Kees Fens, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: Uren, dagen, jaar

“Uitgezonderd de eerste zin, die om enkele trekken aan het begin van een jongensboek doet denken en om enkele andere redenen wat vreemd is, is de eerste alinea van De avonden van Gerard Kornelis van het Reve karakteristiek voor het hele boek, in zoverre die alinea opgebouwd is uit de drie elementen die het hoofdmateriaal vormen voor de afzonderlijke hoofdstukken en door de onderlinge gelijkenis van die hoofdstukken van de hele roman: beschrijving, monoloog (subs. dialoog) en droom: ‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht.” Hij wreef zich in het gezicht. “Wat een ellendige droom”, dacht hij. “Waar ging het over?” Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. “Het wordt dit weekeind goed weer”, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.’
In de eerste zin wordt de hoofdpersoon geleidelijk in tijd en plaats benaderd. Er heeft een duidelijke verbijzondering plaats, totdat de hoofdfiguur met voor- en achternaam is genoemd. Opvallend is, dat een precisering aanwezig is die in de rest van het boek ontbreekt. Er worden geen data meer genoemd en ‘Schilderskade’ is de enige straatnaamvermelding in het boek (behalve de indirecte vermelding in het woord ‘Middenwegwind’, door Frits’ moeder gebruikt). Het hele boek door loopt Frits langs naamloze straten, grachten en pleinen. Al bij de eerste grote wandeling in het eerste hoofdstuk ziet men de voor De avonden kenmerkende wijze van routebeschrijving: ‘Hij sloeg bij de rivier links af en ging over de granieten oeverrand lopen. Hij liep een brug met dikke stenen balustrades over, volgde de andere oever, passeerde een brede, drukke straat en sloeg tenslotte de straat langs een gracht in, aan welks begin pakhuizen stonden.’ De positie van de beschrijver is hier gewijzigd: in de eerste zin een verteller, die overziet en meer weet, is hij nu een registrator.”

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)
Kunstwerk in de Chasséstraat in Amsterdam

Lees verder “Kees Fens, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Rick Moody, Pierre Choderlos de Laclos, Koos Dalstra

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zie ook alle tags voor Terry McMillan op dit blog en ook mijn blog van 18 oktober 2009 en ook mijn blog van 18 oktober 2010.

Uit: A Day Late and A Dollar Short

“All of a sudden he got allergies. Was always sneezing and sniffling. He said it was the smog. But I wasn’t born yesterday. He just kept at it. Said he couldn’t help it if folks was always giving him stuff to fix or things he didn’t even ask for. Like that stereo that didn’t work. Or them old tools that turned out to be from Miss Beulah’s garage. Was I accusing him of stealing from Miss Beulah? Yes I was. Lewis was always at the wrong place at the wrong time, like in 1978 while he waited for Dukey and Lucky to come out of a dry cleaner’s with no dry cleaning and they asked him to “Floor it!” and like a fool he did and the police chased their black asses all the way to the county jail. For the next three years, Lewis made quite a few trips back and forth to that same gray building, and then spent eighteen months in a much bigger place. But he wasn’t a good criminal, because, number one, he always got caught; and, number two, he only stole shit nobody needed: rusty lawnmowers, shovels and rakes, dead batteries, bald tires, saddles, and so on and so forth.
Every time he got caught, all I did was try to figure out how could somebody with an IQ of 146 be so stupid? His teachers said he was a genius. Especially when it came to math. His brain was like a calculator. But what good did it do? I’m still waiting for the day to come when all them numbers add up to something. Something musta happened to him behind them bars, ‘cause ever since then – and we talking twelve, thirteen years ago – Lewis ain’t been right. In the head. He can’t finish nothing he start. Sometime he don’t even start. Fortunately, he ain’t been back to jail except for a couple of DUIs, and he did have sense enough to stop fooling around with that dope after so many of his friends OD’d. Now all he do is smoke reefa, sit in that dreary one-bedroom apartment drinking a million ounces of Old English, and play chess with the Mexicans.”

