Alexander Stuart, Eliette Abécassis, Mordecai Richler, Ethan Mordden

De Brits-Amerikaanse schrijver Alexander Stuart werd geboren op 27 januari 1955 in Brighton. Zie ook mijn blog van 27 januari 2010 en ook mijn blog van 27 januari 2011.

 

Uit: The War Zone

“There is a moment which is so beautiful it makes everything else worthwhile. You stand on the cliff above the village, early in the morning or late in the evening, and you gaze out at the sea – a huge, changing wash of light and movement, bigger than any of us, a joker with a patience longer than any one life and an inconceivable strength that can snap your back against the rocks as easily as you

might flick a fly off your nose.

I can feel how cold it is, even when it’s warm. Even when the water’s not skimmed with a purple film of oil, and the pebbles and seaweed are stewed in the sun, I can sense the ocean’s cold heart further out, out by the skyline. Jessie’s tried to paint it, but she can’t get close. Either the beauty is there or the darkness, but not both…

It’s not just the color, it’s the color of light, it’s the mood of the sky and your own cross-wired soul. Down on the beach, it’s the druggy thunder-hiss of the surf dragging at thousands of pebbles, as if the sea’s in training for the greatest glue-sniffing contest on earth. Up here, with a view of the sheep and the cottages and the coastline, there’s just the image, no sound, and a faint tang of brine in the air, like a taunt or a memory.”

It’s more than a moment. It’s repeatable, though it’s never the sametwice. It’s where I go to stay sane down here, it’s where I go when Imiss London, when I want to work out what the fuck I’m doing with
my life.”

 

Alexander Stuart (Brighton, 27 januari 1955)

Lees verder “Alexander Stuart, Eliette Abécassis, Mordecai Richler, Ethan Mordden”

Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Gerrit Jan Zwier

De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook alle tags voor Menno ter Braak op dit blog.

 

Uit: De duivelskunstenaar

“Waaraan herkent men het optreden van den duivelskunstenaar? Eenerzijds aan de bewondering dergenen, die met open mond staan te kijken naar zijn verbijsterende prestaties; anderzijds aan den haat en het wanbegrip dergenen, die in zulke prestaties onmiddellijk het ongewone, het buitensporige ruiken en krachtens hun logica dus wel moeten concludeeren, dat dààr de duivel in het spel is. Niet alleen in de middeleeuwen werd, wie aan den eenen kant succes had als wonderdoener, door de andere partij (soms door dezelfde) tot den brandstapel veroordeeld wegens hekserij!

Zulk een duivelskunstenaar is S. Vestdijk, en hij heeft dus, nu hij eenmaal niet meer te ontkennen valt als ‘producent’, zijn gapende bewonderaars, maar in grooter getale nog zijn haters en belagers; in beide verhoudingen is dit grootste talent na Louis Couperus (dat bovendien stellig grooter is, als talent, dan Couperus) voor Nederland de duivelskunstenaar. Men is verbijsterd; sommigen verheerlijken hem, anderen verfoeien hem als den man der zwarte magie, den ‘viezerd’, die niets onaangetast laat van de heilige dingen. Het is, onder dezen gezichtshoek gezien, bepaald een symbolische gebeurtenis, dat dit wonderbaarlijke talent, met op zijn minst kenmerken van het genie, moest stuiten op de incarnatie van den hollandschen filistergeest, het model van kleinburgerlijke geborneerdheid D. Hans; naar ik persoonlijk heb mogen ervaren een zeer fatsoenlijk en ridderlijk man, maar dat verandert niets aan de geborneerdheid. Hans contra Vestdijk: dat is de kleinburgerlijkheid in haar meest verstarde, rhetorische en ondoordringbare gedaante tegen de kleinburgerlijkheid, die, zonder haar afkomst te kunnen of willen verloochenen, haar benauwde grenzen aan alle kanten overschrijdt, universeel wordt, uiterst subtiel en intelligent wordt, haar valsche schaamte en valsche zekerheden verliest en zich openstelt voor alle invloeden der moderne cultuur.”

