Tante Zénobie heeft een zoontje dood: Pietje; Tante Emma, een dochtertje: Virginia. Daar zullen we dit jaar een aandoenlijk spel van vertoonen. Hermine speelt voor het kindje van tante Emma; maar omdat er onder de kinderen van tante Emma geen zulke kleine jongens meer zijn om Pietje uit te beelden, moet ik die gewichtige rol vervullen. Wij houden dagelijks repetitie in een buiten dienst gestelde remise en tante zegt ons plechtig voor wat wij aan elkaar vertellen moeten.
Wanneer we eindelijk mogen uitscheiden ben ik doodmoe, zoodat ik niet met Aloysius mee kan. De groote jongens gaan met hun boeken languit in het gras liggen; ze spelen vogelpik onder een oude eik of kegelen in de schaduw van het waschhuis. Ik word door Hermine in huis gelokt en wij gaan heerlijk in het salon onder de tafel uitrusten.
Hermine is erg zenuwachtig, mager, van doorschijnende bleekte en ze kan plotseling zulke malle invallen hebben. Zij heeft ook gevoelerige buien; dan kan ze niet dicht genoeg bij me zijn en gedurig aan trapt ze mij op de voeten of ze tikt me nijdig op de vingers, dat ze er van gloeien en pijn doen. Zij leert me met vuur spelen. Tersluiks heeft ze een doosje lucifers weggenomen; drie tot tien solferstekken tegelijk ontbranden, die ze dan onvoorzichtig over mij heen in de richting van de koolemmer gooit.”


Maurice Gilliams (20 juli 1900 – 18 oktober 1982)
Cover

 

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook alle tags voor Francesco Petrarca op dit blog.

Uit: Die Besteigung des Mont Ventoux (Vertaald door Kurt Steinmann)

„Am festgesetzten Tage gingen wir fort von Haus und kamen gegen Abend nach Malaucène, – das ist ein Ort am Fuße des Berges, nach Norden gewandt.
Wir verweilten dort einen Tag und bestiegen heute endlich, jeder mit einem Bedienten, den Berg, nicht ohne viel Beschwerde. Er ist nämlich eine jäh abstürzende, fast unersteigliche Felsmasse. Indessen gut hat der Dichter gesagt: Verwegnes Mühen alles zwingt. Ein langer Tag, schmeichelnde Luft, Lebensfeuer der Gemüter, Kraft und Gewandtheit der Leiber und was es sonst dergleichen geben mag, stand uns beim Wandern zur Seite; einzig widerstand uns die Natur des Ortes. Einen uralten Hirten trafen wir an den Hängen des Berges, der sich mit viel Worten bemühte, uns von der Besteigung abzubringen. Dieser sagte, er habe vor 50 Jahren in ebensolchem Ansturme jugendlichen Feuers den höchsten Gipfel erstiegen, indessen nichts von da heimgebracht als Reue und Mühe und von Felskanten und spitzen Dorngestrüpp zerrissenen Leib und Rock, und es sei weder vor noch nach jener Zeit je bei ihnen davon gehört worden, daß irgendwer Ähnliches gewagt habe. Da jener dies uns zuschrie, wuchs uns am Verbote das Verlangen – denn jugendliche Herzen schenken ja Warnern nur ungern Glauben. Infolgedessen ging der Greis, als er sah, daß er sich vergebens Mühe, etwas mit vorwärts und wies uns zwischen den Felsen einen steilen Pfad mit dem Finger, wobei er vielerlei zu erinnern wußte und viel hinter uns her seufzte, als wir schon davongegangen waren. Wir lassen bei ihm alles zurück, was irgend an Kleidungsstücken oder sonstiger Ausrüstung hinderlich sein könnte, schicken uns einzig und allein zur Besteigung an und klettern munter los. Aber, wie es meist geschieht, folgt dem ungeheuren Unterfangen geschwind die Ermattung. So erging es mir zu meiner Entrüstung mindestens dreimal innerhalb weniger Stunden, und mein Bruder lachte darob nicht wenig. So hatte ich mich denn, oft enttäuscht, in einem Tal niedergelassen. Dort schwang ich mich auf Gedankenflügeln vom Körperlichen zum Unkörperlichen hinüber und wies mich selbst etwas mit den folgenden Worten zurecht: Was du heute so oft bei Besteigung dieses Berges erfahren hast müssen, wisse, genau das tritt an dich und an viele heran, die da Zutritt suchen zum seligen Leben. Aber es wird deswegen nicht leicht von den Menschen richtig gewogen, weil die Bewegungen des Körpers zutage liegen, die der Seele jedoch unsichtbar sind und verborgen.“

 
Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)
Standbeeld in Venetië

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2017 en ook mijn blog van 20 juli 2013 deel 2 en eveneens deel 3.

Hans Lodeizen, Henk Hofland, Arie Storm, Uwe Johnson, Simin Behbahāni, Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2010 en eveneens alle tags voor Hans Lodeizen op dit blog.

 

Weet je nog…

Weet je nog…? – Toen de wind, de bomen
Tergde en hen de mantels, van het lichaam trok,
Dat wij samen – de regen kletterde bij stromen –
Schuilden onder ’t loof, en jij zó schrok

Toen ik je zei dat dit het eind was, en voorgoed
Onze wegen voortaan zouden scheiden.
‘Mijn arme kind ’t is droevig maar het moet;
Beter is het heen te gaan’ Ik zweeg en jij schreide.

Weet je nog? Toen mijn hand de jouwe
Zachtkens drukte, omdat jij spoedig zou zien
Dat ik niet de beste was. ‘zo zijn vrouwen!’
En dat jij door je tranen lachte, en zei; ‘Misschien…!”

Nu is het herfst opnieuw en regen, maar alleen
Schuil ik onder ’t lover, denk aan jou – en ween…

 

In de bedding van je heupen

In de bedding
van je heupen wil ik slapen
door de hemel van je
ogen bedekt

je voeten zijn ver
en toch behoren ze bij je als een
vlieger zijn ze opgelaten
in een zomerdag

ik woon
in een ander huis; soms
komen we elkander tegen
ik slaap altijd zonder jou
en wij zijn altijd samen

 

spinnenwebben van moeheid

spinnenwebben van
moeheid dragen over
grandioze zeeën zijn
ellendig hart. en toch
zal alles zo blijven

 

 
Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

Lees verder “Hans Lodeizen, Henk Hofland, Arie Storm, Uwe Johnson, Simin Behbahāni, Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy”

Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook alle tags voor Francesco Petrarca op dit blog.

 

 

Erhabne Flamme, mehr als schöne, schön

 

Erhabne Flamme, mehr als schöne, schön,
zu der der Himmel neigte so unstreitig,
daß er beschloß, sie, ach für mich zu zeitig,
zu dem ihr gleichen Sterne zu erhöhn.

 

Jetzt erst erwach ich und gewahr, wie sie
zu meinem Besten jenen Wünschen wehrte,
da sie der Glut, die Jugend noch vermehrte,
ihr Antlitz süß zugleich und trügend lieh.

 

Ihr dank ich, ihrem Rat und Augenmerk;
wie machte sie mit sanftestem Verachten
in meinem Brand das eigne Heil mir dringend.

 

Durch Künste, welche würdge Früchte brachten,
war Zunge hier und Braue dort am Werk,
ich Ruhm auf sie, sie in mich Tugend bringend.