 
Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

Lees verder “Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Rick Moody, Pierre Choderlos de Laclos, Koos Dalstra”

Jan Wagner

 De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Wagner studeerde Engels aan de Universiteit van Hamburg, aan het Trinity College (Dublin) en de Humboldt Universiteit van Berlijn, waar hij afstudeerde met een scriptie over de nieuwste generatie Anglo-Ierse dichters. In 1995 begon hij samen met Thomas Girst met de publicatie van de Internationale Poëzie box “Die Außenseite des Elementes”. Deze offset druk bestond uit een collectie inlegvellen gepresenteerd werden en waarbij de lezer verzocht werd om de documenten naar eigen goeddunken te archiveren. Deze offsetdruk bevatte hedendaagse Perzische en Nederlandse poëzie. Model voor dit project stond Marcel Duchamps losbladige collectie. Sinds de publicatie van de eerste dichtbundel in 2001 werkt Wagner als freelance schrijver, redacteur en vertaler van Engels en Amerikaans. Gedichten werden in tal van bloemlezingen (waaronder Der Große Conrady) en literaire tijdschriften (Akzente, BELLA triste, Sinn und Form, Zwischen den Zeilen) gepubliceerd. Als criticus werkte Wagner voor de Frankfurter Rundschau en andere kranten, alsook voor de omroep. Sinds 2009 is hij lid van de Beierse Academie voor Schone Kunsten, sinds 2010 de Academie van Wetenschappen en Letteren, Mainz, de Duitse Academie voor Taal en Literatuur in Darmstadt en het PEN Center Duitsland.

der veteranengarten

„Again he fighting with his foe, counts o’er his scars,
Tho’ Chelsea’s now the seat of all his wars,
And fondly hanging on the lengthening tale,
Reslays his thousands o’er a mug of ale.“
– Sir John Soane, Inschrift im Summerhouse
des Royal Hospital, London  –

die veteranen wachsen aus dem gras
empor in ihren ehrenuniformen;
die schweren messingknöpfe blinzeln matt
ins späte licht des nachmittags zurück.
sie wachsen aus dem gras wie in den mythen
das heer der ausgesäten drachenzähne.

die veteranen zeigen ihre zähne
auf fotos, die so braun wie altes gras
geworden sind – vergilbter noch als mythen.
der kampf, sagt jener grieche, ist der formen
beginn, und alles führt zu ihm zurück.
die veteranen steigen auf das matt-

erhorn ihrer erinnerung, das matt
im gegenlicht erstrahlt. die falschen zähne,
die längst schon in der ebene zurück-
geblieben sind. fast unbemerkt im gras
die enkel, glücklich mit geringsten formen
des spiels – ein gegensatz zum kaum bemühten

versuch der veteranen, sich beim mythen-
umrankten spiel der könige ins matt
zu setzen. (die die weißen steine formen
benutzen elfenbein und walroßzähne.)
im veteranengarten wächst das gras.
die schnecke gleitet in ihr haus zurück.

die veteranen denken oft zurück
und kaum nach vorne. so entstehen mythen.
die enkelkinder spielen auf dem gras
in das die kameraden bissen, matt
vom kampf. zu leben heißt: man muß die zähne
zusammenbeißen. und das schicksal formen.

die schwestern tragen weiße uniformen
und sind doch warm. sie rollen sie zurück
ins haus wenn erste sterne ihre zähne
entblößen, und ein ganzes heer von mythen
folgt ihnen auf die zimmer. wo es matt
war vom gewicht erhebt sich nun das gras.

die dunklen formen wandern übers gras –
man mag an zähne denken. oder mythen.
der könig bleibt zurück in seinem matt.

 

 
Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

Simon Vestdijk, Georg Büchner, Miguel Delibes, Arthur Miller, Nel Noordzij, Emanuel Geibel

De Nederlandse schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.

