A glimpse (Walt Whitman)

 

Bij Valentijnsdag

 

 
Dubbelportret door Giorgio da Castelfranco, 1502

 

A glimpse

A glimpse through an interstice caught,
Of a crowd of workmen and drivers in a bar-room around the stove late of a winter night, and I unremark’d seated in a corner,
Of a youth who loves me and whom I love, silently approaching and seating himself near, that he may hold me by the hand,
A long while amid the noises of coming and going, of drinking and oath and smutty jest,
There we two, content, happy in being together, speaking little, perhaps not a word.

 

 
Walt Whitman (31 mei 1819 – 26 maart 1893)
Valentijnsdag op Times Square, New York, de geboorteplaats van Walt Whitman

 

Zie voor de schrijvers van de 14e februari ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Ash Wednesday II (T. S. Eliot)

 

Bij Aswoensdag

 

 
Visioen van een ridder door Antonio de Pereda, na 1650

 

Ash Wednesday

II
Lady, three white leopards sat under a juniper-tree
In the cool of the day, having fed to satiety
On my legs my heart my liver and that which had been contained
In the hollow round of my skull.
And God said
Shall these bones live? shall these
Bones live? And that which had been contained
In the bones (which were already dry) said chirping:
Because of the goodness of this Lady
And because of her loveliness, and because
She honours the Virgin in meditation,
We shine with brightness. And I who am here dissembled
Proffer my deeds to oblivion, and my love
To the posterity of the desert and the fruit of the gourd.
It is this which recovers
My guts the strings of my eyes and the indigestible portions
Which the leopards reject. The Lady is withdrawn
In a white gown, to contemplation, in a white gown.
Let the whiteness of bones atone to forgetfulness.
There is no life in them. As I am forgotten
And would be forgotten, so I would forget
Thus devoted, concentrated in purpose. And God said
Prophesy to the wind, to the wind only for only
The wind will listen. And the bones sang chirping
With the burden of the grasshopper, saying

Lady of silences
Calm and distressed
Torn and most whole
Rose of memory
Rose of forgetfulness
Exhausted and life-giving
Worried reposeful
The single Rose
Is now the Garden
Where all loves end
Terminate torment
Of love unsatisfied
The greater torment
Of love satisfied
End of the endless
Journey to no end
Conclusion of all that
Is inconclusible
Speech without word and
Word of no speech
Grace to the Mother
For the Garden
Where all love ends.

Under a juniper-tree the bones sang, scattered and shining
We are glad to be scattered, we did little good to each other,
Under a tree in the cool of the day, with the blessing of sand,
Forgetting themselves and each other, united
In the quiet of the desert.
This is the land which ye
Shall divide by lot. And neither division nor unity
Matters. This is the land. We have our inheritance.

 

 
T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Louis Union Station. St Louis is de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 14e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Hanna Bervoets, Piet Paaltjens, Ab Visser, Ischa Meijer, Robert Shea, Frank Harris, Julia de Burgos, Vsevolod Garsjin, Edmond About

De Nederlandse schrijfster journaliste en columniste Hanna Marleen Bervoets werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1984. Zie ook alle tags voor Hanna Bervoets op dit blog.