 

 

Vertaald door Rainer Maria Rilke

 

 

Am Tag’, als rings die Strahlen sich der Sonnen

 

Am Tag’, als rings die Strahlen sich der Sonnen,

Dem Schöpfer trauernd, trübten in den Höhen,

Ward ich umgarnt, und eh’ ich mich’s versehen,

Hielt euer Auge, Donna, mich umsponnen;

 

Und weil ich nicht in solcher Zeit gesonnen,

Den Kampf mit Amors Pfeilen zu bestehen,

Ging arglos ich; so haben meine Wehen

Im allgemeinen Trauern bald begonnen.

 

Es fand mich Amor gänzlich sonder Wehre,

Den Weg zum Herzen durch die Augen offen,

Durch deren Pforten Thränen viel gezogen;

 

Drum bringt es ihm auch, dünkt mich, wenig Ehre,

Daß er mich Nackten mit dem Pfeil getroffen,

Euch, der Bewehrten, kaum gezeigt den Bogen.

 

 

Vertaald door Carl Förster

 

 

 

Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)

Casa di Francesco Petrarca, Laura en de Dichter

Lees verder “Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy”

Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.en ook mijn blog van 20 juli 2010

Ist Liebe lauter nichts

Ist Liebe lauter nichts, wie dass sie mich entzündet?
Ist sie dann gleichwohl was, wem ist ihr Tun bewusst?
Ist sie auch recht und gut, wie bringt sie böse Lust?
Ist sie nicht gut, wie dass man Freud aus ihr empfindet?

Lieb ich gar williglich, wie dass ich Schmerzen trage?
Muss ich es tun, was hilfts, dass ich solch Trauren führ?
Tu ichs nicht gern, wer ists, der es befiehlet mir?
Tu ich s gern, warum, dass ich mich dann beklage?

Ich wanke wie das Gras, so von den kühlen Winden
Um Vesperzeit bald hin geneiget wird, bald her.
Ich walle wie ein Schiff, das in dem wilden Meer

Von Wellen umgejagd nicht kann zu Rande finden.
Ich weiß nicht was ich will, ich will nicht was ich weiß,
Im Sommer ist mir kalt, im Winter ist mir heiß.

Vertaald door Martin Opitz

 

 

Es hob mich der Gedanke in ihre Kreise

Es hob mich der Gedanke in ihre Kreise
Zu ihr nach der hier vergeblich geht mein Streben
Dort sah ich sie im dritten Himmel schweben…
Schön war sie wie nie doch in minder stolzer Weise.

Sie fasste mich bei der Hand und sagte leise:
„So michs nicht trügt werden hier vereint wir noch leben…
Ich bins die so große Kämpfe dir gegeben
Und die vor Abend beendete ihre Reise.

Mein Glück begreift kein menschlicher Verstand:
Dich allein erwart ich und meine schöne Hülle
Die da unten blieb – der Anfang deiner Liebe“

Ach warum schwieg sie und entzog sie ihre Hand?
Bei solcher liebreicher und keuscher Worte Fülle
War mir als ob ich in dem Himmel bliebe.

Vertaald door Stefan Georg

Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)

Lees verder “Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt”

Hans Lodeizen, Uwe Johnson, Simin Behbahāni, Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy, Pavel Kohout, Elfriede Kern, Thomas Berger, Lotte Ingrisch, Thomas L. Beddoes

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2006 en ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Een lege postbode verdrinkt op de landweg
(Voor A. Morriën)

het is verdomd al weer haast herfst
en mijn vermoeid lichaam dat geen honing kent
lichaam zwak boven mate en gespleten
het is een oud huis als in Greenwich Village

de bomen staan haastig in te pakken
hun bladeren gaan in de koffers van de grond
de wind is een gezwinde sleutel
en over het deksel legt zij een kleed van wolken

de vensters van mijn lichaam zijn blind
en bij het haardvuur van mijn dromen zie ik
de dagen als vlammen boompje verwisselen
en weggaan in een oude stam van het huis

hoe laat zou het al zijn de rivieren staan
te heupwiegen als een raam tegen het landschap
mijn lichaam mijn teder lichaam zachtjes heengaand
of een lege postbode verdrinkt in de landweg.

 

als je triest bent

als je triest bent zegt de dokter
moet je meer eten klieren die slecht
werken hebben voedsel nodig om
op toeren te raken dat is logisch
maar de dokter denkt niet aan mij.

tweemaal in één rondgang van
het wiel voelde ik hoe groot de zon
was ook als de zomer niet meloenen
langs het gras uitspreidt en zachte
misère goedmoedig over het pad hobbelt.

 

Langzaam

winter, jij bent een slechtaard
in de huizen verstop je je
als een kind zie ik je alle scholen
binnen hollen met je lichaam
in een tas o winter jij bent
een slechte meester

een klein beetje vuurwerk daarmee
ben ik tevreden o winter geef mij
wat vrolijkheid knip een stuk
van deze middag af gooi een sprookje
in het water van de nacht
o slechte meester

dag slechte winter, scharenslijper,
met geschramde knieën hol je
over de speelplaats als knikkers
uit de wolken van een hemel naar het blauwe
hemd waar het witte krijtje rijdt van
een slechte meester.

 lodeizen

 Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

 

De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Uit: Jahrestage

21. August, 1967 Montag
Aufklarendes Wetter in Nordvietnam erlaubte der Luftwaffe Angriffe nördlich von Hanoi. Die Marine bombardierte die Küsten mit Flugzeugen und feuerte Achtzollgranaten in die entmilitarisierte Zone. Im Süden wurden vier Hubschrauber abgeschossen. Die Unruhen in New Haven gingen gestern weiter mit Bränden, eingeschlagenen Schaufenstern, Plünderung: weitere 112 Personen sind festgenommen worden.
Neben dem Zeitungenstapel wartet eine kleine gusseiserne Schale, über die die gekrümmte Hand des Händlers vorstößt, ehe sie noch die Münze hat abwerfen können […]
Gesine Cresspahl kauft die New York Times wochentags am Stand, der Bote könnte ihre Frühstückszeit doch verfehlen […]
23. August, 1967 Mittwoch
Die Luftwaffe flog gestern 132 Angriffe auf Nordvietnam […]
In der Nacht in New Haven gingen fünfhundert Polizisten Patrouille in den Negervierteln, durchsuchten Autos, hielten Scheinwerfer gegen die Fenster, verhafteten hundert Leute […]
Im August 1931 saß Cresspahl in einem schattigen Garten an der Travemündung, mit dem Rücken zur Ostsee, und las in einer englischen Zeitung, die fünf Tage alt war.”

johnson

 Uwe Johnson (20 juli 1934 – 24 februari 1984)

 

De Iraanse dichteres en schrijfster Simin Behbahāni werd geboren in Teheran op 20 juli 1927. Zie ook mijn blog van 20 juli 2009.

Stop Throwing My Country To The Wind

If the flames of anger rise any higher in this land
Your name on your tombstone will be covered with dirt.

You have become a babbling loudmouth.
Your insolent ranting, something to joke about.

The lies you have found, you have woven together.
The rope you have crafted, you will find around your neck.

Pride has swollen your head, your faith has grown blind.
The elephant that falls will not rise.

Stop this extravagance, this reckless throwing of my country to the wind.
The grim-faced rising cloud, will grovel at the swamp’s feet.

Stop this screaming, mayhem, and blood shed.
Stop doing what makes God’s creatures mourn with tears.

My curses will not be upon you, as in their fulfillment.
My enemies’ afflictions also cause me pain.

