Evelyn Waugh, Jan Weiler, JMH Berckmans, John Hollander, Al Galidi, Uwe Tellkamp, Johannes Daniel Falk, Karl Philipp Conz, Arjen van Veelen

De Britse schrijver Evelyn Waugh werd geboren in Londen op 28 oktober 1903. Zie ook mijn blog van 28 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Evelyn Waugh op dit blog.

Uit:The Loved One

“The benefits of the plan are twofold” — she was speaking by the book now with a vengeance — “financial and psychological. You, Mr. Barlow, are now approaching your optimum earning phase. You are no doubt making provision of many kinds for your future — investments, insurance policies and so forth. You plan to spend your declining days in security but have you considered what burdens you may not be piling up for those you leave behind? Last month, Mr. Barlow, a husband and wife were here consulting us about Before Need Provision. They were prominent citizens in the prime of life with two daughters just budding into womanhood. They heard all particulars, they were impressed and said they would return in a few days to complete arrangements. Only next day those two passed on, Mr. Barlow, in an automobile accident, and instead of them there came two distraught orphans to ask what arrangements their parents had made. We were obliged to inform them that no arrangements had been made. In the hour of their greatest need those children were left comfortless. How different it would have been had we been able to say to them: ‘Welcome to all the Happiness of Whispering Glades.’ ”
“Yes, but you know I haven’t any children. Besides I am a foreigner. I have no intention of dying here.”
“Mr. Barlow, you are afraid of death.”
“No, I assure you.”
“It is a natural instinct, Mr. Barlow, to shrink from the unknown. But if you discuss it openly and frankly you remove morbid reflexions. That is one of the things the psycho-analysts have taught us. Bring your dark fears into the light of the common day of the common man, Mr. Barlow. Realize that death is not a private tragedy of your own but the general lot of man. As Hamlet so beautifully writes: ‘Know that death is common; all that live must die.’ Perhaps you think it morbid and even dangerous to give thought to this subject, Mr. Barlow, the contrary has been proved by scientific investigation. Many people let their vital energy lag prematurely and their earning capacity diminish simply through fear of death. By removing that fear they actually increase their expectation of life. Choose now, at leisure and in health, the form of final preparation you require, pay for it while you are best able to do so, shed all anxiety. Pass the buck, Mr. Barlow; Whispering Glades can take it.”

 
Evelyn Waugh (28 oktober 1903 – 10 april 1966)
Scene uit de gelijknamige film uit 1965 met Robert Morse als Dennis Barlow (links)

Lees verder “Evelyn Waugh, Jan Weiler, JMH Berckmans, John Hollander, Al Galidi, Uwe Tellkamp, Johannes Daniel Falk, Karl Philipp Conz, Arjen van Veelen”

István Kemény

De Hongaarse dichter en schrijver István Kemény werd geboren op 28 oktober 1961 in Boedapest, Hongarije. Kemény begon rechten te studeren aan de Loránd-Eötvös-universiteit in Boedapest, maar stapte over naar Hongaarse literatuur en geschiedenis, waarin hij in 1993 afstudeerde. Zijn eerste dichtbundel werd in 1984 uitgegeven onder de titel “Csigalépcsõ az elfelejtett tanszékekhez” (“Wenteltrap naar de vergeten faculteit”). Kemény schrijft ook korte stukken proza waarin hij morele kwesties in een sobere stijl behandelt: menselijke onverschilligheid, milieuvervuiling, Gods gedachten over de wereld. Jarenlang was zijn appartement een ontmoetingsplaats voor jonge schrijvers, zodat hij ook een beslissende bijdrage kon leveren aan het bekend maken van hedendaagse Hongaarse poëzie in het buitenland. Ook heeft hij een experimentele roman gepubliceerd “De kunst van de vijand”, een luchtig verslag van hoe een groep mensen die door Boedapest tourt, betrokken raakt bij allerlei alledaagse, maar toch bizarre situaties. Sinds enkele jaren maakt hij interviews met oudere familieleden en heeft hij hun herinneringen vastgelegd op meer dan honderd banden. Deze herinneringen beslaan anderhalve eeuw van de Europees-Hongaarse geschiedenis, en hij plant een grote familieroman op basis van dit materiaal. Kemény won twee literaire prijzen terwijl hij nog in de twintig was en kreeg in 1997 de belangrijkste Hongaarse onderscheiding voor Poëzie, de József-Attila-Prijs.Kemény schreef ook het scenario voor de Hongaarse film “György Cséplö” van Pál Schiffer uit 1978.

