Leïla Slimani

De Frans-Marokkaanse schrijfster en journaliste Leïla Slimani werd geboren op 3 oktober 1981 in Rabat. Slimani ging op 17-jarige leeftijd naar Parijs om politieke wetenschappen en media studies aan de Sciences Po te studeren. Na haar afstuderen overwoog ze even een carrière als actrice, maar zij begon te werken als journaliste voor het tijdschrift Jeune Afrique. In 2014 publiceerde ze haar eerste roman “Dans le jardin de l’ogre” (“In de Tuin van de Ogre”) en kreeg ze de Marokkaanse literaire prijs La Mamounia, als eerste vrouwelijke auteur. Twee jaar later werd “Dans le Jardin de l’Ogre” gevolgd door de psychologische thriller “Chanson douce”. Laatstgenoemde werd snel tot een bestseller met meer dan 76.000 verkochte exemplaren binnen drie maanden, zelfs nog voordat aan het boek de Prix Goncourt 2016 werd toegekend. Slimani heeft zowel het Franse als het Marokkaanse staatsburgerschap.

Uit:Chanson douce

“Le bébé est mort. Il a suffi de quelques secondes. Le médecin a assuré qu’il n’avait pas souffert. On l’a couché dans une housse grise et on a fait glisser la fermeture éclair sur le corps désarticulé qui flottait au milieu des jouets. La petite, elle, était encore vivante quand les secours sont arrivés. Elle s’est battue comme un fauve. On a retrouvé des traces de lutte, des morceaux de peau sous ses ongles mous. Dans l’ambulance qui la transportait à l’hôpital, elle était agitée, secouée de convulsions. Les yeux exorbités, elle semblait chercher de l’air. Sa gorge s’était emplie de sang. Ses poumons étaient perforés et sa tête avait violemment heurté la commode bleue.
On a photographié la scène de crime. La police a relevé des empreintes et mesuré la superficie de la salle de bains et de la chambre d’enfants. Au sol, le tapis de princesse était imbibé de sang. La table à langer était à moitié renversée. Les jouets ont été emportés dans des sacs transparents et mis sous scellés. Même la commode bleue servira au procès.
La mère était en état de choc. C’est ce qu’ont dit les pompiers, ce qu’ont répété les policiers, ce qu’ont écrit les journalistes. En entrant dans la chambre où gisaient ses enfants, elle a poussé un cri, un cri des profondeurs, un hurlement de louve. Les murs en ont tremblé. La nuit s’est abattue sur cette journée de mai. Elle a vomi et la police l’a découverte ainsi, ses vêtements souillés, accroupie dans la chambre, hoquetant comme une forcenée. Elle a hurlé à s’en déchirer les poumons. L’ambulancier a fait un signe discret de la tête, ils l’ont relevée, malgré sa résistance, ses coups de pied. Ils l’ont soulevée lentement et la jeune interne du SAMU lui a administré un calmant. C’était son premier mois de stage.
L’autre aussi, il a fallu la sauver. Avec autant de professionnalisme, avec objectivité. Elle n’a pas su mourir. La mort, elle n’a su que la donner. Elle s’est sectionné les deux poignets et s’est planté le couteau dans la gorge. Elle a perdu connaissance, au pied du lit à barreaux. Ils l’ont redressée, ils ont pris son pouls et sa tension. Ils l’ont installée sur le brancard et la jeune stagiaire a tenu sa main appuyée sur son cou.”

 
Leïla Slimani (Rabat, 3 oktober 1981)

Dimitri Verhulst, Joost Baars, Göran Sonnevi, Graham Greene, Wallace Stevens, Andreas Gryphius, Nes Tergast, Waltraud Anna Mitgutsch, Jan Morris

De Vlaamse dichter en schrijver Dimitri Verhulst werd op 2 oktober 1972 geboren in Aalst. Zie ook mijn blog van 2 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Dimitri Verhulst op dit blog.

 

De vensters behangen met langdurige landschappen,
een zak met slanke handen aan een meisje voeren
van achter de tralies die mijn vingers zijn.