 

Menno ter Braak (26 januari 1902 – 14 mei 1940)

Portret door de Duitse street arist El Bocho, Literaturhaus Berlijn

Lees verder “Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Gerrit Jan Zwier”

Bhai, Rudolf Alexander Schröder, François Coppée, Eugène Sue

De Surinaamse dichter Bhai (eig.James Ramlall) werd geboren op 26 januari 1935 in het toenmalige district Suriname. Zie ook alle tags voor Bhai op dit blog.

 

drirh

(vastberaden)

Ik zal geen meter wijken

noch enig woord verspelen,

geen troost aanvaarden

noch smeken om een gunst.

Ik vrees geen God

noch Dood

maar leef

In het AL, dat één is,

trots zijn vormen veel.

 

pichhar gaya

(achtergelaten)

Ik ben te laat,

De wind die mij dragen moet,

nadert reeds de kim.

Nog trilt het water van de oceaan,

Zilte hangt aan mijn lippen.

Mijn tong is droog en stijf.

Ik hijg en snak naar adem.

Mijn bruin gelaat verbleekt

van angst, gemengd met verdriet.

De wind versterft ginds in de verte,

wordt één met kim en water.

Ik sta en staar…. ween….

Ik ben te laat.

 

Bhai (District Suriname, 26 januari 1935)

Portret van de jonge Bhai door Nora Stroink

Lees verder “Bhai, Rudolf Alexander Schröder, François Coppée, Eugène Sue”

VSB Poëzieprijs 2012 voor Jan Lauwereyns

 

VSB Poëzieprijs 2012 voor Jan Lauwereyns

 

 

De Vlaamse dichter en neurowetenschapper Jan Lauwereyns is de winnaar van de VSB Poëzieprijs 2012. Hij krijgt de jaarlijkse prijs voor Nederlandse poëzie voor zijn dichtbundel Hemelsblauw. Dat maakte de organisatie vandaag bekend tijdens de prijsuitreiking in de Nicolaïkerk in Utrecht. Lauwereyns ontving een geldbedrag van 25.000 euro en een glaskunstwerk van kunstenares Maria Roosen. Zie ook mijn blog van 13 mei 2011.

 

 

Vuurwerk

 

Volgens de astronooom die met de mond
vol tanden staat – knappe kerel –
was er in het begin al iets.

Iets: met veel aantrekkingskracht,
een zwart gat, een vlam in mijn hart.

Zo niet, geen gebeurtenis t voor t + 1,
en dan ook niets daartussen

waar tijd plaats

kon vinden. En zonder tijd
geen pijl die ergens vertrekt om God
weet wanneer ergens anders aan te komen.

God, Cupido, Thor.

Zo denkt men zwijgend dat
er in het begin iets geweest moet zijn
waarmee het allemaal begonnen is.

 

 

 

 

 

De paradox van slaap

 

Die muurschildering, de vogel op hoge stelt,
de twee speren, de bizon, de man met armen
wijd, liggend tegen lucht, zijn pik stijf.

Waar gaat dit naartoe?

Nergens: nacht, land van wat
niet bestaat.

Wat richt die vogel/ziel
op hoge stelt/hakken uit?

Op het tipje van je tong begint de wacht.

Kon je maar als een dolfijn
slapen met een hersenhelft,
rondjes varen met de andere.

 

 

 

 

Jan Lauwereyns (Antwerpen, 13 mei 1969)

David Troch winnaar Turing Gedichtenwedstrijd 2012

De Vlaamse dichter David Troch winnaar Turing Nationale Gedichtenwedstrijd.

De Vlaming David Troch is de winnaar van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd. Hij ontvangt 10.000 euro voor zijn winnende gedicht wij waren geen jongens.Volgens de jury trekt de winnaar met al „zijn beelden, zijn taal en de opgeroepen sfeer diep de zompige Hollandse klei in”. Het gedicht „lijkt doordesemd van een streng-calvinistisch determinisme en van boerse aardsheid. Knielen op een bed violen. Des te verrassender is het voor de jury, nu blijkt dat met dit gedicht een Vlaming wordt bekroond.” Zie ook alle tags voor David Troch op dit blog.

