Blumen sehet ruhig sprießen (Johann Wolfgang von Goethe)

 

Dolce far niente

 

 
Goethes tuinhuis in de zomer door Max Oehler, rond 1920

 

Blumen sehet ruhig sprießen

Blumen sehet ruhig sprießen,
Reizend euer Haupt umzieren;
Früchte wollen nicht verführen,
Kostend mag man sie genießen.

Bieten bräunliche Gesichter
Kirschen, Pfirschen, Königspflaumen,
Kauft! denn gegen Zung’ und Gaumen
Hält sich Auge schlecht als Richter.

Kommt, von allerreifsten Früchten
Mit Geschmack und Lust zu speisen!
über Rosen läßt sich dichten,
In die äpfel muß man beißen.

Sei’s erlaubt, uns anzupaaren
Eurem reichen Jugendflor,
Und wir putzen reifer Waren
Fülle nachbarlich empor.

Unter lustigen Gewinden,
In geschmückter Lauben Bucht,
Alles ist zugleich zu finden:
Knospe, Blätter, Blume, Frucht.

 

 
Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Portret door Joseph Karl Stieler, 1828

 

Zie voor de schrijvers van de 22e juli ook mijn twee blogs van 2 juli 2011 en eveneens mijn blog van 22 juli 2012.

Dolce far niente (Muiderslot, Muiden)

Dolce far niente

 

 
Muiderslot

 

Muidse reis

Vochtig Zuien
schort uw buien
over Muien
enen dag,
die ik garen
zonder baren,
stil en klaar
droge zag.

 

 
Constantijn Huygens (4 september 1596 — 28 maart 1687)
Portret van Constantijn Huygens door Hendrik de Keyzer, 1627 (detail)

 

Een Majeboom

Aan de Joffren Anne en Tesselschae Roemer Visschers gesonden naer haar vertreck vanden huijse te Muiden, in ’t jaer 1621, spreekt

Orpheus met sijn stem en vinger
Maeckte eertijdts den boomen voeten,
Datse bij gekroonde stoeten
Liepen nae den soeten singer.
Ist dan vreemdt, dat ick verslinger
Op uw speelen,
Op uw queelen,
En loop achter aen uw keelen?
Ick, die ben van ’t selve volck?
En was hij der goden tolck,
Ghij syt speelnoots van godinnen.
En indien Thalia haer sinnen
Eens tot trouwen zet, sult ghij
Elleck sitten aen een zij.

 

 
Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Portret (kopie naar Joachim von Sandrart, 1700)

Lees verder “Dolce far niente (Muiderslot, Muiden)”

The Summer Rain (Henry David Thoreau), Hans Lodeizen

Dolce far niente

 

 
Landschap bij Auvers in de regen door Vincent van Gogh, 1890

 

The Summer Rain

My books I’d fain cast off, I cannot read,
’Twixt every page my thoughts go stray at large
Down in the meadow, where is richer feed,
And will not mind to hit their proper targe.

Plutarch was good, and so was Homer too,
Our Shakespeare’s life were rich to live again,
What Plutarch read, that was not good nor true,
Nor Shakespeare’s books, unless his books were men.

Here while I lie beneath this walnut bough,
What care I for the Greeks or for Troy town,
If juster battles are enacted now
Between the ants upon this hummock’s crown?

Bid Homer wait till I the issue learn,
If red or black the gods will favor most,
Or yonder Ajax will the phalanx turn,
Struggling to heave some rock against the host.

Tell Shakespeare to attend some leisure hour,
For now I’ve business with this drop of dew,
And see you not, the clouds prepare a shower—
I’ll meet him shortly when the sky is blue.

This bed of herd’s grass and wild oats was spread
Last year with nicer skill than monarchs use.
A clover tuft is pillow for my head,
And violets quite overtop my shoes.

And now the cordial clouds have shut all in,
And gently swells the wind to say all’s well;
The scattered drops are falling fast and thin,
Some in the pool, some in the flower-bell.

