Zacharias II (Nicolaas Beets)

 

Bij de geboorte van Johannes de Doper

 

 
De naamgeving van Johannes de Doper door Fra Angelico, 1434 – 1435

 

Zacharias

II.
O, Zie hem thans in ’t heiligdom,
Het priesterkleed om ’t lijf geslagen,
Het wierookvat voor ’t outer dragen,
En keeren ’t over ’t outer om.

Veel hooger dan de wierook stijgt
Zijn beê: ‘Vervul uw woord in ’t ende;
Gedenk, o Heer! uws volks ellende,
En hoe ’t zijn Redder tegenhijgt.’

En eensklaps, daar hij eenzaam bidt.
Daar treft een zacht geruisch zijn ooren,
En in den geurwalm ziet hij gloren
Eens Engels schittrend zilverwit.

Wel was des priesters vreeze groot;
Maar de Engel sprak: ‘Wat zoudt gij vreezen
Elizabeth zal moeder wezen;
Gij zult een zoon zien vóór uw dood.

Die zoon zal vóór den Heiland gaan,
Van Hem getuigen, roepen, leeren,
En aller voet te Hemwaart keeren,
Met kracht van boven aangedaan.’

Dit treft den ouden man te zeer;
Zoo de Engel ’s Heilands komst verkondde,
Het was genoeg te dezen stonde.
Genoeg tot ’s Heeren eeuwige eer;

Maar dat hem ook een Zoon gewordt!…
Hij durft zoo stout een hoop niet wagen,
En staat in twijfling en verslagen;
Is niet eens grijsaards kracht verdord?

Daar spreekt des Heeren knecht tot hem:
‘Ik sta voor Godes aangezichte;
Hij sprak het woord dat ik berichtte:
En twijfelt gij aan ’s Heeren stem?

Zoo hoor hoe gij gelooven zult:
Daar ga, van dezen stonde,
Geen woord uit uwen monde,
Tot alles zij vervuld.’

 

 
Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)
De Kloppersingelkerk in Haarlem, de geboorteplaats van Nicolaas Beets

 

Zie voor de schrijvers van de 24e juni ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Wilfred Smit, Matthijs Kleyn, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, John Ciardi, Scott Oden

De Nederlandse dichter Wilfred Smit werd geboren in Soerabaja (Java, Nederlands Indië) op 24 juni 1933. Zie ook alle tags voor Wilfred Smit op dit blog.

 

Parabel

Zo zag ik een erwt weifelen
aan een stoeprand,
de erwtenbloesem onzeker zijn
naar welke wind
haar dolle rose hoofd te hangen –

en de bloesem nikte, er kwam een hand
in handschoen haar bedekken,
en de erwt viel, er kwam een schoen
om op haar te staan.

 

Stilleven

Twee harten op een schotel
met glimlichten van droefenis,
een aarden kruik waaruit
de geest staat te verwaaien,
wat klein rood fruit
dat deze noen gevallen is
maar nooit de grond bereikte –

en de tuinier was daarbij als fazant
verbeeld, het schot hoog aan de hals;
dit is om aan mijn vriendin te geven,
een aansporing tot stiller leven.

Wilfred Smit (24 juni 1933 -13 augustus 1972)

 

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Matthijs Leonard Kleyn werd geboren in Leiden op 24 juni 1979. Zie ook alle tags voor Matthijs Kleyn op dit blog.