You may wish to have me burned , or decide to stone me.
But in your hand match or stone will lose their power to harm me.

simin

Simin Behbahāni (Teheran, 20 juli 1927)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Sonette

1
Ihr, die ihr hört in manch zerstreuter Zeile
der Seufzer Ton, die mir das Herz genähret
solang der erste Jugendwahn gewähret,
da ich ein andrer war wie jetzt zum Teile:

Von jedem, der erprobt der Liebe Pfeile,
hoff’ ich, wenn ihm manch wechselnd Blatt erkläret,
wie eitles Leid und Hoffen mich verzehret,
wird nicht Verzeihn bloß, Mitleid mir zuteile.

Wohl seh’ ich jetzt, wie ich zu lange Zeiten
der Menschen Fabel war, und muß entbrennen
vor Scham, wenn ich mich mahn’ an mein Versäumen.

Und Scham ist nun die Frucht der Eitelkeiten,
und büßendes Bereu’n und klar Erkennen,
das, was der Welt gefällt, ein kurzes Träumen.

 

III.
Es war der Tag, wo man der Sonne Strahlen
Mitleid um ihren Schöpfer sah entfärben:
Da ging ich sorgenlos in mein Verderben,
Weil eure Augen mir die Freiheit stahlen.

Die Zeit schien nicht gemacht zu Amors Wahlen,
Und Schirm und Schutz vor seinem Angriff werben,
Unnötig; so begannen meine herben
Drangsale mit den allgemeinen Qualen.

Es fand der Gott mich da ohn alle Wehre,
Den Weg zum Herzen durch die Augen offen,
Durch die seitdem der Tränen Flut gezogen.

Doch, wie mich dünkt, gereichts ihm nicht zur Ehre:
Mich hat sein Pfeil in schwachem Stand getroffen,
Euch, der Bewehrten, wies er kaum den Bogen.

 

Vertaald door August Wilhelm Schlegel

 petrarca

 Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Herfst

Het is een land van grijsaards na de zomer,
hier geeuwt de heide in haar gal van zonde;
het bruin der eiken heeft de geur van honden,
het dorp gloeit in zijn klokken van oktober.

De honing druipt vermoeid in aarden potten
waaraan de handen zich getroost verenen;
en eenzaam duurt ’t gemaal der molenstenen,
’t kasteel staat in zijn grachten te verrotten.

Sterfbedden blinken van het goud der vaderen,
’t is avond en de zonen zien het wonder:
’t geboortehuis dompelt in nevel onder
en jeugd en lief en ’t ál zijn niet te naderen.

 

Elegie

Zondag op het land.
Roken en door ’t venster staren:
linden voor de gevel,
trage knapen gaan voorbij.

Zomeravond op de velden
en de verre treinen kan men horen.
Grachten die naar heimwee smaken,
vergezichten, klokken die mij plagen
komen ’t hart zijn honing roven.

En de dorpen die ik door wil trekken,
waar de bruiden wonen,
waar de boten varen op de stromen,
roepen mij in ’t dalend donker:
in het koren staat een huis.

Maar ik toef hier voor het venster
van een boerenkamer
waar een stoel de stilte tekent
en de bloemen bruin verwelken
in een glas groen water.

gilliams

Maurice Gilliams (20 juli 1900 – 18 oktober 1982)

 

De Zweedse dichter Erik Axel Karlfeldt werd geboren op 20 juli 1864 in Folkärna. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Ich teile gerne

Ich teile gerne
mein Los in Liebe und Haß;
Glück und Schmerz, zu erleiden
das vollgerüttelte Maß.

Sub luna morior.
Dunkel ist meine Gruft.
Gib mich der Scholle hin
oder zerstäub mich in Luft:
drei Schaufeln Erde,
ein Häuflein verglühte Schicht,
flatternd, wie meine Sehnsucht
flattert im mondklaren Licht.

 

Serenade

Wenn Birkenblätter wie goldner Schaum
wirbeln auf welkenden Matten,
spinn unter Dach deinen friedlichen Traum
in Mitternachts Wolkenschatten.

Wenn der Wind an deinem Fenster erscheint,
ein schneebleicher Freiersmann,
träume, daß er es gut mit dir meint
und dir nichts anhaben kann.

Träume vom spielenden Sonnenstaub,
dem heiteren, sommerwarmen,
und daß du, umhegt von grünem Laub,
geschlafen in meinen Armen.

 karfeldt

Erik Axel Karlfeldt (20 juli 1864 – 8 april 1931)
Portret door Johan Axel Gabriel Acke

 

De Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy werd geboren op 20 juli 1933 in Providence, Rhode Island. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Uit: No Country for Old Men

I sent one boy to the gaschamber at Huntsville. One and only one. My arrest and my testimony. I went up there and visited with him two or three times. Three times. The last time was the day of his execution. I didnt have to go but I did. I sure didnt want to. He’d killed a fourteen year old girl and I can tell you right now I never did have no great desire to visit with him let alone go to his execution but I done it. The papers said it was a crime of passion and he told me there wasnt no passion to it. He’d been datin this girl, young as she was. He was nineteen. And he told me that he had been plannin to kill somebody for about as long as he could remember. Said that if they turned him out he’d do it again. Said he knew he was goin to hell. Told it to me out of his own mouth. I dont know what to make of that. I surely dont. I thought I’d never seen a person like that and it got me to wonderin if maybe he was some new kind. I watched them strap him into the seat and shut the door. He might of looked a bit nervous about it but that was about all. I really believe that he knew he was goin to be in hell in fifteen minutes. I believe that. And I’ve thought about that a lot. He was not hard to talk to. Called me Sheriff. But I didnt know what to say to him. What do you say to a man that by his own admission has no soul? Why would you say anything? I’ve thought about it a good deal. But he wasnt nothin compared to what was comin down the pike.
They say the eyes are the windows to the soul. I dont know what them eyes was the windows to and I guess I’d as soon not know. But there is another view of the world out there and other eyes to see it and that’s where this is goin. It has done brought me to a place in my life I would not of thought I’d of come to.“

 cormac

 Cormac McCarthy (Providence, 20 juli 1933)

 

De Tsjechische schrijver Pavel Kohout werd geboren op 20 juli 1928 in Praag in wat toen nog Tsjecho-Slowakije werd genoemd. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008 en ook mijn blog van 20 juli 2009.

Uit: Meine Frau und ihr Mann (Vertaald door Karl-Heinz Jahn’

Vilém Rosol hatte sich niemals gegen die strenge und bigotte Erziehung seiner Eltern aufgelehnt. Sein dadurch äußerst scheu und keusch geratenes Wesen sah sich unverhofft einer Frau mit “Vergangenheit” ausgeliefert, die ihr Leben als Helikonspielerin in einer Damenkapelle verdingte. Auch Liliane bewies eine schier überwältigende Dominanz und spricht sogar bei der überstürzten Vermählung für Vilém das Ja-Wort. Er schien jedoch nun im siebten Himmel zu sein…
Pavel Kohout zieht mit seinen 70 Jahren noch einmal richtig vom Leder. Die Beichte von Vilém Rosol über “MEINE FRAU UND IHR MANN” ist eine messerscharfe Satire in zwei Teilen. Der Anfang wurde noch vor Kohouts Ausbürgerung verfaßt und ist von jener augenzwinkernden Leichtigkeit, die ein wenig an die alte Schule eines Schweijk erinnert. Vor einem halben Jahr fertiggestellt, weist der zweite Teil formal keinen Bruch zum ersten auf, zieht jedoch in seinen Volten um einiges an und mündet schließlich in einem hochexplosiven Finale. Anfangs noch als privates Idyll mißzuverstehen, werden die Anspielungen auf die neue tschechischen Republik bald unübersehbar. Satire darf alles – ein Hoch auf die Demokratie, die soviel schwarzhumorige Nabelschau und bitterböse Hoffnungslosigkeit erträgt!.“

kohout

Pavel Kohout (Praag, 20 juli 1928)

 

De Oostenrijkse schrijfster Elfriede Kern werd geboren op 20 juli 1950 in Bruck an der Mur. Zie ook mijn blog van 20 juli 2009.

