Nescio, Juliën Holtrigter, Jaap Robben, Willie Verhegghe, Erich Maria Remarque, Dan Brown, Aaro Hellaakoski, Henry Rider Haggard, Xavier Grall

De Nederlandse schrijver Nescio (pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh) werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882. Zie ook alle tags voor Nescio op dit blog.

Uit: Mene Tekel

“Bavink was begonnen met te zeggen datti niet ernstig kon praten, dat is een raar begin voor zoo’n mannetje, dat in de eerste plaats ernstig is en in opdracht komt. ’t Mannetje had zoo goed mogelijk gelachen en gezegd: `11 schertst, meneer Bavink.’ Toen schudde zelfs Bekker van ’t lachen en zei datti een idioot was en z’n zaken aan kant zou doen en z’n gekleede jas verkoopen en voor ’t geld sigaren rooken. Watti natuurlijk niet gedaan heeft. En Bavink had geantwoord datti niet schertste en ’t mannetje was heelemaal van de wijs geraakt. Hij durfde Bavink niet minachten, omdatti van bekende menschen had gehoord, dat Bavink ‘bijzonder knap werk maakte.’ `Dan veronderstel ik,’ hatti gezegd en toen hatti even gewacht en z’n lorgnet recht gezet en Bavink aangekeken en toen hatti weer gezegd: Dan veronderstel ik, dat u al uw ernst in uw werk legt?’ `Zou jij geweten hebben, Koekebakker, wat je toen had moeten doen?’ t Mannetje had zoo eerbiedig gesproken, dat Bavink dacht: Wat is-i toch een erg mal ventje,’ maar nix dorst te zeggen. Weet je wat ik gedaan zou hebben, Bavink? Ik had gevraagd of-i es wilde opsteken.’ Dat heb ik nou juist ook gedaan en toen zeidi: “Neen dank u ik rook nooit.”‘ ’t Mannetje sprak alsof-i uit de krant voorlas. Hij begreep volkomen dat ’t Bavink niet aangenaam was over zichzelf te spreken, hijzelf vond ’t ook altijd onaangenaam, maar u begrijpt, je kunt er niet altijd buiten, ’t leven brengt verplichtingen mee en een kunstenaar (dat woord sprak ’t mannetje met veel nadruk uit) behoort nu eenmaal min of meer… Toen bedacht Bavink datti ook wel eens iets kon zeggen dat klonk alsof ’t uit een redevoering was en zei: ‘Volkomen waar.”t Mannetje schrok er van. ’t Dee ‘m genoegen, dat meneer Bavink op dit punt net zoo dacht als hij, zoo iets noemen zulke mannetjes een ‘punt’, en hij vond daarin de vrijmoedigheid, meneer Bavink te vragen of ’t waar was wat in sommige kranten (`clagbladen’, zeidi) had gestaan, dat hij in hooge mate, in hooge mate ongevoelig was voor roem? `Jezus, daar zat ik,’ zei Bavink, ‘ik dacht, was nou Hoyer maar hier, die zou wel even ’t woord doen.’ En wat zei je?’ Ik vroeg, heeft dat in de krant gestaan?’ Leest u dan geen krant?’ vroeg-i, net als een gewoon mensch. `Verdomme,’ zei Bekker, ‘dan was dat mannetje toch niet voor nix gekomen. Nou kanni in zijn blaadje zetten, dat Johannes Bavink nooit een krant leest.’”

 
Nescio (22 juni 1882 – 25 juli 1961)
Bronzen reliëf in de Sarphatistraat in Amsterdam door Da van Daalen

 

De Nederlandse dichter Juliën Holtrigter (pseudoniem van Henk van Loenen) werd geboren op 22 juni 1946 in Hilversum. Zie ook alle tags voor Juliën Holtrigter op dit blog.

 

Aarde

Zoals ze leefden zo liggen ze hier
ook begraven, dicht op elkaar, bijna
hand in hand.