wij waren geen jongens

wij hadden vaders, wij waren zonen. het volstond niet
dat wij driemaal daags spek en spinazie vraten.
de hemdsmouwen moesten omhoog,

wij moesten tonen hoe hard wij de spieren in onze bovenarmen
op konden spannen. wij zweetten als zwijnen, groeven bloederige kloven
in onze handen, wroetten in het stof waarin onze voorvaderen
al jaren liggen te liggen

en kregen het vuil amper onder onze vingernagels vandaan.
wij moesten voelen met wat wij tussen de benen geboren waren, jongens,

maar hadden niet eens een eigen kamer
waar wij voorovergebogen, met opgetrokken knieën
en met de neus in andere werelden zaten.

wij ondervonden aan den lijve dat doordringende boerenstank
je harder in het gezicht kan slaan dan wat vuistdikke boeken.

David Troch (Bonheiden, 28 juli 1977)

William S. Maugham, Virginia Woolf, Renate Dorrestein, Stephen Chbosky, J. G. Farrell

De Engelse schrijver William Somerset Maugham werd geboren in Parijs op 25 januari 1874. Zie ook alle tags voor ook William Somerset Maugham op dit blog.

 

Uit: The Land of Promis

„Nora opened her eyes to an unaccustomed consciousness of well-being. She was dimly aware that it had its origin in something deeper than mere physical comfort; but for the moment, in that state between sleeping and wakening, which still held her, it was enough to find that body and mind seemed rested.

Youth was reasserting itself. And it was only a short time ago that she had felt that never, never, could she by any possible chance feel young again. When one is young, one resents the reaction after any strain not purely physical as if it were a premature symptom of old age.

A ray of brilliant sunshine, which found its way through a gap in the drawn curtains, showed that it was long past the usual hour for rising. She smiled whimsically and closed her eyes once more. She remembered now that she was not in her own little room in the other wing of the house. The curtains proved that. How often in the ten years she had been with Miss Wickham had she begged that the staring white window blind, which decorated her one window, be replaced by curtains or even a blind of a dark tone that she might not be awakened by the first ray of light. She had even ventured to propose that the cost of such alterations be stopped out of her salary. Miss Wickham had refused to countenance any such innovation.

Three years before, when the offending blind had refused to hold together any longer, Nora had had a renewal of hope. But no! The new blind had been more glaringly white than its predecessor, which by contrast had taken on a grateful ivory tone in its old age. They had had one of their rare scenes at its advent. Nora had as a rule an admirable control of her naturally quick temper. But this had been too much.

“I might begin to understand your refusal if you ever entered my room. But since it would no more occur to you to do so than to visit the stables, I cannot see what possible difference it can make,” Nora had stormed.“

 

William Somerset Maugham (25 januari 1874 – 16 december 1965)

Portret door Philip Steegman, 1931

Lees verder “William S. Maugham, Virginia Woolf, Renate Dorrestein, Stephen Chbosky, J. G. Farrell”

David Grossman, Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook alle tags voor David Grossman op dit blog.

 

Uit: Zie Liefde (Vertaald door Hilde Pach en W. Hansen)

Het ging zo.
Een paar maanden nadat oma Henny gestorven en begraven was, kreeg Momik een nieuwe opa. Deze opa arriveerde in de maand Sjevat van het jaar 5719, dat is 1959 in de buitenlandse jaartelling.
Hij kwam niet via het radioprogramma waarin nieuwe immigranten de groeten konden doen, het programma waarnaar Momik iedere dag tussen tien voor halftwee en halftwee onder het middageten moest luisteren, waarbij hij heel goed moest opletten of ze een van de namen noemden die papa voor hem op een blad papier had geschreven; nee, de opa kwam met een ambulance van de Blauwe Davidster, die op een middag midden in een stortbui stopte bij de kruidenierszaak annex cafe van Bella Marcus.
Er stapte een dikke man uit; hij was bruinverbrand, maar het was geen sjwartse – geen Sefardische jood, het was er een van ons. Hij vroeg Bella of zij hier in de straat de familie Neumann kende. Bella schrok, droogde snel haar handen aan haar schort af en zei: Jaja, er is toch niets gebeurd, God verhoede?

