Dolce far niente, Dennis Gaens, Ernest Hemingway, Belcampo, Boris Dittrich , Hans Fallada, Hart Crane

 

Dolce far niente – Bij de Nijmeegse Vierdaagse

 

 
Wandelaars richting Nijmegen via de Oosterhoutse dijk door Annemieke Martinus-Claus, 2008

 

Met afstand heeft het niets te maken

Het is kijken hoe zwaar je je lichaam kunt laten worden,
hoeveel pijn ademen kan veroorzaken. Het is je ogen op
de volgende bocht, rubber ruiken en teer trappen. Het is
weg van wat dan ook.

Het is lopen en laten gaan.

 

 
Dennis Gaens (Susteren, 1982)
Nijmegen tijdens de Vierdaagse. Dennis Gaens was in 2011 en 2012 stadsdichter van Nijmegen.

Lees verder “Dolce far niente, Dennis Gaens, Ernest Hemingway, Belcampo, Boris Dittrich , Hans Fallada, Hart Crane”

David Boerljoek

De Russisch-Amerikaanse dichter, schrijver en schilder David Davidovitsj Boerljoek werd geboren in Semirotowschtschina, nabij Charkov, op 21 juli 1882. Samen met zijn broer Vladimir studeerde Boerljoek in 1902 af aan de Academie voor Schone Kunsten in München en later zette hij zijn studie voort aan de Hogeschool voor Schone Kunsten in Parijs. In 1907 keerde hij terug naar Rusland en nam daar deel aan talrijke avant-gardistische exposities en manifestaties. Eerste bekendheid kreeg hij door een bijdrage aan Kandinsky’s expressionistische almanak ”De blauwe ruiter” (1912) met zijn schilderij “De wilden van Rusland”. In dat jaar sloot hij zich ook aan bij de beweging van het futurisme en was (samen met onder andere Clebnikov, Majakovski en Igor Severjanin) co-auteur van het controversiële pamflet “Een kaakslag in het gezicht van de publieke smaak”, waarin afgerekend werd met de Russische literatuur tot dan toe en waarin het poëtische woord -met willekeurige, afgeleide woorden- centraal werd gesteld. In 1913-1914 organiseerde Boerljoek samen met Vladimir Majakovski en Vasili Kamenski een spraakmakende futuristische tournee door zeventien Russische steden, waarbij ze op extravagante wijze en met veel uiterlijk vertoon hun voor het publiek vaak onnavolgbare gedichten declameerden. In die periode gold Boerljoek als een soort mentor voor de jonge Majakovski en was hij van grote invloed op diens latere literaire carrière. Nadat Boerljoek -na een Bolsjewistische razzia tegen anarchisten- reeds eind 1918 vanuit Moskou was uitgeweken naar Siberië, verliet hij in 1920, teleurgesteld in de Russische Revolutie, de Sovjet-Unie. Hij reisde eerst naar Japan en emigreerde in 1922 naar de Verenigde Staten. Daar manifesteerde hij zich vooral als vitalistisch en expressief schilder (met een zekere verwantschap aan Van Gogh), maar hij bleef ook schrijven. Waardering genoten zijn autobiografische schetsen “Mijn voorvaderen; veertig jaar: 1890-1930”.

Teach us Spirit of Bird, 1930-1950

 

Teach us Spirit of Bird
What sweet thoughts are thine
have never heard
Praise of love a wine
That panted forth a flood of raptured
divine

 

Everyone Is Young

Everyone is young, young, young,
A hell-of-a-hunger in his stomach,
So follow me!
Behind my back!
I cry a proud shout!
A short speech!
We will eat stones, grass,
Sweets, acids, poisons!
We will devour emptiness,
Depth and height,
Birds, fish, animals, monsters,
Winds, clays, salt, the swell of the sea!
Everyone is young, young, young,
A hell-of-a-hunger in his stomach!
Everything we meet on the road is a feast,
Prepared for us!
And we will eat it!

 

Vertaald door Niholas Boerljoek

David Boerljoek (21 juli 1882 – 15 januari 1967)

 

Dolce far niente, Frans Bastiaanse, Hans Lodeizen, Henk Hofland

Dolce far niente

 

Cattle Watering door Thomas Moran, 1888

 

Zomer

Ik zat waar zon op ’t warme water scheen
En gele bloemen bloeiden aan de kant;
Het grazend vee ging door de weiden heen,
De zomerlucht hing walmend over ’t land.

