95 Jaar Leo Vroman, Paul Theroux, Claudio Magris, Bella Akhmadulina, Stefan Heym, Richard Wagner

De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Leo Vroman viert vandaag zijn 95e verjaardag. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

Vrede

Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met mijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is vedwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Sinds ik mij zo onverwacht
in een taxi heb gestort
dat ik in de nacht een gat
naliet dat steeds groter wordt,
sinds mijn zacht betraande schat,
droogte blozend van ellende
staan bleef, zo bleef stilstaan dat
keisteen ketste in haar lenden,
ben ik te dicht en droog van vel
om uit te zweten in gebeden,
kreukels knijpend evenwel,
en ‘vrede’ knarsend, ‘vrede, vrede’,

Liefde is een stinkend wonder
van onthoofde wulpsigheden
als ik voort moet leven zonder
vrede, godverdomme, vrede ;
want het scheurende geluid
waar ik van mijn lief mee scheidde
schrikt mij nu het bed nog uit
waar wij soms in dromen beiden
dat de oorlog van weleer
wederkeert op vilten voeten,
dat we, eigenlijk al niet meer
kunnend alles, toch weer moeten
liggen, rennen en daarnaast
gillen in elkanders oren,
zo wanhopig dat wij haast
dromen ons te kunnen horen.

Mag ik niet vloeken als het vuur
van een stad, sinds lang herbouwd,
voortrolt uit een kamermuur,
rondlaait en mij wakker houdt ?
Doch het versgebraden kind,
vuurwerk wordend, is het niet
wat ik vreselijk, vreselijk vind:
het is de eeuw dat niets geschiedt,
nadat eensklaps, midden door een huis,
een toren is komen te staan van vuil,
lang vergeten keldermodder,
snel onbruikbaar wordend huisraad,
bloedrode vlammen en vlammend
rood bloed, de lucht eromheen behangen
met levende delen van dode doch
aardige mensen, de eeuwlange stilte voor-
dat het verbaasde kind in deze zuil
gewurgd wordt en reeds de armpjes
opheft.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

 

Biologie voor de jeugd

Hoofdhaar is een knolgewas.
Jij hebt knolletjes in je huid,
Taai en herfstachtig gras
komt daar geregeld uit.
En ieder knolletje is een knoest
van o wel duizend cellen.
Studeerde je histologie
dan moest je die allemaal tellen.
Ik echter zeg alleen maar dit:
dat onder haar en schedelbeen
een buidel hersencellen zit,
en dat daarvan één cel alleen
wel duizend gedachten wekt.
(Dit vriend zij u ten teken
dat een en ander wel eens lekt;
wij spreken dan van Spreken.)
Eén haartje uit je wonderhoofd
gerukt, ware zij uit je brein ontsproten,
zou je dus van een knol ter grootte
van een miljoen gedachten
hebben ontroofd;
en kon ik je zachte hersenen strelen
zoals ik nu je kruintje strijk,
dan stond wat je nu voelde gelijk
aan tien biljoen tafrelen.

Ontstelt u dus zulk vergezicht,
houd dan uw schedeldoosje dicht.

 

De kwal en het water

Een kwal die vond dat het water stonk
sprong aan wal, waar hij verdronk.

MORAAL
Wie al te grote afstand neemt
was van tevoren al wat vreemd.
OF
Voor al te fijn besnaarde kwallen
kan evolutie tegenvallen.

 

Vroman_Tineke

Leo Vroman (Gouda, 10 april 1915)
Vroman met zijn echtgenote Tineke

 

De Amerikaanse schrijver Paul Edward Theroux werd geboren op 10 april 1941 in Medford, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: A Dead Hand

 

“The envelope had no stamp and only my name underlined on the front; it had somehow found me in Calcutta. But this was India, where big pink foreigners were so obvious we didn’t need addresses. Indians saw us even if we didn’t see them. People talked grandly of the huge cities and the complexity, but India in its sprawl seemed to me less a country than a bloated village, a village of a billion, with village pieties and village pleasures and village peculiarities and village crimes.