The bee-keeper

I have been a bee-keeper for six thousand years
And for the past hundred years an electrician.
Once I retire I shall keep bees again.
Something should hum for me, oh hum for me,
Hum and hum and hum
Just for me.

 

Vertaald door George Gömöri

 

Traurig

Man müsste dem Verstand verloren gehen.
Wie der Selbstmörder, wenn er rückwärts lebt.
Dem i sein Tüpfelchen wegnehmen,
aber wiedergeben, bliebe seine Stelle leer.

Besser ist es, wenn alles so bleibt wie ich es vorfand,
es war gar nicht mal so schlecht.
Das aufgewühlte Bett entmachten, auf dem Boden schlafen.
Dann wird das Gestern wieder heil.

Es war ein Geschenk. Ich höre den Aufprall
noch bevor es fällt, schon viel eher.
Ein Engel schwebt vorbei, Ordnung stellt sich ein.
Der Gegenstand entfällt dem sich lösenden Papier.

Dann ganz einfach von neuem beginnen
Wie der Selbstmörder, wenn er rückwärts lebt
Das Ganze hier vergessen
Kleine Zettel schreiben: Milch, Brot
Milch, Brot

 

Aufbruch aus dem Koordinatensystem

Wie die Seele aus dem Körper, flog eines Tages
Punkt Null aus mir heraus, glitt schwebend dahin,
verließ mich um die Welt zu sehen
Die Welt, die eine Mitte will
König oder Garnichts, oder König und schleppte
das System mit sich: alle drei Achsen
um sie woanders wieder aufzurichten
Und dort zu werden, wovon
eins genügt; der Ursprungspunkt ist mir entschwebt
doch blieb in meiner Nähe, dort schwebt er jetzt.
In mir war er das Unfassbare, das ich jetzt
fassen muss, wie soll ich sonst bestehen.
Jener Punkt ist nicht identisch mit der Seele
die Seele ist hier drin geblieben
wie am Kabinenfenster eines Fliegers, den Blick gesenkt
spürt sie den Nullpunkt, und fragt sich noch: wozu?

 

Vertaald door Orsolya Kalász en Monika Rinck

 
István Kemény (Boedapest, 28 oktober 1961)

Sylvia Plath, Dylan Thomas, Zadie Smith, Nawal el Saadawi, Albrecht Rodenbach, Jamie McKendrick, Fran Lebowitz, Josef Václav Sládek, Enid Bagnold

 De Amerikaanse dichteres en schrijfster Sylvia Plath werd geboren op 27 oktober 1932 in Jamaica Plain, een buitenwijk van Boston. Zie ook mijn blog van 27 oktober 2010 en eveneens  alle tags voor Sylvia Plath op dit blog.

 

Ariel

Stasis in darkness.
Then the substanceless blue
Pour of tor and distances.

God’s lioness,
How one we grow,
Pivot of heels and knees!—The furrow

Splits and passes, sister to
The brown arc
Of the neck I cannot catch,

Nigger-eye
Berries cast dark
Hooks—

Black sweet blood mouthfuls,
Shadows.
Something else

Hauls me through air—
Thighs, hair;
Flakes from my heels.

White
Godiva, I unpeel—
Dead hands, dead stringencies.

And now I
Foam to wheat, a glitter of seas.
The child’s cry

Melts in the wall.
And I
Am the arrow,

The dew that flies
Suicidal, at one with the drive
Into the red

Eye, the cauldron of morning.

 

Edge

The woman is perfected.
Her dead

Body wears the smile of accomplishment,
The illusion of a Greek necessity

Flows in the scrolls of her toga,
Her bare

Feet seem to be saying:
We have come so far, it is over.

