Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog en ook mijn blog van 4 september 2010.

Uit: Bär ist zurück (Vertaald door Christiane Kuby)

 „Postkarten aus Foulksmills.
Wenn Fiona McGrath ihre krummen Finger nach etwas ausstreckt, was sie haben will, dann kriegt sie es auch. Immer. Wie ich darauf komme? Wer mir das erzählt hat? Vielleicht Denis Keane selbst, vor langer Zeit. Aber Denis Keane, den hat sie nicht gekriegt. Oder doch? Sie antworten nie direkt, diese Iren. Sie spinnen eine dramatische Geschichte zusammen und schleichen wie die Katze um den heißen Brei. Iren sind mitreißende Fabulierer, die einen so betören, daß man vergißt, was man eigentlich wissen wollte. Oder besser gesagt, man will die Antwort gar nicht mehr hören. Daß ich Fiona McGrath leicht finden konnte, war kein Wunder. Sie arbeitet immer noch in demselben alten Hotel in Foulksmills. Das Hotel ist in den vergangenen vierzehn Jahren wunderschön restauriert worden, und meiner Meinung nach hat Fiona dort jetzt alle Fäden fest in der Hand. Doch natürlich war ich nicht auf der Suche nach ihr, sondern nach Denis Keane, dem Helden meiner Vergangenheit. Durch seine lyrischen, schamlosen Postkarten hatte er mich lange genug an seine Existenz erinnert. Seinetwegen war ich also in Irland, wenn auch, ehrlich gesagt, etwas widerstrebend. Irland ist ein schönes Land, ein magisches Land, aber wenn es nach mir gegangen wäre, wäre ich nie mehr hingefahren. Wenn die Postkarten einfach weiter gekommen wären, hätte ich wahrscheinlich die Finger davon gelassen. Den Herzensergüssen, die mir heute noch die Schamröte ins Gesicht treiben, wenn ich sie mir in Erinnerung rufe, fügte Denis Keane jedesmal einen treuherzigen Satz über seine Pferde und die Erfolge hinzu, die er mit ihnen erzielt hatte. Die Pferde, die ich gut gekannt hatte. Doch kein Wort mehr über unsere Easter Rising. Wohl über ihren Sohn April Pool, der ab seinem zweiten Lebensjahr mit Denis Keane zusammen alles gewann, was man gewinnen konnte. Die Leistungen von Denis und April Pool konnte ich eine Weile sogar im Fernsehen verfolgen, beide waren jahrelang Lieblinge des Publikums auf internationalen Turnieren. Es ist vierzehn Jahre her, daß ich Denis kennenlernte. Ich hatte mir schon kurz danach verboten, mich allzu häufig an unsere Begegnungen zu erinnern. Sie durften mich nicht zu sehr beschäftigen. Es hatte auch keinen Sinn, daran zurückzudenken.“

 

 
Helga Ruebsamen (Batavia, 4 september 1934)
 

Lees verder “Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault”

Jacq Firmin Vogelaar, Eduardo Galeano, Alison Lurie, Fritz J. Raddatz, Sergej Dovlatov, Kiran Desai, Ernst Meister, Lino Wirag

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

 

Soupçon

Kajuit als een volgegeten buik
Tussen de bladeren van het logboek
Telt men veel gedroogde insekten
m.m.s.-meisjes strelen en blazen in de doorrookte
Schoorsteen.
Terwijl jack the ripper, kapitein,
Een stuk onder uit de kiel knipt en
In een gestreepte kniebroek
Met een meerminnige zaagvis onder de arm wegzwemt
En zich op zijn vlucht
Verschuilt in een toch al bibberende school witvis.

 

Laat haar varen
 
Zeg nu het nog kan en hul haar hoofd in een zwarte wolk van wier
teken beten op haar slapen: sporen van zout op levend hout
en strek haar uit op de ribben van een smalle boot
uit beeld verdwijnend door dampend schuim laat haar varen
 
Laat haar gaan tot waar de geschubde zee de rug kromt
het zien omkeert in ongezien en beproefd achter gesloten ogen
de gedachte inkeert – werkelijk zij verandert niet meer
sinds de zee niet meer rookt: verlaten blijft zij mij bij.