Uit: Kopfstücke

`Es ist doch mein Kopf, hat er gesagt, wie kann man mir verbieten, an meinem eigenen Kopf ein kleines Experiment vorzunehmen? Ich bin nicht überrascht. Ich weiß längst, worauf er hinauswill. Meine Verletzung hat ihn überhaupt erst auf die Idee gebracht. Er möchte ein Loch, wie ich es habe, weil er glaubt, daß ihm das helfen würde. Meine Freunde waren an dem Tag nicht da, hat er gesagt, sie haben mich die ganze Zeit beaufsichtigt wie ein Kleinkind, aber an diesem Tag haben beide zugleich das Haus verlassen müssen, und ich habe die Gelegenheit genützt. Ich habe den Werkzeugkasten meines Freundes geholt und auch gleich den passenden Bohrer gefunden. Um mich zu üben, habe ich ein paar Löcher in die Tropenholzmöbel meiner Freunde gebohrt. Meine Schädelplatte kann nicht sehr viel widerstandsfähiger sein als Tropenholz, hab ich mir gedacht. Die richtige Stelle auf meinem Schädel, die Stelle, an der anzusetzen ist, die kenne ich natürlich schon längst. Es ist von allergrößter Wichtigkeit, den Bohrer richtig zu plazieren.`

 kern

Elfriede Kern (Bruck an der Mur, 20 juli 1950)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Louis Berger werd geboren op 20 juli 1924 in Cincinnati, Ohio. Zie ook mijn blog van 20 juli 2009.

Uit: Meeting Evil

„Perhaps John Felton had got married too young, but he really did love Joanie and, besides, she was pregnant and came from a family which, though believing abortion was wrong, would have been disgraced by an illegitimate birth, with several of its members active in local church affairs and one in the politics of the county. So he became a father the first time almost simultaneously with becoming a husband.

Then before Melanie was quite three years of age she was joined by a newborn brother they prudently named for her mother’s uncle Philip, a small businessman who had retired on the tidy sum paid for his prime-location premises (where he had sold floor coverings) by the firm that intended to demolish them along with neighboring structures and build a medium-sized mall on the property. But Uncle Phil was conspicuously healthy and still not nearly old enough to be considered a prompt source of financial relief for his presumed heirs. They were paying too much for a house though John was himself a real-estate salesman — at the moment in a buyer’s market.

John worked weekends, showing houses to potential buyers when there were such, and took Mondays off, which permitted Joanie to catch up on her sleep in the morning, and in the afternoon shop or visit the hairdresser. Even so — and whenever he was home he shared in the chores, including wee-hour calls from baby Phil — having to care for two small children was leaving its mark on his young wife, who, he had to admit to himself, already looked as if she had been married twice as long as was actually the case.

It was on such a late Monday morning when, with the two-tone sound of the front-door chimes, the worst day of John’s life began, though he had already been up for hours, feeding the children and running the first of two loads of laundry through the washer/dryer and folding the garments while they were still warm.“

 berger

 Thomas Berger (Cincinnati, 20 juli 1924)

 

De Oostenrijkse schrijfster Lotte Ingrisch (geb. Charlotte Gruber) werd geboren op 20 juli 1930 in Wenen. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007.

Uit: Reiseführer ins Jenseits

‚So war es nicht immer. Unsere Großväter und ihre Frauen haben es noch verstanden, zu sterben. Und sterben zu lassen. Ihr Schmerz war nicht kleiner. Vielleicht ist er sogar größer gewesen. Aber sie haben den Tod als etwas Natürliches betrachtet, als Teil ihres Lebens, und so haben sie nicht, wie wir, mit Abscheu und Entsetzen auf ihn reagiert. Dadurch war es ihnen möglich, ihre Sterbenden bei sich zu Hause zu behalten, in ihrer tröstlichen Mitte, bis zuletzt. Statt ihn ängstlich zu meiden, hat man sich früher um den Sterbenden wie um ein Zentrum versammelt. Sein Verzeihen, seinen Segen und manchmal auch seine Weisheit erbeten. Man sprach miteinander über die Zeit, die noch eine gemeinsame sein würde. Und auch über die Zeit nachher.

Sorgen wurden zerstreut, Wünsche gewährt. Schon früh gewöhnten die Kinder sich dabei an den Tod und empfanden weder Angst noch Grauen vor ihm. Man nahm Abschied voneinander, und wer seinen

Verwandten oder Ehegespons lieb hatte, saß an seinem Bett und hielt ihm beim Sterben die Hand.“

lotte

Lotte Ingrisch (Wenen, 20 juli 1930)

 

Rectificatie

De Engelse dichter Thomas Lovell Beddoes werd geboren op 20 juli 1803 in Clifton (en niet op 30 juni). Zie ook mijn blog van 30 juni 2007 en ook mijn blog van 30 juni 2008 en ook mijn blog van 30 juni 2009.

If Thou Wilt Ease Thine Heart

IF thou wilt ease thine heart
Of love, and all its smart,-
Then sleep, dear, sleep!
And not a sorrow
Hang any tear on your eyelashes;
Lie still and deep,
Sad soul, until the sea-wave washes
The rim o’ the sun to-morrow,
In eastern sky,

But wilt thou cure thine heart
Of love, and all its smart,-
Then die, dear, die!
‘T is deeper, sweeter,
Than on a rose bank to lie dreaming
With folded eye;
And then alone, amid the beaming
Of love’s stars, thou’lt meet her
In eastern sky.

beddoes

Thomas Lovell Beddoes (20 juli 1803 – 26 januari 1849)

Hans Lodeizen, Uwe Johnson, Simin Behbahāni, Francesco Petrarca, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy, Pavel Kohout, Elfriede Kern, Thomas Berger, Lotte Ingrisch

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2006 en ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Vader, hier zijn de kleine

Vader, hier zijn de kleine
Bomen waar de mandarijnen
Groeien van het plezier.
“Het is als Perzië hier.”

Ja, vader, de witte
Kleine Arabieren zitten
Lachende bij de fontein.
‘Weet je nog waar we zijn?’

 

De buigzaamheid van het verdriet

in een wereld van louter plezier
kwam ik haar tegen, glimlachend,
en ze zei: wat liefde is geweest
luister ernaar in de bomen
en ik knikte en we liepen nog lang
in de stille tuin.

de wereld was van louter golven
en ik zonk in haar als een lijk
naar beneden het water sloot
boven mijn hoofd en even
voelde ik een vis langs mij strijken
in de stille zee.

dag zei ik tegen haar dag kom
ik je nog eens tegen, glimlachend
maar de wind blies weg
haar gezicht in het water
en ik knikte en ik werd onzichtbaar
in het stille leven.

 

voor vader

o vader wij zijn samen geweest
in de langzame trein zonder bloemen
die de nacht als een handschoen aan-
en uittrekt wij zijn samen geweest
vader terwijl het donker ons dichtsloeg.
waar ben je nu op een klein ritje
in de vrolijke bries van een groene auto
of legde de dag haar handschoen
niet op een tafel waar schemering en
zachte genezing zeker zijn in de toekomst.

mijn lippen mijn tedere lippen dicht.