De wilgen waren zilverbleek en stil
Voor ’t stralend blauw, van wolk en nevel vrij;
Een glazenmaker vloog, met lichtgetril
Op ’t parelmoerig vleugelgaas, voorbij.

De schuwe vissen, in ’t koeldonker diep,
Verschoten snel, of stonden lang op wacht,
Waar d’aarde zich, in beeld, nog schoner schiep,
Dromend de zomerdroom van eigen pracht.

En over ’t hooiland, waar een wagen stond
Met vers-groen gras te geuren in de zon,
En verder waar het drachtig korenblond
Met brede golving boog ten horizon,

Tot waar een scheem’rend bos zich flauw verhief,
De wereld wegsmolt in der hemelen gloed,
Dreef mijn gedacht, hoe schoon de dag was, lief
Uw schone ziel verlangend tegemoet.

 

Frans Bastiaanse (14 mei 1868 – 12 juni 1947)
Utrecht, Oude Gracht, rond 1900. Frans Bastiaanse werd geboren in Utrecht.
Lees verder “Dolce far niente, Frans Bastiaanse, Hans Lodeizen, Henk Hofland”

Dolce far niente, Prosper van Langendonck, Anna Enquist, Gottfried Keller

Dolce far niente

 

 
Mortlake Terrace door J. M. W. Turner, 1827

 

Zomeravond

O zomeravond, smachtend neergevlijd
op ’t gele veld, in ’t Westen goudgetint…
Teerkreunend ruisen van de avondwind,
die langs de vlakte in zware weemoed glijdt…
O melodie uit lang verleden tijd,
waarvan ik zin noch woorden wedervind…

O rust, o stilte, blauwige avonddoom!
Doorzichtig ligt ge op verre velden neer…
Zo schouwt mijn geest de beelden van weleer
door ’t wazig scheemren van een weke droom.
’t Verleden rimpelt, onbepaald en loom,
– verzonken stad in ’t stilgevallen meer.

Verheerlijkt glinstren! onbereikbre trans!
O vloeiend zilverlicht zo hoog verbreid…
De zwoele nacht doortrilt uw majesteit,
de aarde is een matte weerschijn van uw glans;
zacht om mijn slapen vloeit uw stralenkrans;
mijn zwellend harte vult de onmeetlijkheid.

 

 
Prosper van Langendonck (15 maart 1862 – 7 november 1920)
Brussel op een zomeravond. Prosper van Langendonck werd geboren in Brussel

Lees verder “Dolce far niente, Prosper van Langendonck, Anna Enquist, Gottfried Keller”

Simon Vinkenoog, Steffen Popp, Per Petterson, Elizabeth Gilbert, Alicia Steimberg, Jevgeni Jevtoesjenko, Aad Nuis, William M. Thackeray, Nathalie Sarraute

De Nederlandse dichter en schrijver Simon Vinkenoog werd op 18 juli 1928 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Simon Vinkenoog op dit blog.

 

Lastenia

Wat nog aan woorden
in mij wakker ligt
kan ik voor alle dag gebruiken
ik kan het bloed doen stollen
ik kan in andermans gedachten
wonen en er vruchten stelen

ik kan – als een hond geslagen –
huilen en ik kan spelend met vuur
mijzelf overwinnen

maar leven kan ik niet
het leven hangt buiten
het bereik van de klanken
zinnen en woorden
die ik als ledematen
lief heb gekregen

om een liefde die ik als zon
op het water heb zien schijnen
om een liefde die als licht
op mijn huid staat te branden

 

Photomaton

Zo’n foto is nooit weg,
en ze kosten maar vier voor een gulden
Kijk, het lijkt (na drie minuten)
en we staan er nog op, ook.

Omgekeerd natuurlijk, ik zat links
en op de foto’s zit ik rechts.

We zijn bruiner
dan in werkelijkheid,
en de schaafwond op mijn neus
blitst overdreven.

