De Belgische dichter en schrijver Leonard Nolens werd geboren in Bree op 11 april 1947. Zie ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.
Wandeling
’s Zomers sta ik soms onder dat open raam
In februari, maan en sterren schaatsen langzaam
Door de bocht van de rivier, het blauwe ijs
In brand weerkaatst de kus, het huis, de winterreis
Van twee wier levens aan elkaar zijn vastgevroren.
Het is ondraaglijk heet. Ik hoor ze beiden boven
Strelen, hijgen, namen krijgen, zwellen groot
En vochtig liggen zij te zoenen en te bijten, geluiden
Die schaduwen zoal maken in bed. Ik sta erbuiten
En zie ons hangen uit dat raam, gearmd en dood.
Zestig
Dagelijks liggen twee vijftigers jonger dan ik vandaag
In een rouwkapel gonzend van Nederduits en kerklatijn.
Dagelijks schrijf ik een kus op hun marmeren voorhoofd.
Dagelijks neem ik dat breekbare dubbelportret in mijn armen
En draag het omzichtig naar buiten, ik mag niet bezwijken
onder dat paar, ik mag met mijn paar niet verdwalen.
Hoe breng ik het veilig naar huis? Ik ben dat mijn vrijheid
Verschuldigd, mijn gouden erfdeel met stomheid geslagen.
Geen afkomst is gekist. Mijn naam ligt in de bloemen
Te verwelken op hun steen en hij verzwijgt mijn naam.
Dagelijks dertig jaar heb ik de plek niet meer bezocht
Waar ik ben blijven staan. Ik kan er niet vandaan.
Gedicht 6
Het schrijven pakt mijn handen vast.
Ieder uur het kijkend wit en de horende leegte.
Ik voel wat mij is aangeleerd.
Ik schrijf en doe mijn vierentwintig uren met geduld.
Ik schrijf en verwar elke zin met de zin van het leven.
Ik schrijf om na mijn dood met je te blijven praten,
Om bij jou te blijven als ik weg moet gaan.
Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947)
De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Strand werd geboren op 11 april 1934 in Summerside, Prince Edward Island, Canada. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.
De tuin
Het glanst in de tuin,
in het witte loof van de kastanje,
in de rand van de hoed van mijn vader
die loopt op het krakende pad.
De tuin is gestaakt in de tijd.
Mijn moeder zit in een leunstoel.
Licht vult de lucht,
de vouwen van haar jurk,
de warrige rozen naast haar.
En wanneer mijn vader zich buigt
om haar iets toe te fluisteren
en ze opstaan om te vertrekken
en de zwaluwen scheren
en de maan en de sterren
samen zijn weggedwaald, glanst het.
Zelfs nu je over deze bladzijde leunt,
laat en alleen, glanst het, zelfs nu
in het ogenblik voor het verdwijnt.
Vertaald door Esther Jansma, Wiljan van den Akker
So You Say
It is all in the mind, you say, and has
nothing to do with happiness. The coming of cold,
the coming of heat, the mind has all the time in the world.
You take my arm and say something will happen,
something unusual for which we were always prepared,
like the sun arriving after a day in Asia,
like the moon departing after a night with us.
Courtship
There is a girl you like so you tell her
your penis is big, but that you cannot get yourself
to use it. Its demands are ridiculous, you say,
even self-defeating, but to be honored, somehow,
briefly, inconspicuously in the dark.
When she closes her eyes in horror,
you take it all back. You tell her you’re almost
a girl yourself and can understand why she is shocked.
When she is about to walk away, you tell her
you have no penis, that you don’t
know what got into you. You get on your knees.
She suddenly bends down to kiss your shoulder and you know
you’re on the right track. You tell her you want
to bear children and that is why you seem confused.
You wrinkle your brow and curse the day you were born.
She tries to calm you, but you lose control.
You reach for her panties and beg forgiveness as you do.
She squirms and you howl like a wolf. Your craving
seems monumental. You know you will have her.
Taken by storm, she is the girl you will marry.
Mark Strand (Summerside, 11 april 1934)
De Tunesische dichter, schrijver, essayist en vertaler Walid Soliman werd geboren op 11 april 1975 in Tunis. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.
Uit: Three hours in Fiumicino (Vertaald door Jason Casper)
“I was engrossed in reading a magazine when I heard the stewardess ask over the loudspeaker if there was a doctor among the passengers of the plane.
About an hour had passed since the takeoff of our Boeing 747, on our trip to Brussels. I put my magazine to the side and asked the
lady sitting next to the window, on the right of the plane, what was happening. Without any sign of excitement, she replied, “It seems there is a very sick woman onboard, whose situation is critical.”
After a few minutes, I heard the stewardess inquire again if there was a doctor onboard, but no one answered.
