Johannes Petrus Hasebroek

De Nederlandse schrijver, dichter en predikant Johannes Petrus Hasebroek werd geboren in Leiden op 6 november 1812. Hij bezocht daar het Stedelijk Gymnasium en studeerde er theologie aan de Rijksuniversiteit. In oktober 1836 werd hij predikant in Heiloo, in 1843 te Breda, in 1852 te Middelburg en uiteindelijk op 12 november 1851 te Amsterdam. In 1883 werd hij emeritus. Hasebroek was een typische 19de-eeuwse schrijver, die zowel boeken publiceerde als preekte, net als zijn twee vrienden Nicolaas Beets en Jan Jakob Lodewijk ten Kate. Met enkele anderen werden zij de dominee-dichters genoemd, tegen wier moralistische gedichten de Tachtigers protesteerden. Hasebroek was ook bekend onder het pseudoniem Jonathan.

Uit:Waarheid en droomen (De stamboom)

Niet waar, dat zoudt ge niet gedacht hebben, dat Jonathan er ook een stamboom op nahoudt?
En hoe meent ge wel dat hij er uitziet?
Denkt gij misschien aan een een groote perkamenten kaart met cirkels en lijnen, waaraan de namen der respectieve leden van de familie zijn opgehangen, die, zich van boven naar beneden uitbreidende, het hartroerende figuur van een omgekeerde peer opleveren?
Of verbeeldt gij u mogelijk een enorme schilderij, met wapens bemaald, waarop het aandoenlijk is te zien, hoe het wilde zwijn zich met het hert, en de sperwer zich met de duif verdraagt? Als ware het een voorspel van die gouden eeuw, door de profeten geschilderd:
 
Het Lam zal met den Wolf verkeeren als gespeel:
De Luiaard naast het kalf zich vleien in ’t gareel:
De Leeuw zal zich op ’t stroo aan ’s Rundiers kreb vergasten:
Green Beer, geen Tijger taalt om ’t Geitje aan te tasten.

Of hebt gij misschien een dik wapenboek voor den geest, waarin al de Edelen achtereenvolgens op een rij staan geschaard, even als in een kabinet van Natuurlijke historie, mannetje en wijfje naast elkander, ieder op zijn plaats en in zijn orde?
In elk geval misgeraden!
Neen, wanneer gij mij ooit de eer doet van mij een bezoek te brengen, zult gij in een hoek van onze huishoudkamer een ouderwetschen standaard op drie voeten zien staan, met een schuins staand blad, waarop gij een boek in folio in zwart lederen band met koperen sloten zult zien liggen – daarin zult gij mijn Stamboom vinden.
Maar dat is een Bijbel! voert gij mij tegen. Gij zijt er! dat is het ook. Welnu, in dien band, vóór den Bijbel, vindt gij een blad door verschillende handen beschreven: dat zijn familiepapieren!
Dat ziet er niet best uit, niet waar? Gij hebt gelijk. Ik ben niets dan een simpele roturier. Geen heraut heeft ooit een schelling aan mijn geslacht verdiend. Ik moet mij met den troost van alle laaggeborenen behelpen, dat ik in Adam, den algemeenen Stamvader der menschen, van den oudsten adel ter wereld ben. Verder kan ik het niet brengen. Ik zou er mijn hals niet onder durven verwedden, of ik uit Joodsch of Heidensch bloed gesproten ben; of mijn voorvaderen onder het Romeinsche juk zijn doorgegaan of den Romeinschen adelaar gedragen hebben; of zij bij de tornooien tot degenen behoord hebben, die den hals braken, of die halzen zagen breken; of zij sporen aangespten, of sporen vervaardigden; of de groote Potentaten ze met hun zwaard op de schouders of op den rug sloegen, dat zulk een groot verschil maakt. Kortom, ik weet er niets hoegenaamd van en, als dit niet uit de lex non scripta der natuur volgde, zou ik zelfs niet eens kunnen bewijzen, dat ik ooit verre voorvaders gehad had.”

 
Johannes Petrus Hasebroek (6 november 1812 – 29 maart 1896)
Portret door Louis Chantal, 1847

Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Bert Wagendorp, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman, Hans Sachs, Ella Wheeler Wilcox

De Amerikaanse schrijfster Joyce Maynard werd geboren op 5 november 1953 in Durham, New Hampshire. Zie ook alle tags voor Joyce Maynard op dit blog.