 

Lodeizen1

Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

 

De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Uit: Mutmaßungen über Jakob

 

„Aber Jakob ist immer quer über die Gleise gegangen. – Aber er ist doch immer quer über die Rangiergleise und die Ausfahrt gegangen, warum, aussen auf der anderen Seite um den ganzen Bahnhof bis zum Strassenübergang hätt er eine halbe Stunde länger gebraucht bis zur Strassenbahn. Und er war sieben Jahre bei der Eisenbahn.
– Nun sieh dir mal das Wetter an, so ein November, kannst keine zehn Schritt weit sehen vor Nebel, besonders am Morgen, und das war doch Morgen, und alles so glatt. Da kann einer leicht ausrutschen. So ein Krümel Rangierlok ist dann beinah gar nicht zu hören, sehen kannst sie noch weniger.
– Jakob war sieben Jahre bei der Eisenbahn will ich dir sagen, und wenn irgend wo sich was gerührt hat was auf Schienen fahren konnte, dann hat er das wohl genau gehört unterhalb des hohen grossglasäugigen Stellwerkturms kam eine Gestalt quer über das trübe dunstige Gleisfeld gegangen, stieg sicher und achtlos über die Schienen eine Schiene nach der anderen, stand still unter einem grün leuchtenden Signalmast, wurde verdeckt von der Donnerwand eines ausfahrenden Schnellzuges, bewegte sich wieder. An der langsamen stetigen Aufrechtheit des Ganges war vielleicht Jakob zu erkennen, er hatte die Hände in den Manteltaschen und schien geraden Nakkens die Fahrten auf den Gleisen zu beachten. Je mehr er unter seinen Turm kam verdunsteten seine Umrisse zwischen den finster massigen Ungeheuern von Güterzugwagen und kurzatmigen Lokomotiven, die träge ruckweise kriechend den dünnen schrillen Pfiffen der Rangierer gehorchten im Nebel des frühen Morgens auf den nass verschmierten Gleisen
– wenn einer dann er. Hat er mir doch selbst erklärt, so mit Physik und Formel, lernt einer ja tüchtig was zu in sieben Jahren, und er sagt zu mir: Bloss stehenbleiben, wenn du was kommen siehst, kann noch so weit wegsein. “Wenn der Zug im Kommen ist – ist er da” hat er gesagt. Wird er auch bei Nebel gewusst haben.
– Eine Stunde vorher haben sie aber einen Rangierer zerquetscht am Ablaufberg, der wird das auch gewusst haben.“

 

Johnsons

Uwe Johnson (20 juli 1934 – 24 februari 1984)

 

 

 De Iraanse dichteres en schrijfster Simin Behbahāni werd geboren in Teheran op 20 juli 1927. Zij stamt uit een literaire familie. Haar vader Abbas Chalili was dichter en uitgever van de krant Eghdām. Ook vertaalde hij grote delen van het Boek der Koningen in het Arabisch. Haar
moeder was lerares Frans. Simin schreef haar eerste gedichten toen zij veertien was. Zij is ook bekend om haar niet aflatende inzet voor de schrijvers in Iran en voor de rechten van de vrouw. Behbahāni droeg bij aan een modernisering van de dichtkunst door theatrale onderwerpen, alledaagse gebeurtenissen en conversaties in haar po
ëzie op te nemen. Als voorzitster van de Iraanse schrijversbond neemt zij een belangrijke plaats in het culturele leven in. Wel wordt haar visie op Iran door sommigen als te nationalistisch bekritiseerd.

 

 

Gracefully she approached

Gracefully she approached,

in a dress of bright blue silk;

With an olive branch in her hand,

and many tales of sorrows in her eyes.

Running to her, I greeted her,

and took her hand in mine:

Pulses could still be felt in her veins;

warm was still her body with life.

 

“But you are dead, mother”, I said;

“Oh, many years ago you died!”

Neither of embalmment she smelled,

Nor in a shroud was she wrapped.

 

I gave a glance at the olive branch;

she held it out to me,

And said with a smile,

“It is the sign of peace; take it.”

 

I took it from her and said,

“Yes, it is the sign of…”, when

My voice and peace were broken

by the violent arrival of a horseman.

He carried a dagger under his tunic

with which he shaped the olive branch

Into a rod and looking at it

he said to himself:

“Not too bad a cane

for punishing the sinners!”

A real image of a hellish pain!

Then, to hide the rod,

He opened his saddlebag.

in there, O God!

I saw a dead dove, with a string tied

round its broken neck.

 

My mother walked away with anger and sorrow;

my eyes followed her;

Like the mourners she wore

a dress of black silk.

 

Simin-Behbahani

Simin Behbahāni (Teheran, 20 juli 1927)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

 

De dag dat de zon uit mededogen

 

De dag dat de zon uit mededogen

met Hem die haar geschapen had ontkleurde,

werd ik, o liefste, ofschoon ik niets bespeurde,

gevangen door de schoonheid van jouw ogen.

 

Omdat jouw blikken in mijn richting vlogen

juist op een dag dat heel de wereld treurde

en rouwde om wat eens Gods zoon gebeurde,

werd ik verrast en weerloos meegezogen.

 

En hete tranen moet ik nu vergieten

door ’t schrijnen van de wonden die de schichten

diep in mijn broze binnenste achterlieten.

 

En ach, hoe kon zich liefde ertoe verplichten

op mij arglistig pijlen af te schieten

zonder op jou zelf maar de boog te richten?

 

 

 

O dierbaar dal, vervuld van mijn gezucht

 

O dierbaar dal, vervuld van mijn gezucht,

o stille stroom, waar ik in tranen baadde,

o wild in ’t woud, o vogels in de lucht,

o vissen tussen groenbeboste kaden,

 

o klare lucht, vol warmte en zoet gerucht,

o vredig pad, mij ’t liefst van alle paden,

o heuvel, eens gezocht en nu ontvlucht,

waar liefde ’t hart met blijdschap overlaadde.

 

gij zijt nog steeds hetzelfde als voorheen,

maar ik, ik niet helaas, want ach gij ziet

hoe zwaar ik lijd en hete tranen ween.

 

Bij u zag ik mijn liefste, en verdriet

voert mij nu weer naar hier, waar zij alleen

’t omhulsel van haar schoonheid achterliet.

 

 

Vertaald door Frans van Dooren

 

 

Francesco_Petrarca2

Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)
Standbeeld, Uffizi paleis, Florence

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Guillaume Rosalie Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

 

Het afgesloofde lover van de beuken

 

Het afgesloofde lover van de beuken

 waarin de vossen van november jagen

– bij bladerval, hier kwam mijn moeder treuren;

ze zong en streelde mij. Ze gaf mij namen

 

van vogels – mees en vink. Warm van gebeden

doorliepen wij de laan. ‘k Droeg de lantaren.

Op ’t landhuis hoorden wij piano spelen,

doorheen de lissen, over ’t zieke vijverwater.

 

– Gedroomde kaars, hoelang nog zult gij branden?

Maria zit naast mij. Stenen en sterren

vallen op tafel, langs mijn dor-bevreesde wangen

 

terwijl ik schrijf. En harde sleutelbossen

rinklen. In ’t vunzig voshol van mijn werken

belaagt een spin een mier. De wortels rotten.