Most of the passengers were elderly Belgians, and without a doubt most of them were enrolled with one of the agencies that organize cheap flights for retirees. The lady beside the window was Belgian also, as was clear from her accent. She was ugly and quite fat, to the extent one would wonder if she would be able to rise from her seat without assistance. She had not stopped eating since the flight began.
A few minutes later she addressed me, and that as if we had known each other for a long time. “It appears the husband of the woman works in the diplomatic corps. I heard the stewardess say so.”
I looked over my shoulder trying to catch a glimpse of the sick woman, but I couldn’t get a clear view, for she was all the way in the rear of the plane, and the seatbacks were blocking my vision. Just then the stewardess was making her way past us toward the cockpit, and the fat lady stopped her, and rained down her questions.”
Walid Soliman (Tunis, 11 april 1975)
De Hongaarse dichter Attila József werd geboren op 11 april 1905 in Boedapest. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.
Lente
In de straten op het plein en op het land
Gutst de regen neer.
Het kanaal kolkt de sloot loopt over
Van oude huizen laat de pleister los
Het sap stroomt langs de leden van de paarden
Zalig zuiver sap
Ook op de daken
Water en modder water en modder
De grond is warme zachte modder
De paarden de huizen de hemel
Zijn zachte warme modder.
Kinderen staan in de ramen
Te kijken te luisteren het regent het regent
Hun hart is ook
Van zachte warme modder.
Nu heerst de vrede van het zaad
In de huizen de paarden de mensen
De vrede die neerdaalt
Waar alles een is en eeuwig
Zachte warme modder.
Wat is het goed om ook blind achter
Mijn verkwiste kussen aan te rennen.
Vertaald door Kees Bakker
Mother
For a week now, again and again,
Thoughts of my mother have racked my brain.
Gripping a basket of washing fast,
On, and up to the attic she passed.
And I was frank and released my feeling
In stamps and yells to bring down the ceiling.
Let someone else have the bulging jackets,
Let her take me with her up to the attic.
She just, giving me no look or thrashing,
Went on, and in silence spread out the washing,
And the kneaded clothes, rustling brightly,
Were twisting and billowing up lightly.
I should not have cried but it’s too late for this.
Now I can see what a giant she is.
Across the sky her grey hair flickers through;
In the sky’s waters she is dissolving blue.
Vertaald door Vernon Watkins
Bed-rock
In China swings the mandarin.
New death from cocaine poisoning.
With rustling straw and so to sleep.
New death from cocaine poisoning.
Though shop windows be dressed to kill,
poor men see right through to the till.
With rustling straw and so to sleep.
Poor men see right through to the till.
Help yourself to sausage and bread.
Guard well your life and keep your head.
With rustling straw and so to sleep.
Guard well your life and keep your head.
And then one day by hook or crook
You’ll find a wife who’ll kiss and cook.
With rustling straw and so to sleep.
You’ll find a wife who’ll kiss and cook.
Vertaald door Michael Beevor
Attila József (11 april 1905 – 3 december 1937)
Standbeeld bij de universiteit van Szeged
De Amerikaanse schrijfster Dorothy Allison werd geboren op 11 april 1949 in Greenville, South Carolina. Ze bezocht in de vroege jaren 1970 het Florida Presbyterian College. Gedurende deze tijd sloot zij zich aan bij de vrouwenbeweging in de context van een feministische collectief. Ze studeerde vervolgens antropologie aan de Florida State University en de New School for Social Research. De eerste roman van Allison, Bastard Out of Carolina, een semi-autobiografisch werk, werd in 1992 gepubliceerd. In het boek hield zij zich bezig met de problematiek van kindermishandeling, verkrachting en machtsverhoudingen in de Amerikaanse samenleving. Het boek was een van de vijf finalisten voor de National Book Award in de Verenigde Staten. De roman won de Ferro Grumley Award en de Bay Area Recensenten Award. Allison’s tweede roman (Cavedweller) werd gepubliceerd in 1998 en werd een bestseller.
Uit: Skin
“I WEAR MY SKIN as thinly as I have to, armor myself only as much as seems absolutely necessary. I try to live naked in the world, unashamed even under attack, unafraid even though I know how much there is to fear. What I have always feared is being what people have thought me–my stepfather’s willing toy, my mother’s betrayer, my lover’s faithless tease, my family’s ultimate shame, the slutty, racist, stupid cracker dyke who doesn’t know what she is doing. Trying always to know what I am doing and why, choosing to be known as who I am–feminist, queer, working class, and proud of the work I do–is as tricky as it ever was. I tell myself that life is the long struggle to understand and love fully. That to keep faith with those who have literally saved my life and made it possible for me to imagine more than survival, I have to try constantly to understand more, love more fully, go more naked in order to make others as safe as I myself want to be. I want to live past my own death, as my mother does, in what I have made possible for others–my sisters, my son, my lover, my community–the people I believe in absolutely, men and women whom death does not stop, who honor the truth of each other’s stories.”