De man zei dat ze niet hoefde te schrikken, er was niets gebeurd, wat zou er gebeurd moeten zijn? Ze hadden alleen maar een familielid meegebracht, en hij wees met zijn duim naar achteren, naar de ambulance, die er volkomen leeg en rustig uitzag, en Bella werd plotseling zo wit als een doek, terwijl zij toch, zoals bekend, nergens bang voor was. Ze ging niet naar de ambulance toe, maar liep er juist een eindje vandaan, naar Momik, die aan een van de tafeltjes zijn bijbelhuiswerk zat te maken.

Wej iz mir, zei ze, hoezo opeens een familielid? De man zei: Nou, mevrouwtje, we hebben niet veel tijd, als u ze kan, ken u me misschien wel vertellen waar ze zijn, want er is daar niemand thuis. Hij sprak met veel fouten, terwijl hij er toch uitzag als iemand die hier al jaren woonde.”

 

David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

Lees verder “David Grossman, Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko”

Alfred Gulden, Robert Burns, Daniel von Lohenstein, Vladimir Vysotsky, Friedrich Jacobi, Eva Zeller, Stéphanie de Genlis

De Duitse dichter, schrijver, musicus en filmmaker Alfred Gulden werd geboren op 25 januari 1944 in Saarlouis. Zie ook mijn blog van 25 januari 2009 en ook mijn blog van 25 januiari 2010 en ook mijn blog van 25 januari 2011.

 

Wärme wörtlich

…und
eine Lederhaut sich reiben
Wärme wörtlich nur
ein jeder für sich selbst
der Antwort Hinterhand
das Stichwort
warten

Fallen

Aus den Gesprächen fallen
Sätze wie es ist
doch so nicht anders
kann das sein daß da
sieht er ein geschlagen
den Kopf zieht er ein
fällt nach und nach
aus den Gesprächen

 

Alfred Gulden (Saarlouis, 25 januari 1944)

Lees verder “Alfred Gulden, Robert Burns, Daniel von Lohenstein, Vladimir Vysotsky, Friedrich Jacobi, Eva Zeller, Stéphanie de Genlis”

E. Th. A. Hoffmann, Ivan Ivanji, Eugen Roth, Vicky Baum, Ulrich Holbein, Edith Wharton

De Duitse dichter en schrijver Ernst Theodor Amadeus Hoffmann werd geboren in Koningsbergen op 24 januari 1776. Zie ook alle tags voor E. Th. A. Hoffmann op dit blog.

Uit: Ritter Gluck

„Der Spätherbst in Berlin hat gewöhnlich noch einige schöne Tage. Die Sonne tritt freundlich aus dem Gewölk hervor, und schnell verdampft die Nässe in der lauen Luft, welche durch die Straßen weht. Dann sieht man eine lange Reihe, buntgemischt – Elegants, Bürger mit der Hausfrau und den lieben Kleinen in Sonntagskleidern, Geistliche, Jüdinnen, Referendare, Freudenmädchen, Professoren, Putzmacherinnen, Tänzer, Offiziere usw. durch die Linden nach dem Tiergarten ziehen. Bald sind alle Plätze bei Klaus und Weber besetzt; der Mohrrübenkaffee dampft, die Elegants zünden ihre Zigarros an, man spricht, man streitet über Krieg und Frieden, über die Schuhe der Mad. Bethmann, ob sie neulich grau oder grün waren, über den geschlossenen Handelsstaat und böse Groschen usw., bis alles in eine Arie aus »Fanchon« zerfließt, womit eine verstimmte Harfe, ein paar nicht gestimmte Violinen, eine lungensüchtige Flöte und ein spasmatischer Fagott sich und die Zuhörer quälen. Dicht an dem Geländer, welches den Weberschen Bezirk von der Heerstraße trennt, stehen mehrere kleine runde Tische und Gartenstühle; hier atmet man freie Luft, beobachtet die Kommenden und Gehenden, ist entfernt von dem kakophonischen Getöse jenes vermaledeiten Orchesters: da setze ich mich hin, dem leichten Spiel meiner Phantasie mich überlassend, die mir befreundete Gestalten zuführt, mit denen ich über Wissenschaft, über Kunst, über alles, was dem Menschen am teuersten sein soll, spreche. Immer bunter und bunter wogt die Masse der Spaziergänger bei mir vorüber, aber nichts stört mich, nichts kann meine phantastische Gesellschaft verscheuchen. Nur das verwünschte Trio eines höchst niederträchtigen Walzers reißt mich aus der Traumwelt. Die kreischende Oberstimme der Violine und Flöte und des Fagotts schnarrenden Grundbaß allein höre ich; sie gehen auf und ab, fest aneinanderhaltend in Oktaven, die das Ohr zerschneiden, und unwillkürlich, wie jemand, den ein brennender Schmerz ergreift, ruf ich aus:
»Welche rasende Musik! die abscheulichen Oktaven!« – Neben mir murmelt es:
»Verwünschtes Schicksal! schon wieder ein Oktavenjäger!«
Ich sehe auf und werde nun erst gewahr, daß, von mir unbemerkt, an demselben Tisch ein Mann Platz genommen hat, der seinen Blick starr auf mich richtet und von dem nun mein Auge nicht wieder loskommen kann.“