Each dead child coiled, a white serpent,
One at each little

Pitcher of milk, now empty.
She has folded

Them back into her body as petals
Of a rose close when the garden

Stiffens and odors bleed
From the sweet, deep throats of the night flower.

The moon has nothing to be sad about,
Staring from her hood of bone.

She is used to this sort of thing.
Her blacks crackle and drag.

 

 
Sylvia Plath (27 oktober 1932 – 11 februari 1963)

Lees verder “Sylvia Plath, Dylan Thomas, Zadie Smith, Nawal el Saadawi, Albrecht Rodenbach, Jamie McKendrick, Fran Lebowitz, Josef Václav Sládek, Enid Bagnold”

Steffie van den Oord

De Nederlandse schrijfster Steffie van den Oord werd geboren op 27 oktober 1970, in Ammerzoden, Gelderland. Zij studeerde geschiedenis, literatuurwetenschappen en journalistiek, in Nijmegen en Rome, en werkte als verslaggever voor vpro-radio. Rond de milleniumwisseling sprak ze honderdjarigen en “Eeuwelingen”, het boek dat ze over hen schreef, werd een daverend succes. In 2015 verscheen “De vrouw met de bijl”. Later volgden “Liefde in oorlogstijd”, over mensen die hun grote liefde vonden of verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog,  “Westerbork Girl”, over een revuegirl dat spectaculair ontsnapte uit Westerbork maar al gauw terugkeerde,  en “Oud was ik toen ik jong was”, over supereeuwelingen die alles overleefden: steeds gebaseerd op interviews met oude mensen. In 2013 verscheen haar roman “Vonk, een noodlottige liefde”. Tussen het schrijven door, maakte zij documentaires voor radio en tv, zoals in 2011 ‘De Bekentenis’, over een verzetsmoord die pas na de oorlog plaatsvond.

Uit: Vonk, een noodlottige liefde

“Ze zocht hun kleine gestalten, onder haar in het gewoel, en ze hoopte hen toch niet te zien. Het licht was te fel en niet fel genoeg. Omdat ze het maandenlang niet had gezien, omdat het niet op haar kinderen scheen. Waar waren ze? Thuis, met de luiken dicht tegen het geschreeuw, `Moordenares!’, of toch in dit geweld van lijven, waartussen ze geplet konden worden, tussen stadgenoten en honderden onbekenden die van ver waren gekomen – voor haar. ‘Hoer!’ Met geheven hoofd bleef ze zoeken naar hun gestalten, die gegroeid konden zijn in de maanden van kou. Even maar liet ze haar hoofd zakken en keek omlaag, tussen de vers gezaagde, kierende planken van de verhoging die was opgesteld voor haar – en voor haar luitenant. Een kind! Onder het schavot. Het werd weggejaagd, zag ze, het was er geen van haar. Als vanzelf was haar lijf al in beweging gekomen, touw sneed in haar polsen, maar ze voelde alleen de pijn in haar borst, die hen gevoed had, en zelfs dat voelde ze amper. Want ze zocht. De zon liefkoosde haar wonden; zachter dan luitenant Behr. Hel of hemel -voor háár? – leken verder weg dan ooit. Zij stond op het schavot en leefde. Met een stok duwde de zoon van de beul de kinderen weg die ondanks de afzetting met militairen te ver naar voren drongen: niet de hare helaas en godzijdank Zolang zij hoopte hen niet en toch wel te zien, was het niet afgelopen. Voor zover het kon, aan de paal, rechtte ze haar rug. Daar stond een buurjongen te grijnzen; tussen vreemden en bekenden dook hij weg, door haar blik. Ze wilde hen bij zich roepen en nooit meer zien – niet hier, zo niet. Marieke! Johanna! Teuntje! En haar Hendrik, in schone doeken of in vuile, op wier arm? Ze wilde sterven om het nooit te hoeven weten, om alles goed te maken wilde ze langer leven dan zevenentwintig jaar. Onmogelijk was het niet. Ze nog één keer te zien – en niet aan te kunnen raken? Even maar sloot ze haar ogen.
Ze zag een beschaamd wegkijkende vriendin van Marieke, maar nergens Marieke, rossig en blozend, die de jongsten bezighield in de nog altijd van brood en vis voorziene keuken achter gesloten luiken, waar zij weer gewoon achterom en met rein geweten terug zou keren, rechtop in haar grauw geworden jurk, in plakkerig hemd. Door niemand bespuugd. Ze was de ongelukkigste vrouw van Nijmegen en nu zou het tij keren; twee doodsvonnissen, maar het waren er drie geweest: gratie was uitgesproken, net, buiten het stadhuis, voor de knecht van Behr. Ook zij kon nog gratie krijgen, al leek het moment voorbij. En ze zocht. Daar! Dat meisje, op de schouders? Net Teuntje. Waar bleef het teken?”