 

 

 

Winterkust

 

Maria, langs het strand, roept naar het kind

dat wij niet meer verwachten dan in dromen.

Het antwoord, dat wij in ons lichaam horen,

geheugt ons moeder’s roepen naar haar kind.

 

De meeuwen zijn alleen, met honderd samen,

als niet een kleine meeuw naar aas verlangt.

En het gehoon der meeuwen in ons hart

neemt wraak als wij van ’t leven léven vragen.

 

Niets hoort ons toe: het solferkleurig duin,

het rammelen van de ketens in de golven.

Beschuimd, wrak hout: gij leent u niet tot vuur.

 

Geen leed is heilzaam, dat in vreugden duurt.

We zijn zo oud als zand en zout geworden.

Straks keren wij, elkaar beminnend, thuis.

 

gilliams

Maurice Gilliams (20 juli 1900 – 18 oktober 1982)

 

De Zweedse dichter Erik Axel Karlfeldt werd geboren op 20 juli 1864 in Folkärna. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

  

Ich bin einer singenden Stimme

 

Ich bin eine singenden Stimme in dunklen, teifen Schächten,

dort hört kein Ohr, ist alles echolos,

bin ein irrendes Licht überm See in gespenstigen Nächten,

ein Trugschein, der im Dunkel lischt: in einem feuchten Schoß.

 

Ich bin ein treibendes Blatt in des Herbstes leeren Reichen,

ich wirble hin, der Sturm läßt mich nicht ruhn.

Ob ich hafte am Berg, ob versinke in grundlosen Teichen,

das weiß ich nicht, mich kümmert´s nicht – kann nichts dageben tun.

 

 

Eine Sehnsucht sitzt im Herzen…

 

Eine Sehnsucht sitzt im Herzen,

ich weiß nicht, wohin sie will.

Flieht sie zum Himmel, bleibt sie auf Erden?

Ich liege und halte still.

 

Sucht sie des Grabes Ruh oder das Leben?

Ich fühl´s, sie läßt sich nicht stillen,

es ist eine Sehnsucht auf eigene Hand,

nur um der Sehnsucht willen.

 

karlfeldt

Erik Axel Karlfeldt (20 juli 1864 – 8 april 1931)
Portret door J A G Acke

 

De Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy werd geboren op 20 juli 1933 in Providence, Rhode Island. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007 en ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Uit: All The Pretty Horses

 

”The candle flame and the image of the candle flame caught in the pier glass twisted and righted when he entered the hall and again when he shut the door. He took off his hat and came slowly forward. The floorboards creaked under his boots. In his black suit he stood in the dark glass where the lilies leaned so palely from their waisted cutglass vase. Along the cold hallway behind him hung the portraits of forebears only dimly known to him all framed in glass and dimly lit above the narrow wainscoting. He looked down at the guttered candle stub. He pressed his thumbprint in the warm wax pooled on the oak veneer. Lastly he looked at the face so caved and drawn among the folds of funeral cloth, the yellowed moustache, the eyelids paper thin. That was not sleeping. That was not sleeping.
It was dark outside and cold and no wind. In the distance a calf bawled. He stood with his hat in his hand. You never combed your hair that way in your life, he said.
Inside the house there was no sound save the ticking of the mantel clock in the front room. He went out and shut the door.
Dark and cold and no wind and a thin gray reef beginning along the eastern rim of the world. He walked out on the prairie and stood holding his hat like some supplicant to the darkness over them all and he stood there for a long time.”

 

cormacmc

Cormac McCarthy (Providence, 20 juli 1933)

 

De Tsjechische schrijver Pavel Kohout werd geboren op 20 juli 1928 in Praag in wat toen nog Tsjecho-Slowakije werd genoemd. Zie ook mijn blog van 20 juli 2008.

 

Uit: Die lange Welle hinterm Kiel

 

Die zwei Paare langten mit ihren zerbeulten Flughafentaxis so dicht hintereinander am Liegeplatz des wohlbekannten Kreuzfahrtschiffes MS Harmonia an, daß es aussah, als würden sie zusammengehören. Dieser Eindruck entstand jedoch nur, wie Oberzahlmeister Carlo Zeppelini sich allerdings erst nach jenem furchtbaren Ereignis erinnerte, weil ihnen beiden etwas Ungleiches anhaftete.
Die “Mylady”, wie er Greisinnen ihres Schlages nannte, die in den teuersten Appartements der besten Schiffe die Erdkugel umrunden, wo sie mit den Geldern ihrer endlich dahingeschiedenen Gatten nach einem halben Jahrhundert ohnmächtiger Langeweile zu einer Vita nuova erwachen, ließ schon von weitem eine geradezu mörderische Aktivität erwarten. Die Kämmerer! schoß es ihm durch den Kopf, ja, das mußte wohl die Kämmerer sein!
Es kam selten vor, daß die Reederei von den üblichen Daten zur Aufenthaltsdauer und Buchungsklasse der Passagiere einmal abgesehen zusätzlich noch eine “Gebrauchsanweisung” mitfaxte. Diesmal enthielt sie die vertrauliche Mitteilung, Frau Margarete Kämmerer, Witwe des Inhabers der Österreichisch-bayerischen Kalk- und Betonwerke, habe in den letzten drei Jahren auf beinahe allen deutschen Schiffen, mit denen sie die warmen Gewässer durchkreuzte, einen Eklat heraufbeschworen. Ungeachtet des zähen Gerangels um die Marktanteile auf dem Meer tauschten selbst hartnäckigste Konkurrenten solche Warnungen vertraulich untereinander aus.“

  

Kohout

Pavel Kohout (Praag, 20 juli 1928)

 

De Oostenrijkse schrijfster Elfriede Kern werd geboren op 20 juli 1950 in Bruck an der Mur. Zij werkte lang als bibliothecaresse bij de Nationale Bibliotheek in Wenen. Sinds 1988 leeft zij als zelfstandig schrijfster in Linz.

 

Uit: Tabula Rasa

 

“Ich bin die in der Mitte. Die mit dem Makel. Mein feuerrotes Mal auf der Wange zieht seit jeher alle Blicke auf sich. Das kann man wegmachen lassen, sagen die Leute, die es gut mit mir meinen. Dabei betrachten sie mich auf das neugierigste und ich halte nur mit Mühe den Kopf hoch. So war es früher. Jetzt ist es anders. Jetzt ist das feuerrote Mal auf meiner Wange gänzlich unwichtig geworden. Jetzt muß ich von morgens bis abends an meine ältere Schwester denken. Daran, daß sie lange gekränkelt hat und ich den Kopf in den Sand gesteckt habe. Dann, als die Krankheit ausgebrochen ist, habe ich meine ältere Schwester sogleich ins Krankenhaus gebracht. Nur dort kann dir geholfen werden, hab ich gesagt. Sie war nicht weiter verwundert darüber, sie hat gewußt, daß mit mir nicht zu rechnen ist. Hätte ich sie zu Hause behalten und selber gepflegt, könnte sie noch leben, sage ich mir heute. Ich bin es gewesen, die ihr Sterben noch beschleunigt hat, daran ist nicht zu rütteln. Du mußt dich auf andere Gedanken bringen, haben die Leute, die es gut mit mir meinen, gesagt und ich habe es gehorsam mit Ablenkung versucht. Aber das ist gänzlich nutzlos gewesen und eines Tages habe ich den Einfall gehabt, alle Spiegel aus der Wohnung zu verbannen. Um die Proteste der jüngeren Schwester habe ich mich nicht gekümmert. Wieso tust du das, hat sie gefragt. Ich möchte mich hin und wieder in den Spiegel schauen, hat sie gesagt. Ich nicht, hab ich gesagt.”