Spandiensten verleent men elkaar
tot op de rand van de dood.

Blinde paarden draven erheen,
met koetsen maar zonder koetsiers.
Het is het geheim van de hemel.

Zo hoog komen de mussen niet,
waar de zwaluwen buitelen, tuimelen
door de geweldige ruimte.

 

Zondagmiddag

Zondagmiddag, de krekels naaien de stilte.
Ik volg de spoorbaan, de brandnetels bloeien,
de bramen smaken naar niets en naar bloed.

Het dorp ligt verscholen in dichte grijzen.
Ik herken het, dit lopen: zo kwam ik thuis.
Van het nog warme huis staan de ramen wijd open.

Het bijna doorzichtige hoofd in de kamer
is van mijn vader, hij kijkt niet naar buiten.
In de hemdsmouwen wacht hij op onweer en regen.

Zo jongen, zal hij wel zeggen, dat is lang geleden.
Wat brengt je hier? Waar heb je gezeten?
Hij vraagt niet maar gebaart: hoor, het begint.

Hij loopt naar de deur, naar de stromende regen.
Hij zal zwijgen en knikken en alles vergeten.

 

 
Juliën Holtrigter (Hilversum, 22 juni 1946)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.

 

Vier vingers en een duim

Mijn duim
kij kt mij n vingers niet aan.

Omdat zij met z’n vieren
op een muurtje aan
en hij mag er niet tussen.

Kleine dikke broer
en zij n vier pianozussen.

Ze lij ken wel een voetbalteam
en hij aat kleumend
langs de kant.

Zij zij n de giraff en
en hij is altij d olifant.

Maar het eenzaam e zij n de winters.
Alle dagen in z’n eentje
in een want

 

Haar nek

Mijn handen passen precies
om de nek van onze poes.

Dat vind ik eng.

Niet de poes
en niet mij n handen.

Maar dat ze precies om haar nek
dat ik dat weet
terwij l er verder niemand thuis is.

En de poes mij n knie vertrouwt,
haar pootjes om een hand heen vouwt
en voorzitig op mijn vinger kauwt

 

 
Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)

 

De Belgische dichter en schrijver Willie Verhegghe werd op 22 juni 1947 te Denderleeuw geboren. Zie ook alle tags voor Willie Verhegghe op dit blog.

 

Opvolging verzekerd
– voor Vic, Ferre en Arthur –

Kleinzonen blijven niet klein,
je ziet ze groeien als kool, ze zitten je speels
op de steeds tragere hielen en rijden je
met panache en jeugdige grinta uit de wielen.

Zoals dat bij de meeste jongens het geval is
gaat de voorkeur eerst uit naar voetballen en
komt de liefde voor de fiets pas later.

Maar eens de derailleur in de prille kopjes
zijn verslavend tikkend werk doet kan het rijden
met een heuse koersfiets niet meer stuk en
vormen afstanden of het tegen hellingen opspurten
geen probleem meer, wordt zelfs de outfit
van blitse brillen en kleurrijke truitjes
met smaak en een eigentijdse look verzorgd.

 

 
Willie Verhegghe (Denderleeuw, 22 juni 1947)

 

De Duitse schrijver Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark) werd geboren op 22 juni 1898 in Osnabrück. Zie ook alle tags voor Erich Maria Remarque op dit blog.