 
Steffie van den Oord (Ammerzoden, 27 oktober 1970)

Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Harry M. P. van de Vijfeijke, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: De perzik van de onsterfelijkheid

“De vogels schreeuwden hem wakker. Met zijn ogen dicht bleef hij liggen luisteren naar het gekrijs, hels en genadeloos, alsof ze de zon boven de horizon uit wilden vloeken. Erdoorheen hoorde hij een vreemd klapperen, als van een zonnescherm in de wind. Die zak van boven heeft de vlag weer vergeten binnen te halen. Verleden jaar had bijna de hele trap er ruzie over. Stelletje melkmuilen en trutten. Belediging van de vlag. Je gelooft je oren niet. Alsof de mensen nooit boven het niveau van padvinders uitkomen. 0, wat is m’n rood, wit en blauw vernederd. Die vlag hangt nog halfstok ook. Dan is het ook nog een belediging voor de doden. De doden. Het is een instituut geworden. Die gruwelijk vermoorden schijnen zich om te draaien in hun massagraf als er zo hier en daar een vlaggetje onder de sterrenhemel blijft wapperen. Primitief bijgeloof. Puur animisme Alsof dat dundoek door de vleermuizen van het kwaad bezwadderd zou kunnen worden, alsof de vijand hem zou kunnen bezeiken in het nachtelijk duister. Als jullie willen zien hoe de vlag en de doden beledigd worden hadden jullie gisteravond op de Dam moeten gaan kijken. Ze spatten bijna van woede uit elkaar. Als een stel piranha’s zouden ze zich op je gebeente willen storten om het laatste beetje merg eruit te vreten. Zo te horen staat er een behoorlijke bries. Niet eruit geweest vannacht. Nee toch? Even goed nadenken. Te veel valium geslikt. Snoep verstandig. Dat ruisen in mijn hart of daaromtrent. Het is of er zandkorrels je aderen in gespoeld worden. Sterk vertakte rivier. Het slibt dicht. Een treurwilg van geronnen bloed. Je bloedsomloop als een foto van de bliksem. Aderen van witheet metaal. Alsof je van binnen uit in een keurslijf wordt gegoten. Een skelet van nikkel. De grote verstijving. Door de stank van de asbak met peuken heen rook hij de dranklucht. Hij zag zijn vrouw weer, onderuit gezakt voor de televisie, naar de dodenherdenking zitten kijken. Die zinloze dennen tegen de oranje avondlucht. Verleden jaar nog in zwart-wit. In kleur is het nog treuriger. Je hoort de laatste zanglijster. Je staat daar en je zakt weg. Die salvo’s uit het verleden. Je dacht er steeds aan. Dat je eenzaam zou vergaan. Ze zat maar te mompelen. Moest natuurlijk weer aan Henk denken. Zelf ook. Het kan niet anders. Dat dat je voorgoed bijblijft. De fakkels die opdoemen alsof de doden een geest hebben. Die reusachtige bronzen klok dreunt op den duur in je kop mee. Zo’n stel van die jongens van vroeger in overall met een sten voor hun borst. Onherroepelijk weg en voorbij. Voor wie voeren ze die maskerade eigenlijk op. Te goed doervoed.”

 

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)
Cover

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Harry M. P. van de Vijfeijke, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy”

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Ben Ali Libi

Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

 

Het menselijk geluk

De huur betaald. De stoep geschuurd.
Een goeie visboer in de buurt.
Een meid die als ze naast je gaat,
loopt te zingen over straat.