Links voorop, dat ben jij.
Ik kan nog niet zo goed wijs uit wat ik zie,
o.a. een blikkerbril met donker glas
en een baard met een snor boven regenjas.
We kijken voorop, jij bovendien opzij-
jij hebt de twee andere.

Ik lach, jij kijkt.
Zo’n foto is nooit weg, tenslotte
en wat is de moeilijkheid? Kleingeld,
ooghoogte, de keuze uit witte achtergrond
of donker gordijn. Kijken of het lijkt.

 

Simon Vinkenoog (18 juli 1928 – 12 juli 2009)

Bewaren

Bewaren

Lees verder “Simon Vinkenoog, Steffen Popp, Per Petterson, Elizabeth Gilbert, Alicia Steimberg, Jevgeni Jevtoesjenko, Aad Nuis, William M. Thackeray, Nathalie Sarraute”

Martin R. Dean, Rainer Kirsch, Eelke de Jong, Alie Smeding, James Purdy, Roger Garaudy, Clara Viebig

De Zwitserse schrijver Martin R. Dean werd geboren op 17 juli 1955 in Menziken Aargau. Zie ook alle tags voor Martin R. Dean op dit blog.

Uit: Verbeugung vor Spiegeln

„Im vorliegenden Buch unternehme ich Spaziergänge durch die Gärten des Fremden, die, wie wäre es anders zu erwarten, das Eigene zum Vorschein bringen. Meine »Heimat« brauchte lange, um mir zum Gewohnten zu werden. Sie trug mir eine lebenslange Arbeit auf, nämlich das »Festland« zu verlassen, um in der Ferne mich des Eigenen zu bemächtigen Das Meer, das sich zwischen meiner Vaterinsel und dem Mutterland erstreckt, war lange der einzige Grund, von dem aus ich meine Selbsterkundung betreiben konnte. Ich musste mir Festland erschreiben. Schreibend mich meines Selbst vergewissern, indem ich es aufs Spiel setzte und mich in fiktiven Rollen weiter entwarf. In meinen Büchern gibt es keine Figur, die nicht die Sehnsucht in sich trüge nach dem, der ich, mangels fester Identitätszuschreibungen, auch gern gewesen wäre. Das andere Leben ist für den, der im Dazwischen lebt, eine stetige Versuchung. Schreiben bedeutete für mich also von Anfang an Selbsterhaltung wie Selbstverlust.
(…)

Meine früheste Erinnerung ist die ans Meer. Mein Kinderbett stand unter der Schwarzweißfotografie einer gischtenden Brandung, Wasser, dunkel an den schroffen Felsen von Toco in Trinidad aufschäumend. Kaum lag ich in den Kissen, toste es um meine Ohren. Aber mein Bett stand nicht in den Tropen, sondern in einem kleinen Aargauer Dorf. Und über mir wütete die Karibische See, die so wenig idyllisch ist, wie meine Kindheit war.
Mit meiner Mutter und dem ersten, dem leiblichen Vater – später auch mit dem zweiten – überquerte ich in einem Alter, in dem Sprechen noch kaum möglich war, auf dem Schiff mehrmals den Ozean. Am 25. November 1955, so ist der Passagierliste des englischen Schiffes zu entnehmen, stach ich mit meiner Mutter und meinem Vater Ralph von Liverpool aus in See Richtung Trinidad. Ich war damals etwas über vier Monate alt, und das Meer muss eine verschlingende Urgewalt gewesen sein. Das Tosen mein Urgeräusch, mit dem ich, unter der Fotografie liegend, Abend für Abend einschlief. Das Meeresrauschen war unheimlich und gab mir ein Gefühl der Unbehaustheit. Ich gehörte weder dahin noch dorthin, ich war im Dazwischen zuhause, das mich Nacht für Nacht zu verschlingen drohte.“

 

 
Martin R. Dean (Menziken, 17 juli 1955)

Lees verder “Martin R. Dean, Rainer Kirsch, Eelke de Jong, Alie Smeding, James Purdy, Roger Garaudy, Clara Viebig”

Bruno Jasieńsk, Mattie Stepanek, Jakob Christoph Heer, Shmuel Yosef Agnon, Christina Stead, Michio Takeyama, Lilian Loke

 De Poolse futuristische schrijver Bruno Jasieński (eig. Wiktor Zysman) werd geboren op 17 juli 1901 in Klimontov.Zie ook alle tags voor Bruno Jasieński op dit blog.


