J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rachel Billington

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

In winteravondkou

In winteravondkou, in het groot open
van het blauwvloeiende belopen
roestrandig staal,
spichtig, onzichtig nu de nieuwe maan
als een fijn edel veertje, als een losse haal
en dun getogen.

Rondom vochtig staan
de zwarte sparren, lorken gril verwezen,
verzameld onderhout, somber en nors,
maar onder de donkerte der schors
is helder al het jonge sap gerezen.

Onder de nevels in de vert’
het bronzen roepen van een hert.

 

Maartlucht

Maartlucht, die er tegelijk
zo scherp als glas
en zo ontvoerend zijn kan.

O, de bezieling, zijnde in de bezwaren
anders nooit betrokken streken
en schuilgelegen uitzicht

te brengen vondsten fonkelend en schaars:
de moeilijkheden zijn de kans der kunstenaars.

 

Er is in donkerte een flauw afschijnen

Er is in donkerte een flauw afschijnen
van een gezicht mat-zijen, zacht-zijen
en daarin vochte oogen zoet kwijnen
in een gezicht mat-zijen, zacht-zijen.

In lauwe donkerte is woordenklank
in talmen, in een kalm teemen
lief-langzaam in een tragen zang
klagend, in een kalm teemen.

 
J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)
Cover Leopold Cahier

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rachel Billington”

Eugen O. Chirovici

De Roemeense schrijver Eugen O. Chirovici werd op 11 mei 1964 geboren in Făgăraș, Transsylvanië, in een Roemeens-Hongaars-Duits gezin. Nadat hij een studie Economie voltooide, werkte Chirovici onder meer als manager van een nationaal dagblad en een tv-kanaal. Hij publiceerde meer dan 1000 artikelen en is de auteur van verschillende non-fictieboeken. Hij is drager van drie eredoctoraten in economie, communicatie en geschiedenis en is lid van de Roemeense Academie van de Wetenschappen. Voor zijn journalistieke werk ontving hij verschillende prijzen. In 2009 werd hem de prestigieuze Kent Medallion toegekend door Prins Edward, de Graaf van Kent. Chirovici schreef bovendien maar liefst tien romans en diverse korte verhalen, voor zowel volwassenen als young adults.  Hij maakte zijn debuut in de literatuur met korte verhalen, en zijn eerste roman, “The Massacre”, verkocht in 1990 meer dan 100.000 exemplaren Sinds 2013 wijdt Chirovici zich volledig aan het schrijven. Zijn eerste Engelstalige boek, “The Book of Mirrors”, werd een internationale uitgeefsensatie. De vertaalrechten werden uiteindelijk verkocht aan maar liefst 38 landen.

Uit: The Book of Mirrors

“I received the submission in January, when everybody at the agency was still trying to recover from the post-festive-season hangovers.
The message had deftly missed my junk folder, turning up in my inbox, where it formed part of a queue with a few dozen others. I cast a glance at the query and found it intriguing, so I printed it off along with the attached pages from the partial manuscript and put them in my desk drawer.
Busy completing a deal, I forgot about them until the end of the month. It was on the weekend extended by Martin Luther King Day that I rediscovered the papers, lying in a pile of submissions I was planning on reading during the holiday.
The query letter was signed ‘Richard Flynn’ and went like this:

Dear Peter,

My name is Richard Flynn and twenty-seven years ago I majored in English at Princeton. I dreamed of becoming a writer, published a few short stories in magazines, and even wrote a 100,000-word novel, which I abandoned after it was rejected by a number of publishers (and which I myself now find mediocre and dull). After that, I got a job at a small advertising agency in New Jersey and I’ve remained in the industry to this day. At first I used to fool myself that advertising could be likened to literature and that one day I’d go back to being a writer. Obviously nothing of the sort happened. I think that for most people growing up means, unfortunately, gaining the ability to lock your dreams in a box and throw it in the East River. I was no exception to the rule, it’d seem.
But a couple of months ago I discovered something important, which brought back to my memory a series of tragic events that took place in the fall and winter of 1987, my last year at Princeton. You probably know how it is: you think you’ve forgotten something – an event, a person, a situation – and then all of a sudden you realise that the memory has been languishing in some secret room in your mind and that it’s always been there, as if it happened only yesterday. It’s like opening an old closet, full of junk, and all you have to do is move one box or one thing for it all to come crashing down on you.
That thing was like a detonator. An hour after I found out the news, I was still thinking about its significance. I sat down at my desk and, overwhelmed by memories, I wrote. By the time I stopped it was long after midnight and I’d written more than five thousand words. It was as if I’d suddenly rediscovered who I was, after completely forgetting myself. When I went to the bathroom to brush my teeth, it seemed to me as if a different person was looking at me from the mirror.”