A letter from a stranger can be an irritation or a drama. This one was on classy Indian handmade stationery, flecks of oatmeal in its weave and reddish threads like blood spatter, with assertive handwriting in purple ink. So I dramatized it, weighed it in my hand and knifed it open slowly, as though I were being watched. In populous Calcutta, city of deformities, my being watched was highly likely. But how did anyone know I was at the Hotel Hastings, east of Chowringhee, in an obscure lane off Sudder Street, in every sense buried alive?

I happened to be looking for a story, but Calcutta had started to creep on my skin, and I had even begun to describe how the feel of this city in its exhalations of decay in the months before the monsoon was like the itch you experience when you empty an overfull vacuum cleaner’s dirt bag, packed with hot grit and dead hair and dust bunnies and dander, and you gag and scratch at the irritation and try to claw the tickle and stink off your face – one of my arresting openings.

As I was rereading the letter to see if it was authentic, a wasp began to swing in short arcs and butt the windowpane, seeing only daylight. I opened the window to release it, but instead of flying out it drowsed to another window and butted it – stupid! – then settled on my damp arm. I flicked at it. It made an orbit around my head and finally, though I’d tried to save it, did not fly out of the window but seemed to vanish somewhere in my room, where it would buzz and sting me in the night.

I remembered how my friend Howard at the American consulate had asked me the day before if I’d ever been married. I said, ‘No, and I’m at that stage in my life when I no longer see a woman and say to myself, “Maybe she’s the one for me.”‘

 

paul theroux

Paul Theroux (Medford, 10 april 1941)

 

De Italiaanse schrijver en vertaler Claudio Magris werd geboren op 10 april 1939 in Triëst. Zie ook  mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Utopie und Entzauberung (Vertaald door Karin Krieger, Ragni Maria Gschwend)

 

„Ein Papierkügelchen oderÜber das Vorurteil

Es muß im April oder Mai 1956 in Triest gewesen sein. Wir waren etwa in der fünften Gymnasialklasse, und in der Griechischstunde hatte einer meiner Kameraden namens Cecovini ein Papierkügelchen abgeschossen, das unvermutet auf dem kahlen Schädel des am Pult über das Klassenbuch gebeugten Lehrers gelandet war. Der blickte auf, sah vor sich in der ersten Reihe den Schüler De Cola sitzen und machte ihn sofort und ohne zu zögern als den Schützen aus. “Du,

mein lieber De Cola, der du dich damit amüsierst, Papierkügelchen zu schießen…” Der Beschuldigte beteuerte heftig seine Unschuld, doch vergebens, denn der Lehrer fuhr, gutmütig zwar, aber unbeirrt,

fort, auf ihn einzureden: “Tja, mein lieber De Cola, du hast nun mal die Angewohnheit, Papierkügelchen zu schießen, ich weiß… dir macht es Spaß, den Pandaros zu spielen, den trojanischen Bogenschützen, wie?”

Nach ein paar Minuten erhob sich der wahre Schuldige, Ehrenmann, der er war, und sagte: “Herr Professor, das war ich.” Worauf der Lehrer einen zerstreuten Blick auf ihn warf und erwiderte: “Ach, du warst das, na gut… aber auch du, De Cola, mit deiner Neigung, Papierkügelchen zu schießen…” Von diesem Tag an wandte sich unser Griechischlehrer, ein großer Kenner und Vermittler seines Fachs, jedesmal, wenn er das Klassenzimmer be-trat, sofort an De Cola: “Du, der immer Papierkügelchen

schießt… ich weiß, ich weiß, neulich ist es Cecovini gewesen, aber auch du, mit dieser schlechten Angewohnheit…”

Diese Unterrichtsstunde, die den Mechanismus eines Vorurteils aufdeckte und zeigte, wie tief es sich in uns einnistet, ohne sich von den Dementis der Realität beirren zu lassen, habe ich nie mehr vergessen. Die Tatsache, daß De Cola dieses eine Mal keine Papierkügelchen geschossen hatte, war für den Lehrer etwas ebenso Zufälliges und Unwesentliches wie die, daß es dieses eine Mal Cecovini gewesen war.“

 

Magris

Claudio Magris (Triëst, 10 april 1939)

 