Uit:I Burn Paris (Vertaald door Soren A. Gauger & Marcin Piekoszewski)

“The following day was the 14th of July.
Paris’s intrepid shopkeepers, those who had stormed the Bastille to erect in its place an ugly hollow column “with a view of the city,” twelve bistros, and three brothels for average citizens and one for homosexuals, were throwing a party in their own honor, as they did every year, with a traditional, republican dance.
Decorated from head to toe in sashes of tricolor bows, Paris looked like an aging actress dressed up like a country bumpkin to star in some folksy piece of trash at the church fair.
The squares, illuminated with tens of thousands of paper lanterns and light bulbs, slowly filled with the strolling crowd.
With the coming of dusk an unseen switch was flicked, and the gaudy footlights of the streets exploded in a gala show.
On platforms cobbled together from planks, drowsy, grotesque musicians — rightly assuming that a holiday meant a day of communal rest — blew a few bars of a fashionable dance tune out of their strangely warped trumpets every half-hour or so, and then rested long and extravagantly.
The gathering crowd, stuffed into the cramped gullies of the streets, thrashed impatiently like fish about to spawn.
Dancing broke out in places. With no space to dance in, the entwined bodies were reduced to a sequence of ritual gestures, soon thereafter performed in the solitude of the only truly democratic institutions, the nearby hotels, which were not observing this holiday of universal equality.
Over it all rose the smell of sweat, wine, and face powder, the ineffable, translucent summertime fog exuded by the surging rivers of crowds.
The smoldering houses endlessly perspired dozens of new residents. The temperature rose with each passing minute. In the scorching frying pans of the squares the crowd started to bubble like boiling water around the improvised lemonade and menthe glacée booths. Chilled glasses filled with the greenish and white liquids were snatched from one hand by another.”

 

 
Bruno Jasieński (17 juli 1901 – 17 september 1938)
Getekend door Stanisław Witkiewicz, 1921 

Lees verder “Bruno Jasieńsk, Mattie Stepanek, Jakob Christoph Heer, Shmuel Yosef Agnon, Christina Stead, Michio Takeyama, Lilian Loke”

Paul Lomami Tshibamba

 

De Congolese schrijver en journalist Paul Lomami Tshibamba werd geboren op 17 juli 1914 in Brazzaville. De familie keerde in 1920 terug naar Léopoldville (het hedendaagse Kinshasa) in de Belgische Kongo. Lomami Tshibamba studeerde aan het Klein Seminarie van Mbata-Kiela, in de Mayumbe in Bas-Congo. Hoewel de school werd geleid door Belgische missionarissen die hun leerlingen aanmoedigden hebben om voor het priesterschap te kiezen werd hij geen priester. Vijf jaar na het verlaten van school werd hij getroffen door doofheid, een ziekte waarvan hij nooit volledig herstelde ondanks de goede medische zorg die hij ontving. Na diverse banen, waaronder als clerk bij het ‘periodieke voo christelijke inboorlingen’, “La Croix du Congo (Kruis van de Kongo), dat werd gepubliceerd in Kinshasa en als typist bij de directie van de luchtvaartwerken van Kalina werd journalist bij de “Voix du Congolais”. Hij publiceerde artikelen die kritisch waren over de Belgische kolonisatie, waarvoor hij door de koloniale regering werd gemarteld en gevangen genomen. Hij ging in ballingschap naar Brazzaville van 1950 tot 1959. Daar werd hij een van de belangrijkste krachten achter het magazine “Liaison”. Tegelijkertijd had hij succes als schrijver in Leopoldville in de Belgische Kongo. In 1948 werd hem in Brussel de eerste prijs uitgereikt bij de “Foire coloniale” voor zijn roman “Ngando” (Krokodil). Het werk, dat op vele manieren het begin markeert van de Congolese nationale literatuur in het Frans, geeft de traditionele overtuigingen weer in de koloniale periode in een verhaal dat speelt aan de oevers van de Kongo. Zijn thema’s van vervreemding en cultureel conflict worden verder ontwikkeld in zijn latere werken. Lomami-Tshibamba keerde na onafhankelijkheid naar Congo-Zaïre terug en bekleedde verschillende overheidsposten. In 1962 startte hij een krant, “Le Progrès”, later bekend als “Salongo”. Hij ging ook door met het publiceren van verhalen en romans en bleef daarin trouw aan de verbeelding van de Afrikaanse traditie. Lomami Tshibamba wordt beschouwd als een belangrijke pionier van hedendaagse Congolese literatuur.