I am well drenched upon my bed of oats;
But see that globe come rolling down its stem,
Now like a lonely planet there it floats,
And now it sinks into my garment’s hem.

Drip drip the trees for all the country round,
And richness rare distills from every bough;
The wind alone it is makes every sound,
Shaking down crystals on the leaves below.

For shame the sun will never show himself,
Who could not with his beams e’er melt me so;
My dripping locks—they would become an elf,
Who in a beaded coat does gayly go.

 

 
Henry David Thoreau (12 juli 1817 – 6 mei 1862)
Standbeeld in Walden Pond

Lees verder “The Summer Rain (Henry David Thoreau), Hans Lodeizen”

Arie Storm

De Nederlandse schrijver en literatuurcriticus Arie Storm werd geboren in Den Haag op 20 juli 1963. Hij debuteerde in 1994 met de roman Hémans duik, die vervolgens werd genomineerd voor de Debutantenprijs. Tegenwoordig schrijft hij voor Het Parool en Vrij Nederland, vroeger publiceerde hij ook in Bzzlletin en Snoecks Almanak. Hij was van 2012 tot 2014 te horen als literatuurrecensent in de TROS Nieuwsshow op Radio 1.

Uit Afgunst

“De angst of de pijn of het liefdesverdriet of de lustgevoelens van een ander kun je uitsluitend begrijpen als je je in een volkomen identieke toestand bevindt (….). Zomin als je je in een ander kunt verplaatsen, zomin kun je je verplaatsen in de persoon die je ooit zelf bent geweest.”
(…)

“In deze positieve stemming was ik voorts van mening dat die hele theorie van mij dat er iemand anders in mijn hoofd zat, ook al nergens op sloeg. Ik zei tegen mezelf (ik moet er een schorre stem van hebben gekregen): ‘Waarom zal er iemand anders in mijn hoofd zitten?”
(…)

‘ Welnee, ’ zeg ik, ‘er is geen Boze Heks. En papa is er toch, dus er kan je niks gebeuren.’ ‘Beetje eigenlijk best wel eng in feite,’ zegt Masja. Naarmate ze in leeftijd vordert, wordt haar taalgebruik er niet beknopter op. Als tweejarige zei ze in vergelijkbare situaties: ‘beetje eng.’

Arie Storm (Den Haag, 20 juli 1963)

 

Slenteren met een ongelukkige auteur (Simon Carmiggelt), Karl Vannieuwkerke, Anna Enquist

Dolce far niente

 

 
Spui met Maagdenhuis, Amsterdam

 

Uit: Slenteren met een ongelukkige auteur

“Schrijvers zijn ziekelijk nieuwsgierig naar alles wat ze niet aangaat. Ik stond op en liep in de richting van de Kalverstraat. Voor het Maagdenhuis groepten wat mensen tezamen bij het opzienbarende moderne kunstwerk dat daar sinds kort dapper beproeft uit te komen boven de geparkeerde auto’s, een karweitje dat alleen aan de Eiffeltoren aardig is gelukt.
Een vlezige man, met een opmerkelijk dom gezicht en een baard die nodig eens bemest moest worden, vroeg op polemische toon aan een grijzende dame:
‘Wat stelt dat nou vóór?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze, ‘het wordt niet uitgelegd.’
(Connolly: ‘Hoeveel boeken schreef Renoir over hoe men schilderen moet?’)
‘En allemaal van onze belastingcenten,’ riep de man. ‘Kijk!’
Hij wees naar een met zwarte viltstift op het kunstwerk geschreven mededeling, die luidde: ‘Dit kost 50.000 gulden’.
Ik dacht aan een bespiegeling van Connolly over de houding van de staat jegens de kunst die, zo meende hij, Engeland maakte tot een natie van commentators, critici en kleurloze uitleggers. ‘Alles voor de melkbar en niks voor de koe.’ En hij verzuchtte: ‘Wanneer zal de staat eens zeggen: hier is duizend pond, jongeman, ga waarheen je wilt en kom terug met iets moois.’ Maar als de overheid het doet, zoals voor het Maagdenhuis, staan allerlei mannen te roepen dat zij niet mooi vinden wat die jongeman mooi vond.
‘Dit kost 50.000 gulden,’ las de dikke met stemverheffing voor.
Hij las niet wat er onder stond, met dunnere lettertjes, namelijk: ‘Nou – en?’. Dat klonk meer ter zake. De meest functionele bekladding van een kunstwerk stond te lezen op het grafmonument van Oscar Wilde: ‘Oscar, we love you, John and Will’.
De twee vrouwen met de boodschappentassen kwamen nu langs.
Ze keken naar het kunstwerk en de ene vrouw zei, veel diepzinniger dan ze vermoedde:
‘O, dat is maar tijdelijk.’

