Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Jochen Missfeldt, Gerrit Jan Zwier, Bhai, Philip José Farmer

De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2008 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

Uit: Hampton Court

 

‘Wanneer mijn trein het signaal gepasseerd is, zal de seinwachter het weer op onveilig moeten stellen. Doet hij dat niet, gaat hij bijvoorbeeld eerst een kop koffie drinken of blijft hij mijn trein enige minuten nastaren, dan is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat een andere trein – er moeten op dit baanvak immers ontzettend veel treinen lopen – gebruik maakt van het signaal, dat nog op veilig staat. Hij slipt er als het ware tussendoor, en als de baanwachter naar de handle grijpt, is het te laat! Hij heeft het nakijken! Als een razende telefoneert hij naar links en rechts: “De D-trein is mij te gauw af geweest! Alle seinen op onveilig zetten! Het zal nooit weer gebeuren, ik beloof het op mijn erewoord! … Wat, gelooft U mij niet? Neen, waarachtig het is ernst! Ik was precies één seconde te laat, anders … Maar klets toch niet langer, zet alle seinen op onveilig, misschien loopt het dan nog goed af! Vooruit dan toch, verdomme, voor de rechtbank kunnen we verder praten over de schuldvraag! Alles op onveilig!” Dan zetten ze aan alle stations op het traject alles op onveilig. De signalen kijken nu zonder onderscheid op hun neus; het lijkt zo naïef, maar het wil zeggen, dat zelfs een alleenrijdend locomotiefje halt moet houden. Alle machinisten spreken hun verbazing en ergernis uit tegenover hun stokers; zij maken oorverdovend lawaai met hun stoomfluiten, want van die plotselinge vertraging begrijpen zij niets, nu het buiten de drukke vacantiemaanden is. Maar de signaalstaken trekken er zich geen duit van aan; zij blijven bedaard op hun neus kijken. Als het langer duurt, stappen de conducteurs uit de wagons, waarin zij juist zaten te slapen, en na vijf minuten wachten beginnen ook de passagiers lont te ruiken en druk te informeren; omdat niemand hen kan inlichten, lopen er binnen het kwartier overal wilde geruchten, waarover de conducteurs, die ze zelf verspreiden, dan weer hun schouders ophalen: men kan wel zoveel vertellen! Intussen rijdt de doorgeslipte D-trein met een duivelse vaart geleidelijk op mijn trein in. Hij wint iedere minuut misschien wel vijfhonderd meter. Wij bevinden ons op een vogelvrij baanvak, in een volmaakt onwettige race! Trouwens, de enige, die het weet, ben ik! De machinist van mijn trein kijkt voor zich uit en doet zijn plicht, omdat hij voor zich uit kijkt. „

 

TerBraak

Menno ter Braak (26 januari 1902 – 14 mei 1940)
V.l.n.r. Clara Eggink, A.Roland Holst, J.C.Bloem, Menno ter Braak en E. du Perron, 1939

 

De Duitse schrijver Achim von Arnim werd geboren in Berlijn op 26 januari 1781. Zie ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2008 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

Uit: Des Knaben Wunderhorn

 

Gastlichkeit des Winters

Mündlich

 

Der Winter ist ein scharfer Gast,

Das merkt ich an dem Dache;

Mein Lieb gab mir ein Kränzelein

Von Perlen fein,

Das hab ich von ihr tragen

An meinem Bart und Kragen.

Der Sommer ist ein sanfter Gast,

Es tröpfelt von dem Dache;

Mein Lieb gab mir ein Kränzelein

Im Sonnenschein,

Da ist es aufgethauet,

Von Eis war es erbauet.

 

Ja traue nur dem Schleicher nicht,

Viel lieber scharfe Worte;

Der Sommer giebt wohl Kränzelein

Von Blumen fein,

Zu ihr kann ich nicht gehen,

Vom langen Tag gesehen.

 

Zu Ostern, als die Fasten aus,

Da längerten die Tage;

Mein Lieb gab mir ein Unterpfand,

Zween Aermlein blank,

Darin sollt ich mich rüsten,

Zu unsres Winters Lüsten.