Uit: La saga des Bakoyo Ngombé et autres récits

« Les Kouyous et les Mbochis sont surtout paysans et chasseurs. Ils pratiquent en outre la petite pêche avec des filets et des nasses en barrant de petits cours d’eau et en vidant des étangs au moment de la sécheresse. Ils sont d’habiles forgerons et de bons vanniers. Les Likoualas se distinguent en poterie, en pêche et en construction de pirogues. Larges de poitrine, hauts de taille, membrus, ce sont d’inégalables rameurs. La nage et le maniement de la pagaie sont pour eux une science qu’hommes et femmes acquièrent dès le jeune âge. Les Ngarés ont une prédilection pour la chasse à la lance et aux filets, du fait que la forêt qui les entoure s’y prête généreusement. Ces quatre tribus se reconnaissent par des tatouages temporaux qui sont accentués chez les Kouyous et les Likoualas, légers chez les Mbochis, incisés suivant l’allure d’une sagette emmanchée chez les Ngarés. Toutes, elles ont presque les mêmes moeurs et coutumes, lesquelles se différencient cependant dans leur manière de danser, le timbre de la voix, la prononciation de certaines diphtongues de leur dialecte. Elles ont chacune des Kanis” à la tête de leurs villages. Plusieurs cours d’eau baignent la sous-préfecture de Fort-Rousset. Le plus important est le Kouyou, rivière aux nombreux méandres, qui prend sa source à l’ouest de la sous-préfecture d’Éwo, dans la partie surplombée de monts dont le plus haut est Amaya-Mokinin. Le Kouyou coule à son début entre des rochers qui empêchent la navigation normale d’Éwo à Fort-Rousset. Puis il s’élargit petit à petit, se gorge d’importance, zigzague, traverse des hameaux, des bois aux essences variées, des plaines chaque année grillées par des incendies et il arrive tout tortueux dans la sous-préfecture de Fort-Rousset où, orgueilleux de son ondulante marche de reptile liquide, il engloutit dans son sein la Ngogo, la Mégni, la Loussa, la Logo, la Woma et d’autres minuscules ruisseaux fréquen-tés en hautes eaux par les pirogues des pêcheurs et des vendeurs de manioc roui”. En aval de Lobogo-village, il rejoint la Likouala qui, nourrie de son onde couleur de café, va à son tour se faire avaler par l’immense étendue du fleuve Congo à Mossaka. Il n’est vraiment navigable par les petits vapeurs à hélices de la Compagnie Française du Haut et Bas-Congo — entre Mossaka et Fort-Rousset — que pendant les saisons pluvieuses pendant lesquelles des crues considérables le gonflent et l’agrandissent. À 107 kilomètres au sud de Fort-Rousset coule sagement la rivière Lima, qui fut un nom important dans l’histoire du Congo en permettant à Noël Ballay et à Savorgnan de Brazza de découvrir la gigantesque masse liquide du Nzalé, l’incontestable mer en marche de l’Afrique de l’équateur, qui prend sa source au Congo belge dans la région des grands lacs appelée Loualaba. Le sol de la sous-préfecture de Fort-Rousset est pauvre, trop pauvre. Il n’a ja-mais été prospecté mais est l’objet des mauvaises épithètes du langage de l’homme blanc, parce qu’il appartient à la partie nord de la République du Congo, partie négligeable et négligée par l’administration française qui, de prime abord, a tout accumulé, tout investi au sud de cet État. »

 

 
Paul Lomami Tshibamba (17 juli 1914 – 12 augustus 1985)

Reinaldo Arenas, Georges Rodenbach, Tony Kushner, Anita Brookner, Jörg Fauser

De Cubaanse dichter en schrijver Reinaldo Arenas werd geboren op 16 juli 1943 in Holguin. Zie ook alle tags voor Reinaldo Arenas op dit blog.