E. Th. A. Hoffmann (24 januari 1776 – 25 juni 1822)

Lees verder “E. Th. A. Hoffmann, Ivan Ivanji, Eugen Roth, Vicky Baum, Ulrich Holbein, Edith Wharton”

Albin Zollinger, De Beaumarchais, Charles Sackville, John Donne, Frances Brooke, William Congreve

De Zwitserse dichter en schrijver Albin Zollinger werd geboren op 24 januari 1895 in Zürich. Zie ook mijn blog van 24 januari 2010 en ook mijn blog van 24 januari 2011.

 

Uit: Der halbe Mensch

„Zu Hause fand er die gesuchte Ruhe auch wieder nicht; das Heimweh nach der Fremde trieb ihn um, er schluchzte in den Nächten.

»Ihr wißt nichts um diese Begleiterscheinung unseres Wanderlebens,« klagte er dem Maler, »die unglückliche Liebe zu den Kindern, die wir immer dann wieder hergeben müssen, wenn wir uns so recht befreundet haben. Ich begehre für mich keinen Ruhm, keine Zukunft mehr; alles Gefühl hat sich mir in das Verlangen, dorthin zurückzugehen, verwandelt. Man führt im Herzen dann alles so weiter: wie die Wiesen reifen, wie die jungen Störche wachsen, wie des Abends die Brunnen überlaufen – und wie die Kleinen größer werden, diese Bauernjungen mit ihren so reinen Augen, die blonden, mütterlichen Mägdlein; aber niemand sieht auch nur herum, die Tage kommen und gehen, und es macht den Eindruck, wenn keiner nach uns verlangt, als ob wir in unserer Liebe allein stünden und für nichts dermaßen litten; man sieht sich versucht, an allem Sinn und allem Ehrwürdigen zu verzweifeln. Nach Jahren einmal kann es wohl geschehen, daß plötzlich ein Herbstgeruch uns das ganze unsägliche Land aus der Seele hebt. Ach man leidet ja nur!« rief er unwillig, indem er sich in das Gras ausstreckte.

Nach einer Weile saß er wieder da und blickte auf die Leinwand, die Alder färbte. Dieser hatte begonnen, ihm über seine Beziehungen zu dem Studenten Homberger freundliche Vorwürfe zu machen. Er vernahm sie gedankenvoll, aber wenig beirrt und ging, auch als Guido verstummte, nicht darauf ein.

»Ich weiß gar nichts von Priska,« erwiderte er vielmehr, um den Spieß zu drehen oder doch abzulenken. »Seid ihr eigentlich uneins?«

»Uneins gerade nicht, aber doch auch nicht einig,« versetzte der Maler mit halbem Lachen. »Es hat sich ergeben, daß dieses Mädchen mich eben dennoch nichts angeht. All die Herzensgewißheit war ein Irrtum, alle Zartheit und Verzückung ein Diebstahl, mein Lieber. Wer hätte es gedacht! „

 

Albin Zollinger (24 januari 1895 – 7 november 1941)

Lees verder “Albin Zollinger, De Beaumarchais, Charles Sackville, John Donne, Frances Brooke, William Congreve”