Uit: After Her

“The town where my sister and I grew up lay in the shadow of Mount Tamalpais, not far north of San Francisco. The aging housing development where we lived, on Morning Glory Court, sat just off an exit of Highway 101, eight miles north of the Golden Gate Bridge. Buses ran from where we lived to San Francisco—the bridge marking the entrance to that other world, though we also knew people came there to jump. But for us, the city might as well have been the moon.
Our father had grown up in the city— North Beach, home of the real red sauce, he told us. This was where the hippies had come for the Summer of Love and where Janis Joplin had once walked the streets of the Haight, and cable cars ran, and that crazy Lombard Street snaked past rows of pretty pastel Victorian houses, and where another Patty—Hearst—had walked into a Hibernia Bank one day, a few years back, carrying an M1 carbine as one of the Symbionese Liberation Army.
Later, rock stars started buying houses on the other side of the highway from where our house sat, but back in those days, it wasn’t a fashionable place yet. The day would come when people built high walls around their property and posted signs alerting would-be burglars to the existence of their security systems. But those were still trusting times. Our yards flowed into one another, free of hedges or fences, so girls like us could run from one end of the street to the other without the soles of their Keds once touching asphalt. People moved easily among their neighbors, and few locked their doors.
Our house, number 17, was the smallest on the street—two dark little bed- rooms, a low-ceilinged living room, and a kitchen the previous owners had decorated with green Formica and matching avocado-green appliances, none of which could be counted on to function reliably. The living room was covered in wood paneling, an effect meant to make the place seem cozy, perhaps, though one that hadn’t succeeded.”

 

 
Joyce Maynard (Durham, 5 november 1953)

Lees verder “Joyce Maynard, Andreas Stichmann, Bert Wagendorp, Hanns-Josef Ortheil, Anna Maria van Schurman, Hans Sachs, Ella Wheeler Wilcox”

Maurice Kilwein Guevara

De Amerikaanse dichter, schrijver en hoogleraar Maurice Kilwein Guevara werd geboren op 5 november 1961 in Belencito, Colombia, en groeide op in de buurt van Pittsburgh, Pennsylvania Hazelwood, en in de nabijgelegen voorstad Bethel Park, waar hij in 1979 eindexamen deed aan de middelbare school. Kilwein Guevara studeerde aan de Universiteit van Pittsburgh zowel schrijven in het Engels als Psychologie en behaalde zijn diploma in 1983. Kort daarna schreef hij zich in aan Bowling Green State University en behaalde zijn MFA in Creatief schrijven in 1986. In dat zelfde jaar trouwde hij met Heather Stiff, maar het paar scheidde terwijl Guevara studeerde voor zijn doctoraat aan de Universiteit van Wisconsin – Milwaukee. Met de presentatie van een succesvol proefschrift bestaande uit korte verhalen, voltooide hij zijn Ph.D. in Engels en vergelijkende literatuurwetenschap in 1990. In 1991 keerde Kilwein Guevara terug naar Pennsylvania en ging hij werken als universitair docent aan de Indiana University of Pennsylvania. Hij trouwde met docente en dichteres Janet Carol Jennerjohn. Hij bleef docent tot 1997 en werd vervolgens eerst adjunct hoogleraar Engels en vervolgens in 1999 hoogleraar. Hij publiceerde vier poëziebundels met als thema culturele interacties, perspectieven vanuit een immigrant, en zijn eigen jeugd als multicultureel kunstenaar: “Postmortem” (1994), “Poems of the River Spirit” (1996), “Autobiography of So-and-so: Poems in Prose” (2001), en “POEMA” (2009). In 1999 werd zijn toneelstuk “The Last Bridge / El Ultimo Puente” uitgevoerd door het Off-Broadway-productie bedrijf Urban Stages. Hij heeft ook meegeschreven aan en meegespeeld in een film getiteld “To Box Clouds” (Migrant Productions). Kilwein Guevara’s poëzie kreeg diverse hebben onderscheidingen, waaronder een nominatie voor de National Book Award, de Juan Rulfo Prize (Mexico), LA Times Book Award en de National Contemporary Poetry Competition Award.

 At Twilight on the Road to Sogamoso

The sun is beginning to go down
over a field of yellow onions. The edges
of the clouds are almost pink, and at this hour
the maguey rises up like a flower of dark blades.
I worked so long today I have forgotten
my own hunger. It takes a full minute
for me to remember a word I have used
all my life. What the Mexicans call poncho.
At twilight I see it, abandoned, hanging like a ghost
on the limb of a tree: my own brown ruana
next to gray speckled chickens pecking at roots
and a black track of storm coming west over the green mountain.