 

Oktober

ik kreeg van daag
een vreemde brief:

‘ik mag je graag,
heus,
ik vind je best lief.

maar houden van,
dat gaat niet.
maar echte liefde
gaat niet’

ik kreeg vandaag
zo’n rare brief.
zo’n brief.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels”

Onno Kosters, Kester Freriks, Aristide von Bienefeldt, August Graf von Platen, Ernest Claes, Zsuzsa Bánk, Denise Levertov, Norman Rush, Robert Greacen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook mijn blog van 24 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

Naar Tilburg

In de hete trein die dag
is hij de enige die niet belt.
(Hij heeft hier geen bereik
en er zijn geen nieuwe berichten.)

(Hoofdmenu – echoput. Ringtones.)
(Krijgen die kids toch nog een
stukje klassieke muziek mee.)

Nooit meer stil is het in de coupé.
Hij trekt zijn kop in, schildpad
mag ik oversteken.

Het meisje tegenover hem
lijkt vijftien maar leest
tussen gesprekken en sms’jes door
Inleiding Nederlands Recht
en haar buikje piept, lief
ballonnetje, onder haar truitje uit.
Sereen is het woord niet
voor de blik op haar gezicht.
Allesoverziend in retrospectief.
Haar vreemdheid is hem vertrouwd,
haar huid. (Hij heeft hier geen bereik
en er zijn geen nieuwe berichten.)

Zijn ontvankelijkheid is echter,
kristalhelderder dan pas gewassen glas.
Waarin regenbogen strijken, zebra
mag ik oversteken. Waarop druppels
stáán. Daar onder dat dekschild
dat de buitenwereld tegen hem
in bescherming neemt. Tegen hem
inneemt. Onder dekking van de nacht:
een recce van zichzelf. Under cover.
Gespannen: zijn huid zit hem als gegoten,
als naar binnen gegoten: als lood.
(Hij heeft hier geen bereik
en er zijn geen nieuwe berichten.)

Hij moet er kortom nodig
eens even helemaal uit.

Maar de intercity hobbelt
met twintig kilometer per uur
achter een goederentrein aan.

 
Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

Lees verder “Onno Kosters, Kester Freriks, Aristide von Bienefeldt, August Graf von Platen, Ernest Claes, Zsuzsa Bánk, Denise Levertov, Norman Rush, Robert Greacen”

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches, Rodja Weigand, Gjergj Fishta, Restif de la Bretonne

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

 

Bezoekje

Al is het wel wat lang geleden
dat ‘k op een doordeweekse dag
hier neergeknield heb en gebeden,
toch weet ik, Heer, gij zijt tevreden
met mijn doorgaans gevolgd gedrag.

Ik heb geen kwaad op mijn geweten,
want ‘k bleef mijn man in kuisheid trouw;
en had ik Vrijdags vlees gegeten
of de collecte weer vergeten,
dan had ik steeds oprecht berouw.

Ik ben niet als dat mens van Poole,
dat weet u: ik deed Kees en Jeanne
op goede katholieke scholen
en van jongsaf heb ‘k ze bevolen
om Zondags naar de mis te gaan.

Ik mag u rustig alles vragen;
dat heeft de kapelaan gezegd,
toen ’t na de Quatertemperdagen
de derde roep was van Jan Hagen
met dat mooi nummer van Van Echt.

Ik bid u, Heer, voor Zuid-Korea,
dat het niet overslaat naar hier,
en dan, voor Zondag als ‘k met Thea,
de zuster van mijn man, naar zee ga
om prachtig weer en veel plezier.

Verhoed toch dat u ook de Russen
de atoombom produceren laat,
en u moet ook dat kind eens sussen
van de overkant, dat ’s nachts steeds tussen
half drie en drie zo schreeuwen gaat.

Berisp ook eindelijk eens mijn zwager,
die fout was, om zijn grote mond,
en help me onthouden dat ‘k de slager
straks nog moet bellen om een mager
kalfslapje van een hallef pond.