De Russische dichteres Bella Akhmadulina werd geboren op 10 April 1937 in Moskou. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

Features of an Artist’s Studio
for Boris Messerer

O future guest, guest most gentle!
Beneath this dear sublunar roof,
which only the unending bottom
of the All-mighty haze surmounts,
where from their pulpit four Victrolas
train their lordly eyes on you,
rejoice and sing to times a-passing,
to all Victrolas and me, too!
Better not think about
the unimaginable distance
I’m these days! Who’s spare a penny
for a candle for my soul
since I can’t entertain your party
with a sepulchral joke of two
and, unlike Virgil the Omniscient,
am not at the door to welcome you?

Come into the fantastic house
where daily life is universal,
where things and people are familiar
with a sudden shudder of forever
and the splash of little silver hearts
mysteriously sends signals through
about the drafts from outer space
to guests who used to sit here, too.

At the feet that mounted Calvary,
trust in the words I say to you
and guide yourself upstairs slowly
past the sixth floor, singing praises
to every doodad and gilhickey,
revere the fantasticality
of things, and don’t let the barrel organ’s
childlike spirit be scared of you.

Perhaps the sunset’s in the window,
or the music box in shedding tears,
or for the Mournful Specter of the North
yellow stands on end among the gray-
long may the house, like a lost balloon,
flutter over Boredom Valley
so you, O artless guest of mine,
may reach this strange land in the sky.

BellaAkhmadulina

Bella Akhmadulina (Moskou, 10 april 1937)

 

De Duitse schrijver Stefan Heym (eig. Hellmuth Flieg) werd geboren op 10 april 1913 in Chemnitz. . Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Schreiben nach Auschwitz

 

„Nichts ist mehr, nach Auschwitz, so wie es vorher war. Der Rauch aus den Öfen hat das Blau des Himmels für immer getrübt; der Gestank des Orts wird über uns hängen bis ins dritte und vierte Geschlecht.

Nicht daß ich Anklage erhöbe gegen die, denen der Dr. Kohl die von ihm entdeckte Gnade der späten Geburt zugute kommen läßt. Es ist nicht meine Aufgabe, heute und hier Anklage zu erheben; und wer bin ich, mit Steinen um mich zu werfen, die wohl die Richtigen treffen würden, man kann sie gar nicht verfehlen – aber doch auch Falsche.

Die Anklage möge jeder gegen sich selbst erheben. Jeder möge sich prüfen: Wo stehe ich, mit Namen Soundso, und geboren nach Auschwitz, an diesem Herbsttag des Jahres 1988, und wo hätte ich damals gestanden, als die Opfer zusammengetrieben und auf die Reise geschickt wurden zu den Rampen des Dr. Mengele? Hätte ich mich erhoben in Protest? Hätte ich auch nur versucht, eine Rinde Brotes durch die Vergitterung der Güterwaggons zu schieben beim Halt der traurigen Züge auf irgendeinem der Bahnhöfe, durch die sie kamen? Oder mich abgewandt, mit geducktem Kopf, nur nichts sehen und hören – oder hätte ich mitgehöhnt gar und mitgeschrien?

Denn Auschwitz wird auch noch sein, ein Menschheitsalpdruck, nachdem der letzte verscharrt ist, der sich mitschuldig gemacht hat durch sein Reden und Tun, und durch sein Schweigen – durch Schweigen die Mehrzahl.“

 

Stefan_Heym

Stefan Heym (10 april 1913 – 16 december 2001)

 

De Duitse schrijver Richard Wagner werd geboren op 10 april 1952 in Lowrin, in Roemenië. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Habseligkeiten

 

Die Landschaft ist wie im Banat, die Häuser auch, nur die Straßen sind besser, sie waren schon im Kommunismus besser. So ist das mit den Ungarn. Egal, was ihnen zustößt, sie richten es immer so ei
n, daß es etwas besser aussieht, als bei ihren Nachbarn. Das macht die Nachbarn rasend, die Rumänen, die Serben, die Slowaken. Egal. Wie sie es auch drehen und wenden, die Ungarn sind stets besser dran.“

(…)

 