 

Was acht ich der Waldvöglein Sang,

Und aller Kläffer Zungen;

Lieg ich in meinen Aermlein blank,

Ich weiß ihr Dank,

Ich kann von ihr dann träumen;

Wie lange wird sie säumen?

 

AchimVonArnim

Achim von Arnim (26 januari 1781 –  21 januari 1831)

 

 

De Amerikaanse schrijver Jonathan Carroll werd geboren op 26 januari 1949 in New York. Hij is vooral bekend om zijn fantastische en surrealistische fictie. In 1980 maakte hij zijn debuut met The Land of Laughs. Andere boeken van zijn hand zijn Voice of our Shadows (1983), Outside the Dog Museum (1991), Kissing the Beehive (1997), The Marriage of Sticks (2000) en The Wooden Sea (2001). Hij heeft ook korte verhalen geschreven, en onder andere de World Fantasy Award en de British Fantasy Award gewonnen. Jonathan Carroll woont in Wenen.

 

Uit: Sleeping in Flame

 

It took me less than half a lifetime to realize that regret is one of the few guaranteed certainties. Sooner or later everything is touched by it, despite our naive and senseless hope that just this time we will be spared its cold hand on our heart.
The day after we met, Maris York told me I had saved her life. We were in a café, and she said this through the folds of a black sweater she was pulling over her head. I was glad she was lost in the middle of that pullover because the statement, although true, made me feel much too brave and adult and embarrassed. I didn’t know what to answer.
“It’s quite true, Walker. The next time I saw him he would have killed me.”
“Maybe he just wanted to go on scaring you.”
“No, he would have tried to kill me.”
The voice carried no emotion. Her big hands lay open and still on the pink and blue marble table. I wondered if the stone was cold under her palms. If I had been really brave I would have covered her hand with mine. I didn’t.
Every once in a while my friend Nicholas Sylvian calls, in a huff, and says he wants us to make another movie together. He’s got some new moneybags lined up to finance one of the many projects we’ve discussed. When that happens, I usually stop what I’m doing and give him my full attention. Life with Nicholas is fun and exciting, and sometimes very peculiar. I think in our past lives we were probably related in some close and aggravating way—revolutionaries who couldn’t agree on tactics, or brothers in love with the same woman. We always fight a lot when we’re together, but that’s only because we love the same things, despite seeing them from different angles.
This time there was a Herr Nashorn in Munich who was very interested in producing Secret Feet, our adaptation of an obscure short story by Henry de Montherlant to which I owned the rights. The scoop was, Herr Nashorn wanted us to fly to Munich that weekend and talk the whole idea over, courtesy of Nashorn Industries.“

 

carroll-jonathan

Jonathan Carroll (New York, .26 januari 1949)


De Duitse dichter en schrijver Jochen Missfeldt werd geboren op 26 januari 1941 in Satrup. Zie ook mijn blog van 26 januari 2009.

Chronik des heutigen Tages (1978)

 

Der Tag begann schon warm

zum Draußenfrühstücken stand das Geschirr

auf rotemWachstuch

 

Weil eins der Kinder sagte

Ich mag keine Milch schlugen wir

beide mit der Faust auf den Tisch

 

Anschließend versuchten wir ein Gespräch

gläsern war der Himmel Gräser bebten

aber wir stachen böse mit Worten ineinander

 

Dann nahmen wir sprachlos das Mittagessen ein

zum Sonnenbaden trennten wir uns

die zwei Großen entließen wir ins Schwimmbad

 

Ich fühlte die Asche vom gestrigen Grill

besah Zeitungen und fasste viele Bücher an

die Sonnenbrille schob ich auf die Stirn

 

Unsere Jüngste schickte ich

mit einem weißen Taschentuch zu dir

und endlich schrieb ich alles auf.

 

Missfeldt

Jochen Missfeldt (Satrup, 26 januari 1941)

 

De Nederlandse schrijver Gerrit Jan Zwier werd geboren in Leeuwarden op 26 januari 1947. Zie ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2008 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

Uit: Naar Patagonië!