Uit: Meneer Visser’s hellevaart

“De gedaante in de hoek, waarmee Visser zich vreemd verbonden voelde, verrees langzaam en strompelde naar het rechterraam, één arm achteruit, alsof ze zich op de lucht steunen wilde. Links, op de vensterbank, zat de jongen met zijn handen aan de spijlen naar buiten te kijken. ‘Vader, daar loopt een hondje tussen die meneer z’n benen,’ – maar niemand antwoordde. Was hij het soms, Willem Visser, die iemand in de weg liep? Was hij naakt? Had hij iets gebroken, iets verzet? Het kon ook de gedaante in de hoek zijn, voor het raam zijn – pas op, straks valt ze eruit!! – die dat gedaan had. Ze was zo mager, dat men gedurig vlak  naast haar keek; met het glas rammelde ze mee, en nu zat ze er ineens helemaal binnenin, zodat men wel door haar heenkijken moest. Ze was ouder dan de apotheek aan de overkant, – maar jonger dan de wolken. ‘Oom, ik ben uw broer, en moeder geeft vader de hik aan jou…’ Boem, boem, tsjing! De muziek, die nu óók in het glas zat, vormde allerlei trillingsfiguren van het fijn glippende zand, dat over het venster heen schoot en het geheel bedekken ging: duizend sterren!… Visser wilde vluchten uit deze wereld die hem benauwde, hij sloeg zijn arm om de gedaante heen, stond op een strand, reed op een dwars over het Schoolplein gespannen touw, – hoorde touwtrekken dan bij een optocht als deze? – voelde onder zich, achter zich, voor zich alweer de gedaante, die, in een te ruim schort meeschommelde, – en ontwaakte plotseling, in een steile zwaai naar het licht toe, met een gevaarlijk schokkend gevoel in zijn onderlijf, terwijl in zijn kaak die eigenaardige trekking zat, die hij kende van nóg vroeger: sluipend, weerbarstig, onontkoombaar, alsof met traag geweld de tanden naar buiten werden gebogen. Hij wist niet op welke van de twee gewaarwordingen hij het meest letten moest. Zijn voorhoofd was klam. Angst even… Onder de dekens kruipen?… Maar reeds toonde de kamer hem het rustig gebloemd behang, waar hij zo vaak overheen was gereisd, ’s ochtends, of op zomeravonden. Alles werd vertrouwd. Hij herkende zichzelf. Zijn ademhaling welbewust overnemend van het gedienstige lijf, vergewiste hij zich met voldoening, dat er niets gebeurd was. Niet eens nodig m’n hand uit te steken, een kramp, niets van betekenis… Ellendig scheurend gevoel altijd. Pijnlijk. Beter bij me houden. Vijf weken al… Verduiveld, nu klopt ’t hart ook weer anders, dat wou ik juist aan Touraine… Eén, twéé, en dan een dof bonzend sprongetje… Toktokbóém… Zou ’t dan tóch niet in orde zijn?… Aambeien niet erg pijnlijk nu, niet zwaar… Droom?…”

 
Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
Standbeeld in Doorn, ontworpen door Jaap te Kiefte

Lees verder “Simon Vestdijk, Georg Büchner, Miguel Delibes, Arthur Miller, Nel Noordzij, Emanuel Geibel”

Mark Gatiss

De Engelse schrijver, acteur en komiek Mark Gatiss werd geboren op 17 oktober 1966 in Sedgefield. Al in zijn jeugd was Gatiss geïnteresseerd in Arthur Conan Doyles ‘Sherlock Holmes’, de werken van HG Wells en de tv-serie Doctor Who. In 1992 publiceerde hij zijn eerste Doctor Who verhaal “Nightshade”, er volgden er nog drie. Ook schreef hij zijn eerste scenario’s en hoorspelen. Als acteur, werd hij in de Engels sprekende wereld bekend door het komische kwartet The League of Gentlemen, waartoe hij behoort, samen met Reece Shearsmith, Steve Pemberton en Jeremy Dyson. Hun programma won in 1997 de Perrier Award op het Edinburgh Festival Fringe. In hetzelfde jaar ontstond een komische radio-serie, “The League of Gentlemen” en twee jaar later ontstond een tv-serie. In 2005 kwam de film The League of Gentlemen’s Apocalypse als een spin-off van de tv-serie in de bioscopen. In de BBC-miniserie Jekyll speelde hij in 2007 de schrijver Robert Louis Stevenson.  Samen met Moffat, ontwikkelde hij het concept van de succesvolle BBC TV-serie Sherlock, waarin ze Arthur Conan Doyle ‘verhalen overbrengen naar de moderne tijd. Naast Benedict Cumberbatch en Martin Freeman speelt hij sinds het begin van de reeks Sherlock Holmes’ broer Mycroft Holmes. Hij werkte ook als uitvoerend producent en schreef eerder voor elk seizoen zijn eigen scenario (The Great Game, De Hond van de Baskervilles en De lege doodskist). Sinds 2014 is Gatiss te zien in de tv-serie Game of Thrones, waarin hij Tycho Nestoris speelt. In verband met Doctor Who en de League of Gentlemen heeft Mark Gatiss verschillende boeken gepubliceerd. In 2004 publiceerde hij de eerste Lucifer Box roman Namens “The Vesuvius Club”.De trilogie werd voortgezet met “The Devil In Amber en eindigde met “Black Butterfly”.