Een ooggetuige van het zwart uithoren
op de hoek van twee nachten
en geduldig wachten
tot de schaduw uit de bomen valt.

Mijn ogen wegens verbouwing sluiten
en haarfijn dromen
dat ik een ver verwant werd van mijzelf.

Van mijn verveling grote vliegers vouwen,
van de vissen de schaliedekker zijn
en van de mens de mens.

Een steentje in de diepte van mijn droefheid gooien
en tellen tot ik de tel kwijt ben.
En herbeginnen.

 

Ik zie mij in jouw ogen zien.

Hoe ik je
Zeg dat wij in staat zijn
Sterren te bekijken
Die lang voor ons al ophielden te bestaan
hoe ik je
luid, likkend aan de klepel
van je vuig bebaarde klok.

Hoe ik je
toon die trillende angel
in mijn handen en
hoe ik mijn paarsbekopte spijker
in je kruishout sla, ha,

Hoe ik je
judaskus en dodendans
in al je holten ja.

Hoe ik je
vertaal dat wij in staat zijn
van ontbinding, gepolijste woorden
horen van een liefde die inmiddels
al is doodgegaan.

Doe ik je
toch geen pijn.
Hoe durf ik.

Zwijg nu maar
Blaas geen tekstballon in mijn gezicht!
Want vanavond wil ik je vlooien,
mij vertakken tot in je donkerste vertrekken.
Ik wil vanavond van de avond zijn
en met de blinden open bepoteld worden.

 

 
Dimitri Verhulst (Aalst, 2 oktober 1972)

Lees verder “Dimitri Verhulst, Joost Baars, Göran Sonnevi, Graham Greene, Wallace Stevens, Andreas Gryphius, Nes Tergast, Waltraud Anna Mitgutsch, Jan Morris”

Khalid Boudou, 75 jaar Günter Wallraff, P. N. van Eyck, Israël Querido, Charles Cros, John Hegley, Tim O’Brien

De Nederlands – Marokkaanse schrijver Khalid Boudou werd geboren in Tamsamane, Marokko op 1 oktober 1974. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Khalid Boudou op dit blog.

Uit: De kleine heerser

“Als heerser van het grote Beierhuis had ik de macht over onder anderen een aan hypochondrie lijdende maatschappelijk werkster, een door haar ex bedreigde gescheiden moeder van twee kinderen, een Roemeense die de beste wegen naar de Nederlandse blijf-van-mijn-lijfhuizen niet wist te vinden, de heer Fretvanger, de aan drank verslaafde algemeen directeur van Stichting Verslavingszorg, een failliete muzikant, een crimineel met berouw, en zelfs een verstoten hond: een mooie Beierse Bergzweethond – hem vond ik in de berm langs de A15, zijn poten waren aan elkaar gebonden en zijn kop lag open, iemand moest hem bruut uit de auto hebben gegooid.
De volgende op wie ik mijn zinnen had gezet was Malinka. Aanvankelijk dacht deze volslanke vrouw met een melancholische Oostblokachtige gelaatsuitdrukking, haar schade voor mij te bedekken door een vlies van gemaakt zelfvertrouwen over haar gezicht heen te trekken. Maar ik ben een vakman, iemand die ziet in welke hoek het magazijn wegrot, ook al blinkt de etalage nog zo sterk. Een vakman die heeft geleerd schade te zien, zoals hij oneffenheden in een strookje ebbenhout heeft leren zien.
Ooit was ik namelijk leerling techneut. Ik denk dat de zucht naar heersen daar moet zijn ontstaan, op technische school De Horsten, waarvan ik in het derde leerjaar werd verwijderd. Niet dat ik er een leraar had bedreigd of beschoten, dat vind ik iets voor mietjes, nee, het was zo dat ik voor het vak metaalbewerking de opdracht kreeg een windhaan te vervaardigen, maar zeg nou eerlijk, een windhaan maak je op een huishoudschool, en ik sneed en smeedde daarom van al mijn trots en het aanwezige schoolijzer een tachtig centimeter lang zwaard, dat ik op de borst hield van klassenvertegenwoordiger Lars van Schotanus, de langste leerling van de klas.Maar ach, wat maakte het uit… een jong heerser moet wel een verwoed rokkenjager zijn, en op een technische school is de koningin, die edel ingelijst op de gang hangt, de enige vrouw, dus was ik genoodzaakt op andere jachtvelden mijn jagersdorst te lessen. Met mijn onafgeronde technische opleiding kwam ik echter niet ver. Ik werd gedwongen jobs aan te nemen waar ik beheerst werd door kinderen die naar een goede carrière waren gelanceerd vanuit een stropdasmilieu. Onder de verschrikkelijke tirannie van die ongelooflijk saaie papkinderen kon ik niet leven, mijn doelen lagen veel en veel hoger; het bedrijfsleven kon mij dat niet schenken, dus brak ik daarmee, en zo had ik dus niets meer. Mij restte niets dan mezelf op het leven van anderen te storten. Hoe minder ik te doen had, en dat werd met de dagen almaar minder, des te meer ontfermde ik me over het leven van anderen. Ik leefde van de problemen van anderen zoals een mestkever leeft van mest, en ik genoot ervan zoals Johan Cruyff geniet van zijn eigen ballen.”