Uit: Im Westen nichts Neues

»Haie, was würdest du denn machen, wenn jetzt Frieden wäre?«
»Er müßte dir den Arsch vollhauen, weil du hier von so etwas überhaupt anfängst«, sage ich,»wie kommt das eigentlich?«
»Wie kommt Kuhscheiße aufs Dach?« antwortet Müller lakonisch und wendet sich wieder an Haie Westhus.
Es ist zu schwer auf einmal für Haie. Er wiegt seinen sommersprossigen Schädel:»Du meinst, wenn kein Krieg mehr ist?«
»Richtig. Du merkst auch alles.«
»Dann kämen doch wieder Weiber, nicht?«- Haie leckt sich das Maul. »Das auch.«
»Meine Fresse noch mal«, sagt Haie, und sein Gesicht taut auf,»dann würde ich mir so einen strammen Feger schnappen, so einen richtigen Küchendragoner, weißt du, mit ordentlich was dran zum Festhalten, und sofort nichts wie ‘rin in die Betten! Stell dir mal vor, richtige Federbetten mit Sprungmatratzen, Kinners, acht Tage lang würde ich keine Hose wieder anziehen.«
Alles schweigt. Das Bild ist zu wunderbar. Schauer laufen uns über die Haut. Endlich ermannt sich Müller und fragt:»Und danach?«
Pause. Dann erklärt Haie etwas verzwickt:»Wenn ich Unteroffizier wäre, würde ich erst noch bei den Preußen bleiben und kapitulieren.«»Haie, du hast glatt einen Vogel«, sage ich. Er fragt gemütlich zurück:»Hast du schon mal Torf gestochen? Probier’s mal.«
Damit zieht er seinen Löffel aus dem Stiefelschaft und langt damit in Alberts Eßnapf.
»Schlimmer als Schanzen in der Champagne kann’s auch nicht sein«, erwiderte ich.
Haie kaut und grinst:»Dauert aber länger. Kannst dich auch nicht drücken.«
»Aber, Mensch, zu Hause ist es doch besser, Haie.«»Teils, teils«, sagt er und versinkt mit offenem Munde in Grübelei.
Man kann auf seinen Zügen lesen, was er denkt. Da ist eine arme Moorkate, da ist schwere Arbeit in der Hitze der Heide vom frühen Morgen bis zum Abend, da ist spärlicher Lohn, da ist ein schmutziger Knechtsanzug -»Hast beim Kommiß in Frieden keine Sorgen«, teilt er mit,»jeden Tag ist dein Futter da, sonst machst du Krach, hast dein Bett, alle acht Tage reine Wäsche wie ein Kavalier, machst deinen Unteroffiziersdienst, hast dein schönes Zeug; – abends bist du ein freier Mann und gehst in die Kneipe.”

 

 
Erich Maria Remarque (22 juni 1898 – 25 september 1970)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Dan Brown werd geboren in Exeter, New Hampshire, op 22 juni 1964. Zie ook alle tags voor Dan Brown op dit blog.

Uit: Origin

“As the ancient cogwheel train clawed its way up the dizzying incline, Edmond Kirsch surveyed the jagged mountaintop above him. In the distance, built into the face of a sheer cliff, the massive stone monastery seemed to hang in space, as if magically fused to the vertical precipice.
This timeless sanctuary in Catalonia, Spain, had endured the relentless pull of gravity for more than four centuries, never slipping from its original purpose: to insulate its occupants from the modern world.
Ironically, they will now be the first to learn the truth, Kirsch thought, wondering how they would react. Historically, the most dangerous men on earth were men of God . . . especially when their gods became threatened. And I am about to hurl a flaming spear into a hornets’ nest.
When the train reached the mountaintop, Kirsch saw a solitary figure waiting for him on the platform. The wizened skeleton of a man was draped in the traditional Catholic purple cassock and white rochet, with a zucchetto on his head. Kirsch recognized his host’s rawboned features from photos and felt an unexpected surge of adrenaline.
Valdespino is greeting me personally.
Bishop Antonio Valdespino was a formidable figure in Spain—not only a trusted friend and counselor to the king himself, but one of the country’s most vocal and influential advocates for the preservation of conservative Catholic values and traditional political standards.
“Edmond Kirsch, I assume?” the bishop intoned as Kirsch exited the train.
“Guilty as charged,” Kirsch said, smiling as he reached out to shake his host’s bony hand. “Bishop Valdespino, I want to thank you for arranging this meeting.”
“I appreciate your requesting it.” The bishop’s voice was stronger than Kirsch expected—clear and penetrating, like a bell. “It is not often we are consulted by men of science, especially one of your prominence. This way, please.”
As Valdespino guided Kirsch across the platform, the cold mountain air whipped at the bishop’s cassock.
“I must confess,” Valdespino said, “you look different than I imagined. I was expecting a scientist, but you’re quite . . .” He eyed his guest’s sleek Kiton K50 suit and Barker ostrich shoes with a hint of disdain. “ ‘Hip,’ I believe, is the word?”
Kirsch smiled politely. The word “hip” went out of style decades ago.
“In reading your list of accomplishments,” the bishop said, “I am still not entirely sure what it is you do.”
“I specialize in game theory and computer modeling.”
“So you make the computer games that the children play?”