 Uit: The Vesuvius Club

“I have always been an appalling judge of character. It is my most beguiling virtue.
What, then, did I make of the Honourable Everard Supple whose likeness I was conjuring on to canvas in my studio that sultry July evening?
He was an imposing cove of sixty-odd, built like a pugilist, who had made a fortune in the diamond mines of the Cape. His declining years, he’d told me during the second sitting – when a client begins to thaw a mite – were to be devoted entirely to pleasure, principally in the gaming houses of the warmer and naughtier parts of Europe. A portrait, in his opinion (and his absence), would be just the thing to hang over the vast baronial fireplace in the vast baronial hall he had recently lavished a hundred thou’ upon.
The Supples, it has to be said, were not amongst the oldest and most distinguished families in the realm. Only one generation back from the Honourable Everard had been the less than honourable Gerald who had prospered only tolerably in a manufactory of leather thumb-braces. Son and heir had done rather better for himself and now to add to the title (of sorts) and the fake coat of arms being busily prepared across town he had his new portrait. This, he told me with a wheezy chuckle, would convey the required air of old-world veracity. And if my painting were any good (that hurt), perhaps I might even be interested in knocking up a few carefully aged canvases of his ancestors?
Supple blinked repeatedly, as was his habit, one lid lingering over his jade-irised glass eye (the left one) as I let myself imagine him tramping into the studio in doublet and hose, all in the name of family honour.
He cleared his throat with a grisly expectoration and I realized he’d been addressing me. I snapped out of my reverie and peeped around the side of the canvas. I’ve been told I peep rather well.”

 
Mark Gatiss (Sedgefield.17 oktober 1966)

Tom Rachman

Onafhankelijk van geboortedata

De Engelse schrijver Tom Rachman werd geboren in Londen in 1974 en groeide op in Vancouver, Rachman studeerde film aan de Universiteit van Toronto, daarna journalistiek aan Columbia University in New York. In 1998 trad hij toe tot de Associated Press als een desk editor buitenland in New York, werd toen correspondent in Rome in 2002. Hij schreef artikelen vanuit o.a. India, Turkije, Japan, Zuid-Korea, Sri Lanka, Egypte, België, Groot-Brittannië. Van 2006 tot 2008 was hij redacteur bij de International Herald Tribune in Parijs. Zijn artikelen verschenen in The New York Times, The Wall Street Journal, The Guardian, Slate en en The New Statesman. Hij woont in Londen. Tom Rachman publiceerde twee romans, “The Rise & Fall of Great Powers” (2014) en “The Imperfectionists” (2010), een internationale bestseller, die is vertaald in 25 talen.

Uit:The Imperfectionists

“Lloyd shoves off the bedcovers and hurries to the front door in white underwear and black socks. He steadies himself on the knob and shuts his eyes. Chill air rushes under the door; he curls his toes. But the hallway is silent. Only high-heeled clicks from the floor above. A shutter squeaking on the other side of the courtyard. His own breath, whistling in his nostrils, whistling out.
Faintly, a woman’s voice drifts in. He clenches his eyelids tighter, as if to drive up the volume, but makes out only murmurs, a breakfast exchange between the woman and the man in the apartment across the hall. Until, abruptly, their door opens: her voice grows louder, the hallway floorboards creak – she is approaching. Lloyd hustles back, unlatches the window above the courtyard, and takes up a position there, gazing out over his corner of Paris. She taps on his front door.
“Come in,” he says. “No need to knock.” And his wife enters their apartment for the first time since the night before. He does not turn from the window to face Eileen, only presses his bald knees harder into the iron guardrail. She smoothes down the back of his gray hair. He flinches, surprised to be touched.
“Only me,” she says.
He smiles, eyes crinkling, lips parting, inhaling as if to speak. But he has no reply. She lets go.
He turns finally to find her seated before the drawer where they keep old photographs. A kitchen towel hangs from her shoulder and she wipes off her fingers, damp from peeled potatoes, dishwashing liquid, diced onions, scented from mothballed blankets, soil from the window boxes – Eileen is a woman who touches everything, tastes all, digs in. She slips on her reading glasses.
“What are you hunting for in there?” he asks.
“Just a picture of me in Vermont when I was little. To show Didier.” She rises, taking a photo album with her, and stands by the front door. “You have plans for dinner, right?”