Ik bid u voor de negerkindren,
die nog niet weten wie gij zijt,
maar als ze ooit de Shell gaan hindren
moet gij hun aantal maar vermindren,
O Heer, in uw voorzienigheid.

Bescherm ons kleine, dappre landje,
vooral de Roomse minderheid,
en geef Verheul, dat protestantje,
nu eindlijk eens een ernstig standje
als hij mijn man zijn zaak vermijdt.

En houd, wanneer de Russen komen,
vooral toch Hoogstraat 6 in ’t oog,
want gij zijt altijd met de vromen
die vredig van de hemel dromen
en naarstig streven naar omhoog.

En laat Kees slagen voor ’t examen,
en geef Jeanne’s jongen beter werk,
en houd ons allemaal lang samen,
tot later in de hemel, amen.

Wat doet die Dijkstra in de kerk?

 

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)
Hier links in gesprek met Godfried Bomans in 1969

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches, Rodja Weigand, Gjergj Fishta, Restif de la Bretonne”

Antjie Krog

De Zuid-Afrikaanse dichteres en schrijfster Antjie Krog werd geboren in Kroonstad op 23 oktober 1952. Krog debuteerde in 1970 op 17-jarige leeftijd met de dichtbundel Dogter van Jefta. Haar tweede publicatie januari-suite (1972) werd onderscheiden met de Eugène Maraisprys. Andere werken van Krog zijn de bundels Otters in bronslaai, Jerusalemgangers en Kleur kom nie alleen nie. In Nederland is Antjie Krog onder meer bekend door haar optreden bij Poetry International, de Nacht van de Poëzie en het festival Winternachten. In 1999 verscheen bij uitgeverij Atlas een bloemlezing uit haar werk onder de titel Om te kan asemhaal. Daarna zijn haar dichtbundels bij Uitgeverij Podium verschenen. Zij schreef ook proza, bijvoorbeeld Country of my Skull – in het Nederlands: De kleur van je hart (1998/2000), toneelstukken en non-fictie, bekroond met onder meer de Pringle Award, de Foreign Correspondent Award en de Alan Paton Award. Krog is getrouwd, moeder van vier kinderen en woont in Kaapstad. Ze is hoogleraar aan de Universiteit van de Westkaap.

 

Land van genade en verdriet -1

tussen jou en mij
hoe verschrikkelijk
hoe wanhopig
hoe vernietigend breekt het tussen jou en mij

zoveel verwonding in ruil voor waarheid
zoveel verwoesting
zo weinig is overgebleven om voor te overleven

waar gaan we heen van hier?

je stem slingert
woedend
langs de kil snerpende zweep van mijn verleden

hoe lang duurt het?
hoe lang voor een stem
de ander bereikt

in dit land dat zo bloedend tussen ons ligt.

 

Vertaald door Robert Dorsman en Jan van der Haar

 

Nadat haar man begraven was

nadat haar man begraven was
liet overgrootmoeder Betjie van Middenspruit
hem opgraven
en trok hem een ander zondags pak aan

‘ineens begrijp ik het’ zegt mijn moeder
‘ik zou niets liever willen dan
daar bij die hoop grond te gaan graven
net zolang totdat ik bij je vader ben

tot bij waar hij is en hem
aan zijn schouders optil
die onontkoombare daarheid van ’m’

 

Dichter wordende

op een ochtend word je wakker midden in klank
met vocaal en klinker en diftong als voelspriet
met aarzelende zorg stem je de geringste beroering
van licht en verlies in klank af

onmiddellijk zie je jezelf geknield
aan de hoorbaar kloppende wand
van een woord – zoekend naar het precieze
moment waarop een versregel volloopt in klank

wanneer de betekenis van een woord zwicht,
begint te verschuiven en zich ten slotte overlevert aan geluid
vanaf dat moment smacht het bloed naar de betovering
van taal – de enige waarheid krijgt een huid van klank

de dichter dicht met haar tong
zij haalt adem – ja, diep uit haar oor

 

 
Antjie Krog (Kroonstad, 23 oktober 1952)

 

Arjen Lubach, Lévi Weemoedt, Jonas Lüscher, Doris Lessing, Alfred Douglas, A. L. Kennedy, Charles Leconte de Lisle, Ivan Boenin, Timur Vermes

De Nederlandse schrijver, cabaretier en televisiepresentator Arjen Lubach werd geboren in Lutjegast op 22 oktober 1979. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2010 en ook alle tags voor Arjen Lubach op dit blog.