 

 
Dan Brown (Exeter, 22 juni 1964)
Affiche voor de film uit 2016

 

De Finse  dichter, criticus en geograaf Aaro Hellaakoski werd geboren op 22 juni 1893 in Oulu. Zie ook alle tags voor Aaro Hellaakoski op dit blog.

 

Humming

A sunbeam glistened,
flickered for a flash
on the side of a comber,
stroked the rockside,
vanished between leaves.
In passing we
swapped a word or so.
We’d, just a little,
understood
the other.
We were working together.
Rejoicing at it, I hummed,
hummed, just so.
Don’t know,
did that light,
the slightest of lights,
also know
that I was.
That we were.

 

Death’s sitting on my shoulder

Death’s sitting on my shoulder. Ravenlike?
No. A little beak pecked my cheek, the faintest knock

promising some song, to make me look
for the unlocking, when all the bolts slide back.

 

Vertaald door Herbert Lomas

 

 
Aaro Hellaakoski (22 juni 1893 – 23 november 1952)
In 1913

 

De Engelse schrijver Henry Rider Haggard werd geboren in Norfolk op 22 juni 1856. Zie ook alle tags voor Henry Rider Haggard op dit blog.

Uit: The Days of My Life

“A while ago, it may have been a year or more, the telephone in this house rang and down the mysterious wire — for notwithstanding a thousand explanations, what is more mysterious than a telephone wire, except a telephone without one? — came an excited inquiry from a London press agency, as to whether I were dead.
Miss Hector, my secretary, answered that to the best of her knowledge and belief I was out walking on my farm in an average state of health. Explanations followed; diversified by telegrams from the Authors’ Society and others interested in the continuance or the cessation of my terrestrial life. From these it appeared that, like a sudden wind upon the sea, a rumour had sprung up to the effect that I had vanished from the world.
It was a false rumour, but the day must come, when or how I know not, since Providence in its mercy hides this ultimate issue from our eyes, on which it will be true, and like the storm that I hear raving outside the windows as I write, the elemental forces which are about every one of us will sweep me away as they brought me here and my place will know me no more.
Before this event happens to me, this common, everyday event which excites so little surprise even among those who knew us and yet, whatever his degree or lack of faith, is so important to the individual concerned, shall overtake me, before I too, like the countless millions who have gone before, put on the Purple and have my part in the majesty of Death, it has entered into my mind that I desire to set down, while I still have my full faculties, certain of my own experiences of life.
I have met many men, I have seen many lands, I have known many emotions — all of them, I think, except that of hate; I have played many parts. From all this sum of things, tangible or intangible, hidden now in the heart and the memory, some essence may perhaps be pressed which is worthy of preservation, some picture painted at which eyes unborn may be glad to look. At least, such is my hope.”

 

 
Henry Rider Haggard (22 juni 1856 – 14 mei 1925)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver Xavier Grall werd geboren op 22 juni 1930 in Landivisiau (Finistère). Zie ook alle tags voor Xavier Grall op dit blog.