„Und sie nannten Beispiele aus dem Dorf , Beispiele von Frauen, die bei Kriegsende einen Rumänen geheiratet hatten, um nicht nach Rußland verschleppt zu werden. Diese hatten sich ein schweres Schicksal eingehandelt. Wenn man meine Großmutter so reden hörte, konnte man denken, die Frauen wären besser zur Zwangsarbeit nach Russland gegangen.“

 

Wagner

Richard Wagner (Lowrin, 10 april 1952)

 

 Zie voor nog meer schrijvers van de 10e april ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Marcel van Maele, William Hazlitt, Lew Wallace, Eric Knight, Forceythe Willson

De Vlaamse dichter en beeldhouwer Marcel van Maele werd geboren in Brugge op 10 april  1931. Van Maele was een zwerver en diende onder meer in de Koreaanse Oorlog. Hij werd een van de leidende figuren van het magazine Labris (gesticht in 1962), waarin een experimentele stijl werd gepropageerd. Hij was tevens lid van de schrijversgroep van de Zestigers. Hij werkte – naar eigen zeggen – “in een niemandsland tussen literatuur en plastische kunsten”. Van Maele werd in de loop der jaren een cultfiguur en kreeg in 1972 de Arkprijs van het Vrije Woord voor Ik ruik mensenvlees, zei de reus. Als dichter was hij gekend om zijn opgemerkte optredens op poëzieavonden. Door zijn overmatig drank-, medicijnen- en druggebruik had hij het regelmatig aan de stok met politie en gerecht. De laatste twintig jaar van zijn leven was hij volledig blind.

De pantoffelheld

1
Amper halfweg,
na een lange tocht met vermolmde spanen,
kroop de zeerover op een verlaten strand
aan land en riep:
‘Hoera, hier ben ik!’

Maar niemand
wou z’n ooglap
ruilen voor een bedelstaf.

Nu zit hij hier als een blinde vink
op een betonnen muur
z’n verleden te bezingen.

 

marcel-van-maele

Marcel van Maele (10 april 1931 – 24 juli 2009)

 

De Engelse schrijver en essayist William Hazlitt werd geboren op 10 april 1778 in Maidstone. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Pomp and Ignorance

 

The Spirit of Monarchy is nothing but the craving in the human mind after the sensible and the One. It is not so much a matter of state-necessity or policy, as a natural infirmity, a disease, a false appetite in the popular feeling, which must be gratified. Man is an individual animal with narrow faculties, but infinite desires, which he is anxious to concentrate in some one object within the grasp of his imagination, and where, if he cannot be all that he wishes himself, he may at least contemplate his own pride, vanity, and passions, displayed in their most extravagant dimensions in a being no bigger and no better than himself.

Man is a poetical animal, and delights in fiction. We make kings of men, and gods of stocks and stones: we are not jealous of the creatures of our own hands. We only want a peg or loop to hang our idle fancies on, a puppet to dress up, a lay-figure to paint from. We ask only for the stage effect; we do not go behind the scenes, or it
would go hard with many of our prejudices. We see the symbols of majesty, we enjoy the pomp, we crouch before the power, we walk in the procession, and make part of the pageant, and we say in our secret hearts: there is nothing but accident that prevents us from being at the head of it.

From the most absolute despot to the lowest slave there is but one step (no, not one) in point of real merit. As far as truth or reason is concerned, they might change situations tomorrow – they constantly do so without the smallest loss of benefit to mankind. Tyranny, in a word, is a farce got up for the entertainment of poor human nature; and it might pass very well, if it did not so often turn into a tragedy.

The world has been doing little else but playing at make-believe all its lifetime. For several thousand years its chief rage was to paint large pieces of wood and smear them with gore and call them gods and offer victims to them – slaughtered hecatombs, the fat of goats and oxen, or human sacrifices – showing its love of show, of cruelty, and imposture; and woe to him who should peep through the blanket of the dark to cry: hold, hold.“

 

William_Hazlitt_self-portrait_(1802)

William Hazlitt (10 april 1778 – 18 september 1830)
Zelfportret uit 1802

 

De Amerikaanse schrijver Lew Wallace werd geboren in Brookville, Indiana, op 10 april 1827. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Ben-Hur

 

„The Jebel es Zubleh is a mountain fifty miles and more in length, and so narrow that its tracery on the map gives it a likeness to a caterpillar crawling from the south to the north. Standing on its red–and–white cliffs, and looking off under the path of the rising sun, one sees only the Desert of Arabia, where the east winds, so hateful to vinegrowers of Jericho, have kept their playgrounds since the beginning. Its feet are well covered by sands tossed from the Euphrates, there to lie, for the mountain is a wall to the pasture–lands of Moab and Ammon on the west—lands which else had been of the desert a part.