 

„Ushuaia, een havenstad aan de zuidpunt van Vuurland, ligt aan de voet van besneeuwde bergen waarvan de hellingen met bos bedekt zijn. Hoe hoger je komt, hoe ordelozer de bebouwing en het stratenpatroon. Oorspronkelijk was het een ballingsoord waar de Argentijnse regering haar zware jongens opborg. De gevangenis is nu in een museum veranderd. Aan het eind van de negentiende eeuw heerste er even een goudkoorts rond de stad, die echter weinig mensen rijk heeft gemaakt. De recente groei van de stad houdt vooral verband met de klandizie van cruiseschepen die op weg zijn naar Antarctica. Hoogbejaarde Amerikanen en Europeanen, met de naam van hun schip op de revers van hun rode zeiljas geschreven, zijn vertrouwde verschijningen in het straatbeeld. Avenida San Martin, de lange winkelstraat bij de haven, is een aaneenschakeling van zaken die leren schoenen en laarzen, knuffelpinguïns en souvenirs van roze Patagonische steen verkopen.
Het ‘Museum van het einde van de wereld’ (Museo del Fin del Mundo) is klein maar fascinerend. Hier komt de turbulente historie van deze plek tot leven. Wij kijken naar sepiakleurige foto’s van verdwenen indianenstammen, zoals de Yámana en Alakaloefs. Zij tonen mannen met schaamlappen en driehoekige bontmutsen. Een paar vitrines verder krijgt missionaris Thomas Bridges alle aandacht. Zelfs in de reisgidsen wordt zijn naam genoemd als de auteur van het Yámana-Engelse woordenboek, dat ruim dertigduizend woorden – niet alfabetisch gerangschikt – bevat.
Eeuwenlang flakkerden de vuurtjes van deze zeenomaden langs de kusten van Vuurland, een woest en bergachtig gebied. Ook in hun beste jaren zullen er nooit meer dan een paar duizend indianen zijn geweest. Schaaldieren, zeehonden en vogels stonden geregeld op hun menu. Ze smeerden hun lichaam in met dikke lagen zeehondenvet om zich tegen de kou te beschermen. ‘s Nachts overvielen ze de broedkolonies van pinguïns en knuppelden de vogels dood.“

 

gerrit_jan_zwier

Gerrit Jan Zwier (Leeuwarden, 26 januari 1947)

 

De Surinaamse dichter Bhai (eig.James Ramlall) werd geboren op 26 januari 1935 in het toenmalige district Suriname. Zie ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2008 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

kaun jâne

(wie weet)

 

Misschien ben ik een zucht,

stil in een mens;

een zaad, verborgen in een vrucht,

een beeld in marmer,

vuur in steen,

kracht in hout,

zanger in een kind,

dichter in een mens…

Misschien.

 

 

avara hun

(ik ben een zwerver)

 

Is dit geluk:

een onderkomen,

een woonvertrek,

een vrouw,

die lacht en zorgt,

een bed,

waarop men ’s avonds weent?

Mij geen geluk:

ik ben een zwerver,

met vreemde krachten,

onzichtb’re machten

om mij heen.

 

Bhai

Bhai (District Suriname, 26 januari 1935)

 

De Amerikaanse schrijver Philip José Farmer werd geboren in North Terre Haute (Indiana) op 26 januari 1918. Met zijn eerste sciencefictionverhaal, dat in 1952 gepubliceerd werd, maakte hij direct een grote indruk bij de lezers en vooral ook bij zijn collega SF-schrijvers. Dat verhaal, The Lovers, bezorgde hem een jaar later een Hugo Award. In de vele jaren daarna schreef Farmer nog eens ruim honderd korte verhalen en ruim zeventig romans. De bekendste hiervan zijn ongetwijfeld de Riverworld-boeken, beginnend met To Your Scattered Bodies Go uit 1972. Andere bekende werken zijn de zes romans in de World of Tiers series, de driedelige Dayworld serie en ook de roman Venus on the Half-Shell (1975), zogenaamd geschreven door Kilgore Trout, een fictief persoon uit de romans van Kurt Vonnegut. Met zijn The other log of Phileas Fogg (1973) schreef Farmer tevens een herwerking van Jules Vernes Reis rond de wereld in tachtig dagen. Philip José Farmer overleed begin 2009 op 91-jarige leeftijd.