 
Tom Rachman (Londen, oktober 1974)

Günter Grass, Oscar Wilde, Guðbergur Bergsson, Eugene O’Neill, Gustaaf Peek

De Duitse dichter en schrijver Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk) op 16 oktober 1927. Zie ook mijn blog van 16 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Grass op dit blog.

Uit: Hundejahre

„Erzähl Du. Nein, erzählen Sie! Oder Du erzählst. Soll etwa der Schauspieler anfangen? Sollen die Scheuchen, alle durcheinander? Oder wollen wir abwarten, bis sich die acht Planeten im Zeichen Wassermann geballt haben? Bitte, fangen Sie an! Schließlich hat Ihr Hund damals. Doch bevor mein Hund, hat schon Ihr Hund, und der Hund vom Hund. Einer muß anfangen: Du oder Er oder Sie oder Ich… Vor vielen vielen Sonnenuntergängen, lange bevor es uns gab, floß, ohne uns zu spiegeln, tagtäglich die Weichsel und mündete immerfort.
Der hier die Feder führt, wird zur Zeit Brauxel genannt, steht einem Bergwerk vor, das weder Kali, Erz noch Kohle fördert und dennoch hundertvierunddreißig Arbeiter und Angestellte
auf Förderstrecken und Teilsohlen, in Firstenkammern und Querschhlägen, an der Lohnkasse und in der Packerei beschäftigt: von Schichtwechsel zu Schichtwechsel.
Unreguliert und gefährlich floß früher die Weichsel. So rief man tausend Erdarbeiter und ließ im Jahre achtzehnhundertfünfundneunzig von Einlage nordwärts, zwischen den Nehrungsdörfern Schiewenhorst und Nickelswalde, den sogenannten Durchstich graben.
Der verringerte, indem er der Weichsel eine neue und schnurgerade Mündung gab, die Überschwemmungsgefahr.
Der Federführende schreibt Brauksel zumeist wie Castrop-Rauxel und manchmal wie Häksel. Bei Laune schreibt Brauxel seinen Namen wie Weichsel. Spieltrieb und Pedanterie diktieren und widersprechen sich nicht.
Von Horizont zu Horizont liefen die Deiche der Weichsel und hatten sich, unter Aufsicht des Deichregulierungskommissarius zu Marienwerder, gegen die hochgehenden Frühjahrsfluten und gegen das Dominikswasser zu stemmen. Wehe, wenn Mäuse im Deich waren…“

 
Günter Grass (Danzig, 16 oktober 1927)
Hier in Gdansk (Danzig)

Lees verder “Günter Grass, Oscar Wilde, Guðbergur Bergsson, Eugene O’Neill, Gustaaf Peek”

Alma Mathijsen

De Nederlands schrijfster en journaliste Alma Mathijsen werd geboren in Amsterdam op 16 oktober 1984. In New York studeerde ze een half jaar Creative Writing aan het Pratt Institute. In 2011 studeerde ze af aan de Gerrit Rietveld Academie, afdeling Beeld & Taal. Daarvoor schreef ze columns in het online jongerenmagazine Spunk. In Het Parool schreef ze iedere week met Fanny van de Reijt in de zaterdagbijlage. Sinds 2008 schrijft ze voor nrc.next. In maart 2006 verscheen bij Prometheus haar verhalenbundel “Binnen spelen”, waarin ze seks heeft met dertien publieke figuren. Haar eerste roman, “Alles is Carmen”, verscheen in september 2011 bij De Bezige Bij. Mathijsen presenteerde ook het VPRO-programma Villa Live.