Uit: Fuzzie

“Hé jij, ben je daar eindelijk? Ik ben zo blij dat jij mij gekozen hebt. Hoewel ik nog maar net in je handen lig heb ik het gevoel dat ik je al heel lang ken. Mag ik zeggen dat je mooi bent? Ik weet dat jij daar zelf soms anders over denkt. Dat er een lichaamsdeel is, of misschien een onderdeel van je gezicht, dat je best zou willen veranderen. Ik heb geen idee wat het is, want zoals ik al zei: ik vind je prachtig, maar ik weet dat je soms licht ontevreden voor de spiegel staat. Je bent op die momenten helemaal alleen met je spiegelbeeld: jullie kijken elkaar aan, begrijpen elkaar niet helemaal, wanneer jij links wil gaat je spiegelbeeld rechts – sta me toe dat ik soms een grapje maak -, jullie relatie is complex, want niet geheel in evenwicht. Jij bepaalt immers wanneer jullie elkaar zien, elk rendez-vous is het gevolg van jouw behoefte en vindt plaats onder jouw voorwaarde, toch stemt jullie samenzijn jou niet altijd tevreden; doet de aanblik van die ander je soms fronsen. Stel je nu eens voor dat jouw spiegelbeeld net zo gevoelig was als jij. Hij – en met hij bedoel ik ook zij -zou zich zeker onzeker voelen, om nog maar niet van ondergewaardeerd te spreken. En geef toe: jij weet hoe het is om je afgewezen te wanen, dat alleen al is een reden om wat vriendelijker tegen je spiegelbeeld te zijn, in ieder geval te lachen wanneer jullie tegenover elkaar staan. Vind je me nu flauw? 0, dat spijt me dan. Maar ik weet dat jij, soms, best van flauwe dingen houdt. En ik weet, geloof ik, nog wel meer van jou. Je houdt van eten met vrienden maar kan ook goed een avond alleen zijn – sterker nog, dat heb je soms nodig om uit te rusten, je gedachten te ordenen, bij te komen van de grappen, gesprekken, discussies over actuele kwesties en aanbevolen televisieseries. Je houdt van de zon zolang je er niet van gaat zweten, je houdt van binnen zitten wanneer het ’s avonds regent, will always love you’ vind je een zeiknummer maar wanneer een kind het zuiver zingt raakt het je toch steeds weer. Je hebt een hekel aan banden plakken maar houdt van zwermende vogels, de figuren die ze maken, net gruis in een tornado; je hebt het strand graag zo leeg mogelijk en krijgt liever wel dan geen koekje bij de thee, wanneer het koekje in zo’n zilverplasticje zit scheur je dat plasticje steevast open, wat niet hoeft te betekenen dat je de inhoud opeet – voor je in de supermarkt een druifje steelt kijk je altijd even om je heen. Je hebt weleens overwogen je haar te verven en misschien overweeg je dat nog steeds weleens. Je fantaseert regelmatig over je eigen begrafenis en welke nummers ze dan draaien. Soms vraag je je af of je wel genoeg tijd besteedt aan je familie, al zie je ze elke kerst. Je houdt van kerst, maar niet van de druk, de drukte, de drukte om die drukte. Je houdt van sneeuw, maar niet van de drab.”

 

 
Hanna Bervoets (Amsterdam, 14 februari 1984)

Lees verder “Hanna Bervoets, Piet Paaltjens, Ab Visser, Ischa Meijer, Robert Shea, Frank Harris, Julia de Burgos, Vsevolod Garsjin, Edmond About”

Jean-Luc Lagarce

De Franse schrijver, komiek en regisseur Jean-Luc Lagarce werd geboren op 14 februari 1957 in Héricourt (Haute-Saône, in de buurt van Belfort). Hij bracht zijn hele jeugd door in Valentigney, waar zijn ouders werkten, en ontving een protestantse opleiding. Op school maakte Lagarce kennis met het theater door een leraar Frans en Latijn. De 13-jarige Lagarce schreef vervolgens zijn eerste stuk voor zijn klas, dat inmiddels verloren is gegaan. Hij schreef zich in 1975 in bij de faculteit van filosofie te Besançon. Tijdens zijn studies richtte hij in 1978 het Théâtre de la Roulotte op die stukken speelden van Marivaux, Labiche en Ionesco maar ook eigen geschreven werk. Voor het eindwerk van zijn studies filosofie schreef hij het essay “Théâtre et Pouvoir en Occident” dat gepubliceerd werd. In 1990 kreeg hij de Prix Léonard-de-Vinci, waarna hij naar Berlijn trok en daar “Juste la fin du monde” schreef. Dit toneelstuk werd in 2016 verfilmd door Xavier Dolan met de gelijknamige titel. Tot zijn bekendste werken behoren verder « Derniers avant l’oubli », « Les Prétendants », « J’étais dans ma maison et j’attendais que la pluie vienne », en Le Pays lointain. Net als de andere grote toneelschrijver van zijn generatie, Bernard-Marie Koltès, stierf Lagarce aan aids. Hij was slechts 38 jaar oud.