 

 
Khalid Boudou (Tamsamane, 1 oktober 1974)

Lees verder “Khalid Boudou, 75 jaar Günter Wallraff, P. N. van Eyck, Israël Querido, Charles Cros, John Hegley, Tim O’Brien”

Michael Schindhelm, Louis Untermeyer, Inge Merkel, Sergej Aksakov, Michael Bijnens, Titus Meyer, Stephan Reich

De Duitse schrijver, vertaler en dramaturg Michael Schindhelm werd geboren op 1 oktober 1960 in Eisenach. Zie ook alle tags voor Michael Schindhelm op dit blog en ook mijn blog van 1 oktober 2009 en ook mijn blog van 1 oktober 2010.

Uit: Letzter Vorhang

„Die Bahn Richtung Friedrichstraße war losgefahren und so rüttelte nun das für unsere Hauptstadt ungewöhnlich gepflegte Regierungsviertel vorbei.
In gut zweieinhalb Stunden würde die vierhundertdreiundsechzigste Vorstellung von Einer flog über das Kuckucksnest beginnen, einer Produktion, die im Herbst 1989 entstanden war und wie keine andere die revolutionäre Tugend jener Zeit beschworen hatte. Das war übrigens nicht meine Privatmeinung, sondern stand am Vortag – als Tipp zum Wochenende – fast buchstäblich so in der Zeitung.
Das Theater, unser Liebknecht-Theater, war damals das Glashaus gewesen. Ich einer von denen, die drin gesessen hatten. Und jetzt spielten wir dieses Stück im achtundzwanzigsten Jahr. Die Vorstellung war auch diesmal ausverkauft. Und darauf würde der letzte Vorhang folgen.
Vor nicht einmal drei Jahren hatte ich dafür gesorgt, dass sie die Abendspielleitung von Kuckucksnest übernahm. Doch im letzten Herbst hatte ich zugelassen, dass sie diese
Produktion gegen Malapartes Die Haut tauscht hatte, weil dort jemand krank geworden war. Gegen meinen Willen hatte ich das zugelassen. Sie war die weitaus bessere Assistentin gewesen als Leitterfeldt, der seitdem Kuckucksnest betreute. Hätte ich im letzten Herbst meinen Willen durchgesetzt, würde ich sie unweigerlich heute Abend im Theatersehen.
Meine revolutionäre Tugend war mitnichten unerschöpflich. Im besten und im schlimmsten Fall sollte ich noch heute herausfinden, was sie mit ihrem orakelhaften Warte nicht auf mich gemeint hatte. Im besten Fall würde sie spätestens heute Nacht in der Solinger auftauchen und sich still neben mich legen. Wir würden über Oia reden. Über die Intimität im Glashaus. Eine konkrete Zukunft. Sie würde sich an meinen ausgezehrten, liebebedürftigen Körper klammern. Irgendwann würde das Knistern zurückkehren.“