 
Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)

Lees verder “Slenteren met een ongelukkige auteur (Simon Carmiggelt), Karl Vannieuwkerke, Anna Enquist”

Lucas Malan

De Zuidafrikaanse dichter Lucas Cornelis Malan werd geboren in Nylstroom op 19 juli 1946. Hij was de op een na jongste van zes kinderen. Zijn vader was meubelmaker. Hij begon zijn schooljaren in Noordwijk en vertrok daarna naar Pietersburg, waar hij in 1963 het matriculatie-examen aflegde. In 1964 schreef hij zich in aan het Normaalkollege in Pretoria, waar hij in 1966 een bachelor diploma behaalde met Afrikaans-Nederlands en kunstgeschiedenis als hoofdvak. In 1967 verwierf hij een onderwijsdiploma. Na een periode als docent aan de Hogere Seunskool Helpmekaar in Johannesburg nam hij in 1973 studieverlof en begon hij aan zijn BA in Afrikaans en Nederlands aan de Randse Afrikaanse Universiteit. In 1975 begon hij aan zijn MA aan de Universiteit van de Witwatersrand en in 1978 werd hem de graad met lof uitgereikt. In 1984 behaalde hij een tweede graad in de Toegepaste Taalkunde aan RAU en in 1989 zijn DLitt aan de Universiteit van Pretoria over de poëzie van Ernst van Heerden. Lucas was bijna 30 jaar bij het onderwijs betrokken. Vanaf 1987 was hij hoofd van het Departement Afrikaans aan de Johannesburg College of Education. In 1997 verliet hij het onderwijs en vestigde hij zich in Darling aan de West-Kaap. Lucas leverde regelmatig bijdragen aan kranten en tijdschriften en zijn recensies (toneel en letterkundig) en artikelen verschenen in Rapport, Vrije Weekblad, Kalender, Karring, Die Transvaler en Beeld. Vanaf 1986 tot 1992 schreef hij een regelmatige rubriek in De Kat over de Afrikaanse poëzie. Gedurende de jaren zeventig verschenen enkele gedichten van Lucas in Tijdschrift voor Letterkunde en Contrast en in 1979 en 1980 ook in The Bloody Horse en Standpunten. In 1981 verscheen zijn debuutbundel, een “’n Bark vir die ontheemdes” In 1985 volgde “Tydspoor”, in 1987 “Edenboom”, “Kaartenhuis” in 1990, “Hongergrond” in 1994 en in 2002 “Afstanden”. In 2008 wordt “Vermanings” gepubliceerd. In 1986 schreef Lucas een bekroond drama (derde plaats in Radio Zuid-Afrika’s landelijke competitie voor hoorspelen), “Die jaar van die yskaste”, Op 15 april 2010 stierf hij aan complicaties na een hartoperatie.

DIE STERRE VOORSPEL

Wanneer die Diereriem na die stand
van die Bul beweeg, word die nagte stil
en die aarde koud. Die geil wildedruif
het algaande rooi van skaamte opgekrul
en skud nou bedees haar nuttelose drag
blare af. Vrugloos was dié stok se jaar
en sy brand nou so stuk-stuk af.

