De Nederlandse dichter, essayist en blogger Jeroen Mettes werd geboren in Valkenswaard op 24 maart 1978. Mettes studeerde filosofie in Utrecht, en literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden, waar hij tot 2006 aan een proefschrift werkte over poëtisch ritme. In 1999 begon hij aan een lang prozagedicht dat hij de naam N30 gaf. Dat was de codenaam van de anti- of andersglobalistische protesten in Seattle tijdens de onderhandelingen van de WTO. In 2005 startte Jeroen Mettes het blog Poëzienotities. Als dichter debuteerde Jeroen Mettes in het tijdschrift Parmentier met de reeks van vier gedichten getiteld ‘In de sfeer van het gestelde’. Als jonge twintiger had hij al prozabijdragen geleverd aan onder meer de tijdschriften Zoetermeer en Passionate. In 2006 trad Mettes toe tot de redactie van het tijdschrift yang. Hij was ook vast medewerker van het tijdschrift Parmentier. Op 21 september 2006 plaatste hij een lege post op zijn blog. Diezelfde dag maakte hij een einde aan zijn leven. Hij liet naast zijn gedichten, essays en zijn blog, een ver gevorderd Engelstalig proefschrift na. In 2011 verscheen het Nagelaten werk van Jeroen Mettes bij uitgeverij Wereldbibliotheek.
Uit: N30
In de c&a (kelders) bevindt zich een gedenksteen. De cia heeft mijn familieleden nooit wat misdaan. Toch zit, anno nu, in een Geleense huiskamer… ’n Armada kantoorgebouwen. Om je ‘dood’ te lachen. Liefste? Mag ik je voorstellen aan mijn muze? Anorexia = ambitie. Als je door de supermarkt loopt. Waar blijf je? We plunderen de stad. In de nek is ze het mooist (bij de achterkant van haar oren). Ik was die woonwagen gewend, ’t rondtrekken… We zien onszelf rijden in de ruiten. Ik moet niet overdrijven. Ik ben al rijk. Uitgeput lig ik in haar witte kamer, als een kaal veld in het najaar. Meeslepend! Een kat kijkt me aan van de andere kant van het water. Geef mij maar een, uhm, even kijken… De ideale girl-next-door? Ontroerend! De allochtoonse schrijver gefilmd als randgroepjongere. Reflectie van water (schaduw van water?) op ’t plafond van de bus als we de brug oversteken. Een schaduw valt over mijn boek als de bus een bocht neemt. Overal ontstonden soldaten- en arbeidersraden. Daar moeten we nu juist op blijven hameren! Mijn schande is niet zwaar; ik ben zwaar. Een oude zwarte bedelaar.“