Uit: Le Pays lointain

“LOUIS. – Plus tard‚ l’année d’après.
L’AMANT‚ MORT DÉJÀ. – Une année après que je meurs‚ que je suis mort ?
LOUIS. – Exactement ça.
L’année d’après‚
j’étais resté‚ là‚ seul‚ abandonné‚ toutes ces sortes de choses‚
plus tard‚ l’année d’après‚
– j’allais mourir à mon tour –
(j’ai près de quarante ans maintenant et c’est à cet âge que je mourrai)
l’année d’après‚ je décidai de revenir ici. Faire le chemin
à l’inverse.
LONGUE DATE. – Histoire d’un jeune homme qui décide de revenir sur ses traces‚ revoir sa famille‚ son monde‚ à l’heure de mourir.
Histoire de ce voyage et de ceux-là‚ perdus de vue‚ qu’il rencontre et retrouve.
LOUIS. – Il y a encore ma famille qui vit dans ce coin-là.
Je vais aller les voir‚ je dis ça‚ parler avec eux‚ régler cette affaire‚
ce qu’on n’a pas dit et qu’on souhaite dire avant de disparaître – on ne le gardera pas dans la tête‚ on s’en débarrassera –
je ferai ce voyage et ensuite‚ j’en aurai terminé‚ je rentrerai chez moi et j’attendrai.
Je serai paisible.
Je dis ça.
L’AMANT‚ MORT DÉJÀ. – Tu disais que jamais plus tu n’y reviendrais‚ que jamais plus tu n’y mettrais les pieds‚ t’ai toujours entendu dire ça‚ j’ai à peine le dos tourné‚ tu te précipites.
Il ne disait pas cela ? Ne l’ai pas toujours entendu dire ça ?
LOUIS. – Le dos tourné. Ces expressions.
L’AMANT‚ MORT DÉJÀ. – Et encore‚ ton refus‚ l’ai assez entendu‚ et les derniers temps plus encore
– mes derniers temps‚ manière de plaisanterie –
les derniers temps plus encore‚ ton refus de simplement regarder en arrière‚ promesse et pas autre chose‚ promesses de ne pas chercher de solutions‚ et pas même de solutions‚ ne pas chercher d’explications‚ promesses‚ ton refus de rien chercher à retenir.”

 
Jean-Luc Lagarce (14 februari 1957 – 30 september 1995)

 