Die bol, die struik, die boom en blom
het ‘n saak met die stand van die son;
maar die kleiner een, die silwerling
van die nag, ons wufte maan – wat
kan sý met ‘n stuiwer bring?

Ag, sy grimeer maar na gelang van dit
wat die Bul verlang. Saans bak sy mooi
broodjies, volrond, en sy gaan haar gang;
sy doen gewoon en gedra haar fatsoenlik
– soos dit ‘n kieskeurige dame betaam
wat van groter dinge weet; sy wat kuis
bly wag op die koms van die Ram.

 

THE STARS FORETELL

When the Zodiac revolves towards
the sign of the Bull, the nights grow still
and the earth grows cold. The rank wild grape
gradually curls up in her blush of bashfulness,
timidly casting off her ineffectual robes
of leaves. Fruitless was this vine’s year
and piecemeal she is now burning down.

The bulb, the shrub, the tree and flower
have a concern with the position of the sun;
but the smaller one, the silverling
of the night, our frivolous moon – what
ha’penny’s worth can she bring?

Ah, she titivates herself to please
the Bull. At night it’s time for humble
pie, full-rounded, and she goes her way;
as always she behaves respectfully
– as befits a fastidious lady
who knows of greater things; she who chastely
keeps waiting for the coming of the Ram.

 

Vertaald door Charl J.F. Cilliers

 
Lucas Malan (19 juli 1946 – 15 april 2010)

Ich bin der Juli (Paula Dehmel)

Dolce far niente

 

Sommergarten door Max Liebermann, tentoongesteld in 1910

 

Ich bin der Juli

Grüß Gott! Erlaubt mir, dass ich sitze.
Ich bin der Juli, spürt ihr die Hitze?

Kaum weiß ich, was ich noch schaffen soll,
die Ähren sind zum Bersten voll;

reif sind die Beeren, die blauen und roten,
saftig sind Rüben und Bohnen und Schoten.

So habe ich ziemlich wenig zu tun,
darf nun ein bisschen im Schatten ruhn.

Duftender Lindenbaum,
rausche den Sommertraum!

Seht ihr die Wolke? Fühlt ihr die Schwüle?
Bald bringt Gewitter Regen und Kühle.

 

Paula Dehmel (31 december 1862 – 9 juli 1918)


Zie voor de schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2013 en ook mijn blog van 18 juli 2011 deel 2 en eveneens deel 3 en ook mijn blog van 18 juli 2010.

Summer (Alexander Pope)

Dolce far niente

 

 
Kudde schapen in een veld na de oogst door Camille Pissarro, 1889

 

Summer

See what Delights in Sylvan Scenes appear!
Descending Gods have found Elysium here.
In Woods bright Venus with Adonis stray’d;
And chast Diana haunts the Forest Shade.
Come lovely Nymph, and bless the silent Hours,
When Swains from Sheering seek their nightly Bow’rs;
When weary Reapers quit the sultry Field,
And crown’d with Corn, their Thanks to Ceres yield.
This harmless Grove no lurking Viper hides,
But in my Breast the Serpent Love abides.
Here Bees from Blossoms sip the rosy Dew,
But your Alexis knows no Sweet but you.
Some God conduct you to these blissful Seats,
The mossie Fountains, and the Green Retreats!
Where-e’er you walk, cool Gales shall fan the Glade,
Trees, where you sit, shall crowd into a Shade,
Where-e’er you tread, the blushing Flow’rs shall rise,
And all things flourish where you turn your Eyes.
Oh! how I long with you to pass my Days,
Invoke the Muses, and resound your Praise;
Your Praise the Birds shall chant in ev’ry Grove,
And Winds shall waft it to the Pow’rs above.
But would you sing, and rival Orpheus’ Strain,
The wond’ring Forests soon shou’d dance again,
The moving Mountains hear the pow’rful Call,
And headlong Streams hang list’ning in their Fall!