 
Eugen O. Chirovici (Făgăraș, 11 mei 1964)

J.C. Bloem, Herman Leenders, Didi de Paris, Ralf Rothmann, Jeremy Gable, Petra Hammesfahr, Roberto Cotroneo

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Donkere zomerdag

Dit is een donkre zomerdag,
Wiens koeler ernst ons denken strookt
Tot glad berusten: geen beklag,
Dat zwakt en krookt.

En zonder weemoed, zonder vreugd
Volgen wij ’s levens zeekre lijn,
En hopen dat bezonnen jeugd
Schooner zal zijn.

Wij zijn toch wel wat dwaas geweest
Onder der klachten domp gewelf,
En hebben ’t ergste nooit gevreesd:
Die klachten zelf.

Nu in dit zuiverende licht,
Welks grijs niet droef, maar peinzend maakt,
Wordt juister rechten tot een plicht,
Die geen verzaakt.

De kleine smarten zwermen heen
En laten ’t ruimer hart bereid
Voor wat onwezenlijk eerst scheen:
Meer zaligheid.

 

In den boom

Zwarte takken, hechte binten
Voor dit hooge zomerhuis,
Bladermuren, groene tinten,
Wind en looveren-geruisch,

Zonlicht slipt door twijggewarrel,
Warme weldaad voor het bloed,
Boven: ’t groen en blauw gedwarrel
Van geblaarte en hemelgloed.

Op een slanken tak gezeten,
10 Wiegelde ik als in een boot
Stroomen langs, die luchten heeten:
Haven was het avondrood.

 

Regen in de zomernacht

De zomernanacht groeit den morgen tegen;
Nog is de hemel rein van dageraad.
Alleen de kleine stem der zachte regen,
Die aan mijn open venster praat.

Naar bed gegaan, vermoeid van leed en leven,
Een mensch, die slaap wenscht als het lot hem pijnt,
Voel ik mij tot een lichter lust verheven,
Omdat de maan zoo helder schijnt.

O onrust van de heete zonnedagen,
O wegen in den beet van ’t stof begaan,
Wie zou na loomte en angst nog anders vragen,
Dan dezen schijn der maan?

Al wat ik heel mijn leven heb verzwegen,
Verlangen zonder vorm en zonder naam,
Is nu geworden tot een warme regen
Buiten een zilvren raam.

 

J.C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)
Portret door door Sierk Schröder, rond 1953

 

Lees verder “J.C. Bloem, Herman Leenders, Didi de Paris, Ralf Rothmann, Jeremy Gable, Petra Hammesfahr, Roberto Cotroneo”

Libris Literatuur Prijs 2016 voor Connie Palmen

Libris Literatuur Prijs 2016 voor Connie Palmen

De Libris Literatuur Prijs 2016 is maandagavond naar Connie Palmen gegaan voor de roman “Jij zegt het.” In ‘Jij zegt het’ wordt de noodlottige liefde beschreven tussen de dichters Ted Hughes en Sylvia Plath. Behalve een cheque ter waarde van 50.000 euro ontving Connie Palmen een bronzen legpenning, die haar werd uitgereikt door minister Jet Bussemaker. De andere genomineerden waren Alex Boogers met ‘Alleen met de goden’, Joke van Leeuwen met ‘De onervarenen’, Inge Schilperoord met ‘Muidhond’, P.F. Thomése met ‘De onderwaterzwemmer’ en Thomas Verbogt met ‘Als de winter voorbij is’ Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit:Jij zegt het