The Arab has impressed his language upon everything south and east of Judea, so, in his tongue, the old Jebel is the parent of numberless wadies which, intersecting the Roman road—now a dim suggestion of what once it was, a dusty path for Syrian pilgrims to and from Mecca—run their furrows, deepening as they go, to pass the torrents of the rainy season into the Jordan, or their last receptacle, the Dead Sea. Out of one of these wadies—or, more particularly, out of that one which rises at the extreme end of the Jebel, and, extending east of north, becomes at length the bed of the Jabbok River—a traveller passed, going to the table–lands of the desert. To this person the attention of the reader is first besought.

Judged by his appearance, he was quite forty–five years old. His beard, once of the deepest black, flowing broadly over his breast, was streaked with white. His face was brown as a parched coffee–berry, and so hidden by a red kufiyeh (as the kerchief of the head is at this day called by the children of the desert) as to be but in part visible. Now and then he raised his eyes, and they were large and dark. He was clad in the flowing garments so universal in the East; but their style may not be described more particularly, for he sat under a miniature tent, and rode a great white dromedary.“

 

lew_wallace

Lew Wallace (10 april 1827– 15 februari 1905)

 

De Amerikaanse schrijver Eric Knight werd geboren op 10 april 1897 in Menston in Yorkshire, Engeland. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Lassie Come-Home

 

„Lassie was a well-loved figure in the daily life of the village. Almost everyone knew her. But, most of all, the people of Greenall Bridge were proud of Lassie because she stood for something they could

not have explained readily. It had something to do with their pride. And their pride had something to do with money.

Generally, when a man raised an especially fine dog, some day it would stop being a dog and instead would become something on four legs that was worth money. It was still a dog, of course, but now

it was something else, too, for a rich man might hear of it, or the alert dealers or kennelmen might see it, and then they would want to buy it. While a rich man may love a dog just as truly as a poor man, and there is no difference in them in this, there is a difference between them in the way they must look at money. For the poor man sits and thinks about how much coal he will need for that winter, and how many pairs of shoes will be necessary, and how much food his children ought to have to keep them sturdy– and then he will go home and say: “Now, I had to do it, so don’t plague me! We’ll raise another dog some day, and ye’ll all love it just as much as ye did this one.”

That way, many fine dogs had gone from homes in Greenall Bridge. But not Lassie!

Why, the whole village knew that not even the Duke of Rudling had been able to buy Lassie from Sam Carraclough–the very Duke himself who lived in his great estate a mile beyond the village and who had his kennels full of fine dogs. For three years the Duke had been trying to buy Lassie from Sam Carraclough, and Sam had merely stood his ground.“

Eric_Knight

Eric Knight (10 april 1897 – 14 januari 1943)

 

 

De Amerikaanse dichter Byron Forceythe Willson werd geboren op 10 april 1837 in Little Genesee, New York. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

 

The Old Sergeant (Fragment)

 

The Carrier cannot sing to-day the ballads

With which he used to go, Rhyming the glad rounds of the happy New Years

That are now beneath the snow :

For tie same awful and portentous Shadow

 

    That overcast the earth,

And smote the land last year with desolation,

Still darkens every hearth.

 

And the carrier hears Beethoven’s mighty deathmarch

 

   Come up from every mart;

And he hears and feels it breathing in his bosom,

And beating in his heart.

 

And to-day, a scarred and weather-beaten veteran,

 

    Again he comes along,

To tell the story of the Old Year’s struggles

In another New Year’s song.