But see, the Shepherds shun the Noon-day Heat,
The lowing Herds to murm’ring Brooks retreat,
To closer Shades the panting Flocks remove,
Ye Gods! and is there no Relief for Love?
But soon the Sun with milder Rays descends
To the cool Ocean, where his Journey ends;
On me Love’s fiercer Flames for ever prey,
By Night he scorches, as he burns by Day.

 

 
Alexander Pope (21 mei 1688 – 30 mei 1744)
Portret door Michael Dahl, rond 1727

 


Zie voor nog meer schrijvers van de 17e juli ook mijn blog van 17 juli 2013 en ook mijn blog van 17 juli 2011 deel 2.

Tsead Bruinja

De Nederlandse dichter Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest op 17 juli 1974. Zijn eerste twee bundels gaf hij in eigen beheer uit. Zijn bundel “Dat het zo hoorde” werd genomineerd werd voor de Jo Peters Poëzieprijs. Met het collectief Gewassen (2001-2004), met onder anderen dichter Sieger MG en videokunstenaar Alan D. Joseph won hij in 2002 het Hendrik de Vriesstipendium. Bruinja stelt bloemlezingen samen (o.a. de befaamde Kutgedichten en de bloemlezing Droom in Blauwe regenjas – nieuwe Friese dichters), recenseert, presenteert, interviewt en treedt op in binnen en buitenland (o.a. in Indonesië, Nicaragua en Zimbabwe). Zijn meest recente bundels zijn “Overwoekerd”, in 2012 genomineerd voor de Ida Gerhardt Poëzieprijs, en “Angel”. Die laatste verscheen als krant en werd op website De Contrabas als gratis download binnen een maand 2000 keer gedownload. Sinds 2008 schrijft Bruinja één keer per maand een gedicht bij de actualiteit voor het EO radio 1 programma Dit is de dag. In datzelfde jaar maakte zanger en caberetier Herman van Veen schilderijen bij zijn werk die geëxposeerd werden in het Natuurmuseum Fryslân te Leeuwarden. Eind 2008 werd Bruinja genomineerd als Dichter des Vaderlands voor de periode 2009-2013. Bruinja werd tweede. In 2013 verscheen het boek “Stofsûgersjongers / Stofzuigerzangers” met etsen van Mirka Farabegoli en de debuut cd van klassiek saxofoniste Femke IJlstra.

 

appels kopen

kruimelig rijp verdriet spiegelt haar
in de bakken van de marktkoopman

delicaat is zij die van appels houdt
hij ziet dat hij ziet haar weerbarstig

lachend om zijn zoetzure grappen
`t liefst trekt hij een knipmes nu

en toont haar de helften ruwe pit
ze twijfelt voor wat lijkt een vruchtloos uur

krap aan haalt ze de laatste bus

als zij naar het danshuis gaat
draagt ze een mand vol rode wangen

daar aan haar zongekleurde armen
bedelen kindmannen hangend
om watervrucht mee naar dakhuis dak

maar zij komt voor het dansen
als zij komt
komt ze voor het dansen

als zij komt gaat alles dansen
mag een gospelgilletje over komen varen
uit het zuiden van tabak ver amerika

mijn slotheupen willen wiegen
zich in haar leegte wagen
tot dageraad me komt breken
en zij weer naast me slaapt

 

herhaald verzoek

ik kijk om me heen
en er is niets nieuws niets ouds
dat ik open kan doen

jij klopt aan

en er zijn cafés er zijn boeken
die ik open kan doen

er zijn tafels
waar mensen aan zitten

misschien staat er in hun agenda
één verjaardag die het onthouden
waard is

en ik heb de meest waardeloze knieën

en ik vraag je

elke ochtend dat jij je ogen open doet
om de wereld nieuw te maken

vraag ik je weer

 

 
Tsead Bruinja (Rinsumageest, 17 juli 1974)