 

Uit: To Your Scattered Bodies Go

 

„His wife had held him in her arms as if she could keep death away from him.

He had cried out, “My God, I am a dead man!”

The door to the room had opened, and he had seen a giant, black, one-humped camel outside and had heard the tinkle of the bells on its harness as the hot desert wind touched them. Then a huge black face topped by a great black turban had appeared in the doorway. The black eunuch had come in through the door, moving like a cloud, with a gigantic scimitar in his hand. Death, the Destroyer of Delights and the Sunderer of Society, had arrived at last.

Blackness. Nothingness. He did not even know that his heart had given out forever. Nothingness.

Then his eyes opened. His heart was beating strongly. He was strong, very strong! All the pain of the gout in his feet, the agony in his liver, the torture in his heart, all were gone.

It was so quiet he could hear the blood moving in his head. He was alone in a world of soundlessness.

A bright light of equal intensity was everywhere. He could see, yet he did not understand what he was seeing. What were these things above, beside, below him? Where was he?

He tried to sit up and felt, numbly, a panic. There was nothing to sit up upon because he was hanging in nothingness. The attempt sent him forward and over, very slowly, as if he were in a bath of thin treacle. A foot from his fingertips was a rod of bright red metal. The rod came from above, from infinity, and went on down to infinity. He tried to grasp it because it was the nearest solid object, but something invisible was resisting him. It was as if lines of some force were pushing against him, repelling him.“

 

Philip-Jose-Farmer-001

Philip José Farmer (26 januari 1918 – 25 februari 2009)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Rudolf Alexander Schröder, Alfons Paquet, Lode Baekelmans, François Coppée, Eugène Sue, Jan van Hoogstraten, Delphine Gay, Sabino Arana Goiri

De Duitse dichter en schrijver Rudolf Alexander Schröder werd geboren op 26 januari 1878 in Bremen. Zie ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2008 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

Mild von Honig

Mild von Honig
flogen Bienen
durchs Gesträuche,
mild von Liedern
flogen Vögel
auf durchs Grün.

Mild von Düften
blühten Blumen
im Gesträuche;
mild von Liebe
sah ich deine
Augen blühn.

 

Hohe, feierliche Nacht

Hohe, feierliche Nacht,
unbegreifliches Gepränge,
Aug, das über unsrer Enge
fragend in der Fremde wacht.
Hohe, feierliche Nacht!

Goldne Schrift am Firmament,
ach, wer deutet uns im Blauen,
was wir nur durch Tränen schauen,
was so fern, so selig brennt.
Goldne Schrift am Firmament!

Dunkler Saal voll Sphärenklang.
Taub vom Lärm des eignen Lebens
hört das dumpfe Ohr vergebens
deines Lichtes Lobgesang.
Dunkler Saal voll Sphärenklang!

Holde Nacht, von Sternen klar,
spende Trost, dem Trost mag werden
überm Elend aller Erden,
Wunder, ewig wunderbar.
Holde Nacht, von Sternen klar.

SCHRoDERRudolfAlexander

Rudolf Alexander Schröder (26 januari 1878 – 22 augustus 1962)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en journalist Alfons Paquet werd geboren op 26 januari 1881 in Wiesbaden. Zie ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

Uit: Held Namenlos

Auf ihren Ochsen sind mir die Männer entgegengeritten
In roten Mänteln, mit der kosmischen Gastlichkeit ihrer Welt;
Auf alten Grabhügeln saßen wir inmitten,
Und ihre Weiber entkleideten zum Geschenk sich im Zelt.

Im stürmenden Sande grunzte die Karawane,
Die Tiere fielen vor Hunger, erstickten in des Fußbodens grauem Schleim;
In der Sandwüste ein Schädel, nur gehütet von einer kleinen Fahne,
Modert, und rollt den Abhang hinab, als wollte er dennoch heim.