 

And the song is his, but not so with the story ;

 

    For the story, you must know,

Was told in prose to Assistant-Surgeon Austin,

By a soldier of Shiloh :

 

By Robert Burton, who was brought up on the Adams,

 

With his death-wound in his side ;

And who told the story to the Assistant-Surgeon,

On the same night that he died.

 

But the singer feels it will better suit the ballad,

 

     If all should deem it right,

To tell the story as if what it speaks of

Had happened but last night.

 

 

wilson

Forceythe Willson (10 april 1837 – 2 februari 1867)
Hotel en postkantoor in Ceres, rond 1914
Vlakbij Little Genesee (Geen portret beschikbaar)

 

Jan van Mersbergen

De Nederlandse schrijver.Jan van Mersbergen werd geboren in Gorinchem 10 april 1971. Hij studeerde HBO Cultuur en Beleid en Cultuursociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte onder andere als stratenmaker, als opperman in de bouw, als proefdierverzorger, als postbode, maar voornamelijk in het theater; als producent, productieleider, decorbouwer, fondsenwerver en administrateur. Sinds 2000 houdt hij zich serieus bezig met schrijven. In 2001 debuteerde van Mersbergen met de roman De grasbijter, die genomineerd werd voor de jaarlijkse Debutantenprijs. In 2003 verscheen zijn tweede roman De macht over het stuur, in 2005 gevolgd De hemelrat en Morgen zijn we in Pamplona in 2007. Zijn vijfde roman, Zo begint het, verscheen in 2009.  Sinds januari 2010 is hij redactielid van literair tijdschrift De Revisor.

Uit: De grasbijter

“Bij de knotwilg met de brandnetels gooide hij de emmer in het gras, schopte de brandnetels en de distels uit elkaar en bukte zich. In de holte onderin de boom vond zijn hand vier grote eieren. Hij kwam moeizaam overeind. Verdomde kippen, zei hij. Hij liet de eieren door zijn hand rollen en keek de boomgaard in. Cees, riep hij. De hond kwam aangerend. Hij liet hem de eieren zien.
Wat zijn dat? Nou?
Cesar stond voor hem.
Nou?
Cesar keek hem recht aan, met zijn gele holle ogen, zijn voorpoten op een tak van de oude dooie appelboom.
Eieren. Het zijn eieren. Van kippen heb ik eieren. En van jou? Niks. Drollen. En een dot herrie. Verder niks.
Hij nam een ei in zijn rechterhand en slingerde het de boomgaard in. De hond rende er achteraan. Sukkel, zei hij en hij draaide zich om en hoorde het ei kapot vallen. De hond blafte. Hij nam de emmer op, legde de eieren erin en liep naar het hek. Toen hij het touw van de spijker haalde keek hij om. De hond blafte tegen het kapotte ei. Enorme sukkel, mompelde hij. En harder: Cees, eten.
De hond rende naar hem toe en ging hem voor door het hek. Een van de schapen blaatte luid. Jullie komen straks aan de beurt, dacht hij en tegen Cesar zei hij: Die schapen daar die vreten wel veel maar daar heb ik wol van, eens in de zoveel tijd.
In de keuken draaide hij een blik voer open en met een vork schepte hij wat in een metalen bak en prakte het fijn. De hond stond piepend en kwispelend naast hem.
Hier.
Hij zette de bak op de plavuizen.
Bedankt hè.
Hij legde de eieren op het aanrecht. Toen hij zich naar de koelkast boog zag hij de moddersporen op de vloer. Godsamme, zei hij en hij opende de deur, schopte zijn laarzen uit tegen de dorpel, sloot de deur weer en veegde de stukken modder met zijn sokken aan de kant. Hij nam de koffiekan, goot er water in, zette een bruin filter in de houder en vulde het met koffie. Het oranje lichtje brandde. In de koelkast vond hij een flink stuk kaas. Er lag nog brood in de kist en hij bakte de eieren in een grote pan met kaas en met veel peper. Het koffiezetapparaat pruttelde en vanuit de verte klonk het donkere geblaat van het schaap. Langzaam dronk hij de koffie, zijn handen om de warme beker.“

 
Jan van Mersbergen (Gorinchem, 10 april 1971)