Thé Lau

De Nederlandse muzikant en schrijver Thé (Matheus Josephus) Lau werd eboren in Bergen op 17 juli 1952. Lau speelde als gitarist in verscheidene bands en was lid van Neerlands Hoop Express. In 1979 richtte hij de band The Scene op, bekend van de hits “Blauw” en “Iedereen is van de wereld”. Lau werd de leadzanger. Lau nam in 2003 afscheid van zijn band en toerde sindsdien met toetsenist Jan-Peter Bast langs de Nederlandse theaters. Op 13 oktober 2006 is Lau gestart met zijn theatertournee Tempel der liefde, waarbij hij begeleid werd door toetsenist Bast en het tangostrijkkwartet Pavadita. In 2003 werd zijn oeuvre gebundeld in het boek “Thé Lau”, de teksten. In 2000 debuteerde hij met de verhalenbundel “De sterren van de hemel”. Zijn debuutroman “Hemelrijk” kwam in 2004 uit, in 2006 gevolgd door een bundel muziekverhalen, met als titel In de dakgoot. In 2007 verscheen 1000 vissen, een bibliofiele uitgave met verhalen over de Amsterdamse Spaarndammerbuurt, waar Thé Lau sinds 15 jaar woonde en werkte. Het door Lau geschreven bevrijdingslied “In vrijheid” (2005) wordt ieder jaar veelvuldig ten uitvoer gebracht op Bevrijdingsdag, 5 mei. In 2007 kwam The Scene weer bij elkaar en ging Lau met drie vroegere bandleden weer toeren. Ook namen ze een cd op. In 2010 nam Thé Lau samen met Lange Frans het nummer Zing voor me op, waarmee ze de eerste plaats van de Nederlandse Single Top 100 bereikten. Op 12 augustus 2013 werd bekendgemaakt dat hij aan keelkanker leed. Hij liet na de behandeling weten dat zijn chemokuur en bestralingen goed waren verlopen en dat hij goede hoop had voor 2014. In april 2014 liet zijn management echter weten dat Lau uitzaaiingen in zijn linkerlong had en uitbehandeld was.Vanaf juni 2014 gaf hij met zijn band een aantal afscheidsconcerten. In hetzelfde jaar verscheen zij tweede roman “Juliette, een liefde in snapshots”.

Uit: Juliette, een liefde in snapshots

““Muisstil lag Robbie naast de Duitse Elsa in bed en streelde haar mollige, bezwete lichaam. Met haar hand op zijn heup glimlachte ze dromerig en onverschillig naar het plafond. Hij keek naar haar profiel in het maanlicht dat spaarzaam naar binnen scheen en rook de geur van gemaaid gras en sigaretten in haar blonde haar. Op weg naar haar huisje had ze hem een paar keer gemaand zijn brommer aan de kant te zetten en Robbie al rokend en zoenend in de berm geduwd, of tegen een heg. Ze was dronken geweest, maar dat gold eigenlijk avond na avond voor iedereen die café Ruïne, vernoemd naar het historische kerkje ertegenover, rond sluitingstijd verliet.
‘Het was mijn eerste keer,’ zei Robbie. ‘Deed ik het een beetje goed?’
‘Mmm,’ mompelde Elsa, en viel in slaap. Het was geen ja en geen nee.
De volgende ochtend was haar plek in het bed leeg, en verward keek Robbie om zich heen. Zijn kruis klopte nog na en hij voelde zich voldaan, maar gek genoeg ook eenzaam.
Elsa was enkele jaren geleden tijdens een zomervakantie met haar ouders in onmin geraakt en in het dorp blijven plakken. Ze was een makkelijke score geweest. Het hele dorp ging met haar naar bed, mannen en vrouwen. Of liever, zijzelf ging met het hele dorp naar bed, met mannen en vrouwen uit het café of het strandpaviljoen, met wie maar wilde en beschikbaar was, en op elk denkbaar uur, behalve wanneer ze als serveerster aan het werk was. De hele enclave zag haar als een Duits seksspeeltje.”

 

 
Thé Lau (Bergen, 17 juli 1952)