Nicht eine Erbse von Silber gab ich für die Seide der ellenlangen
Köstlichen Fahnen, mit indischen Göttern und Regenbogen bestickt,
Die auf den Steinhaufen der Hochpässe als Opfer hangen,
Mit Pferdehaaren, mit gebleichten Schafsschulterblättern geschmückt.

Paquet

Alfons Paquet (26 januari 1881 – 8 februari 1944)
Vliegveld Frankfurt Rebstock met zoon Sebastian ca. 1925

 

De Vlaamse schrijver Lode Baekelmans werd geboren in Antwerpen op 26 januari 1879. Hij schreef heel wat volkse verhalen met het Antwerpse schippersmilieu als decor. Tot zijn bekendste romans behoren Tille, Mijnheer Snepvangers en Het rad van avontuur. Daarnaast was hij professioneel actief eerst als stadsbediende waar hij doorgroeide tot de functie van Antwerps hoofdbibliothecaris. Hij was medestichter van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven en de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheekwezen en geruime tijd voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen. Verder was hij ook leerkracht en initiatiefnemer en redacteur bij Alvoorder.

 

Uit: Cyriel Buysse

 

„Er zijn schrijvers, wier werk slechts langzaam erkenning vindt. Zij moeten met geduld en zelfvertrouwen gewapend zijn. Zoo iemand was Cyriel Buysse, die in Vlaanderen nog zeer lang meer afwijzing dan waardeering ondervond, toen hij integendeel reeds lang in Holland onder de gevierde auteurs werd gerekend. Bij het aanbreken van zijn levensavond, toen zijn zeventigste verjaardag gevierd werd, was hij verzoend met al de Vlamingen, werd zijn werk gelezen en zijn schrijversfiguur met eerbied begroet.

Buysse, die zijn volk en zijn land hartstochtelijk liefhad, was een waarheidlievend mensch, die enkel de werkelijkheid wou en kon uitbeelden. De spiegel, dien hij voorhield, weerkaatste figuren en toestanden die velen tijdgenooten tegenstonden, maar vooral ontstemming verwekten bij die critici en lezers die het ruwe opzettelijk en beleedigend vonden. De schrijver debuteerde in 1887 en schreef tot aan zijn dood. Wat afstand en welke gebeurtenissen scheiden aanvang en slot van zijn leven! De wereld kon van uitzicht veranderen en het Vlaamsche publiek en de kritiek andere smaak en inzicht vertoonen.

Het werk van Buysse, door Prof. Aug. Vermeylen een openluchtmuseum van levende beelden genoemd, omspant het leven van een halve eeuw, vol afwisseling en groei, is een eenig document van de sociale ontwikkeling en het veelzijdige Vlaamsche leven.

De buitenman, zooals hij zichzelf noemde, verklaarde aan E. d’Oliveira in een gesprek1: ‘Een bedoeling heb ik met mijn werken nooit gehad. Ik geloof werkelijk, dat er bij mij heel weinig achter zit. U moet mijn werk nemen zooals het is, zonder bijbedoeling. Wel getrokken uit dingen die om mij heen gebeurd zijn – ik zit hier midden in mijn onderwerpen – maar zonder de bedoeling om met het schrijven iets te bereiken. Ik geloof dat op mij wel toepasselijk is de formule van ‘l’art pour l’art’. De menschen hebben er wel eens politieke bedoelingen in gezien. Eén ding is waar, ik ben heelemaal niet een vriend van de clericalen. Die hebben telkens veel aan mijn werk af te keuren gehad en van hen heb ik een geweldige tegenkanting ondervonden.’

 

Baekelmans

Lode Baekelmans (26 januari 1879 – 11 mei 1965)
Lode Baekelmans (l) met Emiel Van Hemeldonck (midden) en Ernest Claes (r) op een receptie.

 

 

De Franse dichter en schrijver François Coppée werd geboren op 26 januari 1842 in Parijs. Zie ook mijn blog van 26 januari 2009.