 

J’ai prié pour le pauvre Gaspard…
 
Zonder land waar een paard star
maar een naderhand
in de doornen waterval zijn juten vel scheurt,
een blos bekschuim
als de kop van een vergeven zalm
naar het laagland afdrijft,
:
er wordt nu gevonden: het blauwe kind met verloren ogen,
met nog de indruk van teugels bij de lippen en
bodemzand van een droogstaande bron,,
in de kiel van een gewit en opgetuigd zeilschip
wordt het, overladen met zwerfstenen en gemakkelijk te plukken
goudrenetten en vleermuizen (om het vleugels te geven),
gezonken in de geopende zee,
met ijlingse vinnen zwemt het.
:
Met hun netten wuiven de vissers,
laten ze op deze zondag
alle perkamenten vogels uitvliege.

 

 
Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

Lees verder “Jacq Firmin Vogelaar, Eduardo Galeano, Alison Lurie, Fritz J. Raddatz, Sergej Dovlatov, Kiran Desai, Ernst Meister, Lino Wirag”

Willem de Mérode, Eric de Kuyper, Chris Kuzneski, Johan Daisne, Joseph Roth, Pierre Huyskens

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en eveneens alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

De zaligen

De gele rozen lichten langs ‘t terras.
In diepe stoelen liggen zij te rusten,
de zaligen, die elkaar gelukkig kusten,
de toekomstlozen; heel hun leven was

een dringen naar de voorgeweten uren,
waar alles eensklaps in vergeten is;
‘t verwaait, nadat het stukgereten is,
hun oud bestaan; en nooit kan iets meer duren

naast dit verzonken zijn, dit niet meer wezen
deze gevaarlijk stille eeuwigheid,
dit weggevaagd zijn en te rust geleid,
waaruit zij langzaam, stil en moe verrezen.

De regen, een grijs kraalgordijn, een poos
zacht tikkelend, laat door zijn lauwe kieren
hen ‘t paradijs nog zien met zijn revieren,
achter de vlammen van de gele roos.

 

Jonathan

Zijn kleren had hij niet alleen geruild
en kostbaar wapentuig, maar ook zijn leven.
Hij had zijn wijsheid en zijn kracht gegeven
en wat in harts verholen diepten schuilt.

Voor simpele eenvoud, sterke aanhanklijkheên,
bood hij het de gebronsde jonge herder.
Die nam, en streed, en slingerde het verder
en trof Saul met de scherpgekante steen.

En Jonathan duldde het dubbel leed.
Hij dacht zijn vader hard en David wreed,
en kampte om ’t arm geluk van dood te zijn.

Bij ’t rijzen van de grijze schemervloed
gruwt David van de lauwe smaak van bloed,
en staart vol afschuw naar de rode wijn.

 

De seringen

Deze geuren zijn zo week als ’t strelen
Van een hand door zijïg zachte haren.
O hun vleiïng die het bloed met zware
Slagen door de vingeren doet spelen

En dan zachtjes tempert tot bedaren.
En een vreemde droefheid glijdt met hele
Lichte aarzelingen in vervelen
Over, en een lusteloos strak staren.

O dit wreed genadeloze dringen
Van uw schone rouw, paarse seringen,
Tot ons denken, tot ons vlotte bloed,
Is gelijk een overmacht van minnen,
Die ’t weerstreven der nerveuze zinnen
Sidderend zich onderwerpen doet.

 
Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Cover

Lees verder “Willem de Mérode, Eric de Kuyper, Chris Kuzneski, Johan Daisne, Joseph Roth, Pierre Huyskens”

R.A. Basart

 

De Nederlandse dichter en schrijver R.A. Basart werd op 2 september 1946 in Amsterdam geboren. Van R.A. Basart verschenen twee dichtbundels: ‘Oranjebal’ (1975) en ‘De gezonde apotheek’ (1977). Twintig jaar na de laatste bundel verscheen er nog een roman: ‘De laatste lach’ (1997). Basart publiceerde in ‘Avenue’, ‘Spektator’, ‘Gedicht’, ‘De Revisor’, ‘Dietsche Warande & Belfort’. Hij ontving de Fontijn-aanmoedigingsprijs 1974 voor ‘Oranjebal’. en ‘De laatste lach’ werd genomineerd voor de Nederlandse Debutanten Prijs 1998. Ook stond deze roman op de Longlist voor de AKO-Literatuurprijs 1998. Basart werkt als docent Nederlands en is medeoprichter van Scrip+, een bureau dat beginnende schrijvers met tekstueel advies bijstaat.