 

Solo (Fragment)

Seigneur me voici devant votre face
chanteur des manoirs et des haies
que vous apporterai-je
dans mes mains lasses
sinon les traces et les allées
l’âtre féal et le bruit des marées
les temps ont passé
comme l’onde sous le saule
et je ne sais plus l’âge
ni l’usage du corps
je ne sais plus que le dit
et la complainte
telle la poésie
mon âme serait-elle patiente
au bout des galantes années ?

Seigneur me voici c’est moi
de votre terre j’ai tout aimé
les mers et les saisons
et les hommes étranges
meilleurs que leurs idées
et comme la haine est difficile
les amants marchent dans la ville
souvenez-vous de la beauté humaine
dans les siècles et les cités
mais comme la peine est prochaine !

Seigneur me voici c’est moi
j’arrive de lointaine Bretagne
O ma barque belle
parmi les bleuets et les dauphins
les brumes y sont plus roses
que les toits de l’Espagne
je viens d’un pays de marins
les rêves sur les vagues
sont de jeunes rameurs
qui vont aux îles bienheureuses
de la grande mer du Nord.

 

 
Xavier Grall (22 juni 1930 – 11 december 1981)
Cover, 1989

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2018 en ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Albert Besnard

De Nederlandse dichter Albert Pierre Adolphe Aloysse Besnard werd geboren in Den Haag op 22 juni 1887. Besnard raakte al in zijn jeugd al bevriend met J.C. Bloem en zou dat levenslang blijven. Van 1903 tot 1911 was Besnard beroepsmilitair, van 1911 tot 1913 planter op Sumatra en Java, van 1914 tot 1918 dienstplichtig militair en daarna journalist. Hij publiceerde in 1917 de bundel “Sonnetten” en in 1923 “De bloei en andere gedichten”, welke twee uitgaven gewijzigd opnieuw werden uitgegeven onder de titel “Opstand en wroeging” (1925, met een inleiding van J.C. Bloem). Gedurende de jaren 1930-1942 was Besnard hoofdredacteur van de Sumatrapost en later van het Medan-Bulletin. In die periode schreef hij onder het pseudoniem Dr. Anseb onder meer het verhaal “De grond van Deli” (1938) voor de lezers van de Sumatrapost. In 1942, geïnterneerd in een Japans kamp, kwam hij weer tot het schrijven van poëzie. Sedert 1947 weer in Nederland, publiceerde Albert Besnard de lyrische bundel “Doem en dorst” (1952) en de episch-religieuze cyclus in alexandrijnen, “Drama” (1959).

Kleuren

De wijde zee min ik in diep smaragd,
In licht azuur verlang ik naar de sferen,
Bij d’avond gloeit mijn ziel in stil schakeeren
Der wondren die zij van den schemer wacht.

Het is mijn drift die ros en donker dacht
Het vochte land dat juist de ploegen keeren.
In korenvelden wuift mijn goud begeeren
En bloesems bloeien waar mijn wezen lacht.

Dùs in het niets van starre majesteit,
Dit metrisch spel van kristallijnen machten,
Schiep onze liefde zich een waan van tijd

Voor ’t kleurig perspectief van haar gedachten,
En ieder ziet en ieder hoort en lijdt
Den broozen droom van dagen en van nachten.

 

Stervensklacht

Ik heb gedragen de lange dagen,
Ik heb gewacht de bange nacht.
De winden klagen, angstig, trage,
Het Al versmacht, de zee weent zacht.

En stil vertreuren de bleeke kleuren,
Ik heb gebeid een wreeden tijd
Uit bloemengeuren, een wijd gebeuren.
De avond schreit, haar eenzaamheid.

Maar nu verduistren, in vage kluistren
Mijn pijnen stil. Mijn God ik wil
Nog toevend luistren, naar ’t stervend fluistren
Der laatste gril… dan wordt het kil.

 
Albert Besnard (22 juni 1887 – 1 oktober 1966)