Uit: Ik zie je

“Als ik het terras op loop, zit ze aan een lange tafel. Ik loop erheen en ga naast haar zitten. Ze negeert me. Een meisje dat tegenover haar aan tafel zit, kijkt me verbaasd aan.
‘En jij bent?’ vraagt ze.
‘Fender.’ Ik steek mijn hand uit.
‘O, grappige naam. Ik ben Frida,’ zegt ze tijdens het schudden.
‘Frida de kunstenares of Frida van ABBA?’
‘Frida van ABBA,’ antwoordt Frida.
‘Dat is volgens mijn vader ook een kunstenares. Kunnen we je ergens mee helpen?’
‘Nee, ik ga zo naar de film. Die film is nog niet begonnen, want die begint niet op een terras.’
Onder de tafel wordt mijn pink geaaid. Ik vermoed dat het haar pink is waarmee ze de mijne streelt, maar het zou ook haar wijsvinger kunnen zijn. Of haar duim. Haar handen zijn te klein om me voor te kunnen stellen hoe ze voelen. Ze kijkt me weer aan door de glazen van haar zonnebril.
‘Hoelang duurt het nog voor de film begint?’ vraagt ze zacht naast me.
‘Niet zo heel lang meer,’ zeg ik.
‘En waar gaat die over?’
‘Over een jongen en een meisje die iets bij elkaar vinden wat ze nooit eerder hebben gevonden.’
‘Klinkt cliché.’
‘Maar dat is het niet. Want aan deze twee mensen is niets cliché. Deze horen bij elkaar in al hun gektes.’
‘Loopt de film goed af?’
‘Dat weet ik niet, ik heb ’m nog niet gezien. Maar ik denk het wel. Want we houden allebei niet van films die niet goed aflopen, dus we zullen er alles aan doen.’
‘Sorry,’ zegt Frida, ‘maar kennen jullie elkaar?’
‘Ja,’ antwoordt ze terwijl ze haar zonnebril afdoet, ‘maar het lijkt alsof hij me niet wil leren kennen. Hij reageert niet eens als ik hem op een vol terras sms.’
De trilling die ik wilde negeren.
‘Hoe kom je aan mijn nummer?’ vraag ik.
‘Van die lelijke website van die op sterven na dood zijnde videotheek van je.’
‘Sta ik zo ook in je telefoon? Als de jongen van de op-sterven-nadoodvideotheek?’

Matthijs Kleyn (Leiden, 24 juni 1979)

 

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

Uit: Maria oder die Geschichte eines Verbrechens (El túnel, vertaald door Helga Castellanos)

“Es wird genügen, wenn ich erwähne, dass ich Juan Pablo Castel bin, der Maler, der María Iribarne umgebracht hat. Ich nehme an, dass der Prozess noch allen in Erinnerung ist und dass zu meiner Person keine näheren Erklärungen erforderlich sind.
Obwohl nicht einmal der Teufel weiß, woran sich die Leute erinnern, geschweige denn, warum. Es ist so, dass ich immer gedacht habe, es gäbe kein kollektives Erinnerungsvermögen, was vielleicht eine Art Verteidigung des Menschengeschlechts ist. Der Satz »Früher war alles besser« weist nicht darauf hin, dass früher weniger Schlechtes geschah, sondern dass – glücklicherweise – die Leute das Schlechte vergessen. Selbstverständlich hat ein solcher Satz keine Allgemeingültigkeit. Ich zum Beispiel zeichne mich dadurch aus, dass ich mich vorzugsweise an alles Schlechte erinnere, und so könnte ich fast sagen, dass »früher alles schlechter war«, wenn es nicht so wäre, dass mir die Gegenwart genauso entsetzlich vorkommt wie die Vergangenheit. Ich erinnere mich an so viel Unheil, an so viele zynische und grausame Gesichter, an so viele schlechte Taten, dass die Erinnerung daran für mich wie das zaghafte Licht ist, das ein dreckiges Museum der Scham beleuchtet. Wie oft habe ich mich Stunde um Stunde in eine dunkle Ecke meines Ateliers verkrochen, wenn ich eine Nachricht in der Spalte der Polizeiberichte gelesen hatte! Aber es ist ja so, dass dort nicht immer die schändlichsten Taten der Menschheit aufgeführt werden. Bis zu einem gewissen Punkt sind Verbrecher eher saubere, eher harmlose Menschen. Diese Behauptung stelle ich nicht auf, weil ich selbst einen Menschen getötet habe. Nein, es ist meine ehrliche und tiefe Überzeugung. Ein Individuum ist schädlich? Dann wird es eben beseitigt, und fertig. Das ist das, was ich eine gute Tat nenne. Denken Sie einmal, wie viel schlechter es für die Gesellschaft ist, wenn dieses Individuum sein Gift weiterhin verspritzt und wenn man, statt es zu beseitigen, seinem Treiben dadurch Einhalt gebieten will, indem man sich in die Anonymität flüchtet, in üble Nachrede und ähnliche Gemeinheiten. Was mich angeht, so muss ich bekennen, dass ich es heute bedauere, die Zeit meiner Freiheit nicht besser genutzt und sechs oder sieben Typen, die ich kenne, nicht beseitigt zu haben.“

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)
Affiche voor de film « The Tunnel” uit 1988

 

De Franse dichter, schrijver en vertaler Yves Bonnefoy werd in Tours geboren op 24 juni 1923. Zie ook alle tags voor Yves Bonnefoy op dit blog.

 

Phénix

L’oiseau se portera au-devant de nos tètes,
Une épaule de sang pour lui se dressera.
Il fermera joyeux ses ailes sur le faîte
De cet arbre ton corps que tu lui offriras.

Il chantera longtemps s’éloignant dans les branches,
L’ombre viendra lever les bornes de son cri.
Refusant toute mort inscrite sur les branches
Il osera franchir les crêtes de la nuit.

Cette pierre ouverte est-ce toi, ce logis dévasté,
Comment peut-on mourir ?
J’ai apporté de la lumière, j’ai cherché,
Partout régnait le sang.
Et je criais et je pleurais de tout mon corps.

 

Sur une pietà de tintoret

Jamais douleur
Ne lut plus élégante dans ces grilles
Noires, que dévora le soleil.
Et jamais Élégance ne lut cause plus spirituelle.
Un feu double, debout sur les grilles du soir.

Ici,
Un grand espoir fui peintre.
Oh, qui est plus réel
Du chagrin désirant ou de l’image peinte ?
Le désir déchira le voile de l’image.
L’image donna vie à l’exsangue désir.

 

Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)
De Pietà door Tintoretto uit 1559

 

De Amerikaanse dichter, vertaler en etymoloog John Anthony Ciardi werd geboren op 24 juni 1916 in Boston. Zie ook alle tags voor John Ciardi op dit blog.

 

Most Like An Arch This Marriage

Most like an arch—an entrance which upholds
and shores the stone-crush up the air like lace.
Mass made idea, and idea held in place.
A lock in time. Inside half-heaven unfolds.

Most like an arch—two weaknesses that lean
into a strength. Two fallings become firm.
Two joined abeyances become a term
naming the fact that teaches fact to mean.

Not quite that? Not much less. World as it is,
what’s strong and separate falters. All I do
at piling stone on stone apart from you
is roofless around nothing. Till we kiss

I am no more than upright and unset.
It is by falling in and in we make
the all-bearing point, for one another’s sake,
in faultless failing, raised by our own weight.

 

The Catalpa

The catalpa’s white week is ending there
in its corner of my yard. It has its arms full
of its own flowering now, but the least air
spills off a petal and a breeze lets fall
whole coronations. There is not much more
of what this is. Is every gladness quick?
That tree’s a nuisance, really. Long before
the summer’s out, its beans, long as a stick,
will start to shed. And every year one limb
cracks without falling off and hangs there dead
till I get up and risk my neck to trim
what it knows how to lose but not to shed.
I keep it only for this one white pass.
The end of June’s its garden; July, its Fall;
all else, the world remembering what it was
in the seven days of its visible miracle.

What should I keep if averages were all?

 

John Ciardi (24 juni 1916 – 30 maart 1986)
Cover biografie

 

De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Zie ook alle tags voor Scott Oden op dit blog.

Uit: A Gathering of Ravens

“No place where your Nailed God is welcome,” Grimnir said. “So watch your tongue, little fool.”
Étaín nodded, her eyes wide with fear.
Grimnir led them to the water’s edge, to where someone had drawn a slender punt up on shore. Étaín looked dubiously at the flat-bottomed boat. It seemed as old as the forest, its boards black and shiny with use and decay. A pole lay next to it.
“Get in,” Grimnir said.
“We shouldn’t be here,” Étaín replied, backing away from the water. “This place is… wrong. It’s evil. I can feel it.”
“Evil, eh? What do you know about evil? Get in the boat. We’re close, now.”
Étaín shook her head, her trembling hands clasped before her. Something inimical to her lived among these trees, something unnatural whose hatred and malevolence warped the bosom of the earth itself. That island…
“Get in the gods-be-damned boat, little fool!” roared Grimnir. The echo of his voice profaned the silence. Boughs rustled on a phantom wind; Étaín imagined she could hear spectral laughter, as though whatever dwelled here took great pleasure in her terror. She backpedaled. She was on the verge of fleeing from this cursed grove when Grimnir sprang.
Étaín screamed. She had the impression of lips skinning back from yellowed fangs and eyes blazing like coals an instant before his fist hammered into the side of her jaw and sent her sprawling into oblivion.”
Étaín woke by a fire — a great, roaring blaze that filled the glade with warmth and light. She lay with her back against a fallen log, her hands bound behind her. A dull ache radiated from her bruised jaw. Her ears rang, yet. She blinked, looked around, and tried to remember how she’d gotten here — wherever here was.
What she’d taken for a glade was actually a bight in the living palisade of trees that girt the small island, a grassy cove dominated by a stone-curbed fire pit. It was fully dark, now, but Étaín could still see the black lake beyond, its surface gleaming like a sheet of dark ice. It was snowing; fat flakes hissed and died in the crackling flames rising from the pit.”

 

Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Madelon Székely-Lulofs, Johannes van het Kruis, Kurt Kusenberg, Ambrose Bierce, Jean-Baptiste Boyer d’,Argens, Josse Kok

De Nederlandse schrijfster en journaliste Magdalena Hermina Székely-Lulofs werd geboren in Soerabaja op 24 juni 1899. Zie ook alle tags voor Madelon Székely-Lulofs op dit blog.

Uit: Rubber

‘Ts….êh!’ zei Pâ Karmo met een licht geërgerde verbazing in zijn stem. ‘Natuurlijk is hij dood.’ Hoe kon iemand zooiets doms vragen! En dan nog wel een blanke! En hij vertelde verder:
‘Hij was aan het baden en toen kwam er een krokodil en ineens werd hij meegesleurd. We hebben hem wel hooren roepen, maar we konden hem toch niet meer helpen. En hij is niet terug gekomen. Dus is hij dood.’
John bleef een oogenblik in gedachten. Het deed hem leed om den kleinen jongen dien hij graag had mogen lijden.
‘Maar de anderen,’ zei hij toen, ‘baden die nu toch maar weer op dezelfde plaats?’
Pâ Karmo haalde de schouders op.
‘Ze zijn het al gewend om daar te baden.’
‘En als er wéér een krokodil komt?’
‘Als dat Allah’s wil is….’ antwoordde Pâ Karmo gelaten.
De pont naderde nu den anderen oever, die steil naar boven opliep. Na wat heen en weer manoeuvreeren lag ze eindelijk goed. De chauffeur schakelde in en het Fordje begon te schokken en te trillen.
‘Tabeh toewan….’
‘Tabeh.’ In zijn blijheid, dat nu de overtocht eindelijk achter den rug was, doofde zijn ergernis om Pâ Karmo’s fatalisme.
Smal, hobbelig, kronkelend en steenig, lag de weg vóór hem. Aan beide zijden was nu oerwoud. Het suizelende oerwoud, dat tot vlák langs de bermen stond, stug, somber, verwoekerd en ontoegankelijk. De reuzen van boomen, twintig, dertig maal manshoog hieven zich trotsch boven het klein gekruip van rottan en slingerplanten en spreidden hun breede, platte kronen open naar de zengende zon en den valen hemel.
Het leek zonder leven, dit woud, omdat het zijn leven zoo geheim hield. Alleen een aap sprong soms ineens door de zwiepende takken van het onderbosch, bleef even nieuwsgierig kijken naar den voorbijrijdenden wagen, maakte een paar grimassen en een paar uittartende geluiden. Een enkele maal zig-zagde een gluipend snelle leguaan over den weg, die slechter werd naarmate het terrein vervlakte.”

 

 
Madelon Székely-Lulofs (24 juni 1899 – 22 mei 1958)
Cover DVD van de film uit 1936

 

De Spaanse heilige, mystiek dichter en kerkleraar Johannes van het Kruis werd geboren op 24 juni 1542 in Fontiveros bij Avila. Zie ook alle tags voor Johannes van het Kruis op dit blog.

 

Levende vlam van liefde (fragment)

Levende vlam van Liefde,
Wier tongen, tedere schade,
Schroeiend tot in mijn diepste zielskern wroeten :
Verzoend nu wat U griefde,
Voleindig uw genade,
Doorbreek het weefsel van dit zoet ontmoeten.

Vuur dat van vreugd doet beven!
Wond waaruit lusten stralen!
o liefelijke hand! o teer beroeren!
Die smaakt naar eeuwig leven,
Uw schuld kwaamt afbetalen,
En, dood verslaande, dood tot leven voeren!

O brand van vlammen, lampen,
Wier helle flonkeringen
Der zinnen labyrint en blinde gangen,
Lang zwart van nacht en dampen,
In nieuwe pracht doen dingen,
Met licht en gloed, naar ’t Doel van hun verlangen!

 

 
Johannes van het Kruis (24 juni 1542 – 14 december 1591)
Portret uit een klooster

 

De Duitse schrijver en criticus Kurt Kusenberg werd geboren op 24 juni 1904 in Göteborg. Zie ook alle tags voor Kurt Kusenberg op dit blog.

Uit: Ein verächtlicher Blick

„Das Telefon summte, der Polizeipräsident nahm den Hörer auf. „Ja?”
„Hier spricht Wachtmeister Kerzig. Soeben hat ein Passant mich verächtlich angeschaut.”
„Vielleicht irren Sie”, gab der Polizeipräsident zu bedenken. „Fast jeder, der einem Polizisten begegnet, hat ein schlechtes Gewissen und blickt an ihm vorbei. Das nimmt sich dann wie Geringschätzung aus.”
„Nein”, sprach der Wachtmeister. „So war es nicht. Er hat mich verächtlich gemustert,
von der Mütze bis zu den Stiefeln.”
„Warum haben Sie ihn nicht verhaftet?”
„Ich war zu bestürzt. Als ich die Kränkung erkannte, war der Mann verschwunden.”
„Würden Sie ihn wiedererkennen?”
„Gewiss. Er trägt einen roten Bart.”
„Wie fühlen Sie sich?”
„Ziemlich elend.”
„Halten Sie durch, ich lasse Sie ablösen.”
Der Polizeipräsident schaltete das Mikrofon ein. Er entsandte einen Krankenwagen in Kerzigs Revier und ordnete an, dass man alle rotbärtigen Bürger verhafte.
Die Funkstreifen waren gerade im Einsatz, als der Befehl sie erreichte. Zwei von ihnen probierten aus, welcher Wagen der schnellere sei, zwei andere feierten in einer Kneipe den Geburtstag des Wirtes, drei halfen einem Kameraden beim Umzug, und die übrigen machten Einkäufe. Kaum aber hatten sie vernommen, um was es ging, preschten sie mit ihren Wagen in den Kern der Stadt.
Sie riegelten Strassen ab, eine um die andere, und kämmten sie durch. Sie liefen in die Geschäfte, in die Gaststätten, in die Häuser und wo sie einen Rotbart aufspürten, zerrten sie ihn fort. Überall stockte der Verkehr. Das Geheul der Sirenen erschreckte die Bevölkerung und es liefen Gerüchte um, die Hetzjagd gelte einem Massenmörder.“

 

 
Kurt Kusenberg (24 juni 1904 – 3 oktober 1983)
Cover

 

De Amerikaanse satiricus, schrijver van korte verhalen en criticus, uitgever en journalist Ambrose Gwinnett Bierce werd geboren in Meigs County, Ohio op 24 juni 1842. Zie ook alle tags voor Ambrose Bierce op dit blog.

Uit: The Devil’s Dictionary

« EDIBLE, adj. Good to eat, and wholesome to digest, as a worm to a toad, a toad to a snake, a snake to a pig, a pig to a man, and a man to a worm.

EDITOR, n. A person who combines the judicial functions of Minos, Rhadamanthus and Aeacus, but is placable with an obolus; a severely virtuous censor, but so charitable withal that he tolerates the virtues of others and the vices of himself; who flings about him the splintering lightning and sturdy thunders of admonition till he resembles a bunch of firecrackers petulantly uttering his mind at the tail of a dog; then straightway murmurs a mild, melodious lay, soft as the cooing of a donkey intoning its prayer to the evening star. Master of mysteries and lord of law, high-pinnacled upon the throne of thought, his face suffused with the dim splendors of the Transfiguration, his legs intertwisted and his tongue a-cheek, the editor spills his will along the paper and cuts it off in lengths to suit. And at intervals from behind the veil of the temple is heard the voice of the foreman demanding three inches of wit and six lines of religious meditation, or bidding him turn off the wisdom and whack up some pathos.
O, the Lord of Law on the Throne of Thought, A gilded impostor is he. Of shreds and patches his robes are wrought, His crown is brass, Himself an ass, And his power is fiddle-dee-dee. Prankily, crankily prating of naught, Silly old quilly old Monarch of Thought. Public opinion’s camp-follower he, Thundering, blundering, plundering free. Affected, Ungracious, Suspected, Mendacious, Respected contemporaree! J.H. Bumbleshook

EDUCATION, n. That which discloses to the wise and disguises from the foolish their lack of understanding.

EFFECT, n. The second of two phenomena which always occur together in the same order. The first, called a Cause, is said to generate the other — which is no more sensible than it would be for one who has never seen a dog except in the pursuit of a rabbit to declare the rabbit the cause of a dog.”

 


Ambrose Bierce (24 juni 1842 – ? 1913/1914)
Cover

 

De Franse schrijver en filosoof Jean-Baptiste de Boyer, Marquis d’Argens werd geboren op 24 juni 1704 in Aix-en-Provence. Zie ook alle tags voor Jean-Baptiste Boyer d’Argens op dit blog.

Uit: Memoires

« Une troupe de comédiens était arrivée à Aix, presque en même temps que moi. J’allai à la première représentation avec une foule de jeunes gens qui aimaient le spectacle : on représentait l’Andromaque de Racine. L’actrice qui jouait le rôle d’Hermione était une jeune brune âgée de seize ou dix-sept ans ; elle avait la taille fine, de grands yeux noirs, la voix belle et touchante. Quelque attaché que je fusse à la représentation de la tragédie, il me semblait que, d’abord qu’elle sortait du théâtre, la pièce languissait ; j’avais peine à démêler des sentimens qui ne m’étaient pas connus ; j’attendis avec impatience que la pièce fût finie ; j’allai dans sa loge ; je la trouvai remplie d’un nombre de petits-maîtres provinciaux. Un silence, qui ne m’était pas ordinaire, lui fit juger, à ce qu’elle m’a dit depuis, que j’avais assez d’usage du monde. Après lui avoir dit quelques mots, je me retirai. Toute la nuit l’idée de Sylvie m’occupa ; je la voyais sans cesse ; il me semblait que je l’entendais déclamer ; sa voix aussi bien que ses yeux avait passé jusqu’au fond de mon cœur. J’attendis le lendemain l’heure de la comédie avec une extrême impatience ; enfin quatre heures sonnèrent. J’arrivai le premier, et, comme j’étais seul dans la salle, je passai au foyer, où elle était déjà habillée. Dans l’idée que je m’étais formée d’une comédienne ; je crus que je ne devais pas perdre une aussi belle occasion pour lui dire ce que je pensais : je lui fis une déclaration aussi tendre que longue. »

 

 
Jean-Baptiste Boyer d’Argens (24 juni 1704 – 11 januari 1771)
Perpignan, waar de schrijver in 1722 een tijdje gevangen zat in de citadel.

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichter Josse Kok werd geboren in Zeist in 1983.Kok woont in Dordrecht en werkt in een staalmagazijn. Zie ook alle tags voor Josse Kok op dit blog.

 

Kijkdoos

Ik zie u gaan vanachter glas
en ken uw wandel verder niet.
U laat een huisdier uit of wacht
op een ontmoeting met een vriend.

U bent een leven in mijn ooghoek
met een hartslag en een plan.
Ik sta hier jaren te verzamelen
als hoogbejaarde man.

U ziet alles door dit glas.
Ik ben doorzichtig als de pest.
Ooit heeft er iets in mij geleefd.
Deel dat maar met de rest.

 

 
Josse Kok (Zeist, 1983)