C’est vrai, j’aime Paris d’une amitié malsaine…

C’est vrai, j’aime Paris d’une amitié malsaine ;
J’ai partout le regret des vieux bords de la Seine
Devant la vaste mer, devant les pics neigeux,
Je rêve d’un faubourg plein d’enfants et de jeux.
D’un coteau tout pelé d’où ma Muse s’applique
A noter les tons fins d’un ciel mélancolique,
D’un bout de Bièvre, avec quelques chants oubliés,
Où l’on tend une corde aux troncs des peupliers,
Pour y faire sécher la toile et la flanelle,
Ou d’un coin pour pêcher dans l’île de Grenelle.

 

Romance

Quand vous me montrez une rose
Qui s’épanouit sous l’azur,
Pourquoi suis-je alors plus morose ?
Quand vous me montrez une rose,
C’est que je pense à son front pur.

Quand vous me montrez une étoile,
Pourquoi les pleurs, comme un brouillard,
Sur mes yeux jettent-ils leur voile ?
Quand vous me montrez une étoile,
C’est que je pense à son regard.

Quand vous me montrez l’hirondelle
Qui part jusqu’au prochain avril,
Pourquoi mon âme se meurt-elle
Quand vous me montrez l’hirondelle,
C’est que je pense à mon exil.

coppee01

François Coppée (26 januari 1842 – 23 mei 1908)

 

 

De Franse schrijver Eugène Sue zou geboren zijn op 26 januari 1804. Zie voor meer informatie en een fragment mijn blog van 10 december 2006 en ook mijn blog van 26 januari 2007 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

Uit: A Romance of the West Indies (Vertaald door Marian Longfellow)

Toward the latter part of May, 1690, the three-masted schooner the Unicorn sailed from Rochelle for the island of Martinique.

A Captain Daniel commanded this vessel, which was armed with a dozen pieces of medium-sized ordnance, a defensive precaution necessary at that period. France was at that time at war with England, and the Spanish pirates would often cross to the windward of the Antilles, in spite of the frequent pursuit of filibusters.

Among the passengers of the Unicorn, few in number, was the Reverend Father Griffen, of the Order of the Preaching Brothers. He was returning to Martinique to resume his parish duties at Macouba, where he had occupied the curacy for some years to the satisfaction of the inhabitants and the slaves of that locality.

The exceptional life of the colonies, then almost continually in a state of open hostility against the English, the Spanish, and the natives of the Antilles, placed the priests of the latter in a peculiar position. They were called upon not only to preach, to hear confessions, to administer the sacraments to their flocks, but also to aid in defending themselves during the frequent inroads of their enemies of all nations and all colors.

The priest’s house was, as other habitations, alike isolated and exposed to deadly surprises. More than once had Father Griffen, assisted by his two slaves, intrenched himself securely behind a large gateway of mahogany, after having repulsed their assailants by a lively fire.

Formerly a professor of geometry and mathematics, and possessed of considerable theoretical knowledge of military architecture, Father Griffen had given most excellent advice to the successive governors of Martinique on the construction of works of defense.“

 

EugeneSue

Eugène Sue (26 januari 1804 – 3 augustus 1857)
In het Musée Carnavalet

 

De Nederlandse dichter Jan van Hoogstraten werd geboren in Rotterdam op 26 januari 1662. Zie ook mijn blog van 26 januari 2008 en ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

Snelle Tyd. Quid enim velocius aevo.

 

 1.

 Snelle tyden, ô hoe glyden

 Onze dagen met u heen!

 Wat wy jagen, wat wy myden,

 Word door uwen loop vertreen.

 Waar de zorg of schroom,

 Vreugd of weelde toom,

 Ons leven is gelyk een droom.

 

2.

 Ongelukken, hoe ze drukken,

 En bedroeven ’t zwaar gemoed,

 Moeten voor ’t geluk weer bukken,

 Als de voorspoed ons ontmoet.

 Wat de tyd ons leert,

 ’t Zy ’t ons streeld of deerd:

 Zy heeft het haast in rook verkeert.

 

3.

 Zoo veel jaren, ons ontvaren;

 Waar is onze Lentetyd,

 Nu de zorgen ’t hart bezwaren,

 ’t Leven als een kleed verslyt.