Dorothy Allison (Greenville, 11 april 1949)
De Franse schrijver, essayist en uitgever Hubert Nyssen werd geboren Boendael aan de rand van Brussel op 11 april 1925. Van zijn grootmoeder van vaderskant erfde hij zijn passie voor lezen. Van invloed waren verder twee leraren, Charles Hoffman, een schilder, en Albert Clerckx, die schreef onder de naam Albert Ayguesparse, die hem bleef aamoedigen en door een lerares die hij aanbad. Ze hielp het verzet tijdens WO II en zou later worden gearresteerd, gedeporteerd en vermoord. Deze gebeurtenissen werden verwerkt in zijn eerste roman, Le Nom de l’arbre, die dertig jaar later verscheen. Nyssen bleef schrijven, maar in het geheim. Toen hij trouwde en een gezin stichtte onderbrak hij zijn studie en ging hij in de reclame werken. “Plans” werd een van de meest dynamische agentschappen in Brussel. Nadat hij de Franse nationaliteit had verkregen in 1976, richtte hij in 1978 de prestigieuze uitgeverij Actes Sud, Arles. Literaire grootheden als Paul Auster, of Nancy Huston werden ontdekt door Nyssen.
Uit: Les Déchirements
„J’ai beau avoir été élevé en français, c’était dans une ville flamande où les deux langues se frottaient l’une à l’autre avec l’air de se dire que bientôt il n’en resterait qu’une, et il m’en est venu de la prudence dans l’usage du français.J’essaie d’être attentif aux pièges, je suis méfiant avec les adjectifs qui couvrent de leur cape l’infirmité de certains substantifs, et circonspect devant les adverbes qui servent d’arc-boutants à des propositions ambiguës.
(…)
Elle était installée dans un angle, derrière une fenêtre, comme un personnage de Hopper, et je l’ai observée. Dans les volutes de fumée d’une cigarette elle tournait avec lenteur les pages d’un livre. Il m’était impossible de voir quelle sorte de tenue elle avait choisie pour la circonstance, ses avant-bras et ses mains émergeaient d’un flot de longues soies ou d’indiennes aux multiples couleurs qui entouraient ses épaules, couvraient sa poitrine et disparaissaient sous la table. Ce qu’elle portait dessous, robe ou deux-pièces, impossible de le dire. Au cou elle avait deux ou trois rangs de grosses perles, terre, bois ou céramique. Et de travers sur la tête une énorme casquette de velours dont la coiffe, s’affalant dans la nuque, lui donnait un petit air voyou des beaux quartiers. Du brun, du roux, du noir et de-ci de-là, ai-je noté, une touche de rouge et des ors. Ni Rembrandt ni Vermeer, plutôt genre vénitien. Pendant quelques instantsj’ai pu l’observer avant qu’elle ne me repère et je me suis demandé ce que déjà cherchait à me dire une femme qui s’était choisi pareil accoutrement.“
Hubert Nyssen (Boendael, 11 april 1925)
De Duitse dichter Rolf Schilling werd geboren in Nordhausen in de Harz op 11 april 1950. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009.
Die Gaben Arabiens
I
Die mit dem Haschisch und der Algebra
Des Reims Geflecht, Ghaselen und Sonett
Uns offenbart und vor der Kaaba
Die Palme pflanzten und das Minarett –
Sie brachten uns den Gral, die Mandorla,
Und vierundsechzig Felder hat das Brett,
Wo manches Ungemach dem Schah geschah,
Bevor der Schenk ihn tränkte mit Scherbett.
Wo im Serail sich über Säulen glatt
Ein Saum von Spitzen kräuselt, weiß wie Schnee,
Sei du der Springer, setz den König matt,
Und bis die Rose bleicht vor der Moschee,
Wirst du verweilen in der Messingstadt
Und rauchst das Kraut des Traums im Nargileh.
II
Der Sterne Namen kamen uns von da,
Atair, Deneb und Aldebaran,
Es zehrt von deinem Glanz, Arabia,
Der Schwan auf dem west-östlichen Divan.
Fata morgana, wer dich strahlen sah,
Traut in der Wüste falschem Talisman,
Doch bläst der Chamsin aus der Hammada,
Wird Wasser Sand und Wiederkehr ein Wahn.
Weit besser ists, bei Wein und Spezerein
Zu wähnen, daß der Derwisch dich erseh
Zum Tanz, und Huri lädt den Dichter ein,
Im Schatten von Jasmin und Aloe
Zur Mitternacht ihr Haremsgast zu sein,
Mit Gold im Haar und Ambra im Kaffee.
Rolf Schilling (Nordhausen, 11 april 1950)
Zie voor nog meer schrijvers van de 11e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.