Uit: IV

“7:00 uur Maison Taciturne Le Muy, Provence, Frankrijk
Joost Doorman is als eerste wakker. Zonlicht stroomt door de kier tussen de gordijnen de slaapkamer binnen. Ze zijn in Frankrijk, in het vakantiehuis van de familie van Elsa. Ze ligt naast hem en slaapt nog. Zo stil mogelijk stapt hij uit bed, kijkt in het campingbedje van Lars, hun zoontje van acht maanden, en is zoals elke dag weer opgelucht als hij hem ziet ademhalen. Lars ligt op zijn rug, zijn armpjes langs zijn oren uitgestrekt. Hij lijkt nog dieper in slaap dan zijn moeder. Joost sluipt naar de woonkamer. Hij opent de terrasdeuren en stapt naar buiten. Het is nu al warm. Rijen wijnranken werpen lange ochtendschaduwen op het gras, naar beneden, de heuvels af. Hij sluit kort zijn ogen en haalt diep adem. In de struiken naast het huis klinken nog een paar krekels. ’s Nachts brengen ze een inmiddels vertrouwde ruis voort die hem geruststelt: ik ben niet thuis. Als ik morgen wakker word, hoef ik niets. Hij houdt van dit tijdstip. Joost wrijft in zijn ogen, de nacht eruit, de dag erin. In de verte ligt de Middellandse Zee. Het lijkt zo vlakbij, denkt hij, de zee. Het is alsof je er zo naartoe kunt lopen, terwijl je er met de auto bijna anderhalf uur over doet. Een hagedis schrikt van zijn aanwezigheid en vlucht via de klimop het dak op. Het is hun eerste vakantie sinds de geboorte van Lars en de eerste keer dat Elsa hem heeft meegenomen naar het familiehuis in de Provence. Bij aankomst was zijn verbazing over het feit dat ze dat nog niet eerder had gedaan nog groter geworden. Het is een prachtig huis op een groot stuk grond. Het terras op het zuiden heeft een weids uitzicht met wijngaarden. In de afgelopen jaren zijn de aangrenzende stukken grond opgekocht door rijke Russen die hun tuinen hebben afgeschermd met hoge witte muren en bevei I i gingscamera’s. `Het is niet meer zoals vroeger,’ had Elsa gezegd. ‘Vroeger was het hier leeg.’ Joost heeft er geen last van. Dit huis kost ze niets en ze zijn eindelijk weg. Weg uit Amsterdam en weg van zijn humorloze collega’s bij het ontwerpbureau. Elsa heeft tot zijn tevredenheid haar laptop thuisgelaten. Zo moet ze zich wel overgeven aan de vakantie. Geen lange mails beantwoorden, geen lastminuteresearch doen voor de definitieve versie van haar proefschrift. Deze weken zijn perfect: alleen zij, hij, Lars en het vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Het had hem wel wat moeite gekost haar te overtuigen. `Het moet nu,’ had hij gezegd. Elsa was net thuisgekomen. Ze was doorweekt van de regen en stroopte haar broek af in het halletje van hun huis in de Watergraafsmeer. Lars huilde. ‘Het moet echt nu. Het duurt anders weer maanden voor we tegelijk vrij kunnen krijgen.’ Joost had zo sneu geklonken dat Elsa erom had moeten lachen. `Hoeveel maanden?’ had ze gevraagd, terwijl ze haar haar afdroogde. `Zestig miljoen,’ was zijn antwoord.”

 
Arjen Lubach (Lutjegast, 22 oktober 1979)

Lees verder “Arjen Lubach, Lévi Weemoedt, Jonas Lüscher, Doris Lessing, Alfred Douglas, A. L. Kennedy, Charles Leconte de Lisle, Ivan Boenin, Timur Vermes”