Uit: The Color of Summer (Vertaald door Andrew Hurley)

Fifo: (enraged)
    What’s that old faggot that I’m going to screw tonight muttering?
Virgilio Piñera: (desperately raising his voice to a shout, and changing his tune)
Don’t go, Avellaneda—take my advice.
You’re better off here by far.
If you go North you’ll pay the price:
here, at least you’re a star.
I beg you—reconsider, dear;
the Island’s awfully nice.
Turn back now—there’ll be no harm to you;
These dwarves will open their arms to you.
(To himself)
God, how could I write such awful lines!
I can’t believe they’re really mine!
But if I don’t try as hard as I can
to lure Avellaneda back again
I’ll never see tomorrow.
But hold on!
—Didn’t Fifo put out a contract on yours truly?
That’s what I was told, so surely
I’m damned if I do and damned if I don’t!
And then when I’m dead and they’ve buried me,
that horrid Olga Andreu will pray for me
and Arrufat will grab my dictionary
and who knows what they’ll say about me—
but screw ‘em all—
I’ll be vindicated by History, they’ll see!
    Virgilio halfheartedly throws a little-betty kestrel egg, but as luck would have it, it hits Avellaneda right in the eye. Avellaneda, enraged, turns like the basilisk whose glance is fatal and picks up the anchor out of the bottom of her boat and throws it at the crowd on the Malecón, killing a midget—some say a hundred-headed one.
Fifo: (more enraged yet)“

 

 
Reinaldo Arenas (16 juli 1943 – 7 december 1990)
Bewaren

Lees verder “Reinaldo Arenas, Georges Rodenbach, Tony Kushner, Anita Brookner, Jörg Fauser”

Dag Solstad, Bernard Dimey, Andrea Wolfmayr, Pierre Benoit, Franz Nabl

De Noorsde schrijver Dag Solstad werd geboren op 16 juli 1941 in Sandefjord. Zie ook alle tags voor Dag Solstad op dit blog.

Uit: Armand V. (Vertaald door Ina Kronenberger)

„Von dort nahm er einen frühen Flieger zu einer mitteleuropäischen Stadt, wo er sich alsbald jenem Auftrag widmete, der das Ziel dieser Auslandsreise war. Wochenlang reiste er quer durch Europa, per Zug oder Flieger, bis er schließlich in eine der definitiv größten europäischen Metropolen kam, den letzten Aufenthalt seiner langen Auslandsreise, wo er für fünf Tage ein Hotelzimmer gebucht hatte. Allerdings verließ er die Metropole am nächsten Vormittag bereits wieder, weil ein Termin, den er für diesen Tag vereinbarthatte, abgesagt worden war, und da er im Übrigen anfing, an einem für ihn überraschenden, jedoch akuten Gefühl von Überdruss zu leiden darüber, dass er sich auf dieser Auslandsreise befand,
nicht zuletzt in dieser Metropole, in der er sich früher so gern aufgehalten hatte und der er erwartungsvoll entgegengeblickt hatte, die er mit eigenen Augen sehen wollte, durch deren so verlockende Straßen er unbedingt laufen wollte, beschloss er, sobald die Terminabsage Fakt war und er den Telefonhörer aufgelegt hatte, seine Koffer zu packen, den Fahrstuhl hinunter zur Rezeption zu nehmen und die Rechnung seines Hotelaufenthalts zu begleichen, um sodann in ein Taxi zum Flughafen zu steigen, wo er am SAS-Schalter sein Flugticket auf den nächsten freien Platz in einem Flieger nach Oslo umbuchen ließ, denn der Auftrag, der ihn zu dieser Auslandsreise bewogen hatte, war dergestalt, dass er mit Tickets ausgestattet war, die derlei
Umbuchungen und Verschiebungen durchaus möglich machten. Er kehrte noch am selben Tag nach Hause zurück, am späten Nachmittag landete der Flieger in Gardermoen.“

 

 
Dag Solstad (Sandefjord, 16 juli 1941)

Lees verder “Dag Solstad, Bernard Dimey, Andrea Wolfmayr, Pierre Benoit, Franz Nabl”