 

Zelfportret als hond

De hond heeft geen nut,
dat weet hij.
Zijn leven is een onhandige smoes
die ras heet – of trouw
als hij niet in de mode is.
Met oren op de groei haast hij
zich zorgelijk van geur naar geur,
niet wetend of hij hoofdpijn heeft
of nadenkt.

 

 

De kale dis

We zaten aan een tafel van puur goud
En sloegen op de borden van de honger.
Er stonden voor de ramen honderd zonnen,
Voor elk raam één, dus welbeschouwd

Een feestelijk gezicht. Wie was getrouwd
Met wie? Om wie was dit begonnen?
En paste mij nu vrolijkheid of rouw?
Ik wist alleen dat ik verrekte van de honger

En dat er iets te vieren viel. Of niet.
De gastheer was in elk geval een vrek:
Mijn bord bleef leeg. Ik dacht: zelfs al verjaart

Hij hoogstpersoonlijk – ìk vertrek! Maar ik verliet
De zaal niet, want gelijk sprong men mij op de nek,
Schreeuwend van: ‘Krentekakker! Hìèr die taart!’

 

 

 
R.A. Basart (Amsterdam, 2 september 1946)

W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Frederik Hermans werd geboren op 1 september 1921 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 1 september 2010 en eveneens alle tags voor W. F. Hermans op dit blog.

Uit: De raadselachtige Multatuli

“Eduard Dekker was niet trots op zijn afkomst. Zijn roman Woutertje Pieterse moge niet precies een autobiografie zijn, maar dat de bittere haat tegen het fantasieloze kleinburgerdom, die uit dat boek spreekt, in zijn eigen jeugd ontstaan is, lijdt geen twijfel.
Maatschappelijke eerzucht, die ook de andere kinderen van kapitein Dekker in hoge mate moet hebben beheerst, nam in Eduard’s geval bijzondere vormen aan.
Catharina sloot een degelijk huwelijk met kapitein Abrahamsz, Pieter werd een deftige dominee, en Jan, aanvankelijk stuurman, vergaarde een fortuin in de tabakscultuur op Java, – fortuin dat hij later weliswaar weer zou kwijtraken.
Maar niemand zou de zuster en de broers meer ter sprake brengen, als Eduard het tot soortgelijk burgerlijk aanzien had gebracht, en toch was dat ook een van zijn idealen, in het begin.
Zijn familieleden noemden hem Teddy.
Het gezin was doopsgezind en vroom.
Doopsgezinden zijn puriteins, tolerant uit beginsel, tegenstanders van geweld. Zij gehoorzamen God eerder dan de Staat, streven naar eigen verantwoordelijkheid en bewust handelen. Hun kinderen worden niet, zoals die van andere denominaties, vlak na de geboorte gedoopt, maar pas wanneer ze volwassen zijn. Zij dienen te weten wat zij doen en hun geloof bewust te belijden.
De vader, Engel Douwesz. Dekker schijnt een geestige, welbespraakte man geweest te zijn. Een krachtig gezagvoerder, die de meeste mensen al gauw als ‘jongetje’ aansprak. Hij was, zoals bij een zeekapitein vanzelf spreekt, meestal niet thuis.
De opvoeding van zijn kinderen kwam grotendeels neer op zijn vrouw, die een zenuwachtig karakter had. Haar handen zaten los aan haar lijf, zoals men zegt. Eduard zou later enige sentimentele verzen aan haar wijden, in zijn beginperiode toen hij nog schreef zoals het destijds hoorde. In zijn hart heeft hij haar waarschijnlijk gehaat. Aangenomen mag worden dat hij vroeg gespeend werd en dat als zuigeling het contact tussen hem en zijn moeder niet goed is geweest. Zij zal, na al zo veel kinderen ter wereld te hebben gebracht, misschien niet zo vurig naar hem verlangd hebben.
Hij had te lijden van haar humeur en kreeg dikwijls onverdiend slaag. Ze vond hem te ‘zacht’.
‘God heeft zich met Eduard vergist’, zei ze, ‘hij had beter een meisje kunnen zijn.’

 
W. F. Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995)

Bewaren

Bewaren

Lees verder “W. F. Hermans, Hubert Lampo, Peter Adolphsen, Blaise Cendrars, Edgar Rice Burroughs”