Uit: Alles is Carmen

“Ik ben Carmen. Ik raak veel spullen kwijt. De laatste twee jaar is mijn paspoort zoek. Wonderlijk dat er altijd een moment is geweest wanneer je het ding dat zoek is voor het laatst hebt aangeraakt. Die momenten vergeet ik blijkbaar. Ooit heb ik mijn moeders kat kwijt gemaakt. Ik was een boterham aan het smeren toen dat beest op het aanrecht bleef bedelen. Als straf had ik haar in de magnetron gezet, die gebruikt mijn moeder niet meer omdat je er kanker van krijgt.”
(…)

“Nog nooit heb ik zoveel liefde voor iemand gevoeld. Een liefde die ik niet ken. Onaards. Ik kan niet geloven dat andere mensen zich ooit zo hebben gevoeld. En als dat wel zo is, waarom hebben ze het er dan niet veel vaker over? Dit is meer dan Goddelijk. Dit is bovenaards. Alsof de planeten hun route om de zon via mij afleggen. Ze moeten door me heen en dat is wat ik nu voel. Saturnus, Jupiter, een meteorietenregen; ze willen allemaal tegelijk en ik kan het bijna niet meer aan.”
(…)

“Hoe kan je iemand liefhebben om je de volgende dag te bedenken? Ik begrijp dat niet. Het is oneerlijk. Mijn lippen worden droog, ik wrijf mijn gezicht wakker. Dan moet het nu, zeg ik tegen mezelf. Vanavond gaat de wereld leren, niet ik. Ik wil iets vertellen wat waar is.”

 
Alma Mathijsen (Amsterdam, 16 oktober 1984)

A. F.Th. van der Heijden, Heinz Helle, Boualem Sansal, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov, Italo Calvino

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

Uit: Vallende ouders

“Waar ik het aan verdiend had, wist ik ’t, maar juni was schitterend dat jaar. Ik voerde geen bal uit en elke nieuwe dag leek in zijn volmaaktheid zo sprekend op de vorige, dat de dagen vanzelf over elkaar heen schoven en op elkaar bleken te passen en ik me die maand ben gaan herinneren als één perfecte zomerdag. Een dag die zelfs langer dan een maand duurde, want hij strekte zich uit tot diep in juli. Onverstoorbaar sliep de ene maand een gat in de volgende. Zo’n veertig dagen telde juni en elke dag was een Wiederkehr des Gleichen. Zelfs dat de eerste twintig dagen lengden, en het tweede twintigtal kromp, viel niet op. De junimaand was in zijn geheel een ‘langste dag’.
Behalve diep in die dag kijken, deed ik eigenlijk niets. In plaats van snelle indrukken in zich op te nemen hebben mijn zinnen veertig dagen lang als een camera naar die ene junidag opengestaan en het resultaat, zie ik nu, is verbluffend. De schaduwen van de tuin waarin ik zat zijn scherper dan ze in werkelijkheid ooit geweest kunnen zijn. Het zonlicht is onwaarachtig fel en het zand van de bloemperkjes schittert als suiker. Niets beweegt. Geen blaadje, niets. De kleine witte vlinders hangen roerloos als bloesems tussen de struiken. De coniferen zijn massieve rotskegels. Aan de lijn drie of vier vereeuwigde wasknijpers… Een gaaf daguerrotype.
Het lijkt wel of ik mijn eigen bewegingloosheid op die veertigvoudige dag heb overgedragen.
Maar ook akoestisch manifesteert die dag zich als geen andere. Op het aanrecht in de keuken achter me worden kopjes neegezet… in de zachte stem van mijn moeder is haar hele geschiedenis te beluisteren… een hond gromt… en boven dat alles uit is de pneumatische boor van een bij in een bloem hoorbaar… Zo’n dag die zich dertig, veertig keer herhaalt is uit het geheugen niet meer weg te branden.
En schamen deed ik me tegenover al dat moois: de tuin, de dag, de zon, en de zomer die er al was terwijl hij nog moest komen… Schamen voor de dingen die ik gedaan had, maar meer nog voor wat ik verzuimd had te doen.”