 

Bright Pittsburgh Morning

This must happen just after I die: At sunrise
I bend over my grandparents’ empty house in Hazelwood
and pull it out of the soft cindered earth by the Mon River.
Copper tubing and electric lines hang down like hairs.
The house is the size of a matchbox. I sprinkle bits
of broken pallets, seeded grass, fingernails, and tamarack
needles in the open door of the porch. I scratch a Blue Tip
and blow vowels of fire through the living room,
the tunneled hallway. Flames run up the wooden stairs.
I put my ear beside the hot kitchen window
to hear the crackling voices of cupboards and walls.
I flip the welder’s mask:
Sun off the rectangular glass, a rose glint before the white torch.

 
Maurice Kilwein Guevara (Belencito, 5 november 1961)

 

Judith Herzberg, Willem van Toorn, Peter W.J. Brouwer, Arthur van Amerongen, René de Clercq, Klabund

De Nederlandse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 4 november 2010 en eveneens alle tags voor Judith Herzberg op dit blog.

Toegift

Natuurlijk haal je liever iemand uit het water
die nog te redden is. Maar stel dat hij nog leefde
wat hadden we dan voor hem kunnen doen. Hem vragen
waar zijn wanhoop op berustte, hem zijn geliefde
weer terugbezorgen, of zijn werk, of zijn zelfvertrouwen?

Nu kunnen we een heel klein beetje rouwen
niet eens om hem, omdat we hem niet kennen,
maar uit een vaag gevoel van menselijk fatsoen.

De bijna-liefde, bijna aandacht die hij straks nog
meekrijgt in zijn kist was misschien nèt dat
kleine beetje dat hem had kunnen redden,
dat hij bij leven heeft gemist.

 

Beroepskeuze

En toen ze vroegen wat ze later wilde worden
zei ze ‘Graag invalide’ en zag zich al,
benen onbeweeglijk in bruin-geruite plaid
door toegewijde man en bleke zonen
voortgeduwd, geen zegel zelf te plakken,
geen brief te schrijven, geen reis te maken.
Dan zou ze eindelijk echt vrij zijn
zo treurig kijken als ze wou, in winkels
voor haar beurt gaan, bij optochten
vooraan staan, geen mooie kleren aan
en elke avond zachtjes snikkend
zou ze zeggen heus niet om mij
maar om die last voor jou.
En beide zonen zouden altijd
bij haar blijven, hun leven
aan haar wijden en nooit
zou haar iets overkomen,
nooit, nooit zou ze slijten.

 

Spelletjes

Stel je voor dat ellende echt was.
Stel je voor dat die oude mensen bang waren voor de dood.
En als de dwerg en het meisje met één arm
echt pijn voelen? Stel je voor hoe onmogelijk het zou zijn
om te leven als sommige mensen
alleen waren en hun leven lang bang.

naar Jack Gilbert

 
Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)

Lees verder “Judith Herzberg, Willem van Toorn, Peter W.J. Brouwer, Arthur van Amerongen, René de Clercq, Klabund”

Constantijn Huygens-prijs voor Mensje van Keulen

 

Constantijn Huygens-prijs 2014 voor Mensje van Keulen

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen ontvangt de Constantijn Huygens-prijs 2014 voor haar gehele oeuvre. Aan de Constantijn Huygens-prijs is een bedrag van € 10.000 verbonden. Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.