“Ze was onvermoeibaar, mijn van energie stuiterende bruid. Zodra ze thuis was, de colleges voor de volgende dag had voorbereid, had gekookt, gebakken, geboend en gewassen, ging ze achter de typemachine zitten om ons werk uit te typen, van een begeleidend schrijven te voorzien en de wereld in te sturen. Sinds we weer dicht bij elkaar waren, kon ik nauwelijks de stroom aan poëtische ideeën en invallen bijhouden, schreef elke dag, het ene gedicht na het andere. Zij hield meticuleus een dagboek bij, zat een leven op de hielen dat pas geleefd was zodra ze het had beschreven, verstuurde wekelijks brieven aan haar moeder en soms aan haar broer, werkte moeizaam aan een roman, en maakte zo nu en dan een gedicht. Naast Shakespeare en Yeats lazen we vooral de eigen gedichten hardop aan elkaar voor, leverden waar nodig commentaar, schaafden ze bij, lazen ze opnieuw voor.
In de eerste winter van ons huwelijk kwamen – naast de talloze afwijzingen die op haar het effect hadden van een rode lap op een stier en een nog woedendere scheppingsdrift losmaakten – de eerste lofzangen binnen, toezeggingen van gerenommeerde tijdschriften, verzoeken om meer werk, en een bescheiden extra inkomen.
Soms was de nacht al begonnen als we, moe van het geconcentreerde werken, bij het ouijabord gingen zitten, de toppen van onze wijsvingers op het glas legden, en eens wat geesten uitnodigden om het ingespannen denkwerk over te nemen, ons te inspireren, te laten huiveren of aan het lachen te maken. Het wachten op beweging is als vissen, spannend en ontspannend tegelijkertijd. Gebeurt er iets? Beweegt er iets onder het oppervlak? Is er leven dat ik nog niet zie, maar zich kenbaar maakt zodra het toehapt? Wat komt er aan het licht?
De eerste keer dat ik met mijn bruid achter het bord zat, pen en papier bij de hand, en we na de invitatie aan de ether of aan ons onderbewuste – Is er iemand? – een poosje wachtten, en toen het omgekeerde glas opeens naar ‘ja’ zagen schuiven, keek ze me met wantrouwige ogen aan. Ze geloofde het niet. Ze verdacht me ervan dat ik het uit ongeduld naar de linkerhoek duwde. Ik ontkende. Als we al iets doen, doen we het samen, dat is de magie van de vermenging.”

 
Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Ontwakend zelfportret
Voor Remco Campert

Terwijl ik de tram in stapte dacht ik aan de zee.
Maar al wat er ruiste, wat er aan golven brak
stak aan een draadje in de meeste oren om mij heen.
En laten we ter stede maar niet spreken van de geuren.

Toch was het een prachtdag: de zon verscheen
boven de Herengracht, die licht begon te geven,
de mooiste meisjes fietsten blozend door de
katerloze ochtend, en nergens een hinderlaag.

Ik spoorde rustig voort, ik leefde op omdat ik dacht
dat ik het verplicht was aan mijn omgekomen liefde.
Men zit vast aan iets waarin men ging geloven
al betwijfelt men dat minstens even sterk.

Hoop en vrees, een koppig koppel dat elkaar
nooit loslaat, maar ik spoorde rustig voort
langs regel na stillere regel, hopend op de volgende,
vrezende dat die niet kwam – al hoeveel jaar.

Museumplein, ik moest eruit en alles klopte weer.
Ik stak schuin over het gras naar mijn nieuwe
uitgeefhuis, het vers was bijna af, een merel
zong brutaal op het Amerikaanse consulaat.

Dit was de dag, ik keek omhoog, ja, dit was de dag.

 

Uit: Doodsbloei

Ben jij het, liefste, ben je alles nu?
Stem die de diepste tonen zingen kan?
Gras dat koorddanst op een duinrug,
zon die opvlamt uit een vennetje?

Is het de zee waarmee je aanruist nu,
het nauw hoorbaar vallen van een blad?
Knipoog je vliegtuigstrepen aan de lucht
en plaag je me gewoon maar wat?

Naar het waarom zal ik niet langer vragen.
Geen enkel antwoord was bevredigend,
het leidde slechts tot feller onbehagen.

Vlieg dus maar rond en wees het lied
dat wij elkaar nog altijd kunnen geven,
allebei de tekst en allebei de melodie.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”

Reserve (Jean Pierre Rawie)

Bij moederdag

 

 
 Young Mother Gazing at Her Child door William Bouguereau, 1871.

 

Reserve

Nu ik mijn oude moeder weer aanschouw
wordt het mij week en wonderlijk te moede;
hoe woest de wind door zoveel jaren woedde,
ik blijf het kind ontwaren in de vrouw.

Zij keerde waar zij kon het kwaad ten goede,
een halve eeuw was zij mijn vader trouw,
en als het even in haar macht lag zou
zij hem ook voor het heengaan nog behoeden.

Al klaagt ze soms (vindt zich opeens te dik
en poogt verwoed haar snoeplust in te tomen):
zij put uit raadselachtige reserve.