 

Kern

Elfriede Kern (Bruck an der Mur, 20 juli 1950)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Louis Berger werd geboren op 20 juli 1924 in Cincinnati, Ohio. Berger was als militair een tijd in Europa gestationeerd. Daarna studeerde hij aan de University of Cincinnati, en de Columbia University. Hij werkte als bibliothecaris en als journalist voordat in 1958 zijn eerste roman Crazy in Berlin uitkwam.  Zijn romans Little Big Man en Neighbors werden ook verfilmd.

 

Uit: Adventures of the Artificial Woman

 

Never having found a real woman with whom he could sustain a more than temporary connection, Ellery Pierce, a technician at a firm that made animatronic creatures for movie studios and theme parks, decided to fabricate one from scratch.

The artificial woman would naturally be able to perform every function, but sex was the least of what Pierce looked for in his made-to-order model. He had never had undue difficulty in finding live females to satisfy his erotic appetites. He was witty, considerate, and instinctively affectionate. Physically he was trim and fit, curly haired, clear-eyed; in his smile generosity and impudence were combined with a hint of reproach. The reproach was for the many women he had known who, having soon exhausted an early attraction, on longer acquaintance found him wanting.

For years he had made a sincere effort to determine the reason for this state of affairs and, if the fault proved his own, to seek a personal change. But the fact was that no matter how hard he tried, he could not honestly blame himself. Obviously he bore no responsibility for having been reared by a single mother who adored and spoiled her only child, a child who was therefore led to expect much the same treatment from the other examples of the female sex he would encounter after leaving the nest.

In which expectation he was proven wrong rather sooner than later. There were some women who immediately disliked or were indifferent to him, but they were easier to deal with than those who at the outset seemed to regard meeting him as at least a positive experience and sometimes even life-enhancing, to the degree that they might subsequently insist they were in love. In such cases he often responded in kind, and by the time he was thirty-three he had lived, respectively, with three such persons and had been married to two of them. Each of these associations had come to an unhappy end, and though he was first to admit to being imperfect, he believed his only major flaw was an inability to choose the right partner.”

 

Berger

Thomas Berger (Cincinnati, 20 juli 1924)

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 20 juli 2007.

 

De Oostenrijkse schrijfster Lotte Ingrisch (geb. Charlotte Gruber) werd geboren op 20 juli 1930 in Wenen.

Hans Lodeizen, Francesco Petrarca, Uwe Johnson, Maurice Gilliams, Erik Axel Karlfeldt, Cormac McCarthy, Pavel Kohout, Lotte Ingrisch, Gerard Nolst Trenité

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Zie ook mijn blog van 20 juli 2006 en ook mijn blog van 20 juli 2007.

 er was een feest van balspelers

er was een feest van balspelers op het veld in
de zomer. twee vuile kleine jongetjes
gaapten het wonder van de chaos aan
(hun zakken vol broodkruimeltjes)
en liepen toen door over de zon.

de balspelers aten biefstuk en hun vermoeide
spieren waren in gesprek met elkaar onder
de douche. het veld was in hun ogen, het groene,
de gewiekste komeet (de bal), en de witte
melkweg, in hun lichaam gespaard.

 

Toen de dag was weggelopen

Toen de dag was weggelopen in het zachte
gras en de nacht haar jurk wellustig
neerspreidde, een sluier over de bloemen,
toen het donker was en de nachtegaal zong,
heb ik je ogen herkend overal om me heen

nu is het avond: donker als altijd
wanneer de zon’s handgewuif
vrolijk is ondergegaan of als een waaier
is toegevouwen voor de hemel waar
vogels als een waterval zingen.

en zo stil als nooit ben ik langs de
paden van de tuin gegaan, lachend
tegen de nacht; zal ik zeggen hoe
droevig de geuren roken die langzaamaan
deinden op de wind als zeilschepen…?

 

Hij die de wind

Hij die de wind
had na willen bootsen in haar
meest intieme bewegingen;
nu ligt hij als een steen
in de beek, zwijgend in het
spelende water.

Hij die zijn hand
wou laten regeren over de
dingen is moe, en een klacht
draagt hij op zijn hoofd als
een doornenkroon, maar hij lacht
in de herfstzon.

lodeizen

Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Francesco Petrarca werd geboren in Arezzo op 20 juli 1304. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007.

Ga naar de harde zerk

Ga naar de harde zerk, o droef sonnet,
waaronder zij die ik liefhad ligt begraven,
en vraag haar vurig of zij mijn gebed
met hemelse goedgunstigheid wil staven.

Want nu mijn schip door stormen is ontzet
zodat ik doodmoe uitzie naar de haven,
ga ik haar achterna met trage tred
mij sterkend met de gulheid van haar gaven.

En sprekend van haar dood en van haar leven
(dat in de dood pas echt tot leven wordt)
wil ik de wereld kennis van haar geven.

En moge ik bij mijn sterven binnenkort
door haar in liefde worden opgeheven
naar oorden waar me een hemels licht omgordt!

 

Vertaald door Frans van Dooren

 

Ik vind geen vrede en ik kan niet strijden

Ik vind geen vrede en ik kan niet strijden,
ik hoop en vrees, ik brand en ben van ijs,
ik zweef omhoog en ik lig verstijfd te lijden,
ik bemin de wereld, die ik misprijs.

Ik ben verlost en kan me niet bevrijden,
ik heb een houvast en raak toch van de wijs,
ik voel me levend en gestorven beide:
ach, liefde is zowel hel als paradijs!

Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten.
ik haat mezelf en houd van iedereen,
ik roep om hulp en wil het leven laten,

ik huil van vreugde, ik lach terwijl ik ween,
leven en dood, wat kan het mij baten:
en dit, lieveling, komt door jou alleen.

Vertaald door Lepus

FrancescoPetrarca
Francesco Petrarca (20 juli 1304 – 19 juli 1374)

 

De Duitse schrijver Uwe Johnson werd geboren op 20 juli 1934 in Cammin (tegenwoordig Kamień Pomorski, Polen). Zie ook mijn blog van 20 juli 2007.

Uit: Mutmaßungen über Jakob

“Ihr Herr Vater meint den Staat”, sagte Herr Rohlfs. “Wir waren ausgegangen von der natürlichen Notwendigkeit des menschlichen Zusammenlebens. Ich hatte behauptet dass der Fortschritt eines Gemeinwesens abzulesen ist an dem vernünftigen und gerechten Ausgleich der Einzelinteressen, der Befriedigung der Egoismen. Dass einer den anderen zufrieden am Leben hält: nannte Ihr Herr Vater das. In der Folge muss die Lebensfristung zwangsläufig angenehmer werden durch ständige Verbesserung und Erweiterung der gesellschaftlichen Produktion. Die Grundvoraussetzung für solche Vernunft”: sagte Herr Rohlfs.
ist die Beseitigung des Kapitalismus, die Errichtung einer proletarischen Staatsmacht, der Aufbau einer sozialistischen Wirtschaft. Dass einer den anderen zufrieden am Leben hält. Sie hob ihr Gesicht auf und wandte ihr Kinn schräg, ihr Blick ging auf Jakob zu und glitt am Fenster ab.“