Uit: Het Andere Gezicht

“De wodka die ik die avond dronk, was de eerste alcohol die ik proefde sinds de avond van het ongeluk. Ik fantaseerde over de ander die in mijn bed had gelegen en zag een donker meisje met stevige schouders en lange, gespierde benen. Ik probeerde me voor te stellen hoe de volgende vrouw zou zijn bij wie Toby in zou trekken. Er waren er genoeg, ouder en rijker dan ik. Ineens kreeg ik het gevoel dat ik aan het verdwijnen was. Het gevoel werd zo sterk en beangstigend dat ik hardop de voorwerpen om me heen begon op te noemen en toen de namen van collega’s en van mijn familie. Beetje bij beetje kwam ik terug, in mijn huis, in mijn kamer. Kaarsrecht zat ik uiteindelijk weer in mijn stoel, helderder dan voorheen.
Tegen twaalven kleedde ik me om. Een zwarte broek, een grijze, dunne skitrui waarvan ik de col dicht ritste, een zwart colbert waarvan ik de kraag opzette. Ik kamde mijn haar met wat gel naar achter, trok dunne, katoenen handschoenen aan en ging de stad in. Ik was blij dat het nog steeds regende en dat ik mijn paraplu kon ophouden. Via het Museumplein liep ik naar de Leidsebuurt. Ik was hier veel uit geweest en was niet ver ervandaan opgegroeid in een huis aan het Singel, maar ik liep onwennig alsof ik uit de provincie kwam.
Bab’s Bar. Het stond klein op het raam. Ik zette mijn paraplu in de hoek naast de deur en ging door een gordijn van twee leren lappen naar binnen. Een man, leunend op een van de hoog aan de muur bevestigde tafeltjes, keek in mijn richting en draaide zich weer om. Verder toonde niemand belangstelling. Mannen en jongens hingen aan de bar of stonden in groepjes te praten. Op een dansvloertje achterin werd gedanst. Sommigen deden dat innig, tegen elkaar schurend, handen op billen. Anderen dansten voor zichzelf, uitgelaten, gracieus, hoekig en lomp. Een van hen was een man van middelbare leeftijd met een ontbloot, dik bovenlijf en een zware, gouden halsketting. Leren broeken. Een spijkerbroek met scheuren. Een driedelig pak. Een T-shirt met I survived Charlie’s Deli. Snorren, ringetjes door oren, neus of lip, gebruinde gezichten, tatoeages, geverfd haar. Ik viel niet op.”

 
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

Ook andere schrijvers zijn bekroond.

Dichter en criticus Piet Gerbrandy krijgt de Jan Campert-prijs 2014, een poëzieprijs, voor zijn dichtbundel “Vlinderslag”. Zie ook alle tags voor Piet Gerbrandy op dit blog.

Schrijver Jan van Mersbergen ontvangt voor “De laatste ontsnapping“ de F. Bordewijk-prijs 2014, de jaarlijkse prijs voor de beste roman. Zie ook alle tags voor Jan van Meersbergen op dit blog.

De tweejaarlijkse J. Greshoff-prijs voor essay’s 2014 gaat naar columnist en criticus Bas Heijne voor zijn Couperus-essay “Angst en schoonheid”. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Literair productiehuis Behoud de Begeerte krijgt de driejaarlijkse G.H. ‘s-Gravesande-prijs voor bijzondere literaire verdiensten 2014.

Joe Queenan, Oodgeroo Noonuccal, Jan Boerstoel, André Malraux, Dieter Wellershoff

De Amerikaanse schrijver, humorist en criticus Joe Queenan werd geboren op 3 november 1950 inPhiladelphia, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 3 november 2010 en eveneens alle tags voor Joe Queenan op dit blog.

Uit: My 6,128 Favorite Books

“I started borrowing books from a roving Quaker City bookmobile when I was 7 years old. Things quickly got out of hand. Before I knew it I was borrowing every book about the Romans, every book about the Apaches, every book about the spindly third-string quarterback who comes off the bench in the fourth quarter to bail out his team. I had no way of knowing it at the time, but what started out as a harmless juvenile pastime soon turned into a lifelong personality disorder.
If you have read 6,000 books in your lifetime, or even 600, it’s probably because at some level you find “reality” a bit of a disappointment.
Fifty-five years later, with at least 6,128 books under my belt, I still organize my daily life—such as it is—around reading. As a result, decades go by without my windows getting washed.
My reading habits sometimes get a bit loopy. I often read dozens of books simultaneously. I start a book in 1978 and finish it 34 years later, without enjoying a single minute of the enterprise. I absolutely refuse to read books that critics describe as “luminous” or “incandescent.” I never read books in which the hero went to private school or roots for the New York Yankees. I once spent a year reading nothing but short books. I spent another year vowing to read nothing but books I picked off the library shelves with my eyes closed. The results were not pretty.
I even tried to spend an entire year reading books I had always suspected I would hate: “Middlemarch,” “Look Homeward, Angel,” “Babbitt.” Luckily, that project ran out of gas quickly, if only because I already had a 14-year-old daughter when I took a crack at “Lolita.”
Six thousand books is a lot of reading, true, but the trash like “Hell’s Belles” and “Kid Colt and the Legend of the Lost Arroyo” and even “Part-Time Harlot, Full-Time Tramp” that I devoured during my misspent teens really puff up the numbers. And in any case, it is nowhere near a record. Winston Churchill supposedly read a book every day of his life, even while he was saving Western Civilization from the Nazis. This is quite an accomplishment, because by some accounts Winston Churchill spent all of World War II completely hammered.”