Misschien dat zelfs mijn moeder ooit zal sterven,
maar in haar blauwe ogen blijft die blik
alsof het allermooiste nog moet komen.

 

 
Jean Pierre Rawie (Scheveningen, 20 april 1951)
Portret door Harriët Geertjes, 2003

 

Zie voor de schrijvers van de 8e mei ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Roddy Doyle, Thomas Pynchon, Pat Barker, Gary Snyder, Gertrud Fussenegger, Edmund Wilson, James Worthy

De Ierse schrijver Roddy Doyle werd geboren in Dublin op 8 mei 1958. Zie ook alle tags voor Roddy Doyle op dit blog.

Uit:Two More Pints

“Wha’ d’yeh think of the poll?
He’s alrigh’. He pulls a reasonable pint.
I meant, the election poll.
Ah, fuck the-. Go on.
Michael D.’s leadin’.
Followed by Mitchell.
No. The Dragons’ Den fella.
Fuckin’ hell. How did tha’ happen?
Well, he’s scutterin’ on abou’ community an’ disability an’ tha’. But, really, he’s an 01’ Fianna Fail hack. Up to his entrepreneurial bollix in it. Annyway, my theory.
Go on
People still love Fianna Fail.
But they’d hammer them if they had a candidate.
Exactly. But they can vote for this prick without havin’ to admit it.
Brilliant.
But I think Michael D. will get there.
How come?
He was goin’ on abou’ the President not bein’ a handmaiden to the government.
What’s a handmaiden?
I’m not sure. But if I was lookin’ for one in the Golden Pages, I wouldn’t be stoppin’ at the Michaels.
Annyway, he suddenly stops, an’ says he broke his kneecap when he fell durin’ a fact-findin’ mission in Colombia.
Wha’ does tha’ tell yeh?
He was ou’ of his head.
Exactly. Fact-findin’ mission me hole. He’s lettin’ us know – he’s one o’ the lads.
Well, that’s me decided.
Me too.”

 
Roddy Doyle (Dublin, 8 mei 1958)

Lees verder “Roddy Doyle, Thomas Pynchon, Pat Barker, Gary Snyder, Gertrud Fussenegger, Edmund Wilson, James Worthy”

Romain Gary, Peter Benchley, Alain-René Lesage, J. Meade Falkner, Johann von Besser, Sophus Schandorph, Sloan Wilson, Otto Zierer

De Franse schrijver, vertaler regisseur en diplomaat Romain Gary werd geboren op 8 mei 1914 in Vilnius, Litouwen. Zie ook alle tags voor Romain Gary op dit blog.

Uit: La promesse de l’aube

«l me fallut quarante-huit heures pour arriver à Nice, par le train des permissionnaires. Le moral de ce train bleu horizon était au plus bas. C’était l’Angleterre qui nous avait entraînés là-dedans, on allait se faire mettre jusqu’au trognon, Hitler était un type pas si mal que ça qu’on avait pas compris et avec qui on aurait dû causer, mais il y avait tout de même un point clair dans le ciel: on avait inventé un nouveau médicament qui guérissait la blemorragie en quelques jours.
Cependant, j’étais loin d’être désespéré. Je ne le suis même pas devenu aujourd’hui. Je me donne seulement des airs. Le plus grand effort de ma vie a toujours été de parvenir à désespérer complètement. Il n’y a rien à faire. Il y a toujours en moi quelque chose qui continue à sourire.
J’arrivai à Nice au petit matin et me précipitai au Mermonts. Je montai au septième et frappai à la porte. Ma mère occupait la plus petite chambre de l’hôtel: elle avait les intérêts du patron à cœur. J’entrai. La chambre minuscule, triangulaire, avait un air bien fait et inhabité qui me terrifia complètement. Je me précipitai en bas, réveillai la concierge et appris que ma mère avait été transportée à la clinique Saint-Antoine. Je sautai dans un taxi.
Les infirmières me dirent plus tard qu’en me voyant entrer elles avaient cru à une attaque à main armée.
La tête de ma mère était enfoncée dans l’oreiller, son visage était creusé, inquiet, et désemparé. Je l’embrassai et m’assis sur le lit. J’avais toujours mon cuir sur le dos, et ma casquette sur l’œil: j’avais besoin de cette carapace. Il m’arriva pendant cette permission de garder un mégot de cigare serré pendant plusieurs heures entre mes lèvres: j’avais besoin de me ramasser autour de quelque chose. Sur la table de chevet, bien en évidence dans son écrin violet, il y avait la médaille d’argent gravée à mon nom que j’avais gagnée au championnat de ping-pong, en 1932.”