UWE_JOHNSON

Uwe Johnson (20 juli 1934 – 24 februari 1984)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Maurice Guillaume Rosalie Gilliams werd geboren in Antwerpen op 20 juli 1900. Zijn jeugd bracht hij grotendeels door op het buitengoed van de familie in de omgeving van Antwerpen. Hier zou hij de inspiratie vinden voor de novellen in “Oefentocht in het luchtledige” (1933) en “Elias of het gevecht met de nachtegalen” (1936). In het bedrijf van zijn vader leerde hij het vak van typograaf. Zijn eerste werken werden dan ook in eigen beheer uitgegeven.
In de jaren ’20 debuteerde hij met enkele in geringe oplage gedrukte verzenbundels die later werden gebundeld in “Het verleden van Columbus” (1933). Gilliams schreef ook essays,  o.m. over Paul van Ostaijen en Henri De Braekeleer. Hij had tevens aanleg voor tekenen en bezat een diepgaande kennis van muziek en de beeldende kunsten. Gilliams was werkzaam als typograaf, kantoorboekhandelaar, leraar. Na wetenschappelijk bibliothecaris van het Konininklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen te zijn geweest, werd hij secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde te Gent. Deze functie bekleedde hij van 1960 tot 1975. In 1980 ontving hij de Grote Prijs van de Nederlandse Letteren. Maurice Gilliams stierf te Antwerpen op 18 oktober 1982.

Uit: Elias of het gevecht met de nachtegalen

“Wanneer Aloysius ons hart verontrust, hangen we in de werkelijkheid onderstboven als betooverde apen. Hij is zestien en ruim vier jaar ouder dan ik. ’s Avonds in bed plooien wij papieren bootjes, die we de volgende dag op de beek het landgoed laten buiten drijven. Onder de dekens verborgen zit Aloysius, ik vermoed met een potlood, te prutsen. Zonder zich aan mij te laten zien, reikt hij me één voor één de cahierbladen aan, waarin ik regelmatig dezelfde vouwen zet. Ik begrijp natuurlijk de geheime wetten niet van dit curieus spel en ik help hem blindelings in zijn verrichtingen.

Ik snap het niet, waarom hij me ’s morgens wil helpen wasschen; hij doet het erg hardhandig en de zeep bijt mijn oogen toe; doch wat is hij voor zichzelf zuinig met water. In zijn handen staan breede schrammen gegrift en op zijn droge, korstig gefronste onderlip heeft de koorts een zwart randje achtergelaten.

– De bootjes! zegt hij ijverig.

Wij laten de handdoek vallen en springen te gelijk naar het bed; van tusschen de lakens, aan het voeteneind, halen wij er vandaan. Een paar zijn onbruikbaar geworden, en één is niet meer te vinden in het overhoop gehaalde beddegoed. Aloysius verbergt ze als geheime documenten onder zijn blouse en we hollen de trap af, tot op de eerste verdieping, waar wij grootmoeder door een kier van de deur goedenmorgen gaan zeggen.

Na het ontbijt zijn we spoedig in het park.

Wij dringen door het kreupelhout en staan een poos te huiveren midden het bedauwde groen. Het is hier een winderige hoek. Nu en dan word ik de vingers van Aloysius gewaar en ik versta de intieme beteekenis van zijn stevige handdruk. Wij sluipen luisterend tusschen de krakende takken. Is er iets? Het was maar een vluchtende wilde duif. Het is regenachtig en de lucht wordt effen grijs betrokken.

Als we ’s middags van de beek huiswaarts keeren, hebben wij niets ongewoons gezien. De bootjes werden op het water gezet; één voor één zagen wij ze wegdobberen, achter de bocht waar een sterke strooming staat. Met een ruk waren ze uit ons gezicht verdwenen.

Niet zoo gauw worden we de nabijheid van het landhuis gewaar, of een vreemde onrust heeft zich van Aloysius meester gemaakt. Hij is midden in de gloeiende dahlia’s gesprongen en als ’t ware door een drom vijanden omringd, zwaait en slaat hij de armen gelijk sabels om zich heen, zoodat bloemen en bladeren over zijn hoofd vliegen. In het priëeltje staat tante Zénobie van machtelooze woede te jammeren.”

Gilliams

Maurice Gilliams (20 juli 1900 – 18 oktober 1982)

 

De Zweedse dichter Erik Axel Karlfeldt werd geboren op 20 juli 1864 in Folkärna. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007.

Song After Harvest

Here dances Fridolin:
Oh, but he’s full of the sweet red wine
And his acres’ crops and his orchard’s fruit
And the whirl of the waltz divine.
And over his elbows his coat-tail flops
As with each fair damsel in turn he hops,
Till spent on his bosom and blissfully mute,
Like a drooping poppy she drops.

And here dances Fridolin:
Nay, but he’s full of old memories’ wine,
For his sire and his grandsire were cheered of old
By the hum of that scraped violin.
But ye slumber, ye ancients, this festal night,
And numbed is the hand of your fiddler-wight,
And your lives and your times are a tale that is told
In music now sad, now bright.

But here dances Fridolin!
Look at your son, how strong, how fine!
He can talk with the yokel in yokel phrase,
With the learned quote line for line.
Thro’ the new field swishes his scythe in June,
Like you he is glad for the harvest’s boon,
And he lifts up his girl like a man of your race
To the bowl of the simmering moon.

 

Vertaald door C.D. Locock

Erik Axel Karlfeldt

Erik Axel Karlfeldt (20 juli 1864 – 8 april 1931)

 

De Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy werd geboren op 20 juli 1933 in Providence, Rhode Island. Zie ook mijn blog van 20 juli 2007.

Uit: The Road

When he woke in the woods in the dark and the cold of the night he’d reach out to touch the child sleeping beside him. Nights dark beyond darkness and the days more gray each one than what had gone before. Like the onset of some cold glaucoma dimming away the world. His hand rose and fell softly with each precious breath. He pushed away the plastic tarpaulin and raised himself in the stinking robes and blankets and looked toward the east for any light but there was none. In the dream from which he’d wakened he had wandered in a cave where the child led him by the hand. Their light playing over the wet flowstone walls. Like pilgrims in a fable swallowed up and lost among the inward parts of some granitic beast. Deep stone flues where the water dripped and sang. Tolling in the silence the minutes of the earth and the hours and the days of it and the years without cease. Until they stood in a great stone room where lay a black and ancient lake. And on the far shore a creature that raised its dripping mouth from the rimstone pool and stared into the light with eyes dead white and sightless as the eggs of spiders. It swung its head low over the water as if to take the scent of what it could not see. Crouching there pale and naked and translucent, its alabaster bones cast up in shadow on the rocks behind it. Its bowels, its beating heart. The brain that pulsed in a dull glass bell. It swung its head from side to side and then gave out a low moan and turned and lurched away and loped soundlessly into the dark.

With the first gray light he rose and left the boy sleeping and walked out to the road and squatted and studied the country to the south. Barren, silent, godless. He thought the month was October but he wasnt sure. He hadn’t kept a calendar for years. They were moving south. There’d be no surviving another winter here.”

McCarthy

Cormac McCarthy (Providence, 20 juli 1933)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 20 juli 2007.

De Oostenrijkse schrijfster Lotte Ingrisch (geb. Charlotte Gruber) werd geboren op 20 juli 1930 in Wenen.

De Tsjechische schrijver Pavel Kohout werd geboren op 20 juli 1928 in Praag in wat toen nog Tsjecho-Slowakije werd genoemd.

De Nederlandse letterkundige (berijmd proza, toneel), anglist en taalcriticus Gerard Nolst Trenité werd geboren in Utrecht op 20 juli 1870.