 
Joe Queenan (Philadelphia, 3 november 1950)

Lees verder “Joe Queenan, Oodgeroo Noonuccal, Jan Boerstoel, André Malraux, Dieter Wellershoff”

Allerseelen (Rainer Maria Rilke)

Bij Allerzielen

 

 
Allerseelen door Friedrich Peter Hiddemann, 1858

 

Allerseelen

I
Rings liegt der Tag von Allerseelen
voll Wehmut und voll Blütenduft,
und hundert bunte Lichter schwelen
vom Feld des Friedens in die Luft.

Sie senden Palmen heut und Rosen;
der Gärtner ordnet sie mit Sinn –
und kehrt zum Eck der Glaubenslosen
die alten, welken Blumen hin.

II
“Jetzt beten, Willi, – und nicht reden!”
Mit großem Aug gehorcht der Knab.
Der Vater legt den Kranz Reseden
auf seines armen Weibes Grab.

“Die Mutter schläft hier! Mach ein Kreuz nun!”
Klein Willi sieht empor und macht,
wie ihm befohlen. Ach, ihn reuts nun,
daß er am Weg heraus gelacht!

Es sticht im Auge ihn – wie Weinen …
Dann gehn sie heimwärts durch die Nacht;
ganz ernst und stumm. Da lockt den Kleinen
beim Ausgang jäh der Buden Pracht.

Es blinkt durch den Novembernebel
herüber lichtbeglänzter Tand;
er sieht dort Pferdchen, Helme, Säbel
und küßt dem Vater leis die Hand.

Und der versteht. Dann gehn sie weiter
Der Vater sieht so traurig aus. –
Doch einen Pfefferkuchenreiter
schleppt Willi selig sich nach Haus.

 

 
Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Glas-in-lood raam van Alfons Mucha, Sint-Vituskathedraal, Praag

 

De Duitse dichter Rainer Maria Rilke wer op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook alle tags voor Rainer Maria Rilke op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 2e november ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon

De Nederlandse schrijfster, essayiste en kunstschilderes Charlotte Jacoba Maria Mutsaers werd geboren in Utrecht op 2 november 1942. Zie ook alle tags van Charlotte Mutsaers op dit blog.

Uit: Zeepijn

“Ik wist alles van vogels. In de boekjes stond dat ze alleen maar zongen uit angst of uit baltsaandrift. Dat was niet waar. De meeste vogels, zo had ik ontdekt, zongen puur voor de lol. Ik heb nog meer ontdekt: kippen komen graag bij je op schoot. In Oostende ken ik een man, hij werkt bij de kaartverkoop van het museum, wiens kippen ook altijd op schoot komen. Je moet je er natuurlijk wel voor openstellen maar dat geldt voor alles. In de zomer kwamen de duiven bij ons naar binnen en dan speelden ze boven op de speelgoedkast. En dan de pelikanen. Eén keer per jaar gingen we naar Artis en dan namen we een kilo of vijf wijting voor de pelikanen mee. «Poezenvis» heette dat in de viswinkel maar wij noemden het «pelikanenvis». Reken maar dat al die pelikanen ons na een jaar nog herkenden en meteen hun bek opensperden. Mijn fietsenmaker heeft een papegaai van zestig jaar. Die heeft de oorlog nog meegemaakt en een heel andere visie op het geheel. Hij zegt altijd… Nee, ik zeg niet wat hij zegt. Straks worden zijn woorden nog verkeerd uitgelegd en dan heb ik het gedaan.
Ik vónd ook altijd vogels. Toen ik eenmaal groot was, was dat afgelopen. Je bevindt je dan niet meer zo dicht met je neus bij de grond. Maar daarvoor vond ik er wel vijftig per jaar. Of ze vonden mij. Vooral in de lente kon ik geen voet op straat en in het park zetten of er kroop bij wijze van spreken meteen een vogel onder. Meestal een jonge duif of mus die uit het nest was gevallen — merels en spreeuwen moest je laten zitten — of ternauwernood ontkomen was aan de klauwen van een kat. Ik nam ze dan mee naar huis waar ik ze in een kooi zette en een paar dagen lang goed voedsel gaf. En ziedaar: na vijf dagen vloog het dier van dezelfde hand die hem had vertroeteld en gevoed frank en vrij het luchtruim in. Het frappante was dat ze daarbij altijd even omkeken. Alsof ze zeggen wilden: denk niet dat we voor je op de vlucht zijn gegaan.”

 
Charlotte Mutsaers (Utrecht, 2 november 1942)

Lees verder “Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon”

Bilal Xhaferri, Augusta Peaux, Jules Barbey d’Aurevilly, Leo Perutz, Daniil Andreyev

 

De Albanese dichter en schrijver Bilal Xhaferri werd geboren op 2 november 1935 in Ninat bij Konispol. Zie ook alle tags voor Bilal Xhaferri op dit blog en ook mijn blog van 2 november 2010

 

For My Sister Antiqua

Autumn is once more upon us,
With its rain,
With its leaves,
Your life has passed you by, sister,
With your sighs and your sorrows.
If I could only
Cleave the mountain ridges,
Shove back the horizons
And come to you!
In this world plunged into night,
If I could only
Flare like a ray of light,
Glow like a flaming candle,
To show the path to you, my sister…
Yes, autumn is once more upon us,
With its rain,
With its leaves.

 

 

Longing for your Voices

I dial for radio stations every night,
But you, Chameria, you are silent.
Have tears parched your throat?
Oh, what longing for your voices,
For the winter nights, soft as snow,
For the sheep pens in the meadows, scented with milk.

It is night, and the coast is asleep,
It is night, and slumber has closed my eyelids.
A gentle hand sprinkles into my dreams
Ever so sweetly,
A vision of your countryside, so rare.

 

Vertaald door Robert Elsie

 

 
Bilal Xhaferri (2 november 1935 – 14 oktober 1986)

Lees verder “Bilal Xhaferri, Augusta Peaux, Jules Barbey d’Aurevilly, Leo Perutz, Daniil Andreyev”

Allerheiligen (Karel van den Oever)

Bij Allerheiligen

 

 
Allerheiligen door Johann König (1596 – 1642)

 

Allerheiligen

In de ochtend-regen,
op de straat,
mijn Engelbewaarder riep:
“Herinner je!”

Ja, het was een avond, zeer laat.
Ik drentelde aan de warme hand van mijn vader.
(Hoe veilig ik naast hem liep!)
Ik zag, voor het eerst, de vergulde straat,
de gloed der ramen, het lantaarnlicht.

O, dat was ’n wonder-nieuw zicht!

Toen plots de “Music Hall”.
Achter een dichte deur:
een gelouterd gezag,
een bestolpte muziek
– als uit een fluweelen behang –
iets ver en nostalgiek.

Een warme zaal-geur
die tochtte uit de spleet der mooie deur.
Ook een heldere luchter-gloor
scheen tusschen de spleet der mooie deur door.
Was hier het feest van een verborgen God
de luister van ’t beginnend leven,
ja, mijn levenslot?

O, achter die dichte deur:
hoe bekoorde dit hemels gezang,
wat ’n brandende gloed, wat ’n eeuwige taal!
Ik hoorde veel menschen in die zaal.

O, daarna, dagen lang:
Ik verlangde bedroefd naar die onbekende zaal
der “Music Hall”.

En nu?

Nu ga ik, verouderd en stram,
in de ochtend vol Allerheiligen-regen.
Langs mij rijdt de electrische tram
zich-zelf tegen.

Maar de stad weet niet,
mijn goede God,
hoe ik dring mijn oor, als een zot,
steeds sterker tegen uw dichte deur,
waarachter de zuivere zaal,
vol zang en Heiligen,
waarbij ik mij angstig wil beveiligen.

Want het leven: lang van duur?
O, wanneer klinkt op des afgronds gonzende schaal
het verrukkelijk uur
dat Iemand de dichte deur ontsluit
en ik mag ingaan tot die klare zaal?

 

 
Karel van den Oever (19 november 1879 – 6 oktober 1926)
Portret door C. van den Oever, 1916

 

De Vlaamse dichter, essayist en en toneelschrijver Karel van den Oever werd geboren in Antwerpen op 19 november 1879. Zie ook alle tags voor Karel van den Oever op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 1e november ook mijn blog van 1 november 2013 en eveneens mijn blog van 1 november 2011 deel 1 en eveneens deel 2.