 
Romain Gary (9 mei 1914 – 2 december 1980)

Lees verder “Romain Gary, Peter Benchley, Alain-René Lesage, J. Meade Falkner, Johann von Besser, Sophus Schandorph, Sloan Wilson, Otto Zierer”

Thijs Zonneveld, Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning

 

Dolce far niente (Bij de Giro D’Italia in Nederland)

 

 
De Giro D’italia in Nijmegen

 

Uit: De Giro is honderdduizend keer mooier (Column)

“Vanwege de roze leiderstrui, want mooi roze is niet lelijk.
Vanwege Coppi.
Vanwege Bartali.
Vanwege de spaghetti, die de komende drie weken níet als één natte klomp in een pan wordt opgediend.
Vanwege de achtenveertig haarspeldbochten van de Stelvio.
Vanwege de Zoncolan, een berg zo steil dat je hoogtevrees krijgt als je achterom kijkt.
Vanwege de Gazzetta dello Sport, de enige krant die je dochter van twee ook mooi vindt (‘Oeeeeehhhh, roze!’).
Omdat er geen Bocht Zeven is, waar stomdronken carnavalssupporters in wortelpakken bier over renners smijten.
Omdat er geen zeshonderd ploegen zijn die van elke etappe een massasprint willen maken.
Omdat voor de televisie hangen op een regenachtige dinsdagmiddag in mei veel leuker is dan tv kijken bij vijfentwintig graden in juli.
Omdat er voor deze wedstrijd geen bedrijfstoto is die wordt gewonnen door de koffiejuffrouw die nooit naar wielrennen kijkt.
Vanwege de rondemissen.”

 

 
Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)

Lees verder “Thijs Zonneveld, Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning”

Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

O het tranen-vergieten is geen zonde

O het tranen-vergieten is geen zonde,
Gepleegd aan ’s werelds mooi somber voortglijden
Zacht door de eindeloze gang der tijden…
O wie nog tranen, tranen vergieten konde…

Hij zou de wrede, wrede wonde op wonde,
Die dorsten mensjes in het hart te snijden
Hem, die wilde allen in zich zelf verblijden,
Helen door tranen. Tranen Zijn Geen Zonde.

Want wat zijn tranen, tranen als een teerheid,
Hoog-heerlijk in zich zelf gebrokene emotie
Als ’t mannen-lijf niet langer kan hoog-trots zijn?

O Laat ons allen vallen in devotie,
Als Iets, wat grandiooslijk week ter-nêer leit,
Een mens nooit kàn maar wou toch wel een Rots zijn.

 

Shelley’s sterven

Voorover, in het boot-ruim, lang-uit lag
Shelley en las. De wilde golven sloegen
Luider en luider langs de zijden, droegen
Hoog-op het broze vaartuig, met geklag

Van schril zoevend gieren door want en stag,
Die knerpten. Hoorde-i niet, hoe de andren joegen
Hierheen en daarheen, zuchtten, riepen, kloegen?
Hij las maar, las, totdat hij niets meer zag …

Toen stond hij op, verwonderd: neevlen drongen
Overal aan, en plots … een donker blok
Komt dreigend door die misten opgesprongen …
Hij wankelt door de donderende schok …

“Is dat de Dood? ontvang me …” en willig glijdend
Valt hij de diepte in, zwijgend, de armen breidend.

 

Evoë

Ik ga mijn leven in orgieën door
Van vol muziek en vreugden onuitspreeklijk,
Daar ‘k ál smart in losbándigheid verloor,
Want dít lijf en mijn trots zijn onverbreeklijk;

Wijl achter me aan een óp-zich-drommend koor,
Heel ’t schone lijf bewegend wild en weeklijk,
Luid-feestende optocht, danst en ik dans voor –
O, mijn los-voetigheid is zéér aansteeklijk.

Hoor, hoor naar mij, gij allen die daar gaat
Met koud gelaat en stappen zo bedachtig:

Brand op in gloed het leven dat u slaat,
U zelf óp-slaánd in vlammen hoog en prachtig.

Droom wég in weelde: ijdel is alle daad –
Over ons allen koom het Niet-zijn machtig.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)

Lees verder “Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern”