David Leavitt, Jo Govaerts, Rafik Shami, Aart van der Leeuw, Pascal Mercier, Franca Treur, Jean Anouilh, Anna Achmatova

De Amerikaanse schrijver David Leavitt werd geboren in Pittsburgh op 23 juni 1961. Zie ook alle tags voor David Leavitt op dit blog.

Uit: The Page Turner

“Well, well, well,” said Mr. Mansourian, “if you’re not the best-dressed page turner I’ve ever seen. Come on, I’ll introduce you to Kennington.”
“Good luck, sweetheart!” Pamela called almost mournfully. She waved at Paul, a tissue balled in her fist. “Break a leg! I’ll see you after the concert.”
He didn’t answer. He was out of earshot, out of the wings, beyond which the hum of the settling audience was becoming audible.
Mr. Mansourian led him up steep stairways and along antiseptic corridors, to a dressing room at the door to which he knocked three times with sharp authority.
“Come in!”
They went. In front of mirrors Richard Kennington, the famous pianist, sat on a plastic chair, bow tie slack around his throat. He was drinking coffee. Isidore Gerstler, the famous cellist, was eating a cinnamon-frosted doughnut out of a box. Maria Luisa Strauss, the famous violinist, was stubbing out a cigarette in an ashtray already overflowing with red-tipped butts. Her perfume, capacious and spicy, suggested harems. Yet the room had no softness, no Persian carpets. Instead it was all lightbulbs that brightened the musicians’ faces to a yellowish intensity.
“Good evening, folks,” Mr. Mansourian said, shutting the door firmly. “Richard, I’d like you to meet Paul Porterfield, your page turner.”
Haltingly Kennington revolved in his seat. He had dark, flat hair, short sideburns, eyes the color of cherry wood. Fine ridges scored his face, which was slightly weather-beaten: not old-looking exactly, just older-looking than the pictures on his CDs suggested. As it happened, Paul owned all eight of Kennington’s CDs.
Kennington smiled. “Pleased to meet you, Paul Porterfield,” he said, holding out his hand.
“Thank you, sir,” Paul answered, and accepted the hand with caution; after all, he’d never had the opportunity to touch anything so precious before. Yet it did not feel different from an ordinary hand, he reflected. Nor did anything in Kennington’s handshake transmit to Paul the magic that happened when he sat down in front of a piano.
“This is an honor for me,” Paul went on. “I’ve always been a great admirer of yours.”
“Very kind of you to say so. And may I introduce my cohorts?”
Isidore Gerstler, still involved with his doughnut, only waved. But Maria Luisa Strauss winked at Paul, shook out her long black hair, played with the gold ankh that hung between her freckled breasts. “I’ve never seen such a well-dressed page turner,” she said.“

 

David Leavitt (Pittsburgh, 23 juni 1961)
Scene uit de film “Food of Love” uit 2002 (gebaseerd op de roman “The Page Turner”) met Alan Corduner (Joseph) en Kevin Bishop (Paul)


De Vlaamse dichteres, schrijfster vertaalster en columniste Jo Govaerts werd geboren op 23 juni 1972 in Leuven. Zie ook alle tags voor Jo Govaerts op dit blog.

 

Zij stuurde hem een blad

Zij stuurde hem een blad
waar hij vroeg om een
brief. Zo was de taal
die zij samen spraken
brieven = bladeren.

Zij hadden kunnen kiezen
voor andere zij had hem
een letter kunnen sturen in plaats van
vele wat hij wou zinnen verhalen zij

kozen
de moeilijkste die waarin zij beiden
nog kinderen waren
niets meer wisten dan wat zintuigen
hun gaven wat is het
dat ik voel (stilte)
hoe heet het daar waar je me
kust – onnoembare details nu
naamloos uitvergroot:
Krakau (moedervlek).

 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
elk land, elk huis, laat staan dit lijf is mij te eng.
Aan niets, aan niemand kan ik ooit volledig toebehoren
dan aan die onbetrouwbare innerlijke stem.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
mijn eigen bouwwerken van het meest flexibel materiaal,
vol gaten, voor wie geen grenzen kan stellen aan zijn dromen,
vol nestelplaatsen in het eigenwijs gekronkel van een taal.

Soms vrees ik dat voor mij de tijd al is gekomen
waarin mij elke kracht ontbreekt
om van de barre steden waar ik ben nog weg te dromen,
maar dan is daar toch weer die stem die in mij spreekt
en mij terug tot mijzelf doet komen,
d.w.z. die mij openbreekt.

 

Jo Govaerts (Leuven, 23 juni 1972)
Leuven

 

De Syrisch-Duitse schrijver Rafik Schami werd geboren op 23 juni 1946 in Damascus. Zie ook alle tags voor Rafik Schami op dit blog.

Uit: Eine deutsche Leidenschaft namens Nudelsalat

„Mein Bruder Antonios und ich bekamen die ersten Ohrfeigen. Marie blieb verschont, weil sie in ihrem weißen Kleid engelsgleich dastand und viel zu klein war für eine große Ohrfeige vom väterlichen Kaliber. Nach der zweiten Ohrfeige heulten wir. Der Fotograf verfluchte uns und mahnte meinen Vater barsch, seine Hand bei sich zu lassen. Diese Formulierung kam in meinem Leben nur einmal vor – die Hand bei sich lassen. Ich habe sie in bitterer Erinnerung und deshalb in meinen dreißig Büchern nicht ein einziges Mal gebraucht.
Als Antonios nicht aufhören wollte, Witze zu reißen, gab ihm mein ältester Bruder, stellvertretend für den Vater, einen kräftigen Tritt. Schlagartig verwandelte sich Antonios in einen Schauspieler, tat so, als wäre die Kamera des Fotografen, damals ein beachtlicher Kasten aus Holz, eine Filmkamera, und warf sich wie Robert Mitchum nach einem Faustschlag in einer Bar zu Boden. Der Fotograf bat ihn mit süßlicher, aber zugleich giftiger Stimme aufzustehen. Antonios richtete sich auf und wischte sich mit dem rechten Handrücken über seinen Mundwinkel. Es gab nichts zu wischen, aber diese Geste gehörte zur Filmszene. Ich bog mich vor Lachen und mein Vater drehte mir gegen alle Gesetze der Physik, Biologie und Pädagogik mein rechtes Ohr um 180 Grad herum. Und staunte selbst, wie das Ohr in seine Ausgangsposition zurückschnellte. Dieses Staunen ließ sein Gesicht auf dem Foto nicht gerade intelligent erscheinen.
Ich mache es kurz. Das Foto wurde nach Amerika geschickt. Der Onkel in Florida hat nie geantwortet. Und so blieben wir Syrer.“

 

Rafik Shami (Damascus, 23 juni 1946)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Aart van der Leeuw werd geboren in Hof van Delft op 23 juni 1876. Zie ook alle tags voor Aart van der Leeuw op dit blog.

Uit: Ik en mijn speelman

“Eerst deed hij de snaren donker dreunen, en dan zwol een klank aan, dien wij niet meer herkenden, zoo vol en schoon was die stem. Wij zaten in roerlooze stilte te luisteren. Bij het einde hoorde ik snikken, en een van mijn vrienden vloekte, alsof hem een wond was toegebracht. Ik voelde een hand op mijn schouder.
Een oogenblik later stond ik op straat naast den speelman. Mijn draagstoel was er nog niet. Geen ster ontbrak er aan den stralenden hemel. Ik volgde mijn geleider door buurten, waar ik nooit tevoren was geweest. Flambouwgloed over wemelend water, nachtgespuis, dat zich om vuren had gelegerd, de dreunende stap van den wacht, met de haakbus geschouderd, een mompelend man voor ons uit langs de huizen; krotten, bouwvallige puien en een vrouw voor een drempel, die in een donker trapgat wees. Ook eenzame stegen, waar wij haastig achter twee schaduwen aansnelden, een slanke en zwierige, en een, die door een spotvogel op het plaveisel scheen te zijn geschetst. Alles, wat ik tegemoet trad, maakte mij licht en gelukkig; het scheen me, of mij lang geleden een belofte gedaan was, welke nu eindelijk werd ingelost.
Bij een omhoog rankende kerk, die aan het lied van daareven deed denken, nam hij de muts in de rechterhand, zijn gitaar droeg hij mee in de linker, en dan maakte hij een buiging, waarbij zijn bult boven zijn hoofd rees, als de koepel boven de domkerk daar naast ons. Zoo nam hij afscheid.
Spoedig verloor ik hem uit het gezicht in het warnet der straten. Mijn huis was niet ver.
Den volgenden morgen werd ik door mijn kamerdienaar gewekt, en zoo begon er dan weer een dag voor mij, gelijk er al duizenden door de opengeschoven gordijnen bij mij binnen waren gelaten. Basque, de knecht, schenkt het lauw gemaakte water in, hij reikt mij de satijnen kousen, het schoeisel, dat kostbaar gegespt is, het ondergoed van zijde en de fluweelen jas met kantwerk aan de mouwen en knoopen uit edelsteen. Nu schikt hij mij de krulpruik om het weerbarstige haar. Het morgenmaal wordt opgedragen in vaatwerk van zilver en email uit Limoges, dat ik van mijn moeder geërfd heb.
De koets is voorgereden ondertusschen, en ik laat mij naar een dame brengen, die ik een handkus aan ga bieden, en een compliment, dat ik gedurende den rit heb bedacht.
Van de bezoeken ben ik weer thuisgekomen, en nauwelijks zit ik, met over elkander geslagen beenen, een pamflet door te bladeren, dat een van mijn vrienden bespot, of een lakei reikt mij op een presenteerblad een brief over, waarvan ik dadelijk het vaderlijk handschrift herken.”

 

Aart van der Leeuw (23 juni 1876 – 17 april 1931)
Cover

 

De Zwitserse schrijver en filosoof Pascal Mercier (eig. Peter Bieri) werd geboren op 23 juni 1944 in Bern. Zie ook alle tags voor Pascal Mercier op dit blog.

Uit: Perlmann’s zwijgen (Vertaald door Gerda Meijerink)

“De schuld van dit alles was het prachtige licht dat het stille watervlak achter de badhokjes op witgoud deed lijken. Zulk licht had Agnes willen vastleggen, en om die reden was hij uiteindelijk voor Carlo Angelini’s aandringen gezwicht, ondanks dat hij hem onsympathiek vond, die atletische, alerte man met zijn innemende maar net iets te geroutineerde glimlach. Ze hadden elkaar begin vorig jaar in de wandelgangen van een conferentie in Lugano leren kennen, toen Perlmann tot lang na het begin van een zitting op de gang voor een raam was blijven staan. Angelini had hem aangesproken, en voor Perlmann was dat een goed excuus geweest om nog niet naar de zaal te gaan. Ze waren in de kantine gaan zitten, waar Angelini hem over zijn functie bij Olivetti had verteld. Hij was vijfendertig, een generatie jonger dan Perlmann. Het aanbod bij Olivetti te komen werken had hij pas twee jaar geleden geaccepteerd, nadat hij een paar jaar een assistentschap aan de universiteit had bekleed. Het was zijn taak de contacten van het concern met universiteiten te onderhouden. Hij kon dat naar eigen inzicht doen, waarbij hij de beschikking had over een royaal budget, want zijn activiteiten werden beschouwd als een onderdeel van de PR van het concern. Ze hadden een poosje over machinaal vertalen gesproken, het was een gesprek als vele andere. Maar opeens was Angelini heel enthousiast geworden en hij had hem gevraagd of hij geen zin had ten behoeve van een taalwetenschappelijk project een onderzoeksgroep samen te stellen: een kleine, maar intensieve klus, een handjevol gerenommeerde wetenschappers die een paar weken op een mooie plek bijeen zouden komen, natuurlijk alles op kosten van het concern. Perlmann vond destijds dat de man veel te snel met dat voorstel was gekomen. Ook al had Angelini laten doorschemeren dat Perlmann voor hem geen onbekende was, toch kende hij hem persoonlijk krap een uur. Maar wie weet moest een man met de verantwoordelijkheden van Angelini wel zo doortastend kunnen zijn. Achteraf bedacht Perlmann dat zijn intuïtie hem toen al had gewaarschuwd. Hij had niet bijster enthousiast op het voorstel gereageerd, eerder lauw; niettemin had hij gezegd dat zo’n groep naar zijn mening uit mensen van verschillende disciplines zou moeten bestaan.”

 

Pascal Mercier (Bern, 23 juni 1944)

 

De Nederlandse schrijfster en freelance journaliste Franca Treur werd geboren in Meliskerke op 23 juni 1979. Zie ook alle tags voor Franca Treur op dit blog.

Uit: De woongroep

“We volgen zijn wijsvinger naar de overkant.
‘Daar zit een parenclub,’ fluistert hij. ‘Ik heb ze in het snotje. Zeg maar niet tegen Caro. Ze doet al een beetje jaloers.’
Ik had wel een tientje willen geven voor die blik. Je hoopt van jezelf dat je nooit zo zal kijken. Je hoopt het, maar voor hetzelfde geld hoort het bij een fase.
Freddie en Erik slaan elkaar op de schouders. Ze staan nu allebei een drempel hoger dan ik. Zo kunnen ze vanuit de hoogte op mij neerkijken. Ik ga op mijn tenen staan en kus Freddie vluchtig, ik ken hem tenslotte niet zoals Erik hem kent. Maar híj drukt zijn lippen warm tegen mijn wangen. Ik voel een golf van sympathie door me stromen. Freddie is oké.
‘Caro is binnen,’ zegt Freddie.
Op de drempel neem ik nog even een diepe teug lucht. Ik hou niet zo van de geur van andermans huizen.
Binnen zijn de gordijnen halfdicht. We staren een tijdje in het rond om wat te wennen aan de bijna sacrale schemer die er hangt.
‘Wauw!’ zeggen we. Ze hebben er echt wat van gemaakt. Een houten vloer, een lange tafel met op de hoek een aankleedkussen, lichtgele crèmetubes, een stapeltje pampers. Er zijn twee grote gatenplanten, aan de muur hangt ingelijste kunst. Eén wand is tot de nok gevuld met boeken. In zijn vrije tijd pakt Freddie graag een keer een goed boek. Op de onderste rij staan vijfentwintig delen Winkler Prins.
En dan, achter ons, in de beige zithoek, bij het zachtgele schijnsel van een schemerlampje, zit vol glans en glimlach Caro met een baby.”

 

Franca Treur (Meliskerke,23 juni 1979)


De Franse (toneel)schrijver Jean Anouilh werd geboren in Bordeaux op 23 juni 1910. Zie ook alle tags voor Jean Anouilh op dit blog.

Uit: Médée

« LE GARÇON C’est Jason qui m’envoie.
MÉDÉE Il ne rentrera pas? Il est blessé, mort?
LE GARÇON Il vous fait dire que vous êtes sauvée.
MÉDÉE Il ne rentrera pas ?
LE GARÇON Il vous fait dire qu’il viendra, qu’il faut l’attendre.
MÉDÉE Il ne rentrera pas? Où est-il?
LE GARÇON Chez le roi. Chez Créon.
MÉDÉE Emprisonné ?
LE GARÇON Non.
MÉDÉE, crie encore. Si ! C’est pour lui cette fête ? Parle ! Tu vois bien que je sais. C’est pour lui ?
LE GARÇON Oui. C’est pour lui.
MÉDÉE Qu’a-t-il donc fait ? Allons, dis vite. Tu as couru, tu es tout rouge, il te tarde d’y retourner. On danse, n’est-ce pas ?
LE GARÇON Oui.
MÉDÉE Et on boit?
LE GARÇON Six barriques ouvertes devant le palais!
MÉDÉE Et les jeux, et les pétards, et les fusils qui partent tous ensemble vers le ciel. Vite, vite, petit, et tu auras joué ton rôle, tu pourras retourner là-bas et t’amuser. Tu ne me connais pas. Qu’est-ce que cela peut te faire ce que tu vas me dire? Pourquoi mon visage te fait-il peur? Tu veux que je sourie? Voilà, je souris. D’ailleurs, c’est plutôt une bonne nouvelle puisqu’on danse. Vite, petit, puisque je sais!
LE GARÇON Il épouse Créuse, la fille de Créon. C’est demain matin la noce.
MÉDÉE Merci, petit ! Va danser maintenant avec les filles de Corinthe. Danse de toutes tes forces, danse toute la nuit. Et quand tu seras vieux, rappelle-toi que c’est toi qui es venu dire à Médée. »

 

Jean Anouilh (23 juni 1910 – 3 oktober 1987)
Medea op het punt haar kinderen te vermoorden door Eugène Delacroix, 1862

 

De Russische dichteres Anna Achmatova werd geboren in Bolshoi Fontan bij Odessa, 23 juni 1889. Zie ook alle tags voor Anna Achmatova op dit blog.

 

Aan de geliefde

Je moet geen duiven naar mij sturen,
je moet geen bange brieven schrijven,
de maartse wind niet laten waaien in mijn gezicht.
Gisteren ben ik aangekomen in een groene gaarde
waar ziel en lichaam mogen rusten
in de schaduw van een populierenbos.

Van hier kan ik ons stadje zien:
Paleis, wachthuisjes, legerplaatsen,
boven het ijs de gele boog van de chinese brug.
Je bent verkleumd van drie uur op mij wachten,
je durft niet weg te gaan van de veranda
en kijkt verbaasd naar al die nieuwe sterren.

Als een grauwe eekhoorn zal ik in de elzen springen,
als een wezel schichtig draven langs het pad,
als een zwaan zal ik je uit de verte roepen
opdat mijn bruidegom geen angst zal hebben
terwijl hij in de blauwe, dwarrelende sneeuw
op het verschijnen van zijn dode bruidje wacht.

 

Vertaald door Kees Verheul

 

Der eine geht den graden Weg

Der eine geht den graden Weg,
Im Kreise geht ein andrer
Und will ins Elternhaus zurück,
Zur Freundin, die er kannte.
Doch ich, ich geh – nach mir die Not,
Nicht grade, nicht im Kreise,
Ins Nirgendwann, ins Nirgendwo,
Wie’n Schnellzug von der Weiche.

 

Der Mut

Wir wissen, was heut in der Waagschale liegt
Und sehn das Geschehne gelassen,
Die Stunde des Muts in den Uhrwerken tickt,
Uns wird unser Mut nicht verlassen.
Uns schreckt nicht das Sterben im Kugelhagel,
Es schreckt uns nicht, jagt man uns fort,
Denn wir bewahren dich, russische Sprache,
Das große, das russische Wort.
Wir sprechen dich aus, unabhängig und rein,
Den Enkeln als Erbe, in Freiheit zu sein
Auf ewig!

Vertaald door Eric Boerner

 

Anna Achmatova ( 23 juni 1889 – 5 maart 1966)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Richard Bach, Cornelia Schmerle, Wolfgang Koeppen, Urs Jaeggi, Robert C. Hunter, Hanneke van Eijken, Will Shutt

De Amerikaanse schrijver Richard Bach werd geboren in Oak Park, Illinois op 23 juni 1936. Zie ook alle tags voor Richard Bach op dit blog.

Uit: The Bridge Across Forever

“Dearest Richard,
It’s so difficult to know how and where to begin. I’ve been thinking long and hard through many ideas trying to find a way. . .
I finally struck one little thought, a musical metaphor, through which I have been able to think clearly and find understanding, if not satisfaction, and I want to share it with you. So please bear with me while we have yet an­other music lesson.
The most commonly used form for large classical works is sonata form. It is the basis of almost all symphonies and concertos. It consists of three main sections: the ex­position or opening, in which little ideas, themes, bits and pieces are set forth and introduced to each other; the development, in which these tiny ideas and motifs are explored to their fullest, expanded, often go from major (happy) to minor (unhappy) and back again, and are developed and woven together in greater complexity until at last there is: the recapitulation, in which there is a restatement, a glorious expression of the full, rich ma­turity to which the tiny ideas have grown through the development process.
How does this apply to us, you may ask, if you haven’t already guessed.
I see us stuck in a never-ending opening. At first, it was the real thing, and sheer delight. It is the part of a rela­tionship in which you are at your best: fun, charming, excited, exciting, interesting, interested. It is a time when you’re most comfortable and most lovable because you do not feel the need to mobilize your defences, so your partner gets to cuddle a warm human being instead of a giant cactus. It is a time of delight for both, and it’s no wonder you like openings so much you strive to make your life a series of them.
But beginnings cannot be prolonged endlessly; they can­not simply state and restate and restate themselves. They must move on and develop—or die of boredom. Not so, you say. You must get away, have changes, other people, other places so you can come back to a rela­tionship as if it were new, and have constant new begin­nings.”

 


Richard Bach (Oak Park, 23 juni 1936)
Cover

 

De Duitse dichteres Cornelia Schmerle werd geboren op 23 juni 1973 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Cornelia Schmerle op dit blog.

 

Mono, perspektiv

Der Diskurs ist nicht.
Du hast den Diskurs nicht eingeplant; das Fahrtenbuch
auf den Knien, die Zigarre ansteckbereit
zwischen lesenden Fingern – doch

der Diskurs rechnet sich selbst ein, sagst du.
(Wie könnte er?)

Von Zwangsläufigkeit ist die Rede, von der ich
nichts verstehe, nur

die Wolken seh, die aufziehn, sich
übern Kranich schlieren.

 

Welpe

diese puppe trägt einen namen –
bis gänzlich über die unbeschriebene stirn. schon
kriecht er ins weichplastik oder läuft aus

den sinnen. läuft nach: voraus. sicher aus
der stativen plastik; raunend in die gebärde.

 


Cornelia Schmerle (Berlijn, 23 juni 1973)

 

De Duitse schrijver en essayist Wolfgang Arthur Reinhold Koeppen (eig. Köppen) werd geboren op 23 juni 1906 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Wolfgang Koeppen op dit blog.

Uit: Amerikafahrt und andere Reisen in die Neue Welt

„In Paris auf dem Bahnhof St. Lazare, dicht bei Balzacs alter Rue d’Amsterdam, blühte Frankreich, spannte sich von Pfeiler zu Pfeiler das Netz der Hirngespinste, faulte Geschichte. Die lange, wie von milchig zerfließendem Absinth überglaste Passage war neunzehntes Jahrhundert, sie verkörperte eine große französische Epoche, sie war lächerlich und bewundernswert, sie war anrüchig und verführerisch.
Das kleine helle Irrlicht der Aufklärung und die rührende bunte Wunderlampe der Literatur leuchteten. Sie leuchteten immer noch. Ich fragte mich, wie lange noch? Das Blut der Gloire und der Freiheit hatte den Boden gedüngt, das Blut war von Schicht zu Schicht gesickert. Der Duft des Huhn-im-Topf lag in der Luft, wie der Wolfshauch des Hungers, der Atem der Erhebung, der Mief der Malaise, das schalgewordene Parfüm der Skandale und der saure Geruch der Macht, die seit Jahrhunderten um die Bastille wehen. Ich fühlte mich hier zu Hause. Ich hatte gelesen, daß nur wer im achtzehnten Jahrhundert in Frankreich gelebt habe, die Lust des Daseins kenne; dennoch liebte man in Paris die Revolution, den nie endenden Sturm auf alle Zwingburgen, die Geister des Aufstandes waren von altersher zum Bankett geladen, man wünschte die Unruhe, hier war ich Europäer, und ich wollte es bleiben. Einer Maus wurde eine Schale Milch hingestellt, eine Katze sah der Maus begehrlich und träge zu. Algerien und die Folter waren fern und nah. An den Zeitungsständen war das Wort des Gewissens affichiert, Sartre und Mauriac riefen Zolas »J’accuse«, und der General sang vor hundert Kamera-augen die Marseillaise. Vor einem Bistro luden wacklige Stühle zu gemütlichem Verweilen ein. Man schenkte den herben Weißwein aus, den nach Georges Simenon die Kommissare der französischen Kriminalpolizei lieben, was ihnen einen menschlichen Zug verleiht, der am Quai des Orfevres enttäuscht. Frauen, für Umarmungen geboren, eilten mit ernstem Berufsgesicht zur Arbeit. Auf einem Leuchtbild warb eine üppige Blondine aus dem Samen Renoirs und als Matrose gekleidet für ein schäumendes Bier.“

 


Wolfgang Koeppen (23 juni 1906 – 15 maart 1996)
Cover

 

De Zwitserse schrijver, kunstenaar en socioloog Urs Jaeggi werd geboren op 23 juni 1931 in Solothurn. Zie ook alle tags voor Urs Jeaggi op dit blog.

Uit: Kunst

“Die Provinz kennen wir. Teils kommen wir von dort, haben sie ertragen, gehasst, geliebt und verflucht, teils trieb uns der Brotberuf in die Inseln der Langeweile und der Enge, die als Gefängnisse wirken. Es sind aber auch die Orte, wo wir unsere Körper entdeckt haben, und die Fremden, den Anderen, die Andere. Und wo ein Septembernachmittag mit seiner melancholisch milden Sonne etwas von dem vermittelt hat, was wir anspruchsvoll, aber uns angemessen scheinend das »Erhabene« oder das »Transzendente« nannten, das Intensivere als alles übrige. Sehen, riechen, spüren, fühlen. Hier lernten wir mit der Nase umzugehen und mit dem Kopf, hier lernten wir mit den Händen und Füssen uns zu wehren. Hier hörten wir zum ersten Mal Töne und Tonfolgen, die uns weghoben, zerfetzten und wieder zusammenfügten, die uns tanzen liessen. Be high. Be hot. Be in the groove, ohne speed, nur mit schwarzer Musik.
Tougher than the rest. In der Provinz ist das für die, die es wissen möchten, intellektuelle und künstlerische ‘Pflicht’.
In der Pheripherie heisst das: Überleben, Kampf (Kampf bis aufs Messer, wenn es so ist und anders nicht geht). Peripherien sind gemessen an der deftigeren, sinnlicheren Provinz abstrakter, flüchtiger, maroder und moderner, zukunftseuphorischer und apokaliptischer. Es sind glitschige, abschüssige, hochbrisante und langweilige Terrains, Orte des extrem Gewaltätigen, Exzessiven, Kriminellen, aber auch der flüchtigen Zärtlichkeit und Poesie; Explosives, Resignatives und, ja, es sind auch Orte der Liebe und des bizarr Schönen.“

 

 
Urs Jaeggi (Solothurn, 23 juni 1931)

 

De Amerikaanse dichter, vertaler en tekstschrijver Robert C. Hunter werd geboren op 23 juni 1941 in San Luis Obispo, California. Zie ook alle tags voor Robert C. Hunterop dit blog.

 

Love in the afternoon

Love – Love in the afternoon
Outside the window
an organ grinder’s tune

Rhythm, wine
A touch of Jamaica
Twilight time with a Kingston lady
All the time in the world
for me and that girl

Sweet – She sang sweetly
Come back soon
Come back for more of that love
in the afternoon

Breezes blow by me
in the afternoon
She sings sweetly
an organ grinder’s tune

Finally recovered from last years round
of bye bye baby blues
All I crave today
Some love in the afternoon

Love – Love in the afternoon
It’s easy as she goes
like an organ grinder’s tune

Gone with the moon
any old trouble
can’t leave too soon
Trouble’s no part of what I want
especially in the afternoon
Singing
Sleeping till two
Waking to make more
love in the afternoon

 

 
Robert C. Hunter (San Luis Obispo, 23 juni 1941)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres Hanneke van Eijken werd geboren in 1981 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Hanneke van Eijken op dit blog.

 

Op de rug van een stier

Iemand zei dat Europa niets meer is
dan een grillige vlek op een wereldkaart
zonder te beseffen
dat goden van alle tijden zijn

dat Europa vele vormen kent
ze is een eiland in de Indische Oceaan
een maan bij Jupiter
zevenentwintig landen die als koorddansers
in evenwicht proberen te blijven

er leven godenkinderen die vergeten zijn
wie hun vader is

Europa is een vrouw
met een kast vol jurken
ze houdt er niet van een vlek genoemd te worden

over de wraak van goden en vrouwen met jurken
kun je beter niet lichtzinnig doen

 


Hanneke van Eijken (Amersfoort, 1981)

 

De Amerikaanse dichter Will Shutt werd geboren in 1981 in New York. Zie ook alle tags voor Will Shutt op dit blog.

 

American Window Dressing

Half a dozen pestamals hanging on hooks,
a cuckoo clock twigged from scrap metal,
a single copy of Everyman’s Haiku-
the letters pit the cover’s look-at-me
moon sheen-and the poems I love
inside: spartan, semitransparent, nature’s fools,
like faraway countries in full disclosure.

“Put everything into it.” My father’s
words on Sunday visits. Man of few words.
Those were the days work took him
as far as Chungking and he sported
a straight green army coat he called
his Mao Suit. His hair was still parted
straight to one side and he could

still lift me up so that I stood eyelevel
with row after row of ducks, like smokers’
lungs, in the restaurant windows
off Confucius Plaza-thick tar up top
swizzed into brown and rose gold.
A metal sling dug under their wings ended
in a hole the heads were put through.

Knowledge of them was terrible.
Everything looked terrible: the heads
of bok choy noosed in rubber bands
and pale-eyed fish laid out on ice. Terrible
things put delicately, like polite fictions
families invent. The words stand behind
great portals and are seen to yet untouchable.

 

 
Will Shutt (New York, 1981)