 Wat de Zomer zend,

 Of de Winter schend,

 De tyd dryft alles vlug ten end.

 

Hoogstraten

Jan van Hoogstraten  (26  januari 1662 – 28 juli 1736)

 

De Franse dichteres en schrijfster Delphine Gay werd geboren op 26 januari 1804 in Aken. Zie ook mijn blog van 26 januari 2009.

 

Le Bonheur d’être belle

 

Quel bonheur d’etre belle, alors qu’on est aimée !

Autrefois de mes yeux je n’étais pas charmée ;

Je les croyais sans feu, sans douceur, sans regard ;

Je me trouvais jolie un moment par hasard.

Maintenant ma beauté me paraît admirable.

Je m’aime de lui plaire, et je me crois aimable…

Il le dit si souvent ! Je l’aime, et quand je vois

Ses yeux avec plaisir se reposer sur moi,

Au sentiment d’orgueil je ne suis point rebelle,

Je bénis mes parents de m’avoir fait si belle !

Et je rends grâce à Dieu, dont l’insigne bonté

Me fit le cœur aimant pour sentir ma beauté.

Mais… pourquoi dans mon cœur ces subites alarmes ?…

Si notre amour tous deux nous trompait sur mes charmes :

Si j’étais laide enfin ? Non… il s’y connaît mieux !

D’ailleurs pour m’admirer je ne veux que ses yeux !

Ainsi de mon bonheur jouissons sans mélange ;

Oui, je veux lui paraître aussi belle qu’un ange.

Apprêtons mes bijoux, ma guirlande de fleurs,

Mes gazes, mes rubans, et, parmi ces couleurs,

Choisissons avec art celle dont la nuance

Doit avec plus de goût, avec plus d’élégance,

Rehausser de mon front l’éclatante blancheur,

Sans pourtant de mon teint balancer la fraîcheur.

Mais je ne trouve plus la fleur qu’il m’a donnée ;

La voici : hâtons-nous, l’heure est déjà sonnée,

Bientôt il va venir ! bientôt il va me voir !

Comme, en me regardant, il sera beau ce soir !

Le voilà ! je l’entends, c’est sa voix amoureuse !

Quel bonheur d’être belle ! Oh !
que je suis heureuse !

 

Gay

Delphine Gay (26 januari 1804 – 29 juni 1855)
Portret door Louis Hersent

 

De Baskische schrijver en politicus Sabino de Arana y Goiri werd geboren op 26 januari 1865 in Bilbao. Sabino Arana Goiri werd de ideoloog van het Baskische nationalisme en stichter van de Baskische Nationalistische Partij. Hij bestudeerde de Baskische geschiedenis, taal en cultuur. Arana studeerde vijf jaar in Barcelona (1883-1888), om vervolgens naar Biskaje terug te keren om er zijn politieke missie te starten, wat culmineerde in de oprichting van de Eusko Alderdi Jeltzalea, de Baskische Nationalistische Partij in 1895. Hierin pleitte Arana voor herstel van de Fueros, de tot 1874 (Tweede Carlistische Oorlog) genoten privileges. Hij was overtuigd van een degeneratie van het Baskische ras ten gevolge van de aanzienlijke immigratie van Spaanse arbeiders. Arana was anti-socialistisch en antiliberaal. Zijn literaire werk bestaat uit 33 gedichten en liederen, waaronder de baskische nationale hymne Eusko Abendaren Ereserkia, 14 omvangrijkere literaire en politieke werken en meer dan 600 artikelen,

 

Eusko Abendaren Ereserkia

 

Lang leve Baskenland

glorie en glorie

voor de goede Heer van boven.

 

Er staat een eik in Biskaje

oud, sterk, gezond

zoals ook uw Wet

 

Op de boom vinden wij

het heilige kruis

ons symbool voor altijd

 

Zing “lang leve Baskenland”

glorie en glorie

voor de goede Heer van boven.

 

Aranay-Goiri-Sabino

Sabino Arana Goiri (26 januari 1865 – 25 november 1903)