De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.
De twee nablijvers
– O oude boom in de achtertuin
hoe kaal en lelijk is je kruin,
ik vraag mij af of jij nog leeft,
zo weinig vruchten als je geeft.
– O eenzaam schrijvertje in het raam,
je vrouw en kind zijn heengegaan,
ik vraag mij af of dat jij schrijft
het enige is wat je overblijft.
— Stil! Hoor! De nachtegaal hervat
zijn lied in ’t hartje van de stad.
— Men heeft er woningen gebouwd
van nieuwe steen en blinkend hout.
Zwerver en elven
Over de duinen
Woei een lied
– Verstoor je mijn tuin en
Stilte om niet?
En langs de stranden
Waar hij ging
– Neem dan mijn handen,
Lieveling –
De stormwind riep en
De regen riep
– Je voeten liepen
Waar ik sliep.
Telkens bedolven
– Ternauwernood –
Kwam een klacht uit de golven
– Was ik dood.
– Waarom tot onaardse
Dromen gewekt
Zonder opwaartse
Ziel die trekt –
Het schreeuwt uit het sneeuwige
Schuim vandaan
– Als jij zal ik eeuwig
Verder gaan.
– Van verbroken beloften
Blijven wij buit
– Niets, niets is op de
Wegen vooruit.
Te zwaar was het water, te
Licht is de wind
– O, Christofoor, waar is het
Kind, het kind –
Alom, toen, geheim en
Weg-stervende
– Blijf bij me, bij me
Zwervende –
En, eindelijk, stijgend de
Maan langs en heen,
Een bijna zwijgende
Wolk verdween.
De kloosterling
Als ik de groene luiken openzet,
Zie ik de bloemen om het raam heen trillen
Druipend van tintelende dauw, en kil en
Overzoet waait een geur door mijn gebed.
O wonden, o bloei Gods! Mij is in ’t bloed
Eén uwer ranken dringend en uitlopend,
Die, als uw lente eenmaal mijn zijden opent,
In duizend bloemen mij uitbreken doet –
Een vreemdling stond in de tuin en groette.
Hij nam mijn hand en voerde me als een knaap
Over het grasveld naar ’t begroeid priëel,
Hij sprak: “Wij zijn een overbloeid geheel,
Ik zie mijn hyacinten om uw slaap
En rozen in uw handen en uw voeten.”
Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)