 

 
A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

Lees verder “A. F.Th. van der Heijden, Heinz Helle, Boualem Sansal, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov, Italo Calvino”

Man Booker Prize voor Richard Flanagan

Man Booker Prize voor Richard Flanagan

De Australische schrijver Richard Flanagan heeft de Man Booker Prize 2014 gewonnen met zijn boek “The Narrow Road to the Deep North”. Dat is dinsdagavond in Londen door de jury bekendgemaakt.

De Australische schrijver Richard Flanagan werd geboren in Longford, Tasmanië, in 1961, als vijfde van zes kinderen. Hij groeide op in het afgelegen mijnstadje Rosebery aan de westkust. Flanagan verliet de school op 16-jarige leeftijd, maar ging later toch studeren aan de universiteit van Tasmanië. Hij behaalde zijn Bachelor of Arts en verwierf het daarop volgende jaar een Rhodes Scholarship aan het Worcester College, Oxford. Flanagan schreef vier non-fictie werken voordat hij overstapte op fictie. In 1994 verscheen zijn eerste roman “Death of a River Guide”, die hem beroemd maakte en in 1997 zijn tweede roman “The Sound of One Hand Clapping” , winnaar van de Australian Booksellers Book of the Year Award en de Vance Palmer Prize voor fictie. Het boek was een groot succes. Er werden meer dan 150.000 exemplaren van verkocht in Australië.  Dit succes werd gecontinueerd met de uitstekende receptie van zijn derde roman “Gould’s Book of Fish”, gepubliceerd in 2001.  Zijn roman “The unknown terrorist”,  gepubliceerd in 2007, werd zelfs wereldwijd goed ontvangen. Zijn meest recente roman “The Narrow Road to the Deep North” uit 2013 vertelt het levensverhaal van Dorrigo Evans, een gehandicapte oorlogsheld en overlevende van de Death Railway. Een verfilming van “The Sound of One Hand Clapping” werd  geselecteerd voor het Filmfestival van Berlijn in 1998. Richard Flanagan heeft eveneens artikelen geschreven over literatuur, milieu, kunst en politiek voor de Australische en internationale pers, waaronder Le Monde, The Daily Telegraph (Londen), Süddeutsche Zeitung, de New York Times en de New Yorker. Enkele van zijn artikelen waren omstreden. “De Selling-out of Tasmania”, gepubliceerd na de dood van de voormalige premier Jim Bacon in 2004, was kritisch over de relatie van Bacons regering met het bedrijfsleven.

Uit: The Narrow Road to the Deep North

“He felt more soft raindrops, saw bright-red oil against the brown mud, heard his mother calling again, but it was unclear what she was saying, was she calling him home or was it the sea? There was a world and there was him and the thread joining the two was stretching and stretching, he was trying to pull himself up that thread, he was desperately trying to haul himself back home to where his mother was calling. He tried calling to her but his mind was running out of his mouth in a long, long river towards the sea.”
(…)

“He felt the withering of something, the way risk was increasingly eliminated, replaced with a bland new world where the viewing of food preparation would be felt to be more than the reading of poetry; where excitement would come from paying for a soup made out of foraged grass. He had eaten soup made out of foraged grass in the camps; he preferred food.”
(…)

““He pulled out a book here and there, but what kept catching his attention were the diagonal tunnels of sunlight rolling in through the dormer windows. All around him dust motes rose and fell, shimmering, quivering in those shafts of roiling light. He found several shelves full of old editions of classical writers and began vaguely browsing, hoping to find a cheap edition of Virgil’s Aeneid, which he had only ever read in a borrowed copy. It wasn’t really the great poem of antiquity that Dorrigo Evans wanted though, but the aura he felt around such books–an aura that both radiated outwards and took him inwards to another world that said to him that he was not alone.
And this sense, this feeling of communion, would at moments overwhelm him. At such times he had the sensation that there was only one book in the universe, and that all books were simply portals into this greater ongoing work–an inexhaustible, beautiful world that was not imaginary but the world as it truly was, a book without beginning or end.”


Richard Flanagan (Longford, Tasmanië, 1961)