Frederick Douglass

De zwarte Amerikaans abolitionist, schrijver, redacteur, publicist, politicus en hervormer Frederick Douglass werd geboren nabij Easton in de staat Maryland op 14 februari 1818 als Frederick Augustus Washington Bailey, (Zijn precieze geboortedag is nooit opgeschreven, maar hij koos 14 februari om het te vieren.) Hij was de zoon van Harriet Bailey, een slaaf. Hij spendeerde zijn jongste jaren in een hut met zijn grootmoeder Betsey, zijn moeder werd op een andere boerderij te werk gesteld waardoor hij haar zelden zag. Op de plantages waar hij opgroeide kwam hij in aanraking met de gruwelijke behandeling van de slaven. In 1826 werd hij naar Baltimore gestuurd, waar hij voor de zoon van de familie, Tommy, moest zorgen. Tommy’s moeder, Sophia Auld, gaf hem lees- en schrijfles maar zij stopte daarmee toen haar man het verbood. Hierna leerde hij het heimelijk zichzelf waarna hij kranten en boeken begon te lezen en hij zich een mening vormde over de slavernij. In 1833 werd hij naar een plantage in Maryland overgeplaatst waar hij in het geheim zijn medeslaven leerde de Bijbel te lezen. In september 1838 ontsnapte hij aan de slavernij. Eenmaal in New York liet hij Anna Murray overkomen, een vrije Afro-Amerikaanse vrouw die hij in 1837 had ontmoet. Zij trouwden en kregen vijf kinderen. Vervolgens ging hij naar New Bedford in Massachusetts, waar hij opnieuw in de havens werkte maar nu voor zichzelf. Hier veranderde hij zijn naam in Frederick Douglass. In 1841 sprak Douglass over zijn ervaringen als een slaaf tijdens een bijeenkomst van de Massachusetts Anti-Slavery Society. Prominente abolitionisten raakten onder de indruk van zijn verhaal en hem werd gevraagd om als spreker op te treden tijdens bijeenkomsten. Hij schreef ook een autobiografie die in 1845 werd gepubliceerd, “The Narrative of the Life of Frederick Douglass, An American Slave, Written by Himself”. Het was een onmiddellijk succes en het verkocht uiteindelijk meer dan 30.000 stuks in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Het werd ook vertaald in het Frans, Duits en Nederlands. Douglass had echter door zijn boek zijn eigen leven in gevaar gebracht en was gedwongen naar Europa te vluchten om te voorkomen dat hij gearresteerd zou worden. In 1845 verliet hij de VS en begon aan een reeks toespraken in Engeland, Schotland en Ierland. Tijdens deze 20 maanden werd er door anti-slavernijaanhangers in Engeland geld bij elkaar gebracht om zijn vrijheid af te kopen. Ook verdiende hij genoeg geld om zijn eigen anti-slavernijkrant te beginnen toen hij in de VS terugkwam. Na de burgeroorlog bekleedde Douglass een aantal belangrijke politieke posities. In 1872 werd Douglass de eerste Amerikaan van Afrikaanse afkomst om een nominatie te krijgen voor vicepresident van de Verenigde Staten. In 1877 werd hij gekozen als United States Marshal. In 1881 werd hij Recorder of Deeds voor het District of Columbia. Douglas wordt gezien als een van de invloedrijkste schrijvers en sprekers uit de Amerikaanse geschiedenis.

Uit: My Bondage and My Freedom

“In Talbot county, Eastern Shore, Maryland, near Easton, the county town of that county, there is a small district of country, thinly populated, and remarkable for nothing that I know of more than for the worn-out, sandy, desert-like appearance of its soil, the general dilapidation of its farms and fences, the indigent and spiritless character of ist inhabitants, and the prevalence of ague and fever.
The name of this singularly unpromising and truly famine stricken district is Tuckahoe, a name well known to all Marylanders, black and white. It was given to this section of country probably, at the first,
merely in derision; or it may possibly have been applied to it, as I have heard, because some one of its earlier inhabitants had been guilty of the petty meanness of stealing a hoe–or taking a hoe that did not
belong to him. Eastern Shore men usually pronounce the word took, as tuck; Took-a-hoe, therefore, is, in Maryland parlance, Tuckahoe. But, whatever may have been its origin–and about this I will not be positive–that name has stuck to the district in question; and it is seldom mentioned but with contempt and derision, on account of the barrenness of its soil, and the ignorance, indolence, and poverty of its
people. Decay and ruin are everywhere visible, and the thin population of the place would have quitted it long ago, but for the Choptank river, which runs through it, from which they take abundance of shad and herring, and plenty of ague and fever.
It was in this dull, flat, and unthrifty district, or neighborhood, surrounded by a white population of the lowest order, indolent and drunken to a proverb, and among slaves, who seemed to ask, _“Oh! what’s
the use?”every time they lifted a hoe, that I –without any fault of mine was born, and spent the first years of my childhood.
The reader will pardon so much about the place of my birth, on the score that it is always a fact of some importance to know where a man is born, if, indeed, it be important to know anything about him. In regard to the time_ of my birth, I cannot be as definite as I have been respecting the place. Nor, indeed, can I impart much knowledge concerning my parents. Genealogical trees do not flourish among slaves. A person of some consequence here in the north, sometimes designated father, is literally abolished in slave law and slave practice. It is only once in a while that an exception is found to this statement. I never met with a slave who could tell me how old he was. Few slave-mothers know anything of the months of the year, nor of the days of the month. They keep no family records, with marriages, births, and deaths.”

 
Frederick Douglass (14 februari 1818 – 20 februari 1895)