 

 
Michael Schindhelm (Eisenach, 1 oktober 1960)

Lees verder “Michael Schindhelm, Louis Untermeyer, Inge Merkel, Sergej Aksakov, Michael Bijnens, Titus Meyer, Stephan Reich”

Renée van Marissing

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Renée van Marissing werd geboren in 1979 in Amsterdam. Van Marissing studeerde Dramaschrijven aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Ze schreef (muziek)-theaterteksten voor onder andere De Toneelmakerij en De Nederlandse Opera, en hoorspelen voor de AVRO, VPRO en internettijdschrift hard//hoofd. In 2009 debuteerde ze met haar roman “Het waaien van mijn oma”. Haar tweede roman “Strak blauw”, die in 2012 verscheen werd genomineerd voor de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs. Haar derde roman “Parttime Astronaut” verscheen in 2017.

Uit: Parttime Astronaut

“We liggen stil, de hangmat beweegt niet, mijn zoon beweegt niet, ik vraag me af of hij slaapt. De gedachte dat ik niks weet van het vastknopen van touwen rond bomen en dat als we nu vallen en Lucas gewond raakt, dat mijn schuld zou zijn, gonst door mijn hoofd. Er wordt gezegd dat je als ouder vanzelf gaat relativeren, je kunt simpelweg niet continu angstig zijn om je kind, zoals je wanneer je van Schiphol naar Nieuw Zeeland vliegt, niet eenentwintig uur non stop aan je vliegangst kunt toegeven. Het is ook niet een continue angst, maar soms hebben de vlagen een verlammend effect.
Lucas is boven op me gaan liggen, zijn buik op mijn buik, zijn benen tussen mijn benen, zijn kruin tegen mijn kin. Ik buig mijn hoofd naar voren en kus zijn haar. Mijn armen heb ik om hem heen geslagen. Hij draait zijn hoofd opzij, zijn wang en oor tussen mijn borsten, en begint met zijn vingers de geweven draden van de hangmat te volgen. Ik kijk naar boven, naar de takken en de bladeren.
‘Ik hoor je hart kloppen,’ zegt Lucas.
‘Snel of langzaam?’
‘Weet ik niet.’
Door een opgekomen wind beginnen we zacht heen en weer te schommelen. Ik denk aan vliegeren, mensen die rennen over het strand, de vlieger die ik zelf ooit als kind maakte in een museum, van rijstpapier, bamboestokjes en een wc-rol als klos voor het touw. We lieten hem op tijdens een vakantie in Noord-Frankrijk. Ik wilde mijn vlieger zijn, bij gebrek aan eigen vleugels liet ik een stuk beschilderd papier de lucht verkennen. Hé, vogels, vriendjes, kom dan. Ik wilde dat ze uit mijn hand zouden eten, ik wilde daar staan met een stuk brood in mijn hand, mijn arm omhoog, in de lucht. Vogels, ik heb brood. Kom, met die scherpe snavels, pik het tussen mijn vingers vandaan, maar pas op, zorg dat ze niet gaan bloeden.
Mijn vlieger heeft die dag in Picardië niet overleefd, hij stortte in zee en het rijstpapier scheurde.
‘Weet je nog dat we op de Afsluitdijk stonden?’ vraag ik.
‘Hoe oud was ik toen?’
‘Twee.’
‘Nee, weet ik niet meer.’
‘We stonden op de Afsluitdijk en het waaide vreselijk hard.’
‘Waar is de Afsluitdijk?’
‘Dat is die weg door het water als we naar tante Sophie gaan. Het stormde bijna, en toen hebben we de auto midden op de Afsluitdijk op de parkeerplaats gezet en zijn we uitgestapt en toen hebben we onze jassen opengehouden, jij, ik en papa, en zijn we gaan springen zodat de wind onze jassen zou vangen en we zouden gaan vliegen.’

 
Renée van Marissing (Amsterdam, 1979)